Jaargang 13, nr 2, juni 2020
Driemaandelijks tijdschrift. Afgiftekantoor Antwerpen. Erkenning: P808155
faro
tijdschrift over cultureel erfgoed
`
Dossier erfgoed als evenement
Corona in de erfgoedsector
Focus op beleving, duurzaamheid en participatie
Waarom neemt het risico op waterschade toe?
Congo 60 jaar onafhankelijk
IN DIT NUMMER
03
10
EDITO
PUBLIEKSONDERZOEK Handelen op basis van kennis
06
16
CORONA #erfgoedinuwkot
38
ER KOMT (HEEL VEEL) WATER AAN! Interview met Patrick Willems
CORONA Getuigenissen uit de erfgoedsector
CONGO 60 JAAR ONAFHANKELIJK
22
CONGO IN VLAANDEREN
28
SLEUTELS VOOR EEN KRITISCH DEBAT
32
OVER DE HEL OP AARDE | Interview met Mathieu Zana Etambala
Van Gogh in Atelier des Lumières, Parijs Katell Ar Gow via Flickr, CC BY-ND 2.0
DOSSIER ERFGOED ALS EVENEMENT
44
ONCE IN A LIFETIME
46
SCHATKAMER OPENT DE DEUREN | De Librije
50
REIST U MEE NAAR MORGEN? | Naar een beter toerisme
55
HOE ‘VERKOOP’ JE VAN EYCK?
62
JUBILEUMJAREN EN BLOCKBUSTERS
66
DE IMMERSIEVE BELEVING
EN OOK
04
TELEX
36
SPREKEND ERFGOED Zoek de zeven verschillen
42
EXPAT Bart Ryckbosch
60
HET ATELIER Sandy Verfaille, meestertatoeëerder
70
MIJN ERFGOEDPLEK Wim Vanlessen
EDITO
COLOFON faro | tijdschrift over cultureel erfgoed 13 (2020) 2 | ISSN 2030-3777 REDACTIERAAD Roel Daenen, Katrijn D’hamers, Bart De Nil, Elien Doesselaere, Julie Lambrechts, Anne-Catherine Olbrechts, Alexander Vander Stichele, Tine Vandezande, Hildegarde Van Genechten, Jürgen Vanhoutte, Jacqueline van Leeuwen, Olga Van Oost, Gregory Vercauteren en Jeroen Walterus | redactie@faro.be HOOFDREDACTEUR Roel Daenen roel.daenen@faro.be BEELDREDACTIE Katrijn D’hamers EINDREDACTIE Birgit Geudens en Annemie Vanthienen VORMGEVING Silke Theuwissen DRUK Drukkerij Albe De Coker ADVERTEREN Roel Daenen ABONNEMENTEN België € 25 | buitenland € 30 | los nummer € 8 | www.faro.be/abonnementen VERANTWOORDELIJKE UITGEVER
Olga Van Oost, p.a. Priemstraat 51, 1000 Brussel COVERBEELD © MSK Ghent, Foto: David Levene De redactie is steeds op zoek naar interessante bijdragen. Zin om mee te werken? redactie@faro.be © FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw. De redactie heeft ernaar gestreefd de wettelijke bepalingen in verband met de intellectuele eigendom van de beelden na te streven. Indien u meent dat voor een bepaald beeld het auteursrecht van de maker of zijn/haar erfgenamen werd geschonden, neem dan contact op met de redactie. De inhoud van de teksten en artikels vertolken enkel de visie van de auteurs en niet noodzakelijk die van het bestuur van FARO.
U vindt naast sommige artikels logo’s die verwijzen
Eerbied voor jouw grijze haren Ik heb eerbied voor jouw grijze haren Zij bekronen je lieve gezicht Zij verzachten de sporen der jaren Na een leven van werken en plicht Ik heb eerbied voor jouw grijze haren Wie kent dit liedje niet? Het werd begin jaren zestig geschreven door de Kempense cowboy Bobbejaan Schoepen. Dankzij de Nederlandse zanger Gert Timmerman groeide het uit tot een tijdloze klassieker van het Nederlandstalige levenslied. En ook vandaag spreekt deze ballade nog steeds aan. Wat zou de cultureel-erfgoedsector zijn zonder al die ‘grijze haren’?1 Zonder al de vrijwilligers, vaak 65-plussers, die dag in dag uit meedraaien in onder meer archieven, erfgoedbibliotheken en musea? Die ervoor zorgen dat het erfgoed in de buurt wordt bewaard en geconserveerd? Of die de jongere generaties met raad en daad bijstaan? Het klopt, de laatste decennia gaat het vaak over de 'verjonging van de sector'. Jonge mensen moeten inderdaad zoveel mogelijk kansen krijgen. We proberen voeling te hebben met wat er bij hen leeft om een duurzame toekomst voor het erfgoed te garanderen. Terecht ook: hoe groter het draagvlak voor erfgoed, hoe meer kans het maakt om van generatie op generatie te worden doorgegeven. Maar wat zouden jongeren zijn zonder de anderen, de voorlopers, met al hun ervaring en levenswijsheid? En ‘duurzaam cultureel erfgoed’? Dat is toch alleen mogelijk wanneer we werken over de generaties heen? Samen. En toen doemde plots de pandemie op, met een virus dat het vooral op ouderen gemunt heeft. Door de drastische sluiting van alle erfgoedorganisaties werd onder meer het intergenerationele werken zwaar op de proef gesteld. Bij het verschijnen van deze faro komt ons land voorzichtig uit de lockdown en staan talloze vrijwilligers te popelen om hun taken terug op te nemen. Dat is niet zonder risico, omdat de ‘grijze haren’ zo kwetsbaar zijn. We zullen geduld moeten oefenen en voorzichtig zijn. Maar, beste 65-plusser, beste vrijwilliger, weet dat erfgoedorganisaties jullie missen, omwille van jullie kennis en inzichten, en jullie liefdevolle engagement voor het erfgoed.
naar de Duurzame Ontwikkelings-doelstellingen van de VN. Voor meer uitleg, zie www.sdgs.be.
