CASUS
Falende zorg door personeelstekort
Thema: Vo tgezet onderwijs
CASUS
Falende zorg door personeelstekort
Thema: Vo tgezet onderwijs
Omdat iedereen met vertrouwen van een maaltijd moet kunnen genieten, hebben onze koks en diëtisten het winVitalis assortiment ontwikkeld. Heerlijke glad gemalen en fijn gemalen maaltijden. Daarnaast bieden we ook glad gemalen (brood)maaltijden en bijgerechten zoals taarten, quiches en salades.
Waarom winVitalis?
• IDDSI-conform: level 4 (glad gemalen) en 5 (fijn gemalen)
• Draagt bij aan voldoende inname van energie en eiwit
• Ruime keuze voor verschillende eetmomenten
• Amylase resistent: de consistentie blijft behouden tijdens het eten
De winVitalis maaltijden zijn makkelijk te kauwen en te slikken, bevorderen de eetlust en geven energie.
Het is nooit een groot succes geworden: een aparte klas voor kinderen met een verstandelijke beperking in het voortgezet onderwijs, met als doel om kinderen met en zonder een verstandelijke beperking met elkaar in contact te brengen. Toch zijn er voorbeelden van scholen waar dit wel is gelukt. Klik bezocht drie scholen voor voortgezet
Voorstelling over de impact van een zorgintensief kind
Je de rambam rennen, een gevoel van falen en woedeaanvallen bij cliënten door wisselende gezichten. Het zijn geen vrolijke geluiden in deze Klik over de gevolgen van het personeelstekort. Tegelijk blijft de creativiteit en liefde voor het vak maar stromen, zo blijkt ook uit alle ideeën die binnenkomen op de redactie van Klik. Ondanks de werkdruk ontwikkelden zorgverleners in eigen tijd weer belevingstheater voor mensen met een ernstige meervoudige beperking (zie pagina 20). En gelukkig kunnen na een paar jaar pauze theatergezelschappen voor mensen met een verstandelijke beperking weer optreden, en werd daar ook een prachtige film over gemaakt (Het zit in mijn hart, zie pagina 30 en op www.klik.org).
Een andere bijzondere voorstelling is Broos, over een moeder die vertelt over haar zorgintensieve kind (zie pagina 28). Daarin komt terug dat het vooral nodig is om de zorgen te zien: vraag eens aan een ander hoe het nu echt gaat. Zo komen we met elkaar weer toe aan beleven in plaats van overleven. Want er is zeker genoeg te ervaren dat weer energie geeft. Heb je hiervoor behoefte aan meer inspiratie? Schrijf je dan ook in via www.klik.org/nieuwsbrief en ontvang wekelijks gratis actuele tips en ontwikkelingen in je mailbox. | Tjitske Gijzen, redactie Klik
De Universiteit Utrecht en het Mulier Instituut hebben onderzoek gedaan naar grensoverschrijdend gedrag bij sporters met een beperking. Daar was tot dusver nog maar weinig over bekend.
De belangrijkste conclusie: sporters met een beperking hebben een verhoogd risico om seksueel, fysiek en emotioneel grensoverschrijdend gedrag mee te maken.
Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van Gehandicaptensport Nederland. Deze organisatie wilde vooral graag weten wat verenigingen doen om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen en meer inzicht te krijgen in achterliggende factoren bij zulk gedrag.
Er kwamen duidelijke risicofactoren naar voren. Zo zijn sporters met een beperking of een chronische aandoening meer afhankelijk van zorg en ondersteuning, sociaal machteloos, en gewend om te willen voldoen aan verzoeken en eisen van anderen. |
Lees een langer artikel op www.klik.org, zoek op ‘Mulier’. Het gehele rapport is te vinden op www.mulierinstituut.nl, zoek op ‘claringbould’.
Zes jaar lang deed promovenda Miriam Zaagsma onderzoek naar DigiContact bij Philadelphia, samen met ervaringsdeskundige Mark die cliënt is bij deze zorgorganisatie. Met DigiContact kunnen mensen met een verstandelijke beperking die zelfstandig wonen ondersteuning op afstand krijgen die 24 uur per dag beschikbaar is. Zaagsma concludeert dat digitale ondersteuning van waarde kan zijn.
Een groot voordeel van de ondersteuning op afstand is dat de begeleider veel reistijd bespaart, maar ook dat cliënten zelf kunnen bepalen wanneer en waarvoor ze hulp willen, zo ontdekte Zaagsma.
DigiContact wordt door cliënten vooral gebruikt bij opkomende emoties en stress, evenals bij vragen over gezondheid, huishoudelijke taken of reizen met het openbaar vervoer. En soms heeft een cliënt ook gewoon even behoefte aan een praatje.
Voor sommige cliënten blijkt het een nadeel dat ze via DigiContact steeds met verschillende begeleiders te maken hebben. Maar wie dat niet uitmaakt, kan ervoor kiezen de gehele ambulante begeleiding op afstand te laten plaatsvinden. Meestal houden cliënten ook nog fysiek contact met hun vaste begeleider. De wensen, behoeftes en mogelijkheden van de cliënt zijn leidend in het gebruik van DigiContact.
De begeleiders die de digitale ondersteuning geven, vinden het wel een ‘vak apart’. Ze belanden vaak onvoorbereid in een gesprek, want de cliënt kan inbellen wanneer hij of zij
daar behoefte aan heeft, en de onderwerpen zijn zeer uiteenlopend. Begeleiders bellen zelf ook wel naar DigiContact, vaak om even te overleggen met een collega.
Zaagsma is blij met de hulp die ze kreeg van ervaringsdeskundige Mark en dat was wederzijds. Beiden leerden van elkaar. Mark leerde hoe het is om te onderzoeken en hij leerde Zaagsma hoe ze het onderzoek kon aanpassen zodat het beter aansloot bij mensen met een beperking. |
Lees meer over het onderzoek naar DigiContact op philadelphia.nl, zoek op ‘Zaagsma’.
‘De wensen, behoeftes en mogelijkheden van de cliënt zijn leidend’
‘Ondersteuning op afstand kan heel waardevol zijn’Miriam Zaagsma en Mark Koning
Ontwikkelingen in de verstandelijk gehandicaptenzorg, meer nieuws op www.klik.org
Voor het eerst is onderzocht hoe fysieke en/of zintuiglijke beperkingen in combinatie met een verstandelijke beperking bij volwassenen van invloed zijn op het niveau van emotioneel functioneren. Vooral als er sprake is van een combinatie van fysieke beperkingen is er een lagere ontwikkeling op alle acht domeinen van de emotionele ontwikkeling.
Het onderzoek is uitgevoerd door Paula Sterkenburg van Bartiméus, de VU Amsterdam en drie Duitse wetenschappers. Zij ontdekten dat mensen met een verstandelijke beperking én een lichamelijke beperking en/of slechtziendheid vaker een bepaalde emotionele achterstand hebben dan mensen met een verstandelijke beperking die slechthorend of epilepsiepatiënt zijn.
De gevonden verbanden tussen fysieke beperkingen, verstandelijke beperking en emotionele ontwikkeling lopen erg uiteen.
Bij een gehoorbeperking is er geen verband gevonden met de verstandelijke beperking en de emotionele ontwikkeling.
Bij een visuele beperking is er geen verband met de verstandelijke beperking, maar wel scoort deze groep lager in de domeinen lichaam en materiaal.
Bij een beweegstoornis is de verstandelijke beperking vaak ernstiger en de ontwikkeling in de domeinen lichaam, materiaal,
anderen en communicatie is lager.
Bij epilepsie is de verstandelijke beperking vaak ernstiger, maar is er geen verband met de emotionele ontwikkeling.
Bij combinatiebeperkingen is de verstandelijke beperking vaak ernstiger en de ontwikkeling in alle acht domeinen van emotionele ontwikkeling lager.
De onderzoekers raden aan gezien de uitkomsten vooral bij kinderen met een verstandelijke beperking met ook gehoor- én zichtbeperkingen al vroeg in te zetten op een gezonde emotionele ontwikkeling. Dit verhoogt hun kwaliteit van leven. Hiervoor zijn al hulpmiddelen beschikbaar. |
Het onderzoek ‘More than a physical problem: the effects of physical and sensory impairments on the emotional development of adults with intellectual disabilities’ is gepubliceerd in het International Journal of Environmental Research and Public Health.
Belangenvereniging LFB biedt al enige tijd het trainingstraject Naar de Top! aan. De Academische Werkplaats Leven met een verstandelijke beperking (AWVB) van Tilburg University deed onderzoek naar wat deze training de deelnemers oplevert.
De vier trainingen van Naar de Top! gaan over persoonlijke groei, over het ontwikkelen van talenten. En dat blijkt de deelnemers ook te lukken. Zo voelen de ervaringsdeskundigen die via Naar de Top! zijn opgeleid tot ervaringsdeskundige trainers zich zelfverzekerder. Ze zijn trots op hun ontwikkeling als trainer, ze zijn in hun rol gegroeid. Ze merken dat ze van betekenis kunnen zijn voor de deelnemers. Ook voelen ze verbondenheid met deelnemers en collega’s. De deelnemers aan de andere drie trainingen van Naar de Top! staan sterker in hun schoenen, durven eerder nee te zeggen en voor zichzelf op te komen. | Zie lfb.nu/naar-de-top/
Onbekend maakt onbemind, merkte VGN -directeur Theo van Uum op tijdens het minisymposium ‘Inclusie voor Iedereen met kennis als hulpmiddel’. “Werkgevers die geen ervaring hebben met mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, zullen hen ook niet snel in dienst nemen .
‘Dat wordt toch niets’, zeggen ze dan.”
Er is dus nog een wereld te winnen om Nederland inclusiever te maken, zo hield Van Uum zijn gehoor voor.
Bestuurder Marlijn Lenselink van de Hartekamp Groep, waar de goedbezochte bijeenkomst plaatsvond, had diverse voorbeelden paraat van hoe je inclusiever kunt werken. Er zijn samenwerkingen met het ROC Nova College, waar cliënten voor de koffie en thee zorgen en er hand- en spandiensten verrichten. Verder werkt er al 10 jaar een Clean Team bij vervoermaatschappij Connexxion, die de bussen grondig reinigt, en er worden groenopleidingen gegeven. “Wie klaar is kan beschut in het tuinteam aan de slag, maar ook buiten onze organisatie, bij een hovenier, bijvoorbeeld,” aldus Lenselink.
Marjolein ten Hoonte, directeur arbeidsmarkt en maatschappelijk verantwoord ondernemen bij Randstad Groep Nederland, stelde dat bedrijven zichzelf moeten afvragen wat een inclusieve samenleving eigenlijk is. “Wat zijn daadwerkelijk interventies om te komen tot inclusie? Waarderen wij iedereen hetzelfde? En hoe verhoud ik me-
zelf tot anderen, die anders zijn? Dat zijn vragen waar werkgevers zich over moeten buigen.”
VGN-directeur Van Uum, die zich in zijn betoog over inclusie beperkte tot het onderwerp werk, gaf aan dat alleen het in dienst nemen van iemand met een beperking niet voldoende is. Het werk moet ook bijdragen aan groei van die medewerker. Ook gaf hij aan dat op dit moment bekeken wordt op dagbesteding niet op de schop moet. Daarvoor is het nieuwe netwerk Activiteiten en Werk in het leven geroepen, waar 30 maart de inspiratiekick-off van was.
Het minisymposium werd georganiseerd door Kalliope Consult van Martin Schuurman en Anke Visserman. Zij lanceerden vorig jaar de website inclusievooriedereen. nl, waar inmiddels 180 verschillende kennisbronnen over inclusie zijn samengebracht op de domeinen wonen, werken, leren, vervoer en vrije tijd. |
Lees meer over het minisymposium op klik. org, zoek op ‘Hoonte’.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) wil dat werkgevers in de zorg en jeugdhulp diploma’s en Verklaringen Omtrent het Gedrag (VOG’s) van medewerkers en sollicitanten goed controleren.
Tref je valse papieren aan? Meld dat dan bij het Openbaar Ministerie. Want als iemand werkt zonder de vereiste diploma’s of een echt VOG is de veiligheid van cliënten in gevaar. Werkgevers hebben de wettelijke verplichting om VOG’s en diploma’s te checken, ook als ze werken met ingehuurde zzp’ ers. Vaak laten ze dit over aan bemiddelings- en uitzendbureaus.
Vorig jaar kreeg de inspectie 95 meldingen over zorgverleners met een vals diploma of certificaat en 11 meldingen over een valse VOG. Het probleem speelt vooral in de gehandicaptenzorg, ggz, jeugdzorg en bij verpleeghuizen en wijkverpleging. De inspectie vreest dat dit het topje van de ijsberg is en roept daarom op beter te controleren. De Tweede Kamer heeft onlangs met minister Conny Helder van Langdurige Zorg en Sport gedebatteerd over een wetsvoorstel waarmee fraude in de zorg effectiever moet worden aangepakt. |
Manieren om te checken of diploma’s en VOG’s echt zijn, staan op igj. nl, zoek op ‘valse diploma’s’.
