D e ve r g e t en so lda a t W i lle m i j n v an D ijk I llu s t r a t i e s Elle n Hoogh ou dt
H
ij heette Quintus Vibius Telesinus. Zijn verhaal is ongelofelijk, maar ik heb het niet verzonnen. Men zal zeggen dat ik bewust heb gezocht naar een aanleiding om hem, een vergeten soldaat, bij zijn naam te noemen, en ik zie geen reden om dat te ontkennen. Maar een hommage is het niet. Het zijn de dagboekaantekeningen die hij zelf maakte en aan mij persoonlijk gegeven heeft, die de leidraad vormen voor wat volgt: de geschiedenis van zijn onwaarschijnlijke leven. Quintus Vibius Telesinus, Romeins officier in het Negentiende legioen, maakte in het jaar dat Camerinus en Sabinus consuls waren de Varusramp mee, de grootste nederlaag die Rome ooit heeft geleden. Het begon toen de soldaat die naast hem liep plotseling bloedend ter aarde stortte – een onzichtbare, lichtvoetige vijand had hem in zijn zij geraakt. Het cohort marcheerde onverschillig door, Quintus keek om, twee mannen uit de burgercolonne ontfermden zich over de soldaat die al stijf was geworden. Onthutst liep ook Quintus door, als in vervoering, terwijl hij dacht: ‘dus toch, dus toch een hinderlaag’. Dagenlang hadden ze gelopen in verwoestend noodweer, hij voelde de rotsen onder zijn bloedende voeten glibberen, zag karren in de modder zakken, takken van bomen vallen. In lange rijen slingerden ze door de met heuvels omwalde engte het woud in, waar ze door de vijand naartoe waren gelokt – en waar ze, toen de aanval eenmaal begon, weerloos waren, zich niet konden formeren, waar de ene na de andere bijl in een buik eindigde, dolken in schouderbladen. En aldoor bleef de vijand onzichtbaar, niets dan een geritsel in de struiken, een kreet in de lucht. Totdat de oorverdovende aanvalskreet klonk. Dat was het startsein voor de grootste, meest meedogenloze aanval van blinde haat ooit tegen alles wat Rome was. In de hemel vormde zich een reusachtige wolk van pijlen en lansen. Een eindeloos moment lang was er alleen de huiveringwekkende stilte waarin de legioensoldaten met omhooggerichte gezichten naar adem hapten. Quintus dook ineen en hief zijn armen boven zijn hoofd ter bescherming, maar hij wist dat hij zou sterven. In dat wanhopige moment dacht hij aan Rome. Zoals de vijand haar verachtte, hemelde hij zijn stad op in zijn gedachten. Hij had de goden niets meer te vragen, er viel niets meer te wensen, hij had geen enkel verlangen meer, alleen nog dat ene: blijven leven, terugkeren naar huis, terug naar Rome.
26
Roma Aeterna 9.I (voorjaar 2021) www.romaaeterna.nl