Deze faro dragen we dan ook op aan al de enthousiaste, gedreven vrijwilligers en alle ‘grijze haren’ in het bijzonder. De redactie redactie@faro.be
1
En dat bedoelen we natuurlijk met alle respect.
3
TELEX
Dorien Styven wint Ger Schmookprijs 2019 Dorien Styven haalde de prijs binnen met haar thesis De verdere verwerking van persoonsgegevens van Joodse onderduikers onder de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Archief vzw Het Ondergedoken Kind, een case study. Ze werkt als archivaris in Kazerne Dossin en schreef dit werk in het kader van haar master-na-masteropleiding Archivistiek: Erfgoed- en Hedendaags Documentbeheer (VUB).
De Ger Schmookprijs wordt jaarlijks uitgereikt door VVBAD aan studenten uit de archief- of bibliotheekopleidingen.
Precies op de dag dat de Tsjechische overheid haar maskerbeleid versoepelde en mensen buitenshuis geen masker meer hoeven te dragen, opende in het Nationaal Museum van Tsjechië een bijzondere tentoonstelling over … mondmaskers. De collectie werd samengesteld op basis van honderden door het publiek ingezonden maskers en toont exemplaren voorzien van folkloristische motieven en grappige ontwerpen, zelfgemaakt of voorzien van een persoonlijke touch. Als geen ander toont deze tentoonstelling aan dat dit bijzondere en vaak handgemaakte stukje textiel intussen is uitgegroeid tot zoveel meer dan louter ‘een lapje stof’.
www.vvbad.be/ger-schmookprijs
https://reut.rs/2XuMf06
Archieven gerelateerd aan de Holocaust bevatten persoonsgegevens die sinds de inwerkingtreding van de AVG niet meer verwerkt mogen worden zonder toestemming van de betrokkene. Daardoor is verder onderzoek naar de overlevenden van de Holocaust moeilijker geworden. In haar onderzoek voerde Dorien Styven een diepgaande analyse uit van de Europese en Belgische wetgeving. Ze ging na hoe dergelijke Holocaust-archieven toch nog verwerkt en toegankelijk gemaakt kunnen worden.
MUSEUMS ARE NOT NEUTRAL Moorddadig racistisch geweld blijft de Verenigde Staten terroriseren. Sommige musea hebben zich solidair getoond en nemen terecht hun verantwoordelijkheid op als leden van hun gemeenschap. Ook dichter bij huis beweegt er wat. Brussels Museums, de Brusselse museumfederatie, lanceerde in mei de campagne Open Museum. Dit sensibiliseringstraject heeft als doel om de Brusselse musea structureel inclusiever en meer participatief te maken. Open Museum wil van musea veilige plekken maken waar iedereen zich welkom voelt, ongeacht gender, huidskleur, etniciteit, beperking, seksuele oriëntatie, religie, sociaaleconomische status, opleidingsniveau of leeftijd. Meer weten? Kijk snel op www.brusselsmuseums.be.
4
NATIONAAL MUSEUM VAN TSJECHIË STELT MONDMASKERS TENTOON
#HETDAGELIJKSBOEK
Onder de noemer #hetdagelijksboek tovert de online erfgoedbibliotheek Flandrica.be elke dag een gedigitaliseerde letterschat uit een Vlaamse erfgoedbibliotheek op uw scherm. Flandrica.be put daarvoor uit bijna achthonderd gedigitaliseerde werken uit Vlaamse erfgoedbibliotheken. Wie Flandrica.be volgt op Facebook of Twitter geniet zo elke dag van de rijkdom van ons bibliothecair erfgoed. https://twitter.com/FlandricaBE https://www.facebook.com/flandrica.be
Adriaen Coenen, Dat eerste boock van menich derleij walvischen ende ander selseme groote wonderlijke visschen, 707256, Collectie Stad Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, Bruikleen Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde Antwerpen (KMDA).
Pinguïns op stap in het museum Vroeg u zich de voorbije weken ook wel eens af waarmee – we zeggen maar wat – een pinguïn zich zoal bezighoudt tijdens de quarantaine? Voor drie kloeke Humboldtpinguïns uit Kansas City Zoo mocht het midden mei alvast wat meer zijn dan #blijfinuwkot. Samen brachten ze een bijzonder fotogeniek bezoekje aan het naburige Nelson-Atkins Museum of Art. Vol belangstelling flaneerden Bubbles (5), Maggie (7) en Berkley (8) door de zalen van het museum. Volgens ooggetuigen bleken ze vooral onder de indruk van Caravaggio, terwijl Monet duidelijk op minder belangstelling kon rekenen …
IN DE SCHADUW VAN EEN NACHTVLINDER
Al jarenlang reist archeoloog Ivar Schute langs een landschap van kampen. Hij onderzocht barakken, massagraven, gaskamers en liep tegen een hoop vragen aan. Mag een archeoloog zomaar opgraven in een vernietigingskamp? Is dat wetenschap of forensisch onderzoek? Wat moeten we doen met de graven, kelders en funderingen die worden blootgelegd? Hoe ga je om met Holocaustontkenners? Ivar Schute geeft antwoord op deze vragen aan de hand van een archeologische tocht van Nederland tot in de eenzame bossen van OostPolen. Hij laat zien dat een archeoloog met een andere blik naar de Holocaust kijkt: archeologisch onderzoek in een dergelijke context is eerder verbonden met een proces van gedenken dan met het leveren van wetenschappelijke bewijzen.
