2. Internationale en ideologische context Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van de internationale en ideologische achtergronden van het jihadistisch terrorisme en behandelt de opkomst, de ontwikkeling en de verspreiding van dit fenomeen. Daarmee biedt het een interpretatiekader voor onze latere bevindingen over de wijze waarop het verschijnsel zich aan het begin van de 21ste eeuw in Nederland manifesteert. Uit dit hoofdstuk blijkt dat het jihadisme geleidelijk is geëvolueerd van een politieke naar een innerlijke beweging. De politiek-activistische Moslimbroeders aan het begin van de twintigste eeuw, en ook de meer gewelddadige revolutionaire islamisten in de tweede helft van deze eeuw, streefden nog vooral naar de oprichting van door islamitische beginselen geregeerde staten. In die periode streden jihadisten tegen bestaande staatsvormen in de islamitische wereld, tegen Arabische overheden, en later – vanaf de jaren zeventig – ook tegen ambtenaren die in hun optiek uit vrije wil bij de overheid werkten en daarom medeschuldig waren aan het systeem. Hedendaagse jihadisten, echter, richten zich meestal niet langer direct op de oprichting van islamitische staten, maar in toenemende mate op de islamitische identiteit en de wereldwijde islamitische gemeenschap (de oemma). Veel van hen willen deze oemma, waar dan ook ter wereld, beschermen. Zij zien dit als een morele en ethische plicht (Zemni, 2006). Vandaag de dag is de jihad voor jihadisten dus niet zozeer een politieke, maar bovenal een morele kwestie. En de ideale samenleving – die geregeerd wordt door de sharia – is bij hen verworden tot een abstract idee. Oliver Roy (2004) spreekt in dit verband van een ‘virtuele oemma’. Als gevolg van deze ontwikkeling is ook het vijandsbeeld van veel jihadisten in de loop van de vorige eeuw universeler geworden. Dit vijandsbeeld is verschoven: van seculiere en dictatoriale staatsvormen of overheden in de islamitische wereld naar álle veronderstelde vijanden van de islam ter wereld, waaronder het Westen. De meest extreme jihadisten beschouwen zelfs nagenoeg iedereen die volgens hen niet zuiver naar de wetten van God leeft als een legitiem doelwit van de gewapende strijd; dus niet enkel ongelovigen, maar ook moslims die in hun ogen afvallig zijn.
2.1 Internationaal jihadisme Bezien in de moderne tijd is het concept van de internationale gewapende strijd in naam van de islam een betrekkelijk recente ideologische innovatie van een traditioneler jihadistisch gedachtegoed dat zich tot aan de jaren negentig vrijwel exclusief richtte tegen machthebbers en regeringen in moslimlanden. Door haar dikwijls nadrukkelijke antiwesterse karakter en haar structurele verspreiding binnen al langer bestaande jihadistische netwerken, ontwikkelde deze nieuwe vorm van gewelddadig islamisme zich de afgelopen jaren verrassend snel tot een serieuze bedreiging voor westerse samenlevingen. Actoren en groepen die sindsdien in dit kader de wapens opnemen of aanslagen beramen tegen westerse mogendheden, instellingen en burgers, beroepen zich vaak op een ultra-orthodoxe geloofsleer: het salafisme. Met de woorden en daden van de profeet Mohammed (de hadith) en de levensstijl van zijn geestverwante generatiegenoten (de salaf) als leidraad, en met het maatschappijbeeld uit de mythische periode van Mohammed en de eerste vier rechtgeleide kaliefen (632-661 na Chr.) voor ogen, keren salafisten moderne en democratische samenlevingen de rug toe. Maar dit puriteinse salafisme is niet intrinsiek gewelddadig. De stroming kan gezien worden als een eigentijdse sociale beweging, die zich richt op het bewaken van de identiteit en integriteit van de eigen groep in een wereld vol verleiding en onderdrukking. Op deze manier probeert de salafistische beweging een morele gemeenschap te vormen, met consistente ideeën over goed en kwaad (Price, Nonini & Fox Tree, 2008, p.128; De Koning, 2008, 2009). Salafisten proberen de 21