Het aantal meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag door zorgverleners richting een cliënt in de zorg en jeugdhulp was in 2022 een derde hoger dan in 2021: 240 tegenover 180. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) vermoedt niet dat het vaker voorkomt, maar dat het nu eerder gemeld wordt door de vele aandacht die het onderwerp tegenwoordig krijgt.
Volgens de IGJ kwamen vorig jaar de meeste meldingen over seksueel grensoverschrijdend gedrag uit de gehandicaptenzorg (50) en de ggz (50), gevolgd door de eerstelijnszorg (40) en jeugdhulp (40).
Het is belangrijk dat het onderwerp in alle sectoren binnen de zorg en jeugdhulp wordt besproken. Dit kan tijdens teamvergaderingen, personeelsgesprekken en in contact met vertrouwenspersonen.
Om binnen organisaties te werken aan meer bewustzijn, preventie en interventie rondom seksueel grensoverschrijdend gedrag door zorgverleners, zijn een brochure en een factsheet verschenen met de titel Het mag niet, het mag nooit. Ook stimuleert de inspectie opleidingen, koepelorganisaties en beroepsverenigingen om gezamenlijk te werken aan bewustzijn en preventief beleid.
In het verleden lag bij seksueel grensoverschrijdend gedrag door zorgverleners de focus vooral op ingrijpen nadat het was gebeurd. Als het aan de Inspectie ligt, komt de nadruk nu juist te liggen op het voorkomen ervan. Want vaak hebben zorgverleners helemaal geen vooropgezet plan om een cliënt seksueel te misbruiken, maar is er sprake van een glijdende schaal. Een zorgverlener komt langzaam in een grijs gebied en neemt schijnbaar onschuldige beslissingen die eindigen in het overschrijden van de grens.
Zelfs als er sprake is van wederzijdse instemming mogen zorgverlener en cliënt geen seksuele relatie hebben. Een cliënt is per definitie afhankelijk van een zorgverlener, waardoor er sprake is van een scheve machtsverhouding. Het mag dus nooit. | De brochure en de factsheet voor meer bewustwording zijn te dowloaden op igj.nl, zoek op ‘Het mag niet, het mag nooit’.
Het artikel over de omslag naar 8-uursdiensten en het vaste jaarrooster bij zorgorganisatie Frion in Klik 2, kreeg veel bijval op Klik LinkedIn en Facebook:
“Vooral dat vaste jaarrooster zou veel rust zal geven voor mij en vele collega’s. Dat staat trouwens gewoon in de CAO, maar het schijnt ingewikkeld te zijn voor veel instellingen.” | Wieneke Hulleman - Bos
“Goede ontwikkeling, dit moet overal doorgevoerd worden om het werken draaglijker te maken. En dan ook iets meer finan-
ciële waardering voor alle verantwoordelijkheden die we hebben.” | Helma
van der Velde“Minimaal zou een dienst 6-uur moeten duren, zonder daar ook nog eens een half uur pauze in te verwerken, waardoor je anders nog maar op 5 ½ uur uitkomt. Daarnaast misschien een klein beetje salaris erbij, voor de verantwoordelijkheid die begeleiders dragen. En stop met het in zee gaan met zzp’ers. Ja, er zijn goede, maar het geluid is: ‘Ik werk liever de dienst alleen of met zijn tweeën dan met een zzp-er erbij’.” | Martin Koole
Vandaag heb ik mijn tweede werkdag in de gehandicaptenzorg. Bij twee woningen met een mengelmoes van licht verstandelijk beperkte jongeren. Jongeren met autisme, pdd-nos, adhd en alles wat ermee samenhangt.
“Mevrouw, waarom zou u hier willen werken?” vraagt Fred, een van de jongens, me. Ze blijven mij consequent mevrouw noemen.
Ik antwoord: “Weet je, ik ben niet hip of chill of stoer. Maar ik vind het leuk om met mensen te werken. Ik denk dat iedereen liefde en aandacht nodig heeft en beide kan ik geven.”
Fred knikt goedkeurend. Het ‘u’ wordt een ‘je’. “Weet je,” zegt hij, “da’s pas chill.” He made my day.
| Marieke SmitUit: Marieke in de zorg. Lachen, liefde en leven in de gehandicaptenzorg. Prijs: € 22,50
Heb je iets bijzonders meegemaakt in je werk?
Maak kans op een cadeaubon en stuur je verhaal in 140 woorden naar redactie@klik.org
Ervaringen met een klas voor leerlingen met een verstandelijke beperking in regulier onderwijs
Het is nooit een groot succes geworden: een aparte klas voor kinderen met een verstandelijke beperking in het voortgezet onderwijs, met als doel om kinderen met en zonder een verstandelijke beperking met elkaar in contact te brengen. Dat het wel kan, bewijzen twee integratieprojecten op scholen in Dedemsvaart en Eindhoven.
Scholen zijn een afspiegeling van de maatschappij. Dus als een maatschappij zegt te willen streven naar sociale integratie, dan moet dat terug te zien zijn in de klas. Bijvoorbeeld door in de school ruimte te maken voor een integratieklas voor kinderen met een verstandelijke beperking en deze kinderen een deel van hun lesprogramma te laten volgen samen met kinderen zonder een
Het Novalis College, een vrijeschool voor voortgezet onderwijs in Eindhoven, is in 2005 als eerste school gestart met een klas voor middelbare scholieren met een verstandelijke beperking. Ze noemden deze klas De Blauwe Bloem.
De Blauwe Bloem kwam onder een goed gesternte tot stand. Docent Ernest Dröge, vanaf het begin betrokken bij deze klas, vertelt waar het succes in schuilt. “Alle belanghebbenden, ouders, de directie van het Novalis College en de directie van de samenwerkende school voor voortgezet speciaal onderwijs, de MBS Eindhoven, zagen het nut ervan. Bovendien
beperking. Zo leren kinderen met en zonder een verstandelijke beperking elkaar kennen en met elkaar omgaan. Het heeft voor beide groepen voordelen. Het kind met de verstandelijke beperking kan zich spiegelen aan kinderen zonder die beperking. Bovendien krijgt het te maken met uitdagingen die het op een school voor speciaal/buitengewoon onderwijs niet krijgt. Een kind zonder een be-
perking leert het kind met de beperking beter kennen. Het merkt dat het kind met de beperking uiteindelijk ook niet zo bijzonder is. Ondanks deze voordelen zijn er, zo blijkt uit een rondgang, nog maar twee integratieklassen op scholen voor voortgezet onderwijs in Nederland en een gestrande poging daartoe.
was er een wethouder van de gemeente Eindhoven met relaties in Den Haag die dispensatie heeft kunnen regelen voor de Blauwe Bloem-leerlingen. Zij hoeven geen examen te doen.
Daarnaast is de persoonlijke ontwikkeling, in de breedste zin van het woord, van de leerlingen op een vrijeschool heel belangrijk. In het onderwijs proberen we daarop aan te sluiten. Dat geldt voor alle mensen, ook voor mensen met een verstandelijke beperking.”
Toen eenmaal de beslissing was genomen dat er een klas voor jongeren met een verstandelijke beper-
king op het Novalis College zou komen, zijn Ernest en twee collega’s snel gestart. “We hebben de klas eerst afgeschermd. Daarbij hebben wij ons gefocust op het inrichten van het eigen – speciale – onderwijs. Pas later gingen onze leerlingen naar een deel van de reguliere klassen; wij noemen dat de integratieklassen.”
In de integratieklassen worden de Blauwe Bloem-leerlingen begeleid door een reguliere leerling. “Zo iemand is een vast aanspreekpunt, maar hij of zij moet wel de ruimte krijgen om zijn of haar eigen opdrachten te maken.”
Uiteindelijk ging de integratie met de rest van de school bijna vanzelf. “Onze klas was eerst in een lokaal in een dependance gevestigd, waar alle ambachtslessen plaatsvonden. De leerlingen die deze lessen volgden, kwamen in de pauzes in aanraking met de Blauwe Bloem-leerlingen. Ook gingen de Blauwe Bloem-leerlingen naar de gezamenlijke schoolfeesten.
In de loop van het jaar ontstond er spontaan steeds meer contact tussen de Blauwe Bloem-leerlingen en de reguliere scholieren. De laatsten kwamen uit nieuwsgierigheid naar ons toe om te vragen of ze iets voor de Blauwe Bloem-leerlingen konden betekenen.”
Hieruit zijn buddy’s ontstaan: iedere Blauwe Bloem-leerling heeft meerdere jaren een persoonlijk maatje op basis van vrijwilligheid. Ernest: “Het zijn eigenlijk de reguliere leerlingen van het Novalis die de Blauwe Bloemklas hebben doen opbloeien. Pas later werden de docenten enthousiast: die moesten in eerste instantie wennen
aan het idee van een klas voor jongeren met een verstandelijke beperking.”
Een volgende stap was om de maximaal 13 Blauwe Bloem-leerlingen lessen te laten volgen samen met de reguliere leerlingen. Dat zijn voornamelijk praktisch kunstzinnige vakken (de zogenaamde pkv-vakken), waar
ten bij de interesses van de Blauwe Bloem-leerlingen. Er is bijvoorbeeld een leerling die goed is in Engels, die volgt nu Engels in het reguliere onderwijs.”
Voorwaarde voor het volgen van zo’n op de cognitie gerichte les is dat de leerling in staat is om zelfstandig te functioneren. En hij of zij moet het
een vrijeschool als het Novalis College, er heel veel van heeft. De Blauwe Bloem-leerlingen leren onder meer lichamelijke opvoeding, koken, textiele vaardigheden, handvaardigheid, tekenen, drama, euritmie, muziek en smeden. “Omdat ze zulke mooie dingen maken, oogsten onze leerlingen hier vaak veel bewondering mee.”
Blauwe Bloem-leerlingen die bepaalde talenten hebben, kunnen ook meedoen met cognitieve vakken. “We vinden het belangrijk om aan te slui-
echt willen. “We willen voorkomen dat ze andere opdrachten krijgen die ze aan een apart tafeltje moeten uitvoeren.”
Ernest merkt hoe de Blauwe Bloem-leerlingen zich ontwikkelen gedurende de zes jaar dat ze bij hem in de klas zitten. “We stellen integratiedoelen met de Blauwe Bloem-leerlingen vast, bijvoorbeeld met betrekking tot de mondelinge taal, sociale
‘gewone’ wereld te handhaven, is moeilijk vast te stellen.”
Wat wel kan worden geconstateerd, is dat er op het Novalis College veel uitwisseling is tussen leerlingen met en zonder een verstandelijke beperking en dat er meer dan eens een band ontstaat onderling. “Er zijn zelfs oud-leerlingen die nog steeds contact hebben met hun Blauwe Bloem-buddy.”
vaardigheden en arbeidsmatige doelen. Die doelen worden jaarlijks, samen met de docenten die regulier onderwijs geven, geëvalueerd.”
Of leerlingen van De Blauwe Bloem-klas op den duur op sociaal
Dat het ingewikkeld is om een integratieklas op poten te zetten, blijkt uit het verhaal van Elise Nieuwhof. Elise heeft twee inmiddels volwassen kinderen: een zoon en een dochter. Zoon Davin (24) heeft het syndroom van Down. Toen haar kinderen klein waren, wilde Elise voor haar beide kinderen het beste. Haar dochter zou haar eigen weg wel vinden, maar Davin moest een handje geholpen worden.
gebied een voorsprong hebben op leerlingen die het VSO volgen, kan Ernest niet zeggen. “Uiteindelijk komen onze leerlingen ook in het uitstroomtraject van de VSO-school, de MBS Eindhoven, terecht. Maar of ze meer bagage hebben om zich in de
Sommigen van hen komen later nog wel eens langs in de Blauwe Bloem-klas. “Ze vertellen me dan dat ze er veel van hebben geleerd. Blauwe Bloem-leerlingen zijn altijd zichzelf en doen bijna alles met plezier. Dat heeft een positief effect op de reguliere leerlingen.” |
Van de Blauwe Bloem-klas is een filmpje gemaakt, te bekijken op Youtu.be/ watch?v=fV2_13bh3AE
Toen Davin zo’n 15 jaar geleden op een reguliere basisschool zat, probeerde Elise een integratieklas op te zetten op een middelbare school in haar regio Eemland. Ze had goede ervaringen opgedaan op de basisschool: “Downers leren door te imiteren. Davin leerde op de basisschool veel door andere kinderen na te doen.”
Maar niet alleen voor Davin had het voordelen om op een gewone basisschool te zitten. “De andere kinderen in de klas kwamen in contact met iemand met een verstandelijke beperking met wie ze rekening moesten houden. Ze werden er socialer door en hielpen Davin waar nodig.”
Elise wilde dat haar zoon ook op een school voor voortgezet onderwijs lessen zou krijgen samen met leerlingen zonder een beperking. Net als op
de basisschool weer op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo. “De overheid wil dat mensen met een verstandelijke beperking zo veel mogelijk meedoen en later, als het kan, een –gedeeltelijk – betaalde baan krijgen. Dan moet je hen ook naar een gewone school voor voortgezet onderwijs laten gaan. Als we hen van hun 12e tot hun 22ste uit de samenleving halen, wordt het moeilijk om ze er later weer aan mee te laten doen.”