NEMO-RAPPORT OVER DE IMPACT VAN COVID-19 OP DE MUSEA De coronacrisis sloeg wereldwijd toe. De ingrijpende gevolgen van de crisis waren voor het Network of European Museums Organisations (NEMO) aanleiding om de musea in Europa te bevragen over de impact. Over financiën, digitale initiatieven, de inzet van communicatie, de gevolgen voor het personeel. 961 antwoorden uit 48 landen (waaronder alle 27 EU-lidstaten) zijn verwerkt. De resultaten en aanbevelingen zijn gebundeld in een interessant, overzichtelijk rapport. Op te halen via www.ne-mo.org.
Gerapporteerd wekelijks inkomstenverlies 8% 44 %
18 %
30%
Tot € 1OOO Tot € 5OOO
Tot € 30 OOO € 50 OOO of meer
Ivar Schute, In de schaduw van een nachtvlinder. Een archeoloog op zoek naar sporen van de Holocaust. Prometheus, 2020. ISBN 9789044642438.
ZELDZAME GOUDEN CLUSTERRING VOOR DIVA Dit voorjaar kocht de Koning Boudewijnstichting via het Fonds Christian Bauwens een gouden clusterring met diamanten aan op de internationale kunstbeurs TEFAF in Maastricht. De betekenis van de ring is nog niet helemaal duidelijk. Is het een geheime liefdestuin? Een herinnering aan een overledene? Of toch eerder een verlovingsring? Zeker is wel dat het gaat om een bijzonder zeldzame ring uit de 17e eeuw met gegraveerd mannenportret en geëmailleerd figuurtje in de kas van de ring. De ring zal worden toegevoegd aan de eerste themazaal Wonderkamer in de collectiepresentatie van DIVA, het museum voor diamant, juwelen en zilver in Antwerpen. divaantwerp.be en www.kbs-frb.be © Les Enluminures Ltd.
5
CORONA
DE CORONACRISIS ALS HEFBOOM VOOR EXPERIMENT
#ERFGOEDINUWKOT Het coronavirus treft alle geledingen van de maatschappij. Ook de impact op de cultureel-erfgoedsector is niet te onderschatten – zie de getuigenissen van collega’s, elders in dit blad. Veel cultureelerfgoedorganisaties bleven echter niet bij de pakken zitten en schakelden heel snel over naar een virusbestendige werking. Elien Doesselaere en Jacqueline van Leeuwen
V
an een virtuele tour door het museum over de collecties online onder de aandacht brengen tot doe-opdrachten voor jong en oud: met een crisis als hefboom experimenteerde de sector volop. Overtrof het hun verwachtingen of kwamen ze van een kale reis terug? Wat waren de reacties van het publiek? Welke tips hebben ze in petto? faro peilde naar nieuwe initiatieven. We laten hier zes erfgoedwerkers aan het woord. Meer getuigenissen leest u op onze website.
Nele Lefever ARCHIEF GENT Welk (online) initiatief hebben jullie opgezet? Dagboek in tijden van corona. Hoe beleven de Gentenaars deze coronacrisis? Als Archief Gent roepen we de inwoners van Gent op om materiaal in te sturen dat getuigt over hoe zij omgaan met de crisis: van foto’s en verhalen over dagboekfragmenten en vlogs tot posts op Instagram en liedjes, etc. We schrijven nu immers met z’n allen geschiedenis.
6
Waarom kozen jullie voor deze werkvorm? We zijn al langer bezig om o.a. via mondelinge geschiedenis verhalen te verzamelen van mensen over bepaalde onderwerpen. Meestal gebeurt dit achteraf, maar nu leek het ons interessant om de oproep tijdens de crisis te lanceren. Welke respons kregen jullie? We kregen al meer dan 150 reacties binnen. Mensen laten bijvoorbeeld hun gegevens achter, met de boodschap wat ze precies willen schenken. Na de crisis contacteren we hen om dit materiaal op te halen. Of ze sturen hun materiaal onmiddellijk door. Zo zijn er die ons dagelijks iets doorsturen. We zijn hiermee al zeer tevreden! Wat nemen jullie mee uit deze ervaring? Het loont zeker de moeite om bronnenmateriaal proactief en on the spot te verzamelen, en niet te wachten tot het al dan niet binnenkomt. Zo willen we garanderen dat toekomstige generaties een zo breed mogelijk beeld krijgen van hoe de Gentenaar anno 2020 deze crisis beleefde.
De Erfgoed Bingo van Erfgoed Noorderkempen. © Anneleen Van Lommel © Archief Gent
Beeld van een virtueel bezoek aan de Nottebohmzaal in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience. © Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience
7
Anneleen Van Lommel ERFGOED NOORDERKEMPEN
Welk (online) initiatief hebben jullie opgezet? De lockdown inspireerde ons tot een 'Grote blijf-in-uw-kot Erfgoed Bingo' om toch nog zoveel mogelijk mensen te laten genieten van het Kempens erfgoed. Met 25 opdrachten, gaande van ‘Schreft vandoag alles int dialect’ over ‘Speel archeoloog in je tuin’ tot ‘Zoek het oudste voorwerp in je huis’, willen we spelers laten ontdekken hoe veelzijdig, interessant en waardevol het cultureel en onroerend erfgoed in de buurt is. Waarom kozen jullie voor deze werkvorm? Het idee voor de bingo was inspiratie van het moment. Een ideale vorm voor een luchtig en laagdrempelig initiatief, met voornamelijk korte opdrachten. Welke respons kregen jullie? We verstuurden een persbericht naar enkele regionale contacten, wat resulteerde in een kort bericht in Gazet van Antwerpen en mijn telefonische ‘vuurdoop’ op de lokale radio. Hoeveel mensen er echt aan de slag gingen met de bingokaart, is moeilijk in te schatten. Wat nemen jullie mee uit deze ervaring? Vanuit ons kot kunnen we, dankzij digitale communicatie, de vlam van de erfgoedgoesting brandend houden. Publieksevenementen zijn echter onmisbaar. Onze tip? Niet aarzelen om een persbericht te versturen, hoe klein je initiatief ook is.
