CHECKLIST
JA
NOG OEFENEN
1 Begripskennis • Ik kan de onderdelen van het perifeer en centraal zenuwstelsel benoemen en aanduiden op een tekening.
• Ik kan de verschillende soorten neuronen benoemen en beschrijven. • Ik kan verduidelijken wat het verschil is tussen een zenuwcel en een zenuw.
• Ik kan de onderdelen van een zenuw benoemen en aanduiden op een tekening.
• Ik kan het impulstraject voor een gewilde beweging beschrijven.
IN
• Ik kan omschrijven wat een reflex is en hoe het impulstraject verloopt. • Ik kan de onderdelen van een reflexboog op een tekening benoemen. • Ik kan voor een reflex en een gewilde beweging duiden wat de
overeenkomsten en verschillen in impulstraject, verwerkingsplek en bewustzijn zijn.
• Ik kan omschrijven wat een verwerkingscentrum doet. • Ik kan omschrijven wat een functionele zone is.
• Ik kan de belangrijkste waarneembare hersendelen benoemen en aanduiden op een tekening.
• Ik kan omschrijven wat een neuraal netwerk is.
N
• Ik kan het begrip homeostase omschrijven.
• Ik kan omschrijven hoe en door welke delen van het zenuwstelsel een gewenste lichaamstemperatuur in stand gehouden wordt.
2 Onderzoeksvaardigheden
• Ik kan aangereikte tekeningen, figuren en grafieken interpreteren en
VA
daaruit logische gevolgen trekken.
• Ik kan gericht informatie uit een tekst halen. Je kunt deze checklist ook op
©
`
148
THEMA 02
checklist hoofdstuk 2
invullen bij je portfolio.