Destijds leek Elise het tij mee te hebben. Vanuit de overheid werd het gestimuleerd om mensen met een (verstandelijke) beperking op een school voor voortgezet onderwijs mee te laten doen. Daarvoor was onder meer de regio Eemland, waar Elise met haar gezin woont, verklaard tot experimentregio. Dat betekende onder meer dat scholen voor voortge-
Uitwisseling tussen leerlingen met en zonder een verstandelijke beperking
Op het Alfa College, een mbo-opleiding in Hardenberg, willen ze ook graag jongeren met een verstandelijke beperking, of beter gezegd een speciale begeleidingsvraag, verwelkomen. Volgens Jet van der Wetering, coach maatwerkklas en projectlid inclusief onderwijs, en Loes Hofsink-Jurjens, moeder van een zoon met het syndroom van Down en projectleider inclusief onderwijs, is dit een logische ontwikkeling. Het Alfa College wil een afspiegeling van de maatschappij zijn.
Na een periode van onderzoek en veel gesprekken met onder meer ouders, de gemeente, dagbestedingslocaties, het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) en docenten van het mbo en de integratieklas van het Vechtdal College (zie verhaal op pagina 12) werden de eerste stappen naar inclusief onderwijs gezet in de vorm van twee pilots. Loes en Jet lichten toe: “We zijn afgelopen jaar begonnen met een pilot van vijf kooklessen, gevolgd door een pilot van vier dramalessen. Leerlingen van de integratieklas van het Vechtdal College konden deze lessen samen met mbo-studenten van de opleiding maatschappelijke zorg/verzorgende
zet onderwijs, deels buiten de regels om, mochten experimenteren met een integratieklas.
Het rijk stelde geld beschikbaar om de integratieklassen op scholen te implementeren. Elise, die ook betaald werd uit die gelden, nam de uitdaging aan om een integratieklas op een school voor voortgezet onderwijs in haar regio Eemland te realiseren. Zij vond bondgenoten in de toenmalige bestuurders van het Regionaal Netwerk Passend Onderwijs Eemland. Met hen startte ze een projectgroep die de steun had van ongeveer 80 ambassadeurs, de meeste ouders van kinderen met een verstandelijke beperking.
De betrokken moeder ging in ge-
IG volgen. De studenten gaven aan dit een mooie manier te vinden om kennis te maken met de doelgroep. Ook om uit te zoeken of ze misschien later met deze doelgroep zouden willen werken.” Beide pilots verliepen goed. “De leerlingen van de integratieklas en de mbo-studenten werkten samen in groepjes van twee buddy’s: twee mbo-studenten en een jongere met een beperking. Tijdens de pilots maakten ze allen broodjes gezond en volgden dramalessen. Ze leerden elkaar steeds beter kennen en konden leren van en met elkaar.”
Het samen volgen van lessen is volgens de initiatiefnemers win-win: “De mbo-studenten, zeker degenen die de opleiding begeleider maatschappelijke zorg - verzorgende IG volgen, kunnen later in hun werk ook te maken krijgen met mensen met een beperking. Het volgen van lessen samen met jongeren met een beperking is leerzaam voor hen. Voor de leerlingen van de integratieklas is het een kans om praktische vaardigheden op een bepaald gebied te vergroten of aan te leren. Daar hebben ze later na school ook veel aan.”
Het is de bedoeling dat naast de leerlin-
sprek met scholen voor voortgezet onderwijs in haar regio. Het waren moeizame gesprekken met weinig bevredigende uitkomsten. Elise: “Niet alleen moesten de docenten erachter staan, ook de directie en het bestuur van de school moesten ervoor voelen. Op de twee scholen voor voortgezet onderwijs die ervoor in aanmerking kwamen, kregen we voornamelijk negatieve reacties.
De christelijke vwo-school verwees naar de openbare vmbo-school, omdat ze al jongeren met autisme op hun school hadden. De vmbo-school zei geen tijd te hebben voor experimenten, omdat ze midden in een fusie en een verhuizing zaten.” Het waren geen sterke inhoudelijke
gen van de integratieklas ook jongeren met een beperking vanaf 18 jaar en ouder afkomstig van het VSO, het arbeidstrainingscentrum en de verschillende dagbestedingen onderwijs kunnen volgen binnen het mbo. Die lessen worden in modules aangeboden. “Welke modules dat zijn, is afhankelijk van de vraag van de jongeren met een beperking. We kregen nu bijvoorbeeld de vraag of we een module konden aanbieden op het gebied van social media, maar het kan ook iets anders zijn.”
argumenten, vond Elise. “Je zou ook kunnen zeggen dat een verhuizing juist een kans biedt voor een innovatie als deze.”
Na vijf jaar praten zonder enig merkbaar resultaat gaven Elise en haar medestanders het op. “Inmiddels zat Davin al twee jaar op een school voor voortgezet speciaal onderwijs, de ZMLK. Voor hem hoefde ik geen integratieklas meer te regelen.” |
Op het Vechtdal College (vmbo, havo, atheneum en gymnasium) in Dedemsvaart is het ook gelukt om een integratieklas op te zetten. Al moesten er heel wat hobbels worden genomen. Jeannet Stroobach, docent integratieklas op het Vechtdal College, legt uit: “De eerste integratieklas is ongeveer 15 jaar geleden in het leven geroepen. Het was een pilot. Net als meestal het geval is, was de klas het initiatief van ouders.”
Er gingen veel gesprekken met belanghebbenden vooraf aan de totstandkoming ervan, weet Jeannet. “Het is aan de samenwerking tussen twee schoolorganisaties, het Vechtdal College en De Boslust, christelijke school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in Ommen, te danken dat de klas er kwam.”
De leerlingen die de integratieklas bezochten, werden ingeschreven bij het Vechtdal College en kregen ambulante begeleiding vanuit De Boslust. Na zes jaar liep de pilot af. Het betekende niet het definitieve einde van de integratieklas. Er volgde opnieuw een periode van veel gesprekken die uiteindelijk leidden tot een andere aanpak.
Ditmaal werden de integratieklasleerlingen ingeschreven bij De Boslust. Dat bleek een betere keuze, omdat tijdens de pilot de acht leerlingen die bij het Vechtdal waren ingeschreven geen examen mochten doen. Onbedoeld drukten ze op de
Leerlingen uit de integratieklas van het Vechtdal College bij een les Beeldende Vorming van havo/vwo 1
examenresultaten in hun vierde jaar op deze school.
Verder had het voordelen dat de leerlingen bij De Boslust waren ingeschreven. De leerlingen kunnen tot hun 20ste op De Boslust blijven en dan pas uitstromen, terwijl ze het Vechtdal College doorgaans al op hun 16e of 17e verlaten. Christiena Dijkstra, docent van De Boslust: “Daarnaast helpt De Boslust ze, net als de andere leerlingen op school, met de doorstroming naar een geschikte volgende stap: bijvoorbeeld belevingsgerichte of arbeidsmatige dagbesteding.”
Het is volgens Christiena ook belangrijk dat de leerlingen die in de integratieklas zitten niet helemaal het contact verliezen met andere leerlingen met een verstandelijke beperking. “Want uiteindelijk gaan de meesten in een omgeving wonen en werken met andere mensen met een verstandelijke beperking.”
De leerlingen van de integratieklas, nu acht in totaal, krijgen drie dagen les op het Vechtdal College en twee dagen les op De Boslust. Op het Vechtdal College volgen ze lessen die door Jeannet gegeven worden: rekenen, taal, lezen, Engels schrijven, Nederlands, koken en mens en maatschappij. Daarnaast volgen ze samen met de reguliere leerlingen van het Vechtdal College lessen in vakken als beeldende vorming, muziek, gym en techniek.
De leerlingen van de integratieklas doen ook mee met alle gezamenlijke
festiviteiten op school. Op De Boslust krijgen ze van Christiena eveneens les in taal, lezen en andere cognitieve vakken. Maar het accent ligt op de ontwikkeling van de vaardigheden op het gebied van wonen, werken en vrije tijd. Vakken als tekenen, drama, muziek, koken en zelfverzorging vormen een belangrijk onderdeel van het onderwijsprogramma.
De integratieklas maakt de wereld van haar leerlingen groter. Ze komen in aanraking met leeftijdgenoten zonder een beperking. In de eerste twee jaar worden er koppels gevormd van een leerling van de integratieklas en een leerling van het reguliere onderwijs. Dat gaat op vrijwillige basis. Op den duur is dat niet meer nodig en vinden de leerlingen van de integratieklas zelf hun weg op het Vechtdal College.
Van integratie buiten school moeten we volgens Jeannet ook weer niet te veel verwachten: “Op school zie je wel dat de leerlingen van de integratieklas en van het reguliere onderwijs met elkaar optrekken. Ze zitten bijvoorbeeld samen aan een tafel in de kantine. Maar buiten de school gaan ze hun eigen weg. Ook omdat de integratieklasleerlingen meestal ver weg wonen en met de taxi worden gehaald en gebracht.”
Jeannet en Christiena wijzen er ook op dat de belevingswereld van de leerlingen met of zonder beperking naarmate ze ouder worden verder uit elkaar komt te liggen. “De behoefte om met elkaar wat te ondernemen, wordt steeds kleiner.” |
Eduwiek is een scholencomplex in Hoogeveen, waar een school voor regulier onderwijs samen onder één dak zit met twee scholen voor VSO-onderwijs. Het onderwijsconcept van Eduwiek is uniek: waar het kan, volgen leerlingen van het speciaal en het regulier onderwijs samen hun lessen.
In de lunchpauze in de kantine van scholencomplex Eduwiek in het Drentse Hoogeveen is het een gezellige drukte: honderden leerlingen zitten aan tafels hun brood op te eten. Ze kletsen met elkaar of kijken op hun telefoons. Ga je de gang in naar rechts, dan is er nog een kleinere kantine. Daar, in de luwte, zitten leerlingen van een van de scholen van Eduwiek, VSO De Windroos. Hoewel deze leerlingen ook vaak te vinden zijn in de grote kantine. Het is een mooie illustratie van het credo van Eduwiek: ‘Samen waar het kan, apart waar het moet’.
De Windroos is een school voor zeer moeilijk lerende kinderen met een verstandelijke en/of een lichamelijke beperking. Samen met het Roelof van Echten College (RvEC) en VSO De Atlas deelt De Windroos hetzelfde gebouw (zie kader ‘De vijf samenwerkingspartijen van Eduwiek’). Iedere school heeft zijn eigen plekje in het gebouw, aangegeven met een kleur. Praktijkruimtes, zoals gymlokalen, leskeukens, lokalen voor hout en metaal, kassen en tuinen, een winkel en een simulatiewoonhuis, worden gedeeld.
Binnen Eduwiek delen de scholen niet alleen hetzelfde dak en verschillende praktijklokalen. Het is ook een uniek onderwijsconcept, waarin spe-
ciaal onderwijs en het reguliere voortgezet onderwijs samenwerken. Els van Grunsven, hoofd van het Expertisecentrum Eduwiek, legt uit wat dit betekent voor de leerlingen:
“Soms volstaat de vorm van onderwijs die een leerling volgt niet helemaal. Wij kijken wat hij of zij nodig heeft. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een leerling die op De Windroos zit heel goed is in bijvoorbeeld Engels, omdat hij veel gamet. We zorgen er dan voor dat hij Engels kan volgen aan het RvEC. Of een leerling van De Atlas wil graag een diploma halen in
de richting Dienstverlening en Producten. Hiervoor neemt hij deel aan de praktijklessen van het reguliere vmbo. Met het diploma op zak heeft hij meer mogelijkheden. Hij kan bijvoorbeeld doorstromen naar het mbo.”
Leerkracht en stagebegeleider van De Windroos Meino Draaistra schat in dat enkele tientallen leerlingen vanuit De Windroos en De Atlas lessen volgen op het RvEC. Omdat alle scholen zich onder hetzelfde dak bevinden, is de drempel laag. Na een paar keer begeleid te zijn, weet
een leerling zelf de weg te vinden naar de klaslokalen. “Zonder zijn jas aan te hoeven doen.”
Soms wordt ook de omgekeerde route afgelegd. Els: “Er is een leerling die momenteel het reguliere onderwijs (even) niet aan kan. Hij heeft op dit moment behoefte aan de rust en structuur van het speciaal onderwijs. Dus gaat hij voorlopig lessen bij De Atlas volgen. Ook zijn er leerlingen van de school voor praktijkonderwijs van het RvEC die stage lopen via De Windroos, omdat ze meer begeleiding nodig hebben.”
Naast individuele leerroutes voor leerlingen zijn er bij Eduwiek gecombineerde klassen. In deze zogenoemde symbioseklassen krijgen leerlingen van De Windroos samen met leerlingen van het RvEC praktijkles in verschillende branches. Meino: “Dat zijn
pertisecentrum kunnen we voor ieder kind die dat nodig heeft een passende leerloopbaan samenstellen met de juiste ondersteuning; bij het leren zelf, op sociaal-emotioneel gebied of bij (gedrags)problematiek.”
Naast individuele ondersteuning aan leerlingen die een afwijkende leerroute volgen, doet het expertisecentrum nog meer. Els: “We begeleiden bijvoorbeeld ook leerlingen die dreigen uit te vallen. Of we geven ondersteuning aan leerlingen van wie het nog niet duidelijk is wat hun toekomstperspectief is. Welke vakken sluiten bij deze leerlingen aan? Wat is een geschikte stage voor hen?”