Veerle Leysen ERFGOED LOMMEL i.s.m. dienst Buurtzorg van stad Lommel Welk (online) initiatief hebben jullie opgezet? We bezorgden de brochure Wittët nog van toen. Het plezante erfgoedgazetje aan alle 75-plussers in Lommel. Het gazetje neemt de lezer mee naar de jaren 1960 tot de jaren 1980, aan de hand van gevarieerde, korte en rijkelijk geïllustreerde verhalen, quizzen, woordpuzzels, cartoons ... Daarnaast zetten we de belangrijkste richtlijnen over het coronavirus
8
nog eens overzichtelijk op een rijtje, samen met het hulpaanbod vanuit de stad. Waarom kozen jullie voor deze werkvorm? We kozen voor een papieren brochure omdat we zo alle 75-plussers konden bereiken, ook degenen die minder vertrouwd zijn met digitale kanalen. Het achterliggende idee? Het noodgedwongen isolement doorbreken door wat vertier te brengen. Erfgoed Lommel werkte in het verleden al vaker samen met de plaatselijke zorgsector. Daardoor konden we dit initiatief snel op poten zetten. Welke respons kregen jullie? Na de online aankondiging van dit initiatief en nog voor het gazetje in de brievenbussen viel, kregen we al vragen van mensen die jonger dan 75 zijn. We beslisten dan ook om het Erfgoedgazetje gratis aan te bieden aan alle abonnees van ons tijdschrift. Een succes dus! Wat nemen jullie mee uit deze ervaring? We zetten deze fijne samenwerking in de toekomst graag voort met gelijkaardige initiatieven.
Ana Schultze CEMPER Welk (online) initiatief hebben jullie opgezet? We organiseerden samen met meemoo en Wikimedia België Vrouwen van de dans in ’t rood, een virtuele edit-a-thon. Het doel? Wikipedia spijzen met biografieën van vrouwen van de dans, zodat hun naam niet meer in het rood verschijnt. We gaven een virtuele trainingssessie en organiseerden dito vragenuurtjes om de deelnemers verder op weg te helpen. Waarom kozen jullie voor deze werkvorm? In normale omstandigheden komen mensen in een edit-athon fysiek bijeen om gezamenlijk aan Wikipedia-artikelen te werken. Door deze periode maakten we er een virtueel evenement van. Welke respons kregen jullie? Er zijn heel wat biografieën toegevoegd, we zijn dus heel tevreden. Wat nemen jullie mee uit deze ervaring? De organisatie van een virtuele edit-a-thon hoeft niet beperkt
te blijven tot tijden van lockdown, gezien de vele voordelen. De trainingssessie kan je als webinar herbekijken, we kunnen de campagne langer laten lopen en zo meer mensen bereiken. Alle informatie is online terug te vinden, de deelnemers plannen zelf wanneer ze schrijven. Het bronnenmateriaal beperkt zich in deze tijden helaas ook tot online materiaal. De vragenuurtjes zijn een goede manier om advies te geven en verder te helpen bij vragen. Zo is er toch nog wat interactie. Een goede promotie van het evenement blijft evenwel heel belangrijk.
Xandra Ballieu KANTCENTRUM BRUGGE Welk (online) initiatief hebben jullie opgezet? Het virtuele kantatelier A P-lace together. Door de coronamaatregelen is ons dagelijks kantatelier opgeschort. Om onze kantklossers de kans te bieden om te blijven klossen, posten we elke woensdag een kantpatroon van een eenvoudig kantstrookje op onze Facebookpagina en in de groep ‘A P-Lace together’. Wie wil, kan zijn of haar kantstrookje insturen. Na de coronacrisis organiseren we een tentoonstelling met de gemaakte kantwerkjes. Waarom kozen jullie voor deze werkvorm? Het gevolg van improvisatie tijdens de lockdown. We wilden iets organiseren zodat iedereen thuis verder kon klossen. Welke respons kregen jullie? Met meer dan 2.000 deelnemers is het atelier een schot in de roos! Initieel was A-P lace together bedoeld om onze vaste klanten in het atelier de kans te geven om te blijven klossen. Intussen is het uitgegroeid tot een wereldwijd virtueel kantatelier. Inmiddels stromen ook de gekloste strookjes vlot binnen. Wat nemen jullie mee uit deze ervaring? We onthouden dat er internationaal draagvlak is om te participeren aan dergelijke online projecten. Dat geeft ons hoop voor de toekomst van het kantambacht. We onderzoeken hoe we dit na de coronacrisis kunnen voortzetten.
Leni Albertyn ERFGOEDBIBLIOTHEEK HENDRIK CONSCIENCE Welke (online) initiatieven hebben jullie opgezet? We gaan volop voor de digitale ontsluiting van onze collectie. Zo kan de prachtige Nottebohmzaal virtueel bezocht worden. In video’s op sociale media lichten conservatoren bijzondere collectiestukken toe. De mooiste stukken uit de collectie vervelden tot digitale kleurplaten. Op het wereldwijde platform Google Arts & Culture zijn we aanwezig met digitale tentoonstellingen. Een andere piste die we bewandelen, is die van informatiegeletterdheid, een razend actueel topic waar we als bibliotheek veel belang aan hechten. Onze workshop daarover hertaalden we naar een subsite. Waarom kozen jullie voor deze werkvormen? Een aantal zaken, zoals de video’s over de collectiestukken en de virtuele wandeling door de Nottebohmzaal, stonden al langer op de planning. Door de lockdown hadden we de tijd om daar nu werk van te maken. Andere initiatieven, zoals de subsite informatiegeletterdheid en de kleurplaten, waren spontane ideeën die opkwamen toen we de deuren moesten sluiten. Welke respons kregen jullie? We merken dat verdiepende content en filmpjes op sociale media goed scoren. Wat enorm veel deugd doet, zijn de onverwachte bedankingsmails die we krijgen van de lezers die we vanop afstand voorthelpen. Wat nemen jullie mee uit deze ervaring? Durf te experimenteren, volg wat er regionaal en internationaal gebeurt en leg ideeën voor aan collega’s. Zo krijgen aarzelende projecten potentieel om te groeien. ■
Elien Doesselaere is adviseur immaterieel erfgoed bij FARO. Jacqueline van Leeuwen is er adviseur vorming en organisatieontwikkeling.
