WONEN IN DE HUILENDE WILDERNIS De
va n Rome
L iz e tte Pa ter ‘…een huilende wildernis van nieuwe appartementencomplexen, hier en daar afgewisseld met oases voor de allerrijksten. Die wildernis van kant-en-klare sloppenwijken, die elke dag verder groeit als een soort kwaadaardige begroeiing vermomd in staal en pleisterwerk.’ 1
E
en stad groeit, zou je denken. In een opgaande lijn, gestaag. Rome niet; Rome lijkt te ademen. Een forse teug in de Oudheid, dan een diepe zucht richting het verval onder de pausen. Om weer in te ademen in 1870. Barstte de stad toen uit haar voegen, waardoor zij voor het eerst buiten haar muren ging bouwen? Dat blijkt nét iets anders te liggen. Na de antieke glorietijd met zo’n 1,5 miljoen inwoners zakte Rome in elkaar in de tijd van de pausen. Op het dieptepunt, in 1307, woonden er 17.000 mensen tussen de antieke ruïnes. Dat trok weer wat bij na de 17e eeuw, maar Rome bleef lange tijd een stad die weinig groei doormaakte. De antieke huls was te groot voor het aantal inwoners. Iedereen had in de stad zijn plek: rijk en arm woonde door elkaar en ze waren van elkaar afhankelijk (diensten, winkeltjes). In tegenstelling tot het beeld van een stad die verdeeld is in klassen, was Rome echt een bebouwd continuüm.2 Om Rome heen lag de leegte – nog niet de latere howling wil derness – van de campagna romana (fig. 2), met de Aureliaanse Muur als eeuwenoude stadsgrens. In al die eeuwen nadat de muur was gebouwd, was de stad eerder binnen de muren gekrompen dan er overheen gegroeid: heel Rome lag dentro le Mura. Dit alles veranderde in 1870 plotsklaps. Na de antieke stad en de stad van de pausen was nu de beurt aan La Terza Roma: Rome als nieuwe hoofdstad van een land dat in eeuwen niet zo groot was geweest. Een moderne, liberale democratie bovendien, die zichzelf als zodanig symbolisch wilde neerzetten
60
Roma Aeterna 9.I (voorjaar 2021) www.romaaeterna.nl
in Rome. Die Umdeutung wierp vragen op: wat was Rome eigenlijk? Wat mocht blijven staan, wat moest weg, wat moest erbij en, ook, wie mochten er (blijven) wonen? De nieuwe hoofdstad trok veel mensen aan: tussen 1871 en 1930 groeide de bevolking van Rome enorm, van 213.633 tot ongeveer een miljoen. Er kwamen overheidsmedewerkers uit voornamelijk Noord-Italië, maar ook mensen uit arme streken rond Rome, die eenvoudige diensten kwamen leveren of als dagloners in de bouw gingen werken. Want gebouwd werd er! Er was sprake van een heuse bouwkoorts in Rome, in 1887 gevolgd door een bouwcrisis, die zo’n 70.000 mensen, vooral de armere nieuwelingen, in werkloosheid stortte. Waar moesten zij eigenlijk wonen? Niet iedereen werd namelijk even feestelijk onthaald, en woonruimte in de nieuwe appartementencomplexen betekende voor de daar te vestigen arbeiders tegelijkertijd hun uitsluiting uit de ruimtelijke en materiële economie van Rome.3 Velen vonden een plek tussen de overblijfselen van de antieke stad. ‘Hun had de stad toegestaan om onderdak in te richten onder karakteristieke gewelven, onder bruggen, in loggia’s van