Ook docenten hebben soms behoefte aan hulp. Meino: “Docenten van het RvEC zijn niet gewend om een leerling met een verstandelijke
schappij komen leerlingen met en zonder een beperking elkaar op school tegen. Meino: “Door elkaar te ontmoeten en samen lessen te volgen, wennen de leerlingen aan elkaar. De grenzen tussen hen vallen weg. De leerlingen met een beperking spiegelen zich aan de leerlingen die regulier onderwijs volgen. En de leerlingen zonder een beperking merken dat iemand met een beperking eigenlijk best wel normaal is.”
lessen die door docenten van de school voor praktijkonderwijs van het RvEC worden gegeven, zoals horeca of metaalbewerking. Als de leerlingen de lessen met goed gevolg afleggen, krijgen ze een certificaat.”
Zonder goede begeleiding gaat het niet. Daarvoor hebben de samenwerkingspartners het Expertisecentrum Eduwiek opgericht. Een expertisecentrum waar ongeveer 25 orthopedagogen, psychologen, intern begeleiders, studiebegeleiders, trajectbegeleiders en remedial teachers, afkomstig van vijf Eduwiekpartners, werken. Els: “Vanuit het Ex-
beperking les te geven. Zij willen vaak wel, maar vinden dat ze de expertise daarvoor missen. We leren ze bijvoorbeeld hoe ze meer structuur kunnen brengen in hun lessen ten behoeve van de leerlingen met een beperking. En laatst was er een leerling op het RvEC die met trauma’s kampte. Docenten van De Atlas die ervaring hebben hiermee, hebben een workshop over trauma’s gegeven aan de docenten van het RvEC die lesgeven aan deze leerling.”
De bedenkers van Eduwiek willen dat hun school een afspiegeling is van de samenleving. Net als in de maat-
Deze visie komt terug in een gesprek met drie leerlingen van Eduwiek. Jelle (14) en Lars (13) zitten in klas 2 van de school voor praktijkonderwijs, een onderdeel van het RvEC. De derde leerling, Justin (13), zit in de tweede klas van De Windroos. Hiervoor hebben Jelle en Lars nog nooit met Justin gesproken. Wel komen ze hem regelmatig tegen op z’n fiets. Hoewel de jongens elkaar dus niet goed kennen, is het ijs al snel gebroken als Justin over zijn fietsavonturen begint te vertellen. “Ik ben gaan stunten met de fiets op de wielerbaan en toen ben ik gevallen. Dat doe ik niet nog een keer.” Hij vertelt het met een brede grijns, alsof het een grote grap is. Lars en Jelle moeten erom lachen. De jongens vinden elkaar ook in hun gezamenlijke hobby’s. Lars en Justin houden beiden van gamen, liefst games met veel gevechten. Jelle gamet ook, maar zijn games gaan bijna allemaal over de boerderij, omdat hij later loonwerker wil worden.
Jelle, Lars en Justin gaan met veel plezier elke vrijdagmiddag naar de workshops van Talentontwikkeling. Een middag waar leerlingen van zowel de praktijkschool, De Atlas als De Windroos vrijwillig aan kunnen deelnemen. De workshops worden in rondes van ongeveer zes keer gegeven. Een workshop kan een kookles zijn van een professionele kok, maar het kan ook gaan om een sport of een
Do elkaar te ontmoeten en samen lessen te volgen, wennen de leerlingen aan elkaar
creatieve les. De jongens vinden het ‘hartstikke leuk’.
Dat leerlingen met en zonder een beperking samen les krijgen, vindt Justin gewoon: “Na school doe ik ook dingen met kinderen zonder een beperking.” Ook Lars en Jelle lijken het contact met leerlingen met een beperking heel normaal te vinden. Lars:
“Iedereen is zoals die is.” Jelle vult aan: “Er zijn kinderen met een hoger en met een lager niveau. Dat is nu eenmaal zo.”
Het onderwijsconcept Eduwiek is in ontwikkeling, aldus Els en Meino. Meino: “Het liefste zouden we willen
De vijf samenwerkingspartijen van Eduwiek: Roelof van Echten College (RvEC.nl) – school voor ISK, praktijkonderwijs, vmbo, mavo, havo, atheneum, gymnasium. Een ander deel van het RvEC dat bij Eduwiek hoort, zit ergens anders; VSO De Windroos – school voor zeer moeilijk lerende kinderen en VSO De Atlas – school voor leerlingen die ondersteuning nodig hebben bij leren en gedrag. VSO De Windroos en VSO De Atlas maken deel uit van onderwijsorganisatie Regionaal Expertisecentrum Noord Nederland (RENN4.nl); Kentalis - organisatie voor leerlingen die slechthorend, doof of doofblind zijn of een taalontwikkelingsstoornis (TOS) hebben; Onderwijscentrum De Twijn – organisatie voor leerlingen met een lichamelijke/meervoudige beperking of leerlingen die chronisch ziek zijn; Jeugdzorgorganisatie Ambiq – behandelt en begeleidt jongeren met een licht verstandelijke beperking en bijkomende problematiek.
dat Eduwiek één school is en dat alle schotten tussen de verschillende scholen en besturen verdwenen zijn. Het moet een school zijn waar alle leerlingen hun eigen leerroute en lessen kunnen volgen ongeacht wie ze zijn of wat ze nodig hebben.”
Er zijn nog genoeg uitdagingen om het concept Eduwiek te vervolmaken. De praktijk is weerbarstig. Els: “We zouden willen dat het onderwijs flexibeler wordt. Dat docenten van het RvEC automatisch ook les kunnen geven aan de leerlingen van de scholen voor speciaal onderwijs en andersom. Maar het probleem is dat dit niet zo maar kan. De Eduwiek-partners hebben allemaal hun eigen organisatie en ook qua wet- en regelgeving zijn er hobbels te overwinnen. Zo vallen bijvoorbeeld de docenten van het regulier onder de cao van het voortgezet onderwijs en de docenten van het speciaal onderwijs onder de cao van het primair onderwijs. Voordat Eduwiek een echte inclusieve school kan zijn, moeten we dus nog wel wat stappen nemen.” |
Ook een ethische kwestie waarmee je worstelt in je werk? Stuur je vraag (mag ook anoniem) naar Klik, redactie@klik.org
Vanmorgen stond om 11.00 uur de moeder van Sara op de stoep. Ze kwam haar dochter halen om te wandelen. Maar ik stond voor de derde keer in twee weken tijd alleen op de groep en Sara lag dus nog op bed. Ik had blijkbaar niet goed in de agenda gekeken, want daar stond wel vermeld dat ze opgehaald zou worden. Enerzijds voelde ik me heel vervelend, want het voelt niet als goede zorg als je bewoners zo lang op bed laat liggen. Anderzijds stond ik weer alleen en heb ik me rot gelopen die ochtend om de anderen enigszins netjes naar dagbesteding te krijgen.
Eerlijk gezegd heb ik de bewoners ook niet gedoucht, behalve Kevin. Hij zat onder de ontlasting, dus hij moest wel. De anderen heb ik met een washand even gepoedeld en door wat extra deodorant en parfum op te spuiten hoopte ik de lichaamsgeurtjes te verbloemen. Hoe had ik het anders moeten doen?
Let wel, alle acht bewoners moeten volledig geholpen worden met de dagelijkse zorg, waarvan vijf bewoners ook nog epilepsie hebben. Eigenlijk is het niet alleen te draaien, maar ja… wat moest ik? Er was verder niemand. Maar als een moeder je dan aankijkt, terwijl de tranen in haar ogen opwellen, dan voel ook ik me machteloos. Wat had ik (anders) moeten doen?
Een machteloze begeleider
Bij het lezen van je casus vielen me direct een paar woorden op: ‘rot gelopen’, ‘eerlijk gezegd’; ‘tranen in haar ogen’ en ‘machteloos.’ Ik begin bij dat laatste: je machteloosheid heeft, denk ik, vooral betrekking op dat moment waarin jij geconfronteerd wordt met Sara’s moeder. Dan komt alles bij elkaar: het tekort aan tijd dat je ervaart, het tekort aan geheugen, en ook zoiets als een moreel tekort. Tegenover Sara en haar moeder, maar ook tegenover de andere cliënten. En tegenover jezelf.
Dat laatste komt naar mijn idee goed tot uitdrukking in dat woord ‘eerlijk’. Eerlijk som je de ervaren tekorten op en laat je zien dat je niet voldaan hebt aan de basale normen die je er voor jezelf op nahoudt als het gaat om de zorg. Wat je voor Kevin deed was minimaal noodzakelijk; bij de anderen ging je ook uit van een aangepast noodrantsoen aan dagelijkse zorg.
Terwijl je de ervaren tekorten eerlijk opsomt, laat je ook zien waar je inzet ligt – je rent je rot; en ook hoe je bewuste keuzes van rantsoene-
ring maakt om zo binnen wat mogelijk was te doen wat je kon doen. In die zin blijkt jouw machteloosheid eigenlijk veel kleiner te zijn dan waar jouw eindoordeel op uitkomt. Hoe dan ook ben je, gelet op de opdracht waar je voor stond en rekening houdend met de stevige zorgvragen van je cliënten, een heel eind gekomen. Ondanks het tekort aan tijd en het tekort aan andere handen. Dus petje af.
Blijft staan dat je hebt moeten inleveren aan de door jou gewenste kwaliteit, want de zorg die je nastreefde heb je helaas niet kunnen geven. Hoe hard je ook liep, je kreeg het niet voor elkaar om volgens je eigen normen te handelen. Heel begrijpelijk dat dit op het moment dat moeder zich meldt en jij je tot je schrik realiseert dat Sara nog niet klaar is, resulteert in een gevoel van machteloosheid, die weerspiegeld wordt in de tranen van moeder. Daar komt als reactie op de ontstane situatie verdriet naar boven. En zoiets als teleurstelling, bij haar en bij jezelf.
Ik kan me goed voorstellen dat je op zo’n moment het gevoel hebt dat je door het ijs zakt. Toch ben jij naar mijn idee niet degene die hier door het ijs zakt en is het juist jouw organisatie die hier tekortschiet. En misschien breder: wij als samenleving. Maar laat ik het in eerste instantie houden bij de organisatie waar jij werkt. Zeker, jij hoort ook bij die organisatie en het tekort in de zorg wordt via jouw handelen zichtbaar, maar als de omstandigheden er steeds op uitdraaien dat jij onvoldoende wordt gefaciliteerd om de gaten in de zorg op te vangen, dan wordt het zaak om de andere kant uit te kijken: naar de organisatie en de systeemregels die daarin gelden. Niet alleen Sara en haar moeder, maar ook de andere cliënten en jijzelf ervaren hier hoe een systeem tekortschiet in het faciliteren van
minimaal de basiszorg waar Sara en de andere cliënten op zouden mogen rekenen. Gelet op jouw signalen is er hier sprake van structurele tekorten. Die kun je als organisatie niet oplossen door een beroep te doen op de bereidheid van de medewerkers om op grond van hun persoonlijke betrokkenheid en motivatie, de gaten op te vullen.
Natuurlijk mag er in incidentele situaties een bijzonder beroep op je worden gedaan om de zorg te redden. Maar als het om structurele tekorten gaat, kan het daar niet bij blijven en worden er structurele organisatorische inspanningen gevraagd. De kwestie die jij inbrengt wordt daarmee ook een vraag naar de ethiek van het management.
Dat het management om dient te kijken naar structurele aspecten, ontslaat jou en je collega’s overigens
niet van een praktische verantwoordelijkheid: om in aansluiting op de beleving van cliënten, samen met ouders en bijvoorbeeld een gedragskundige te zoeken naar de meest passende benadering. Jullie kunnen met elkaar de effecten op cliënten immers het beste inschatten en nagaan welk handelen hen het minste schaadt. | Ethicus Hans van Dartel
‘Jij bent naar mijn idee niet degene die hier door het ijs zakt, het is juist jouw organisatie die hier tekortschiet’
Sinds 2013 heeft locatie Het Westerhonk van ’s Heeren Loo in Monster een eigen ECO-Street, waar cliënten aan het werk zijn om afval in te zamelen en in de juiste containers te scheiden. Het doel is om de gemiddelde 300 kilo afval per bewoner tot 80 kilo te verminderen. Een grotere ECO-Street en de helpende hand van meer cliënten gaan hierbij helpen.
HHet leukste is om rond te rijden en bladeren te vegen, vindt cliënt Jeroen. Samen met Andries, begeleider bij de ECO-Street, rijdt hij in een golfkarretje rond over het woonzorgpark van ’s Heeren Loo, dat 45 hectare groot is. Ze pikken een container op, die ze op wieltjes achter het golfkarretje aan slepen. “We moeten nog iets verzinnen op die wieltjes van de containers, want de container slingert nu alle kanten op,” vertelt Andries.
Honderd meter verderop bij een paar parkeerplaatsen is de ECOstreet. Die is te vergelijken met een
milieustraat, maar mag omwille van vergunningen niet zo genoemd worden. “We zijn de vuilnismannen van de instelling,” vertelt Andries. De clienten bij deze dagbesteding legen de prullenbakken van de woongroepen, checken of overal vuilniszakken in zitten en scheiden het opgehaalde afval. Naast afval komen er regelmatig oude meubels binnen, wanneer iemand is verhuisd of overleden binnen Het Westerhonk.
