Assisteren bij sportieve en recreatieve activiteiten
c. Bedenk wat je deze keer van tevoren kunt doen om dat te voorkomen.
k op st yr en ig ht be Co Bo eld nc om n ep og t be n ro iet ep d so efi nd nit er ief w . ijs
Voor het vlottenbouwen ben je de zwemvesten aan het controleren en je ziet dat de bandjes behoorlijk gerafeld zijn. Je hebt er een keer flink aan getrokken om te kijken of ze daardoor knappen, maar dat is niet zo. Je twijfelt over de veiligheid. d. Wat doe je?
Er hebben kennelijk mensen aan het volleybalnet gehangen, waardoor het net helemaal is doorgezakt. Smashen wordt nu wel erg makkelijk, met als risico dat deelnemers elkaar bij het blokkeren in het gezicht slaan. e. Wat doe je?
Tijdens het ophangen van het achterdoek bij boogschieten, merk je dat er gaten in dit doek zitten. Je loopt daarmee het risico (al is het heel klein) dat een pijl door het doek schiet en mogelijk iemand raakt die zich daarachter bevindt. f. Wat doe je?
Je inspecteert het bos voor het lasergamen en ziet dat er een hoop bramenstruiken zijn met scherpe doorns. g. Wat doe je?
Een plezierige en actieve activiteit
Te
Op de eerste plaats moet sporten en bewegen plezierig zijn. Dat is zeker het geval als je recreatieve sportgroepen of sporters begeleidt. Maar ook voor prestatiesporters geldt dat hun trainingen plezierig moeten zijn. Zonder plezier houden ook prestatiesporters het niet lang vol. Wat je doet moet natuurlijk wel leuk zijn, voor je sporters en gasten, maar ook voor jou.
C
Uiteraard moet je leuke, interessante en uitdagende bewegingssituaties aan sporters aanbieden. Maar je moet ook zelf door je manier van begeleiden ervoor zorgen dat de les of training plezierig is en blijft. Je moet je er voortdurend van bewust zijn dat de manier waarop je begeleidt van invloed is op het plezier van de sporters en de intensiteit waarop ze bewegen.
74