9
MUSEA
WAAROM PUBLIEKSONDERZOEK ESSENTIEEL IS
PUBLIEK (SCHERP) IN BEELD Tussen november 2017 en november 2018 coördineerde het Kenniscentrum Cultuur- en Mediaparticipatie een publieksbevraging in een aantal musea in Vlaanderen, in opdracht van het Departement Cultuur, Jeugd en Media van de Vlaamse overheid. In deze bijdrage lichten we de verzamelde data toe. Jessy Siongers en Mathijs De Baere
H
oeft het nog gezegd? Publieksonderzoek is essentieel in elke museumwerking. Omdat het inzicht verschaft in het publiek en zijn wensen, noden en verwachtingen.1 Het biedt relevante informatie om marketing- en communicatiestrategieën te optimaliseren en om zo bestaande en nieuwe publieken te bereiken. En het laat ook toe sterke en zwakke punten op te sporen en verbeteracties op te stellen. Zoals gezegd coördineerde het Kenniscentrum Cultuur- en Mediaparticipatie een publieksbevraging in musea die aan deze behoeften wenste tegemoet te komen. Deze bevraging vormde tevens een pilootstudie, waarbij een meetinstrument werd ontwikkeld, pijnpunten van publieksonderzoek in musea werden verzameld en mogelijkheden voor de verdere uitrol van dit instrument naar de sector werden verkend.
10
Op basis van een open call stapten twaalf, voornamelijk grotere, musea in in het project.2 In elk van deze musea werden via toevalselectie individuele bezoekers van 13 jaar en ouder benaderd voor een interview. De bevraging bestond uit een korte vragenlijst die ter plaatse via tablet door een museummedewerker, jobstudent of vrijwilliger werd afgenomen en een langere online vragenlijst die de bezoekers na hun bezoek konden invullen3 indien ze bereid waren hun e-mailadres op te geven. Op deze manier bevroegen we 4.001 individuele bezoekers, waarvan er 1.087 de lange vragenlijst voor minstens de helft invulden. We zoomen in op drie elementen: (1) het profiel van museumbezoekers, (2) hun verwachtingen ten aanzien van het museumbezoek en (3) de mate waarin ze tevreden op hun bezoek terugblikken. Ten slotte staan we stil bij enkele uitdagingen voor de musea.
Š Toerisme Vlaanderen via Flickr, CC BY-NC-ND 2.0
WELK PROFIEL?
Menig onderzoek wijst op de sociale gelaagdheid van cultuurparticipatie. Ook museumbezoekers vormen geen doorsnede van de bevolking. Het staal bezoekers dat wij bevroegen telt ten eerste een groter aandeel vrouwen (56 %) dan mannen (43,7 %). Daarnaast ligt het zwaartepunt bij de oudere leeftijdsgroepen: 20,6 % behoort tot de categorie van 55- tot 64-jarigen en 21,8 % is 65 jaar of ouder. De groep van 35- tot 44-jarigen is het minst vertegenwoordigd: de drukke levensfase met voor velen de combinatie van de zorg voor kinderen en een druk werkschema ligt hier mogelijk aan de basis. De bezoekers zijn bovendien zeer hoog opgeleid. Nemen we enkel de bezoekers van 25 jaar of ouder, die doorgaans hun opleiding voltooid hebben, dan heeft 80,4 % een diploma hoger onderwijs. Deze cijfers verschillen enorm met
de populatiecijfers. In het Vlaams Gewest was in 2018 45 % van de actieve bevolking tussen 25 en 64 jaar hoger opgeleid.4 Dit cijfer daalt nog wanneer ook 65-plussers in rekening worden gebracht. De museumbezoekers zijn niet alleen erg hoog opgeleid; ze beschikken ook over een relatief hoog gezinsinkomen. Ruim driekwart van de bezoekers (76,3 %) geeft aan gemakkelijk tot zeer gemakkelijk rond te komen met het huidige gezinskomen, 17,7 % plaatst zich in het midden en 6 % zegt moeilijk tot zeer moeilijk rond te komen. Een divers publiek bereiken en een voor iedereen toegankelijk museum realiseren zijn twee prioritaire doelstellingen in de museumsector. We namen twee indicatoren op die een idee geven van de huidige mate van toegankelijkheid: de etnisch-culturele herkomst (enkel bij Belgische bezoekers bevraagd) en de aanwezigheid van
11
eventuele gezondheidsbeperkingen. De overgrote meerderheid (87 %) van de in België wonende bezoekers geeft aan dat beide ouders bij de geboorte de Belgische nationaliteit hadden. Slechts 5,7 % geeft aan dat ten minste een iemand uit hun gezelschap een langdurig gezondheidsprobleem of handicap heeft. Ter vergelijking: in de Belgische Gezondheidsenquête van 2013 gaf ruim een kwart van de respondenten (28,5 %) van 15 jaar en ouder aan minstens één langdurige ziekte, langdurige aandoening of handicap te hebben.5
HOGE VERWACHTINGEN?