Kees, medebegeleider bij de ECOStreet, vertelt dat de cliënten gemotiveerd zijn om het binnenkomende materiaal zo veel mogelijk te recyclen. Ze scheiden alles in hout, plastic, metaal, papier, groenafval en restafval. Een bed dat bij de ECO-Street terechtkomt, demonteren de cliënten en de juiste delen belanden bij het hout en het metaal. “Sommigen zijn er heel scherp op dat ze alle schroeven uit het hout verwijderen,” vertelt Kees trots.
Na een tijdje werken op de ECOStreet kunnen cliënten bij ’s Heeren Loo een opleiding voor veilig werken volgen en hun VCA-diploma halen. Zo kunnen ze onder andere veilig met
apparaten en chemische stoff weg.
Cliënt Martin zit rustig tussen alle ingezamelde boeken en tijdschriften te bladeren. Het meeste belandt bij het oud papier, maar bruikbare boeken zetten de medewerkers buiten het hek van de ECO-Street neer. ‘Gratis mee te nemen,’ staat er op een rek dat van de lokale Spar is geweest.
“Ja, we zijn alles lekker aan het hergebruiken, inclusief het rekje,” vertelt Kees.
Hij vertelt dat ze bij de ECO-Street met een verticale groep cliënten werken. “Er zit niveauverschil tussen de werknemers, maar dat maakt het leerzaam voor iedereen. Cliënten met een hoger niveau trekken anderen met een lager niveau mee en anderen
helpen is weer leerzaam voor cliënten die meer zelfstandig kunnen.”
Upcyclen
Tot nu toe focust de ECO-Street zich volledig op recycling, maar in de toekomst zou het mooi zijn om ook te ‘upcyclen’ met de cliënten; van oude spullen nieuwe maken. Bijvoorbeeld door van oude stoelen een tafel te maken of van verschillende fietsonderdelen een goed werkende fiets. Een stap hierin is al gezet, want de tafels in de kantine voor de ECO-Streetmedewerkers zijn gemaakt van hergebruikt hout. Het hout is bewerkt door de afdeling Stoer, de houtbewerking van Het Westerhonk. Zo kunnen de verschillende dagbestedingen op deze locatie elkaar helpen en aanvullen.
Voor de ECO-Street staat groei op de planning, qua aantal cliënten en locatie. Er zijn zo’n zeven cliënten per dag aan het werk bij de ECO-Street en er is ruimte voor vier meer. “Op dit moment zijn de afvalstromen groot. We hebben meer cliënten en meer geld nodig,” vertelt Andries. Door wisselingen in personeel binnen de woongroepen is het niet altijd een hoge prioriteit om afval gescheiden in te leveren. Daardoor blijft er een grote taak over voor de mannen van de ECO-Street. Het plan is om de ECO-Street te verplaatsen van de parkeerplaatsen naar een groter terrein. Daar is dan plek voor drie perscontainers in plaats van één. Andries: “Als we veel afval zelf inzamelen en met de golfkarretjes naar perscontainers brengen, hoeft inzamelaar Renewi minder vaak langs te komen. Dat scheelt weer rijden met hun vrachtwagen en dus CO2-uitstoot.”
Simone heeft hele ingewikkelde epilepsie. Ondanks veel medicatie lukt het niet om de aanvallen onder controle te krijgen. Ze heeft veel verschillende soorten aanvallen, waarbij we vaak ook medicatie moeten geven om die te onderbreken.
Om de paar maanden bespreken we de epilepsie van Simone, samen met de neuroloog die hier veel van weet. Steeds concluderen we dat Simone wekelijks veel aanvallen heeft en ook bijna zo vaak extra medicatie krijgt. Tot afgelopen week. Toen had ze ineens veel minder aanvallen, hoe kan dat nu?
Vanwege haar complexe epilepsie filmde het team alle verschillende soorten aanvallen. Samen met de neuroloog bekijk ik de opnames. En wat blijkt: het gaat niet in alle gevallen om een epileptische aanval. Door haar lage niveau van functioneren zijn sommige ‘aanvallen’ een manier waarop zij bijvoorbeeld haar boosheid of frustratie uit. Soms wil ze de begeleiders iets duidelijk maken. Zo zien we een filmpje waarbij ze aan lijkt te geven dat ze haar rammelaar wil. Vaker dan nodig dachten we dus dat ze een aanval had. Al zijn een aantal aanvallen op de films wel duidelijk epilepsie, waarvoor ze ook echt extra medicatie nodig heeft.
Samen met het hele team bekijken we de filmpjes nog eens.: is dit epilepsie of iets anders? Dat maakt voor de groepsleiding veel duidelijk. Ook haar ouders en gedragskundige betrekken we hierbij. Uiteindelijk kunnen we heel wat ‘aanvallen’ op die lange lijst dus wegstrepen. Met als grootste voordeel voor Simone dat ze nu minder vaak extra medicatie tegen de epilepsie krijgt. Want deze medicatie heeft als vervelende bijwerking dat het haar ook suf maakt. Simone kan nu dus meer van de dag genieten. De conclusies achteraf klinken natuurlijk heel simpel, maar dat is het zeker niet altijd. Epilepsie is een complexe aandoening. Ook de neurologen die gespecialiseerd zijn in epilepsie weten niet altijd direct op basis van filmbeelden of het epilepsie of iets anders is. Je weet pas 100 procent zeker of iets epilepsie is als je tijdens een aanval tegelijkertijd ook een hersenfilmpje maakt die de hersenactiviteit meet, een EEG. Tijdens een epileptische aanval is de hersenactiviteit sterk verstoord. Als je dus bij een cliënt een aanval ziet die op epilepsie lijkt en een verstoorde hersenactiviteit meet, weet je pas echt zeker dat het epilepsie is.
Bijkomend probleem is dat Simone zelf niets kan zeggen. Een aantal mensen kunnen voor een aanval bepaalde dingen voelen, ruiken of zien. Dit noemen we een aura. Daardoor weten ze dat er een aanval aan komt. Dit weten we niet bij haar. Het blijft dus bij ieder individu zo goed mogelijk kijken en handelen. Dit zou altijd een onderdeel moeten zijn van de zorg die mensen met epilepsie krijgen. Natuurlijk krijgen begeleiders cursussen over epilepsie, maar de echte kennis van hoe dit in de praktijk eruit kan zien, kan altijd beter. Over epilepsie valt dus veel te leren, te onderzoeken en te vertellen. Je hierin verdiepen is niet alleen interessant en leerzaam voor jezelf, maar uiteindelijk profiteert de cliënt daar ook van. Dat is toch wat je wilt.
Activiteiten voor mensen met een verstandelijke beperking. Heb jij een bijzondere activiteit ontwikkeld? Stuur je idee naar redactie@klik.org
Je voelt de wind door je haren, de regendruppels op je gezicht en wordt gekieteld met een veertje. De nieuwe theatervoorstelling van het Huispaleis naar het bekende boek De jongen, de mol, de vos en het paard is een zintuiglijke beleving speciaal voor mensen met een verstandelijke beperking en kinderen tot een jaar of acht.
Theater voor mensen met een (ernstige) verstandelijke beperking, hoe maak je dat? Er is steeds meer belevingsgerichte zorg in instellingen en er zijn bijvoorbeeld contactclowns, maar de ervaring van een voorstelling is toch echt anders. En theater voor peuters of kleuters is weer niet gericht op de belevingswereld van mensen met een verstandelijke beperking. Het Huispaleis draait het om:
zij maken theater voor mensen met een verstandelijke beperking, waar ook kinderen en iedereen die zin heeft in een prikkelende voorstelling bij kunnen aansluiten.
Eerder schreef Klik over hun voorstellingen Ammor en ’t Is het vliegen, niet de vlucht. Door corona lag het werk van het theatergezelschap even stil, maar in eigen tijd hebben ze toch weer een nieuwe, bijzondere productie gemaakt. Van auteur Charlie Mackesy kregen ze de uitzonderlijke toestemming voor een vrije bewerking van zijn boek De jongen, de mol, de vos en het paard. Net als in het boek gaat het in de voorstelling om de reis die zij samen maken, over hun vriendschap en waar je thuis bent.
Bij binnenkomst in theater De Schalm in Veldhoven, waar ze eind februari de eerste voorstelling in Nederland spelen, krijgt iedereen een rood veertje. Dat verdwijnt bij het merendeel van het publiek in het haar of wordt gebruikt om de buurman of -vrouw te kietelen. De beleving gaat echt van start als er een groot blauw doek wapperend van voor naar achteren over iedereen heen wordt bewogen, terwijl er vrolijke geluiden klinken van een triangel en een gitaar. Op het toneel verschijnen achtereenvolgens de jongen, de mol die eigenlijk geen mol blijkt te zijn, de vos en het paard.
Terwijl zich langzaam het verhaal van hun reis ontvouwt, is er telkens interactie met het publiek. Iedereen mag meedansen met de mol die dat zelf niet durft, of de veer voelen waarmee de jongen kietelt. Als het paard blijkt te kunnen vliegen en ze via een donderwolk in het heelal belanden, worden er bliksemschichten geprojecteerd, vallen er veertjes uit de blauwe doek die weer over het publiek wordt bewogen en voel je de druppels die met plantenspuiten over iedereen worden verneveld. “Nog een keer,” roept een meisje.
De prikkelende momenten worden afgewisseld met live gespeelde en gezongen liedjes, die weer voor de nodige ontspanning zorgen. Aan het eind komen de hoofdrolspelers nog even bij iedereen langs, en wordt er flink geknuffeld en nog meer gekieteld met de veren. Een prachtige beleving waarbij er alles aan wordt gedaan om iedereen zich thuis te laten voelen in het theater. |
Informatie over de speeldata op www.hethuispaleis.net
De voorstelling is ook te boeken in voorzieningen of scholen, mail naar inge.vanhelshoecht@proximus.be
In deze column vertellen deskundigen over de ondersteuning van mensen met een verstandelijke beperking
Zeker bij de woningen voor mensen met moeilijk verstaanbaar gedrag is het personeelstekort schrijnend. Juist deze cliënten hebben vaak moeite om zich te hechten en daardoor nog meer moeite met wisselingen van de belangrijke ander. Het is dan ook niet gek dat ze op de wisselingen in begeleiding reageren door juist nog meer ‘gedrag’ te laten zien. En als gedragsdeskundige heb ik daarvoor ook niet zomaar een oplossing.
Om de gaten op te vullen worden er op verschillende plekken dan maar zzp’ers ingezet. Vaak zijn dit gelukkig hele kundige mensen, maar of het altijd ten goede komt aan de cliënt is wel de vraag. Als mensen er tijdelijk zijn, waarom zou je je hier dan aan gaan hechten? En hoe confronterend wordt het als je op een gegeven moment in een lang behandeltraject de enige bent die een cliënt nog vertrouwt? Dit is helaas ook het geval bij Fabiënne.
Fabiënne is een licht verstandelijk beperkte vrouw van 23 jaar die te veel in haar jonge leven heeft meegemaakt. Na uithuisplaatsing komt ze op verschillende plekken te wonen, krijgt ze te maken met mishandeling, seksueel misbruik, verslavingen en zo kan ik nog wel even doorgaan. Op al haar woonplekken krijgt ze verschillende diagnoses.
Het lijkt tegenwoordig bijna bijzonder te worden om een compleet team op een groep te hebben staan. Vooral bij de locaties met cliënten met moeilijk verstaanbaar gedrag is het moeilijk om de teams gevuld te krijgen.
Fabiënne woont met een-op-tweebegeleiding en het gaat echt niet goed met haar. Regelmatig onderneemt ze suïcidepogingen en de enige constante factor in haar leven is haar konijn Billy. In de groep is ze dagelijks agressief naar begeleiders en wordt daarbij (helaas) ook regelmatig gefixeerd.
Als haar traumatherapeut leer ik haar kennen als een complexe, maar o zo leuke dame. Er is bij haar sprake van complexe posttraumatische stressstoornis. De behandeling duurt meerdere jaren waarbij teamleden komen en gaan.
Illustratie Josje van KoppenOok mensen die Fabiënne echt vertrouwt en waar ze zich, zodra ze weg zijn, enorm tegen afzet.
Het is dan ook niet gek dat Fabiënne zich uiteindelijk aan niemand meer wil binden, behalve aan haar konijn. En stiekem een beetje aan mij. Ik blijf wekelijks bij haar komen en zie het kleine, onzekere meisje dat achter haar grote mond en agressieve gedrag schuilt. Fabiënne houdt niet van fysiek contact, want dat herinnert haar aan verschillende misbruiksituaties. Ook de fixatie roept oude trauma’s op, waardoor het team met haar in een
neerwaartse spiraal terechtkomt.
De gaten in het team worden opgevuld met verschillende zzp’ers. Stuk voor stuk toppers, maar Fabiënne laat ze niet toe, want ze gaan toch weer weg. Ze test ze ook flink: wat doe jij als ik jou een mep geef, je in je gezicht spuug of je uitscheldt? Haar agressie wordt vaak met fixatie ‘beloond’, waardoor Fabiënne weer bevestigd ziet dat het inderdaad rotzakken zijn en niet te vertrouwen.
