Geprikkeld besloot hij zich verder te verdiepen: in boeken en op het internet. De verhalen en de vaak gruwelijke beelden die X aantrof, sterkten zijn perceptie van een wereld vol met onrechtvaardigheid en hypocrisie; vooral ten koste van moslims en de islam. En ze wakkerden zijn gevoelens van verbolgenheid en wraaklust (Silke, 2008) verder aan. X’s woede richtte zich overigens niet alleen tegen het Westen, en met name de VS, maar óók tegen ‘gewone’ salafisten en fundamentalisten die zijn opvattingen en zijn bewondering voor gewelddadig verzet niet deelden. Actoren die, zoals deze jongeman, primair uit idealisme en maatschappelijk ongenoegen een verlangen ontwikkelen om in actie te komen, kúnnen door aangrijpende ontmoetingen, iconische beelden of andersoortige trigger-events cruciale impulsen krijgen die uitmonden in hun oriëntatie op, en hun deelname aan, internationaal salafistisch jihadisme. Op X hadden de aanslagen van 11 september 2001 bijvoorbeeld zo’n katalyserende werking: ‘Na elf september verschenen videobanden van Osama bin Laden waar[op] hij de plegers van de aanslagen van elf september prijst, ik was trots op hem, hoe een multimiljonair ervoor kiest om in een tent te wonen in plaats van [in] een paleis, en dat alleen omdat hij de weg van Allah heeft gekozen.’
X raakte na deze gebeurtenissen geïntrigeerd door de Al Qaedaeaanse visie op de wereld; vermoedelijk vooral vanwege de grote parallellen daarvan met de zijne. Hij koos er bewust voor aansluiting te zoeken bij de internationale jihadistische beweging. Tegelijkertijd bevrijdde hij zichzelf zo uit een onbehaaglijk isolement: voortaan kon hij zijn frustraties en denkbeelden met meerdere mensen delen en ventileren. Hoewel zijn acties pas later tot gewelddaden escaleerden, was het hoofdzakelijk gedurende deze periode dat het ideologische en sociale kader van zijn politieke activisme gestalte kreeg. In navolging van andere onderzoekers (o.a. Nesser, 2007), constateren ook wij dat actoren die hun (lang) gefrustreerde idealisme en politieke activisme framen in een radicaalreligieuze ideologie – en zichzelf op een gegeven moment wérkelijk als moedjahedien zien – binnen de meeste samenwerkingsverbanden de drijvende en bijgevolg gevaarlijkste krachten vormen. Zij manifesteren zich vaak als operationaliserende elementen: als degenen met de meeste motivatie om woorden in (geweld)daden om te zetten. Toch blijft het maar zeer de vraag of hun bedoelingen daarmee zo revolutionair zijn als geloofsbeginselen die zij verkondigen doen vermoeden. Het is moeilijk te geloven dat álle personen die we tot deze groep kunnen rekenen werkelijk de illusie hebben dat terrorisme het kalifaat dichterbij zal brengen. Veel vaker lijken zij gericht op wraak en vergelding, of hopen zij een reactie van ‘de vijand’ uit te lokken, waarmee zowel hun daad als de zaak waarvoor zij vechten een vorm van erkenning en roem verwerft (zie ook Richardson, 2006).
5.4 Vrouwen Binnen de fundamentalistische sociale context van de actorenpopulatie, waar mannen vrijwel altijd de toon zetten, is het eenvoudig de betekenis van vrouwelijke actoren weg te cijferen; temeer daar zij in onze dossiers geen enkele keer als formele verdachten in beeld komen. Toch treffen we in de meeste samenwerkingsverbanden vrouwen aan die, passief dan wel actief, een 100 relevante invloed hebben op het functioneren van het andere geslacht én van hun bredere extremistische omgeving. 5.4.1 Man-vrouw relaties en vriendschappen Van alle bindingsfactoren die de vrouwen in ons zaaksbestand in meer of mindere mate bij jihadisme betrekken, zijn huwelijken en liefdesrelaties met mannelijke actoren de voornaamste. 94