Bezoekers betreden het museum niet als een blanco canvas. Ze komen met bepaalde verwachtingen en motieven. Beide aspecten bepalen ook mee de ervaring en de daarmee gepaard gaande evaluatie. We legden een lijst met twintig motieven voor aan de bezoekers. Meer dan acht op de tien museumbezoekers willen via hun museumbezoek vooral hun kennis verrijken, zich laten verrassen door nieuwe zaken en vinden bewustzijn van cultureel erfgoed zeer belangrijk. Daarnaast geeft ook ruim driekwart aan het museum te bezoeken om ertussenuit te zijn, om zich te ontspannen, omdat men erfgoed belangrijk vindt en/of omwille van de sterke interesse. Uit
deze (hoge) cijfers blijkt dat de meeste bezoekers meerdere motieven aan hun museumbezoek koppelen. We legden ook vijf stellingen voor die peilden naar verwachtingen die het museumbezoek voorafgaan. De hoogste verwachtingen heeft men op het vlak van kennisvergaring: 68,3 % van de bezoekers verwacht na het bezoek met nieuwe kennis buiten te komen. Bijna eenzelfde percentage (65,8 %) heeft hoge verwachtingen ten aanzien van de kwaliteit van de permanente collectie van het museum. Ten aanzien van de tijdelijke tentoonstellingen zijn de verwachtingen iets minder hooggespannen, maar ook daar heeft ruim zes op de tien hoge verwachtingen. De dagelijkse beslommeringen vergeten en het maatschappelijk uitgedaagd worden, wordt ten slotte door respectievelijk 45,4 % en 42,7 % van de museumbezoekers verwacht. Deze motieven en verwachtingen variëren naargelang geslacht, leeftijd en opleiding van de bezoeker, maar tevens naargelang bezoekerstype (bv. bezoekers die het museum voor de eerste keer bezoeken vs. zij die het al eens bezochten, dagtoeristen vs. verblijfstoeristen) en naargelang
© Toerisme Vlaanderen via Flickr, CC BY-NC-ND 2.0
Figuur 1: Profiel museumbezoekers: geslacht, leeftijd, diversiteit en opleidingsniveau.
12
doelgroepen kunnen musea informeren over hoe zij die doelgroepen beter kunnen bedienen.
museumtype (kunstmusea versus musea waarbij kunst niet de hoofdfocus is).
TEVREDEN?
Evaluaties van bezoekers vormen vandaag een belangrijke informatiebron voor de publiekswerking van een museum.6 Dat was lang niet (altijd) het geval. In het verleden lag de klemtoon exclusiever op de zorg voor collecties en ging er beduidend minder aandacht naar de noden van het museumpubliek.7 Maar ook musea opereren vandaag in een sterk competitieve vrijetijdsomgeving waarin ze het moeten opnemen tegen heel wat (commerciële) tegenspelers die veel sterker uitgerust zijn om consumenten te bespelen en aan te trekken.8 Zowel positief als negatief geëvalueerde aspecten kunnen bijdragen om de communicatie, de publiekswerving en -werking te optimaliseren. Analyses naar tevredenheid bij verschillende
In de survey na het bezoek peilden we naar de tevredenheid over 25 aspecten, gaande van bereikbaarheid, beleving, praktische aspecten tot service en personeel. Respondenten konden aangeven wanneer een topic niet voor hen van toepassing was. Hieruit blijkt vooral de hoge mate van tevredenheid bij de bezoekers: zij zijn vooral zeer tevreden over de praktische organisatie, de service en het personeel, maar ook over de beleving of museumsfeer. Zo zijn negen op de tien museumbezoekers tevreden tot zeer tevreden over het personeel in het museum, de gastvrouwen en -heren en de service aan de kassa. Ook over de meer praktische aspecten, zoals de openingsuren en de wachttijden aan de kassa, is ruim acht op de tien museumbezoekers (zeer)
Figuur 2: Tien meest aangegeven 10 bezoeksmotieven (% bezoekers dat motief belangrijk vindt). belangrijkste motieven: % (heel) belangrijk Om je kennis te verrijken
86%
Om je te laten verrassen door iets dat je ni et kende
81%
Omdat je het belangrijk vindt om bewust te zijn van…
80%
Om er eens gezellig uit te zijn
79%
Omdat het je sterk i nteresseert
79%
Omdat erfgoed belangrijk is
78%
Om je te ontspannen
78%
Omdat deze kunst je raakt
60%
Om de geschiedenis te herdenken
59%
Om met vrienden of familie samen te zijn
54%
Figuur 3: Verwachtingen van museumbezoekers (% dat akkoord of helemaal akkoord gaat met stelling)
Ik verwacht met heel wat ni euwe kennis buiten te komen
20,0%
48,3%
Ik verwacht dat ik mijn dagelijkse beslommeringen zal vergeten
33,9%
11,5%
Ik verwacht maatschappelijk uitgedaagd te worden
34,1%
8,6%
Ik heb hoge verwachtingen ten aanzien van de kwalitei t van de tijdeli jke tentoonstellingen Ik heb hoge verwachtingen ten aanzien van de kwalitei t van de permanente collectie akkoord
42,2% 47,1%
20,2% 18,7%
helemaal akkoord
13
Figuur 4: Tevredenheid met museumbezoek (% bezoekers dat (zeer) tevreden is).