Na een therapiesessie kan ze ook wiebeliger zijn en gaat het wel eens mis. Ze wordt met drie man gefixeerd waar ik bij ben, omdat ze agressief doet naar de begeleiders. Begrijpelijk vanuit de begeleiders gezien, maar hierdoor escaleert ze alleen maar meer. Als ze weer wat rustiger is en de begeleiders haar hebben losgelaten, ga ik naast haar zitten en zeg alleen: “Hè toch, wil je een knuffel?”
Fabiënne zegt “Nee!”, maar spreidt haar armen uit. Ik geef haar een dikke knuffel. Terwijl ze zachtjes snikt, blijven we zo nog even zitten. Ik voel de ogen van de drie mannen in mijn rug prikken. Misschien vinden ze me niet professioneel, maar als je niemand meer vertrouwt, is een beetje liefde nooit verkeerd, toch? | Janine Breukelman, GZ-psycholoog/ gedragsdeskundige
“We willen wel, maar we hebben er nauwelijks tijd voor,” zucht Esmée. “Géén tijd,” verbetert collega Yana haar. Een uitspraak die ik regelmatig hoor, als cursisten beseffen dat er tijd mee is gemoeid om de opgedane kennis in de praktijk te brengen. Hoewel er overal personeelstekort is, speelt dit probleem in de ene organisatie meer dan in de andere.
Bijstelling van het ondersteuningsplan, veranderen van omgevingsfactoren of aanpassingen in het teambeleid. Het zijn allemaal voorbeelden waarvan ik steeds vaker hoor dat hier geen tijd voor is bij cursisten. Soms is er zelfs geen tijd om de
Trainer en teamcoach Mieke Janssens beschreef eerder in Klik de verschillende persoonlijkheidstypen uit het enneagrammen-model in een team en de dynamiek onderling bij het zelforganiserend werken. Vervolgens beschreef ze hoe begeleiders in een intervisiebijeenkomst dilemma’s in hun werk bespreken. In deze nieuwe serie gaat ze in op strubbelingen van teams die ze tegenkomt in coachingstrajecten. Lees de eerdere artikelen over samenwerken in teams van Mieke Janssens op www.klik.org, zoek op ‘teamdynamiek’.
inhoud van de cursus aan collega’s over te dragen.
De cursisten van vandaag werken in verschillende woonvoorzieningen voor mensen met een licht of matige verstandelijke beperking. “Wij bezuinigen niet op het teamoverleg,” zegt Erica. “Anders raken we elkaar en de nodige knowhow kwijt. Dat gaat ten koste van de bewoners. Maandelijks hebben we een teamvergadering en om de drie maanden nog een extra overleg met de gedragskundige waarin gevolgde cursussen worden teruggekoppeld en acties worden uitgezet.”
“Bij ons worden de teamvergaderingen als eerste gecanceld,” zegt Yana. “Om overuren weg te werken. We roeien met de riemen die we hebben.”
“Op de dagen dat wij teamoverleg hebben, zetten we overdag een zzp’er in,” vervolgt Erica. “Ook in de diensten daarvoor en daarna. We plannen dan zo min mogelijk dokters- of andere afspraken in.”
“Wij zijn gestopt met zzp’ers,” zegt Esmée. “Ik werk liever drie dagen extra in het rooster dan één dienst na een zzp’er. Ze zijn vast deskundig en ervaren, maar ze kennen de bewoners en de organisatie niet. Wij beschouwen ze eerder als oppassers dan als begeleiders. Er is geen tijd om ze in te werken op de signaleringsplannen of de begeleidingsstijl van de bewoners. Vooral de bewoners met hechtingsproblematiek of autisme reageren met gedrag op de zzp’ers. Uit angst dat deze de gemaakte afspraken niet nakomt. En dat gebeurt nogal eens. Na een dienst van een zzp’er hebben we er veel werk aan om deze bewoners weer in goede doen te krijgen.”
“Dat hadden wij ook,” zegt cursist Jeroen. “Onze bewoners hebben nu een map in hun kamer liggen waarin de wetenswaardigheden staan die niet vergeten mogen worden. Ze schrijven deze zelf op of zeggen ons wat we moeten opschrijven. Bij aanvang van een dienst verwijzen we de zzp’er daar naar. Dat scheelt heel wat gezoek in het kantoor in de diverse mappen in het systeem. Bewoners weten ook dat ze zelf deze map aan de zzp’er kunnen laten zien. In het kantoor ligt een uitgeprinte afvinklijst waarop de dagelijkse taken staan. Hierdoor gaat er minder mis dan voorheen.”
“Dan moet je wel een gemotiveerde zzp’er treffen,” merkt Yana op. “Laatst wilde ik een zzp’er informatie over een bewoner geven, zat hij er ongeïnteresseerd bij en luisterde niet.”
“Zei jij daar iets van?” vraagt Jeroen. Yana schrikt en schudt ontkennend haar hoofd. “Best stom van me,” voegt ze eraan toe.
Erica vindt dat je niet alles van een zzp’er mag verwachten. “Onlangs waren de boodschappen niet op donderdag gebracht die op dinsdag besteld hadden moeten worden. De zzp’er die toen werkte wist daar niets van af. Ook al had hij het geweten, we kunnen niet verwachten dat hij zo’n taak goed kan uitvoeren zonder er ervaring in te hebben.”
“Jullie hebben het best goed voor elkaar,” zegt Esmée tegen Erica. “Hoe doen jullie dat ’s ochtends in spitstijd? Wij staan er vaak echt alleen voor. Ik loop van hot naar her. Bij Jan tandenpoetsen, terwijl hij daarmee bezig is, loop ik gauw naar Yvon-
Begeleiders bespreken dilemma’s in de onderlinge samenwerkingne om te helpen aankleden, daarna door naar Hetty om te zeggen dat ze haar medicatie in moet nemen, terug naar Jan om te zeggen dat hij een washand over zijn gezicht moet halen en zijn haren kammen, terug naar Yvonne om te kijken of ze al van haar kamer is en aan de ontbijttafel zit. De bewoners kunnen veel zelf, maar ze hebben aansturing nodig.”
“Ook dat probleem hebben we aardig opgelost,” zegt Erica. “Een aantal bewo-
ners krijgen ‘s ochtends aansturing van robot Tessa.”
“Een robot?” vraagt Esmée ongelovig.
“Ja,” antwoordt Erica. “Een robot in de vorm van een bloempot. Samen met de bewoner kan je Tessa programmeren, zowel in spraak als stemgeluid. Echt ideaal. Tessa geeft dezelfde aansturing als wij, alleen altijd op dezelfde tijd en in dezelfde taal. De bewoners zijn zelfstandiger en niet meer afhankelijk van verschillende
begeleiders die alles op een andere manier zeggen en doen.”
“Interessant,” vindt Yana. Ze pakt direct haar telefoon om robot Tessa te googelen.
Ook ik ken robot Tessa. Steeds vaker zie ik de ‘bloempot’ ergens in een woonvoorziening staan als ik een cursus geef. Uit nieuwsgierigheid heeft iedereen inmiddels de telefoon gepakt. “Tik op YouTube de naam Heleen + robot Tessa in,” zeg ik. “Dan kom je op een filmpje van ongeveer twintig seconden.”
Binnen een mum van tijd hoor ik de stem van robot Tessa in de cursusruimte. Ze stuurt Heleen aan om te koken en de wasmachine aan te zetten. “Wat een uitvinding,” zeggen Esmée en Yana tegelijk.
“Werkt dit voor iedereen?” vraagt Jeroen kritisch.
“Nee,” antwoord ik. “Dat zal vast niet. Ik vind het belangrijk dat begeleiders weten dat er technologische, digitale of andere visuele mogelijkheden die in de begeleiding beter bij de cliënt aansluiten. Vooral als deze middelen meer duidelijkheid en voorspelbaarheid bevatten. Dat hoeft geen robot te zijn. Denk aan het digitale informatiebord en de app MijnEigenPlan, of andere apps die seintjes op de telefoon geven, een pratende wekker, noem maar op.”
“Er gaat een wereld voor me open,” verzucht Esmée. Een andere zucht dan waarmee ze dit gesprek begon. Een zucht vanuit nieuwsgierigheid, op zoek willen gaan naar mogelijkheden. |
Door trainer/online coach Mieke Janssens, www.concretecoaching.eu
‘We roeien met de riemen die we hebben’Illustratie Joep Bertrams
In deze column beschrijft een vakgenoot bijzondere ervaringen in het werken met mensen met een verstandelijke beperking
Het maakt deze flexer niks uit dat hij niet bepaald om de hoek woont. Hij rijdt graag, en klokt in zodra hij achter het stuur zit. Het eerste uurtje is voor hem bij aankomst al gemaakt. Relaxed ritje, muziekje op. Zo, nu eerst een peuk en koffie.
Hij heeft al vaker met deze groep gewerkt en Dilano ziet hem graag komen. Dilano krijgt een-op-eenbegeleiding en kan wel goed met hem. Het voordeel is dat hij graag door mannen wordt begeleid, dus de externe flexer staat met 1-0 voor.
In ons vrouwenteam is er nogal wat verloop geweest de laatste tijd. Collega A zit met chronische rugpijn thuis, collega B heeft zwangerschapsverlof en collega C had de illusie om de groep te ‘redden’, maar is er afgelopen maand met een burn-out tussenuit gegaan. Dat betekent veel vreemde gezichten en dat is niet goed voor deze groep. Zeker niet voor Dilano. Dilano houdt van duidelijkheid en structuur. Die zijn ver te zoeken nu bijna de helft van de vaste krachten afwezig is.
De manager heeft echt haar best gedaan: er is een oud stagiaire ingevlogen die de groep kent en wat dubbele diensten probeert te draaien. Er is geworven bij de buurtgroep, maar collega’s daar bedankten voor de eer. De planner belde rondjes en mailde naar alle
De externe flexer parkeert zijn Tesla bij de laadpaal, want hij moet na zijn dienst ook terug naar huis, een slordige 100 kilometer verderop. Hij komt ons team versterken dat al langer met gaten in het rooster kampt.
mogelijke opties en collega’s, maar ook daar kwam weinig uit. Het overige personeel rent zich de rambam. Om na zeven diensten achter elkaar, uitgeput en huilend thuis op de bank te ploffen met de vraag hoelang we dit nog trekken.
En Dilano, die heeft dat wel
door. Dat geeft problemen. Hij kan dit niet aan en uit dit in woedeaanvallen, die steeds frequenter en heftiger worden. Daarom is besloten om een-op-eenbegeleiding in te zetten. Dit betekent dat we nog meer diensten moeten regelen. Gelukkig is er dan de
externe flexer. Mensen die bewust kiezen voor een stukje vrijheid. Goed betaald. Mensen die flexibel zijn en niet terugdeinzen voor een beetje agressie. Geen plannen hoeven te schrijven, geen druk op de groep hoe het rooster rond te krijgen, geen contacten met familie hoeven te leggen, de regelzaken op de groep links laten liggen.
En geef ze eens ongelijk. Dat klinkt toch heerlijk? Ik ga me nog eens bedenken: zou zzp’er worden wat voor mij zijn? Maar voor nu probeer ik bij te springen waar nodig. Ook neem ik een stukje werving op me. Ik begeleid stagiaires en leerlingen en hoop dat ze blijven hangen in het werkveld.
Op verjaardagsfeestjes probeer ik een twijfelende herintreder over de streep te trekken om de gehandicaptenzorg in te gaan. Op informatiemarkten van de zorg houd ik een enthousiast verhaal over hoe mooi het is om deze mensen te begeleiden. Ik vertel jongeren die nog een opleiding moeten kiezen over deze groep. En ik nodig mensen uit om eens te komen kijken.
Zo zie ik om me heen hoe we met het personeelstekort omgaan. In de hoop dat het ooit beter wordt. Collega’s, denk aan jezelf. Houd je grenzen in de gaten, dan houden we het samen vol. En blijf vooral enthousiast over dit mooie vak. |
Apolina VaderEen cliënt met onvoldoende tijdsbesef ondervindt daar dagelijks problemen van. Hij komt te laat op een afspraak, weet niet hoelang een taak duurt of kan niet goed inschatten wanneer het tijd is om af te ronden. Onderzoek naar tijdsverwerkingscapaciteiten bij mensen met een verstandelijke beperking moet helpen om de juiste ondersteuning te kunnen geven.
JJe staat er misschien niet altijd bij stil, maar mensen met een verstandelijke beperking kunnen problemen hebben met het dagelijkse functioneren, omdat ze moeite hebben met het omgaan met tijd. Ze hebben onvoldoende beschikking over zogenoemde tijdverwerkingscapaciteiten en dat kan zorgen voor veel stress.
