80
SUBSTANCE
REPORTAGE
Claire is 55 wanneer ze onverhoopt erft, en voor het eerst een huis koopt. Voor deze vrouw met een bewogen familiegeschiedenis is het zelfgekozen, grote huis in de eerste plaats bestemd om haar kinderen en vrienden samen te brengen. Maar de geschiedenis van het pand en zijn vroegere bewoners blijkt vreemd genoeg te resoneren met haar eigen verhaal... Tekst Catherine Durand
OFF THE RECORD
“MET DE AANKOOP VAN DIT HUIS KRIJGT MIJN LEVENSVERHAAL ZIN” “IK HEB NOOIT EEN EIGENDOM GEWILD. Ik
groeide op met nomadische ouders, we zijn wel tien keer verhuisd in onze stad en net als zij heb ik altijd gehuurd. Met het ouder worden, leek het me beter om een huis te kopen. Niet zozeer als investering of om winst te maken, maar omdat ik op mijn 55ste, na een leven in de stad en twee lockdowns, een visioen had van koffie drinken in de tuin. In een groot huis, met minstens twee etages, want elk van mijn drie kinderen – mijn oudste zoon is 29, mijn dochters 26 en 21 – moest een eigen kamer hebben en ik wilde een grote woonkamer. Ik had heel duidelijke criteria: minder dan 100 km van de stad, makkelijk bereikbaar, geen lening. Ik nam een plattegrond, trok een cirkel om die 100 km af te bakenen en begon te zoeken.
Op papier had ik een budget van € 400.000, maar ik wilde niet meer dan 240.000 uitgeven, verbouwing inbegrepen. Ik ben alleenstaande moeder, mijn jongste volgt dure studies en ik moet elke maand huur betalen. Websites van immobiliënkantoren stuurden me de ene advertentie na de andere, maar geen enkele kon me bekoren. De huizen waren te lelijk, of te afgelegen. Ik ben een stadsmens, ik wil een tuin, maar daarom wil ik nog niet midden in een veld gaan wonen. Ik liet het idee varen. Tot ik, exact een jaar geleden, een foto opmerk van een bakstenen herenhuis. Ik lees: ‘4 slaapkamers, stedelijke omgeving, tuin van 700 m2 en voormalig washuis.’ De advertentie intrigeert me. Het pand staat al twintig jaar leeg, overal groeit klimop, de luiken zijn
helemaal rot, maar binnen zie ik prachtige cementtegels, mooie planken vloeren, schitterende schouwen en op de eerste verdieping, een deur met een heel mooi glas-in-loodmotief. Ik stuur onmiddellijk een sms naar de makelaar. Enkele dagen later bezoek ik het huis, samen met mijn tante, want ik ken niets van verwarming, daken, afvoersystemen en dergelijke. Ik ontdek een luguber en verlaten huis: het hek is verroest, het onkruid woekert, aan alle deuren hangen kettingen en hangsloten. Mijn tante stelt duizend vragen. Zelf zeg ik weinig, maar open alle luiken en wandel door het hele huis. Ik zie meteen waar ik mijn slaapkamer ga inrichten. Dit huis is voor mij. Het lukt me om de prijs te doen zakken zodat ik onder de 200.000 euro blijf. En het huis ligt in een stadje; ik heb geen rijbewijs, ik moet mijn boodschappen te voet kunnen doen. Een lange wandeling leert me dat er een krantenwinkel is, een uitleendienst voor allerlei spullen, een nachtwinkeltje, een café, een zalige bakker, een winkel met lokale producten, een apotheek, leven genoeg in de brouwerij. En het mooiste van al: met de trein ben ik in minder dan een uur aan zee. Ik geloof niet in toeval, maar ben er altijd vanuit gegaan dat de sterren me goedgezind zijn. Ik koop dit huis met een onverwachte erfenis: mijn grootouders aan vaders kant lieten me een flat na. Die erfenis wil ik investeren in een huis waar ik met mijn eigen gezin, ik en mijn drie kinderen, van nul kan beginnen. Mijn moeder leeft niet meer, ik heb mijn biologische vader en zijn familie nooit gekend. En de man die me adopteerde en opvoedde, zie ik nog zelden. Hij was de tweede man van mijn moeder. Zelfs op haar sterfbed vertelde ze me niets over mijn familie aan vaderskant. Het was de notaris die me belde met het nieuws