Informatie
Taalgebruik in mus eum
48,9%
Inhoudelijke informatie (muurteksten, bijschriften bij de…
Beleving Toegankel ijkheid - Doelgroepen Service & Personeel Praktis ch Infrastructuur
30,6%
57,0% 40,4%
Bewegingsruimte voor bezoek ers op site / in museum
50,8%
Sfeer in het museum
50,6%
Uitstraling van het museum
22,7% 15,7% 43,1% 37,3%
45,4%
Personeel (ticketingverkoop, zaalwachters, museumshop)… De gastvrouwen en gastheren
41,5%
38,9%
54,3%
30,1%
60,3%
Service aan de kassa
40,3%
Vestiai re-service
42,9%
Museumaanbod specifiek voor kinderen (o.a. workshops,…
33,0%
Signal isati e in het mus eum voor mens en met een fys ieke…
31,8%
Toegankel ijkheid voor mens en met een fys ieke beperking
35,7%
Wachttijd bij de kassa
35,2%
Drukt e in het museum
49,3% 40,1% 35,7% 23,9% 18,2% 58,2%
45,4%
Openingsuren van de tentoonstell ing
45,0%
52,0%
Toegangs prijs
Bereikbaarheid
49,3%
Brochures en i nformatie op de website Interactieve technologi e in museum (audioguides, apps,…
34,3%
45,9%
Sanitaire voorzieningen in het museum
34,5%
55,4%
Museumcafé/restaurant
44,0%
Mus eumwinkel
45,1%
29,3% 28,8% 9,8%
Bereikbaarheid per auto
40,8%
36,8%
Bereikbaarheid met openbaar vervoer
40,1%
37,1%
Parkeerfaciliteiten (parkeerplaats en voor fiets en/brom- of… Bewegwijzering naar het mus eum
Tevreden tevreden. En deze hoge mate van tevredenheid vinden we tevens terug bij belevingsaspecten. Zo is 87,9 % (zeer) tevreden over de sfeer en is ook 86,9 % dat over de uitstraling van het bezochte museum. Toch is er marge voor verbetering. Hoewel voor elk van de onderscheiden aspecten een meerderheid van de respondenten tevreden is, kunnen we vaststellen dat dit voor drie aspecten slechts een nipte meerderheid vormt. Twee ervan gaan over de toegankelijkheid van musea, het andere over
14
35,2%
33,0% 43,4%
33,3% 20,2%
Zeer tevreden de interactieve technologie in musea. Als afsluiter gaan we hierop in, en op de uitdaging om een divers publiek te bereiken.
UITDAGINGEN?
Over de toegankelijkheid voor mensen met een fysieke beperking geeft 14,8 % van de bezoekers (die niet hebben aangegeven dat de vraag niet voor hen van toepassing is) aan (zeer) ontevreden te zijn. Daar staat wel tegenover dat 53,7 % (heel) tevreden is over deze toegankelijkheid. Daarmee is dit iets waarover bezoekers het minst tevreden zijn.
Ook de signalisatie in het museum voor mensen met een fysieke beperking scoort slecht, met 55,7 % (zeer) tevredenen. Gekoppeld aan de eerdere vaststelling dat personen met langdurige gezondheidsproblemen of handicaps ondervertegenwoordigd zijn in het museumpubliek doet dit ons besluiten dat toegankelijkheid meer aandacht verdient. Verdere analyses tonen dat er grote verschillen zijn tussen de musea. Praktijkvoorbeelden uit andere musea en samenwerking met gespecialiseerde organisaties zouden op dit vlak dan ook tot zeer nuttige inzichten en aanpassingen kunnen leiden. De tweede uitdaging gaat over het gebruik van interactieve technologie; ook hierover zijn bezoekers eerder gematigd tevreden. Nochtans zetten meer en meer musea in op het gebruik van smartphones met QR-codes, wifi en apps met informatie of rondleidingen. Hoe staan bezoekers hiertegenover? Een behoorlijk percentage van de bezoekers (43 %) vindt dat deze technologieën een meerwaarde bieden Een gelijkaardig percentage (45 %) vindt dat de technologie nog niet ten volle benut wordt. Deze houdingen staan enigszins in contrast met het effectief gebruik van smartphones in musea. Dat blijkt eerder beperkt tot persoonlijk gebruik, los van het aanbod van het museum. De activiteit waarvoor museumbezoekers hun smartphone het meest gebruiken is om een foto of selfie te delen via sociale media (37,4 % van de bezoekers met smartphone), extra informatie over een museumobject op te zoeken (31,9 %) en foto’s te nemen (12 %). Slechts 9,7 % scande een QR-code en 7,5 % gebruikte een museumapp. Er wordt dus voornamelijk gebruikgemaakt van toepassingen die buiten het aanbod van de musea vallen. Musea staan hier voor de uitdaging om digitale toepassingen te ontwikkelen die op een toegankelijke en innovatieve manier een meerwaarde bieden aan het museumbezoek. Ten slotte blijkt ook hier weer hoeveel moeite musea hebben om een breed publiek aan te trekken. Lager opgeleiden, mensen met een migratieachtergrond en personen die het financieel moeilijk hebben zijn zeer sterk ondervertegenwoordigd in de musea. En personen uit deze groepen die wel musea bezoeken doen dit vaak met andere verwachtingen en vanuit andere motieven. Bij lager opgeleiden staan bijvoorbeeld meer sociale motieven
© Toerisme Vlaanderen via Flickr, CC BY-NC-ND 2.0
De activiteit waarvoor museumbezoekers hun smartphone het meest gebruiken is om een foto of selfie te delen via sociale media, extra informatie over een museumobject op te zoeken en foto’s te nemen. Slechts 9,7 % scande een QR-code en 7,5 % gebruikte een museumapp.