Debora van Elst, psychologe en promovenda van het project Tijd en tijdsbeleving aan de Academische Werkplaats ‘Sociale Relaties en Gehechtheid’, geeft een voorbeeld: “Iemand reist veel met de taxi. Daarbij staat hij nogal eens in de file. Dat leidt tot stress omdat hij niet weet hoelang de taxi stil staat. Hij gaat dan
Tijd kunnen managen
Problemen met tijd kunnen zich volgens Debora op verschillende manieren uiten. Van het eenvoudiger gemis aan tijdsbeleving of tijdsperceptie tot het complexere uitvoering geven aan
Ook op een andere manier kan tijd een negatieve invloed hebben op het dagelijkse functioneren. Als je geen klok kunt kijken of niet in staat bent om in te schatten of het herfst of lente, ‘s middag of ‘s avonds is, dan heb je moeite met tijdsoriëntatie
Zowel een goede tijdsbeleving als tijdsoriëntatie heb je nodig om je dag te kunnen indelen. Samen zijn het belangrijke voorwaarden voor de vaardigheid om de tijd te kunnen managen. Dat is voor veel mensen met een verstandelijke beperking heel ingewikkeld. Zij missen de capaciteiten om dit te kunnen en hebben hierbij soms hulpmiddelen nodig.
soms schreeuwen en degene die achter het stuur zit, slaan. Ook als de taxi te vroeg is, kan dit tot stress leiden, omdat de routine doorbroken is.
Deze persoon heeft begeleiding nodig om de stress te kunnen hanteren.”
tijdsmanagement. Als mensen moeite hebben met tijdsbeleving, weten ze niet precies hoe lang iets duurt en wat ze in die tijd kunnen doen.
Als een begeleider bijvoorbeeld vertelt dat iemand een half uur moet
Zo komt het voor dat mensen met een verstandelijke beperking doordeweeks goed meekomen, omdat er een vaste routine is in hun activiteiten. In hun vrije tijd, als ze hun tijd zelf moeten invullen, kan dat heel anders zijn: ze hebben dan ondersteuning nodig
wachten op de taxi, hoelang duurt het dan? Sommigen zullen al vijf minuten na deze aankondiging met hun jas aan en hun tas op schoot gaan zitten wachten. Anderen denken dat ze nog een zee van tijd hebben. Op het moment dat de taxi bijna voorrijdt, stappen zij net onder de douche.
om hun tijd in te delen. Begeleiders ondersteunen de cliënten vaak hierbij door het maken van een planning van de vrije tijd.
Debora is ruim twee jaar geleden begonnen met een grootschalig promotieonderzoek naar tijd en tijdsbeleving van mensen met een (licht tot matige) verstandelijke beperking. Om een beeld te krijgen van de tijdverwerkingscapaciteiten en het dagelijkse tijdsmanagement van deze mensen startte ze met een zogenoemd Delphi-onderzoek. Ze interviewde 50 personen, mensen met een verstandelijke beperking, hun begeleiders en hun familieleden, met als insteek: Op wat voor manieren ervaren cliënten problemen met het omgaan met tijd?
Uit het onderzoek kwam een heel divers beeld naar voren. “De mensen met een verstandelijke beperking die
Hoewel er nog geen resultaten van de verschillende onderzoeken op papier staan, kunnen Debora en Altine wel al voorlopige aanbevelingen geven aan begeleiders:
1. Wees je bewust van mogelijke problemen bij de omgang van cliënten met tijd.
2. Doe kennis op over problemen die cliënten rondom tijd kunnen ervaren. Ken het verschil tussen tijdsbeleving, tijdsoriëntatie en tijdsmanagement. Als je weet op welk tijdverwerkingsniveau jouw cliënt zit, kun je jouw communicatie daar beter op laten aansluiten.
3. Onderzoek welke hulpmiddelen er zijn om cliënten die problemen rondom tijd ervaren te ondersteunen. Bespreek dit ook met de cliënt: sommige hulpmiddelen kan iemand bijvoorbeeld als kinderachtig ervaren.
4. Breng de tijdverwerkingscapaciteiten van iemand in kaart met behulp van het KaTid-instrument (zodra dat beschikbaar is).
meededen, ervaren bijna allemaal problemen rondom tijd. Dat kan betrekking hebben op tijdsbeleving, tijdsoriëntatie en tijdsmanagement.”
In een volgend onderzoek vroeg Debora naar de hulpmiddelen die worden ingezet om cliënten te ondersteunen bij moeilijkheden die ze ervaren met tijd. Ze onderzocht ook hoe tevreden deze cliënten en hun begeleiders en familieleden zijn over die instrumenten.
Er rolde een veelheid aan tools uit. “Er zijn heel veel tijdshulpmiddelen. Van eenvoudige gebruiksvoorwerpen, zoals een wekker, horloge en een kalender, tot specifiekere instrumenten. Een daarvan is de smartwatch, een ander de Time timer. Dit instrument is
een klok met een roodgekleurd vlak. Je kunt hem instellen op een bepaalde tijd. Aan de hand van het verdwijnen van het rode vlak wordt het verstrijken van de tijd en hoeveel tijd er nog over is, zichtbaar gemaakt.”
Het ontbreekt dus niet aan hulpmiddelen. Wel is onduidelijk wanneer je welke tool het beste kunt inzetten. “Het is de bedoeling dat we uit dit onderzoek aanbevelingen halen over de juiste toepassing van de tijdshulpmiddelen bij mensen met een verstandelijke beperking.”
In de bovengenoemde onderzoeken is een aparte focusgroep meegenomen, namelijk mensen met een verstandelijke én visuele beperking.
“Omdat ze niet of slecht kunnen zien,
hebben ze andere behoeften.”
Om een goed inzicht te krijgen in die behoeften werden cliënten van Bartiméus, hun familieleden en begeleiders geïnterviewd. Debora: “Uit dit onderzoek blijkt dat mensen die naast verstandelijk ook visueel beperkt zijn, ook andere problemen ervaren rondom tijd. Ze maken gebruik van andere, sprekende, tools. Zo is de smartspeaker Google Home een veelgebruikt hulpmiddel. Eén jongeman gaf aan dat hij niet zonder Google Home kan en het bij vrijwel alles gebruikt. Google Home is niet alleen zijn wekker, agenda en klok, maar ook een hulpje bij het slapengaan. Als de jongeman ‘welterusten’ zegt, geeft Google Home hem het weerbericht en de agenda voor de volgende dag. Ook speelt hij zeegeluiden af, zodat de jongeman rustig kan gaan slapen.”
Instrument
Het ontbreekt in Nederland aan een wetenschappelijk gefundeerd instrument dat het niveau van iemands tijdverwerkingscapaciteiten in kaart brengt. In Zweden is er wel zo’n meetinstrument: het zogenoemde KaTid-instrument. Een onderdeel van het promotie-onderzoek van Debora is om dit instrument, bestaande uit verschillende vragen, voor de Nederlandse situatie bruikbaar te maken. Altine de Reus, orthopedagoog en onderzoeksmedewerker Tijd en tijdsbeleving, helpt haar daarbij.
“We hebben de Zweedse vragenlijst vertaald en aangepast. We willen bijvoorbeeld dat het KaTid-instrument ook voor mensen met een verstandelijke én visuele beperking kan worden gebruikt. Dat vergt bepaalde aanpassingen; we hebben voor deze groep items moeten omschrijven en sommige vragen weggelaten.”
De volgende stap is dat de vertaalde en aangepaste vragenlijst wordt
Meedoen aan KaTid-onderzoek
Alle onderzoeksresultaten zullen, onder meer in de vorm van concrete adviezen, in de loop van 2023 in verschillende artikelen worden gepubliceerd. Via bartimeus.nl/nieuws/ onderzoek-naar-tijdsbeleving blijf je hiervan op de hoogte. Als je als begeleider alleen of samen met een cliënt wilt meedoen aan het nog lopende onderzoek naar het KaTid-instrument, kun je je opgeven bij Altine de Reus: a.p.c.de.reus@vu.nl
getest. Daar is een onderzoeksteam, met onder meer Altine, druk mee bezig. “We leggen de door ons vertaalde en aangepaste KaTid-vragenlijst voor aan een focusgroep, bestaande uit koppels van mensen met een verstandelijke beperking of mensen met een verstandelijke én visuele beperking en een begeleider of een familielid. We onderzoeken of de vragen begrijpelijk zijn en meten wat ze moeten meten.”
De onderzoeksmedewerker laat aan de hand van voorbeelden zien welke vragen uit het KaTid-instrument ze voorlegt aan de focusgroep.
dracht duidelijk is, hoe de plaatjes worden geïnterpreteerd en of deze tijdsoriëntatie meten.”
Uiteindelijk is het doel van het onderzoek naar het KaTid-instrument om er een gestandaardiseerde test van te maken. Altine: “Dit is een test waarmee je kunt vaststellen hoe iemand scoort ten opzichte van anderen die de test hebben gedaan: is dat gemiddeld, hoger of lager?”
Het onderzoek naar het gebruik van het KaTid-instrument duurt tot eind mei 2023. Altine nodigt cliënten, familieleden en begeleiders of
Op het scherm verschijnen twee getekende plaatjes: één van iemand die z’n handen wast en één van iemand die op een tv-scherm naar een film kijkt. De vraag bij dit plaatje luidt: Wat duurt langer om te doen? “Met dit plaatje is het de bedoeling dat we iemands tijdsbeleving meten.”
Ook van tijdsoriëntatie heeft ze een voorbeeld. Op het scherm verschijnen nu vier getekende plaatjes onder elkaar van handelingen die te maken hebben met de avondmaaltijd klaarmaken. “Ook hier vragen we of de op-
koppels van cliënten en een familielid of een begeleider uit om mee te doen (zie kader). “Dat levert ons niet alleen input op, maar is ook heel leerzaam voor de cliënt en zijn begeleider of familielid.” |
De Academische Werkplaats ‘Sociale Relaties en Gehechtheid’ waar het project Tijd en tijdsbeleving plaatsvindt, is een samenwerking tussen de Vrije Universiteit Amsterdam en de zorgorganisaties Bartiméus en Ons Tweede Thuis. Meer informatie op socialerelatiesenict.nl
Hij ge uikt de Google Home als wekker, agenda en klok en bij het slapengaan
Theatervoorstelling over de impact van een zorgintensief kind
Losgezonken van haar man, moegestreden voor haar dochter met downsyndroom en verdrietig door alle pijnlijke opmerkingen hierover van anderen. Als een zware steen hangen de zorgen boven het hoofd van moeder Kyra in de indringende voorstelling Broos.
HHet begint allemaal zo onbezorgd, in de voorstelling ‘Broos’ van Matzer Theaterproducties. Een tokkelende gitaar, prachtige muziek waarin Menno en Kyra elkaar vinden bij hun ontwikkelingswerk in Afrika. Ze krijgen hun eerste kind Samuel, en in alles lijken ze voor het geluk geboren.
Maar met de geboorte van hun dochter Romy komt de broosheid van het leven rauw binnen. De gestapelde stenen die hun uitgestippelde pad naar geluk markeerden, schopt Kyra uit elkaar op het podium. Romy is anders, zo blijkt al bij haar geboorte. Kyra voelt het als haar falen. Zwarte gedachten flitsen door haar hoofd: Romy zal gepest worden, nooit zelfstandig kunnen zijn, ze is als een ketting met een zware bal aan haar been.
Dan komt na een paar uur de rust en acceptatie. Samen met Menno spreken ze uit: dit kunnen wij. Dat voelt alleen anders, als ze onderzoek na onderzoek in het ziekenhuis moeten doorstaan. Als de kraamvisite met vragen komt als: had je nou zo’n test gedaan? Wat is nou de levensverwachting?
Kyra valt langzaam in stukjes uiteen en raakt zichzelf kwijt in de grote verantwoordelijkheid die ze voelt
In de voorstelling vertelt een moeder hoe ze zichzelf kwijtraakt in de zorg voor haar dochter met het syndroom van Down
voor Romy. “Ik ben de regisseur van haar gezondheid en geluk, haar bodyguard en beschermengel.”
Menno is druk met zijn werk, maar voor Kyra voelt het alsof ze die keuze niet heeft. “Ik ben een moedereend, waarvan de jongste nog steeds meelift op mijn rug. Maar ze eet graag, dus moet ik steeds harder peddelen om niet kopje onder te gaan.”
Samuel is als een tolk voor zijn bijzondere zusje, een ‘syndroomvertaler’. Hij begrijpt haar, maar wordt ook
stil. Alleen ontbreekt de tijd om daarbij stil te staan, verzucht Kyra.
Het meest alleen voelt ze zich met vrienden, die praten over de beugel van hun dochter en de jurk die ze gaat dragen op het eindfeest. Terwijl zij een plek moet zien te vinden voor hun ‘levend leed’.
Uiteindelijk weet een coach haar een spiegel voor te houden. Want moet ze echt alles alleen doen? Of kan ze haar oude Afrikaanse motto It takes a village to raise a child mis-
schien weer leven inblazen?
Haar zoon Samuel breekt en eist zijn recht op liefde op. Dan komt de muziek terug in hun leven en vinden ze voor Romy een school die eindelijk past, en een logeerhuis. Ze maken weer een reis naar Afrika en weten vervelende opmerkingen te pareren. “Ja, er mislukt er weleens eentje. Net als bij pannenkoeken, maar die zijn net zo lekker.”
Romy, inmiddels 20 ‘maar van binnen 6’, gaat ‘op kamers’ en het blijkt een fijne plek. “Loslaten, dat is onnatuurlijk bij dit kind. De dagelijkse zorg wel, maar haar laten we niet los.”
