6.1 Nederlandse of internationale jihad? Het beeld dat overheidsinstanties, wetenschappers en journalisten de afgelopen jaren hebben geschetst van jihadistisch terrorisme in Nederland, is sterk gekleurd door de aanslag op 2 november 2004 op schrijver, regisseur en televisiemaker Theo van Gogh. Anders dan bij de aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten, zou hier sprake zijn van ‘strijders van eigen bodem’ (Buijs, Demant & Hamdy, 2006), van ‘inside, homegrown, self-financed, selftrained terrorists’ (Sageman, 2008) of van netwerken met een ‘amorphous structure and lack of ties with international networks’ (Vidino, 2007). Diverse wetenschappers gebruiken deze Nederlandse casus om te benadrukken dat het jihadistisch terrorisme tussen 2001 en 2005 is geëvolueerd: van relatief strak georganiseerde centraal aangestuurde terroristische cellen die in moslimlanden zijn ontstaan en naar het Westen zijn uitgeweken, tot groepjes in het Westen opgegroeide jongeren die hun eigen heilige oorlog voeren. Maar is er wel zoveel veranderd in deze periode? Onze analyses van jihadistische relatiestelsels die in deze periode actief waren op Nederlandse bodem laten een genuanceerder beeld zien. Een overkoepelend beeld dat uit onze analyses naar voren komt, is dat de onderzochte jihadistische samenwerkingsverbanden die tussen 2001 en 2005 actief waren in Nederland veel sterker met elkaar overeenkomen dan dat ze van elkaar verschillen. Of we nu kijken naar hun inhoudelijke oriëntatie, naar hun samenstelling, naar de wijze waarop deze samenwerkingsverbanden functioneren, naar hun nationale en internationale contacten of naar de activiteiten die actoren binnen de samenwerkingsverbanden ontplooien. In alle gevallen springen vooral de overeenkomsten in het oog. Steeds gaat het om tamelijk heterogene samenwerkingsverbanden van personen met verschillende (sociaal-culturele) achtergronden en profielen, die goed verbonden zijn met actoren en relatiestelsels in zowel binnen- als buitenland. De actoren geven blijk van een overkoepelende oriëntatie op de wereldwijde strijd in naam van de islam en lijken allemaal deel uit te maken van dezelfde grotere jihadistische beweging. Hun samenwerkingsverbanden zijn zowel lokaal als internationaal actief en voeren in wisselende verbanden veel verschillende activiteiten uit ten behoeve van de internationale salafistische jihad. Bovendien evolueren en functioneren de samenwerkingsverbanden door globaal overeenkomstige wisselwerkingen tussen richtinggevende heartland-oriënted actoren – extremisten uit de traditionele islamitische landen, wier overtuigingen en handelingen gebaseerd zijn op specifieke ervaringen in en verbindingen met het islamitische heartland – en meer gedifferentieerde groepen personen die zich om welke redenen dan ook ontvankelijk tonen voor hun boodschap. Zelfs als we heel specifiek kijken naar een relatiestelsel met een relatief groot aantal actoren dat in Nederland is opgegroeid, dan nog blijken de homegrowns binnen dit relatiestelsel een minderheid te vormen en vallen de vele internationale connecties op. Enkel voor de vrouwelijke actoren, die in de ‘grijze’ buitenzones van dit relatiestelsel opereren, geldt dat zij opvallend vaak in het Westen zijn opgegroeid. En alleen als we deze vrouwenclusters meerekenen, kan het percentage homegrowns in dit samenwerkingsverband worden opgekrikt. Internationale oriëntatie In hun activiteiten lijken actoren in de door ons bestudeerde jihadistische clusters geen fundamenteel onderscheid te maken tussen vijanden of doelwitten in binnen- of buitenland. Hun oriëntatie is mondiaal, en hun activiteiten staan steeds in dienst van de internationale jihad. Hun vijanden kunnen zich overal ter wereld bevinden. Soms richten de actoren zich in dit kader direct op Nederland. Vaker echter zijn zij betrokken bij (het ondersteunen van) grensoverschrijdende activiteiten die gericht zijn op doelwitten en gepercipieerde vijanden in het buitenland. De activiteiten die in de onderzoeksperiode in Nederland zijn ontplooid ten behoeve van de internationale jihad, lijken niet specifiek ‘Nederlands’ te zijn en lijken ook niet specifiek 99