Die kwetsbaarheid die actrice Lottie Hellingman zo treffend verbeeldt, komt ook terug in andere voorstellingen van schrijver en regisseur Madeleine Matzer over dementie en smartphonegebruik in het verkeer. Net als bij deze voorstellingen is er bij Broos ook een nagesprek, waarin er ruimte is om eigen ervaringen te delen. Want er is veel meer aandacht nodig voor die verborgen zorgen, zo merkte Madeleine Matzer bij de interviews die ze had met zes moeders. Ook luisterde ze de podcast Levend verlies en werd ze geraakt door onderzoek waaruit blijkt dat maar liefst 60 procent van de moeders met een zorgintensief kind een burn-out krijgt.
Madeleine: “Een moeder van een meisje van 17 met het syndroom van Down zei me: ‘Er is in al die jaren maar één keer iemand geweest die heeft gevraagd hoe het met mij gaat.’ Het verhaal van gezinnen met een extra zorgtaak wordt nog te vaak niet gehoord of gezien, omdat degene die extra zorg nodig heeft, vaak het middelpunt vormt.” |
Theatervoorstelling Broos gaat vanaf april 2023 op tournee langs theaters, zorg- en welzijnsorganisaties en gemeenten. Informatie over de speellijst via matzer.org of voor boekingen via Marieke Simons, marieke@matzer.org.
Kristiaan is een man van 64 jaar. Hij woont in een voorziening voor ouderen met een verstandelijke beperking. Ik ga met hem in gesprek over zijn vragen over vrouw zijn en zijn behoefte om aangeraakt te worden.
Kristiaan praat zachtjes en binnensmonds, alsof ik over iets geheimzinnigs kom praten. Gelukkig zit deze eerste keer de begeleidster erbij, zodat ze me kan helpen om Kristiaan goed te begrijpen. Kristiaan heeft duidelijk vertrouwen in zijn begeleidster, mooi om te zien.
Hij fluistert me in het eerste gesprek toe dat hij weleens een rokje draagt en ja, hij pakte heel vroeger van zijn moeder ook wel eens een rok en een bh. Zijn zus vindt dat vreselijk.
Hij kijkt snel weer weg als hij mij dit vertelt. “Ja,” zegt hij vervolgens, “mijn moeder was een lieverd, ik mocht alles van haar. Ze zorgde altijd voor mij.” Zijn moeder is overleden en hij wijst naar haar foto. “Ik mis haar,” zegt hij. We praten verder en hij vertelt me dan dat er niemand is die hem knuffelt. “Mijn moeder knuffelde me altijd, als enige. Mijn zus doet dat niet en mijn broers leven niet meer. Hier wil ik weleens knuffelen met begeleiders, maar dat hebben ze niet allemaal graag,” vertelt hij.
Bij het bekijken van de platen van de methode ‘Vrienden en Vrijers’ over verschillende aanrakingen, wordt me duidelijk dat Kristiaan niet goed ziet en begrijpt welke aanrakingen gepast of ongepast zijn en wat de ander daarvan vindt. Het lukt hem alleen om de blij en boos van elkaar te onderscheiden. Dat is lastig als je wel de behoefte hebt, maar je steeds de verkeerde inschatting maakt.
Ik heb sterk het idee dat Kristiaan van het gedoe af wil zijn en daarom heeft bedacht dat als hij zelf zachte vrouwenkleding aan heeft en borsten heeft, hij ook geen vrouwen meer aan hoeft te raken. Dan is hij zelf zacht en knuffelbaar, wat hij zo zoekt in het intermenselijk contact. Ook is hij nieuwsgierig naar het vrouwenlichaam. “Ik zou graag eens een blote vrouw aanraken,” fluistert hij dan.
Er zijn voor Kristiaan veel taboes in het praten over seksualiteit en gender, maar ook onvervulde behoeftes. Het praten over deze onderwerpen leidt na zijn eerste schroom tot meer ontspannenheid, zo merkt ook de begeleiding. Hij is vrolijker, energieker en beter benaderbaar. Ook het normaliseren van de diversiteit in genderexpressie en de aandacht voor zijn nieuwsgierigheid naar een blote vrouw maken dat Kristiaan opbloeit en meer ontspannen wordt.
De begeleiders gaan verder in gesprek met Kristiaan over deze thema’s en onderzoeken met hem wat er mogelijk is bij de verschillende organisaties voor erotische dienstverlening. Mogelijkheden waarbij erotiek niet op de voorgrond staat, maar waarbij hij juist aanraking, lijfelijkheid en nieuwsgierigheid verder kan onderzoeken. | Welmoed Visser, orthopedagoog-seksuoloog NVVS SH
Online kun je makkelijk in aanraking komen met nepnieuws, nepverzoeken en nepberichten. Vooral voor jongeren met een licht verstandelijke beperking is het lastig om echt en nep van elkaar te onderscheiden. Daarom ontwikkelde Hogeschool Windesheim de app Nep Echt! De app is gratis beschikbaar in de Apple en Play Store en vraagt geen registratie. Je kunt er direct mee aan de slag. Je geeft aan op welk platform je bent (Chrome, Facebook, Vinted, Snapchat et cetera) en vervolgens krijg je een aantal vragen. Zoals: heb je een vraag over een nieuwsbericht, een filmpje, een reactie op nieuws, een sms-bericht met betaalverzoek? Aan de hand van de antwoorden geeft de app aan of het waarschijnlijk nep of echt is.
Veel hulpverleners weten niet goed hoe ze moeten handelen als een cliënt hun vertelt dat hij of zij seksueel is misbruikt. Natuurlijk gaan dan de alarmbellen af, maar hoe kun je het beste handelen?
Professionals van Pluryn maakten als hulpmiddel hiervoor de Reactiecirkel seksueel misbruik. Deze Reactiecirkel is een korte animatie (6 minuten) die uitlegt welke stappen je kunt zetten om de cliënt zo goed mogelijk te ondersteunen. De tool biedt krijgt structuur en overzicht en maakt hulpverleners minder handelingsverlegen. En volgens de makers is zo ook de kans op een eerlijk juridisch traject het grootst.
Bij een vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld kunnen professionals, aandachtsfunctionarissen en organisaties gebruikmaken van de meldcode. Maar het werken daarmee blijkt niet altijd makkelijk. Hoe gaan anderen om met die belemmeringen? Daarover gaat de nieuwe campagne Wijzer met de meldcode. Deze belicht
twaalf vraagstukken met aanbevelingen en handige tips die gebaseerd zijn op ervaringen van professionals uit allerlei sectoren. Om gratis gebruik te kunnen maken van de campagne moet je je aanmelden via augeo.nl/nl-nl/wijzer-met-de-meldcode.
Om mensen met een verstandelijke beperking ondersteuning te bieden bij het maken van gezonde keuzes, is er een nieuw online én offline platform: Fit met Steffie, ontwikkeld door Leer Zelf Online. Dit platform stimuleert de doelgroep om in beweging te komen, maar doet meer: ze kunnen er ook nieuwe sociale contacten opdoen, en zo de kans op liefde, geluk en vriendschap vergroten. Het platform is te vinden op fitmetsteffie.nl
Het KRO-NCRV tv-programma Kruispunt sprak op 5 maart met sociaal ondernemer Stijn van Kreij over de tiny houses voor vrijwilligers op het terrein van zorgorganisatie Prisma. Het verlicht zowel de druk op de zorg als op de woningmarkt, stelt van Kreij. Kijk terug via npostart.nl/kruispunt
Het zit in mijn hart, nu te zien in filmtheaters, is een film over theatergroep KamaK en hun voorstelling Furia, een sprookje op rijm over woede en lust. Regisseur Saskia Boddeke wisselt beelden achter de schermen af met interviews met de spelers, die een verstandelijke beperking hebben, over hun acteerervaringen en de liefde.
Zorgorganisaties die volgens de LACCS-methode werken, kunnen nu een houten LACCS-wip bestellen, met daarbij vijf grote en vijf kleine houten blokken met LACCS-letters. Deze is bedacht door de orthopedagogen Karin de Geeter en Kirsten Munsterman, die ook de LACCS-methode ontwikkelden. Prijs: € 85. Bestellen kan via webshop.degeeterenmunsterman.nl
Er is een handreiking voor verwanten verschenen over omgaan met probleemgedrag bij volwassenen met een verstandelijke beperking. Bij beeldvorming en diagnose is een multidisciplinaire kijk wenselijk, waaraan ook naasten kunnen bijdragen. Voor volwassenen met een verstandelijke beperking en probleemgedrag is er een folder met werkkaart. Beide zijn tegen verzendkosten te bestellen via de webshop van kansplus.nl.
Kees Ritmeester schreef het boek Levenslessen van Jakko, over zijn zoon met downsyndroom.
Het is een eerbetoon aan deze bijzondere kinderen, maar ook aan hun verzorgers.
Uitgave: Triple boeken, Aalten.
Prijs: € 9,95.
Klik 4 van 2023 verschijnt 17 mei en heeft als thema
Syndromen
Prikkels voorspelbaar maken bij sensorische problemen // Wiegen als troost bij stereotiep gedrag // Meer rust door kernteams bij ambulante begeleiding // Zorgverleners en cliënten aan de slag met duurzaamheid // en de columns van de Dokter, Gedragskundige en Seksuoloog
advertentie
Vakblad voor de verstandelijk gehandicaptenzorg
52e jaargang, nummer 3 grote foto omslag door Ria van Remmerden bij het artikel op pagina 8 www.klik.org
Redactie
Tjitske Gijzen Postbus 24028, 3502 MA Utrecht Telefoon 06-24207476 E-mail gijzen@prelum.nl
De redactie werkt onafhankelijk op basis van een redactiestatuut. Overname van artikelen, delen daaruit of illustraties uitsluitend met toestemming.
Aan dit nummer werkten mee Mariët Ebbinge, Ruth Eppink, Anne-Marie Klaassen, Hester Brugman, Hedwig Fossen
Uitgave Prelum
Basis-lay out Twin media bv Vormgeving colorscan bv,
www.colorscan.nl
Druk Veldhuis Media, Raalte ISSN 0166-5782
Abonnementen
Voor vragen over abonnementen, bezorging of adreswijzigingen kunt u: Bellen met: 030-63 55 060
Mailen naar: klantenservice@klik.org
Schrijven naar: Prelum, Klik Postbus 24028, 3502 MA Utrecht
Klik Compleet € 184,50
Klik Online Only € 153,50
Klik Privé € 103,50
Klik Privé Online € 73,50 (ook voor studenten)
Klik Proef € 33,00
Voor prijzen buiten Nederland en groepsabonnementen zie klik.org/abonneren of mail met klantenservice@klik.org.
*Prijzen zijn incl. 9% BTW. Jaarabonnement geldt tot wederopzegging. Beëindigen kan schriftelijk of per mail tot drie maanden
voor het einde van de abonnementsperiode. Zie www.klik.org/voorwaarden
Advertenties
Dock35 in Doetinchem
Frank Roosenbeek
Telefoon 0314-355830
E-mail frank@dock35media.nl
Kennispockets
Kennispockets zijn themaboekjes, die je antwoord geven op de meest gestelde vragen over thema’s die leven in de zorg, zoals autisme, seksualiteit en communicatie. De pockets zijn zowel digitaal als in een geprinte versie verkrijgbaar. Prijs € 22, inclusief BTW en verzendkosten. Ook zijn er voordelige kennisbundels te bestellen. Kijk op www.klik.org/kennispockets
Thema’s
Het tijdschrift Klik is ook nog los na te bestellen. Prijs € 13,95 per stuk, inclusief verzendkosten en exclusief 9% BTW.
Aanbieders van producten of diensten in de verstandelijk gehandicaptenzorg
Cursus adviesVakantie
Mieke Janssens
Trainingsbureau Concrete Coaching
Graaf Hendrik III plein 68, 4819 CL Breda
T 06-21215815
E miekejanssens@concretecoaching.eu
I www.concretecoaching.eu
Vandaag leren, morgen toepassen! Mieke Janssens is auteur en geeft praktijkgerichte workshops en teamtrainingen in de Verstandelijk Gehandicaptenzorg, gebaseerd op actuele begeleidingscasuïstiek.
Stichting Arie van Wijngaarden
Postbus 72, 2160 AB Lisse
T 0252 414 702
E info@stichtingarievanwijngaarden.org
I www.stichtingarievanwijngaarden.org
Stichting Arie van Wijngaarden stelt jaarlijks voor kleinschalige doelen een bedrag beschikbaar, dat naar het oordeel van het bestuur bijdraagt aan de integratie en acceptatie van mensen met een verstandelijke handicap in de samenleving. Alleen schriftelijke aanvragen worden behandeld.
TFG, Tom Gravestein
T 0651786223
E gravestein@hetnet.nl
I www.contactcirkels.nl
• Contextuele therapie
• Coaching met video
• Scholing en methodisch werken
Eelke Verschuur
T 030 2844844
E info@eelkeverschuur.nl
I www.eelkeverschuur.nl
De leukste webwinkel voor aangepast speelgoed, communicatieknoppen en -mappen, sensomotorisch materiaal, planborden en timers, ADL hulpmiddelen, computer- en iPad-aanpassingen, kauwsieraden, Joyk poppen en meer.