U vindt het volledige rapport op: https://bit.ly/publiekgekaderd
Jessy Siongers is coördinator van het Kenniscentrum Cultuur- en Mediaparticipatie (UGent/VUB). Mathijs De Baere is er onderzoeker. Bronnen en literatuur 1. M. Cerquetti, ‘More is better! Current issues and challenges for museum audience development: a literature review’. ENCATC Journal of Cultural Management and Policy, 6(2016)1, p. 30-43. H. Roose & H. Waege, Publiek belicht: handboek publieksonderzoek voor culturele instellingen. Antwerpen: De Boeck, 2004. B. Van Ransbeeck, H. Roose & A. Vander Stichele, Publieksonderzoek bij cultureel-erfgoedinstellingen. Handleiding. Brussel: FARO, 2015. 2. De deelnemende musea waren: Huis van Alijn, Kasteel van Gaasbeek, Kazerne Dossin, M HKA, MIAT, Middelheimmuseum, M-Museum, MSK Gent, Museum Dr. Guislain, Museum Plantin-Moretus, S.M.A.K. en STAM. 3. In het MSK en M HKA liep al een publieksbevraging die werd gecoördineerd door Toerisme Vlaanderen. Zij stonden in voor de korte vragenlijst in deze twee musea. De bezoekers die in het MSK en M HKA bereid waren deel te nemen aan de lange vragenlijst werden daartoe nadien ook uitgenodigd door het Kenniscentrum. 4. Voor cijfers zie: https://bestat.statbel.fgov. be/bestat.
centraal en zij hopen tevens meer dan de hoger opgeleiden via hun museumbezoek hun dagelijkse beslommeringen te vergeten. Zelfontplooiing vormt anderzijds minder een motief bij hen om een museum te bezoeken. Dergelijke inzichten uit publieksonderzoek, en de analyses uit breder bevolkingsonderzoek naar barrières voor museumbezoek bij niet-bezoekers, liggen vooralsnog te weinig aan de basis van publiekswerking in musea. ■
5. J. Van der Heyden & R. Charafeddine, Gezondheidsenquête 2013. Rapport 1: Gezondheid en Welzijn. Samenvatting van de onderzoeksresultaten. Brussel: Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, 2014. 6. Roose & Waege, 2004, idem. 7. P. Harrison & R. Shaw, ‘Consumer satisfaction and post-purchase intentions: an exploratory study of museum visitors’. International Journal of Arts Management, 2004, p. 23-32. 8. C. Burton, J. Louviere & L. Young, ‘Retaining the visitor, enhancing the experience: identifying attributes of choice in repeat museum visitation’. International Journal of Nonprofit and Voluntary Sector Marketing, 14(2009)1, p. 21-34.
15
CORONA
GETUIGENISSEN UIT DE ERFGOEDSECTOR
DIMITRI BEECKMAN, TOM HOUTMAN EN CAROLIEN VANHECKE Resp. stafmedewerker publiekswerking en publieksparticipatie, conservator Stedelijke Musea Dendermonde en projectmedewerker Ros Beiaardommegang 2021
“In Dendermonde is de Ros Beiaardommegang hét evenement. Met de emotionele impact in het achterhoofd nam het Ros Beiaardcomité alle elementen in overweging alvorens de ommegang – noodgedwongen – te verplaatsen naar zondag 30 mei 2021. Deze beslissing had ook impact op talloze initiatieven van verenigingen, scholen en bedrijven. Onder de noemer Ros-se buurten plande de cultuurdienst in de voorbije aprilmaand een volkse stoet met honderden vrijwilligers, als creatief eerbetoon aan het Ros Beiaard. Dit participatieproject speelt in op het verlangen van deelgemeenten en buurten om samen met het eigen erfgoed naar buiten te komen. ‘Zinneke-parade-gewijs’ werden verschillende groepen uitgedaagd om aan de slag te gaan met dans, muziek of het maken van een parade-onderdeel. Deze voorbereidingen zijn niet verloren. Toen de nieuwe datum voor de stoet werd bekendgemaakt, vernieuwden regie en deelnemers met overtuiging hun engagement. De financiële verliezen bleven beperkt tot de communicatiekosten voor de aankondiging van het evenement. Voor de Ros Beiaardommegang waren de circa 20.000 tribuneplaatsen prioritair. Alle tickets hiervoor waren de deur uit. Mensenmassa’s op straat kan je nog beperken, maar die zitplaatsen vormen in het licht van de ‘sociale afstandsregels’ een onoplosbaar probleem. In overleg met de tribunebouwer bepaalden we de nieuwe datum. Met andere leveranciers, partners en sponsors zoeken we naar oplossingen.” ■
16
PIET CHIELENS Directeur In Flanders Fields Museum
“Voor een museum dat een zeer hoge eigen inkomstenratio heeft (> 60 %) zijn de financiële gevolgen zonder meer desastreus. Daarbij komt de impact voor het toerisme. Het hoge aandeel internationale bezoekers (> 65 %) betekent dat we lange tijd zullen nodig hebben voor we hiervan kunnen herstellen. Een deel van het personeel is tot aan de heropening tijdelijk werkloos. Anderen bereiden de toekomst voor; want behoud, historisch onderzoek en het programma van tentoonstellingen gaan door. Alles daarnaast (participatieve projecten enz.) wordt wellicht helemaal uitgesteld tot het najaar, of misschien zelfs tot volgend jaar. Hetzelfde geldt voor publicaties.” “Een stapsgewijze heropening lijkt onvermijdelijk, te beginnen bij individuele bezoekers waarvoor de regels van ‘social distancing’ beheersbaar zijn. Groepsbezoek volgt waarschijnlijk pas in een later stadium. Educatieve begeleiding, belangrijk in de werking van een museum met een beladen thema, zal pas kunnen nadat schoolbezoeken zijn genormaliseerd. Gezien onze inkomstenstructuur programmeren we altijd voorzichtig. Nu zal de afweging tussen financieel en cultureel/maatschappelijk rendement helaas nog veel pittiger zijn dan voorheen. Idem dito voor de uitbreiding en het behoud van de collecties. Omdat de inkomstenstructuur voor langere tijd fundamenteel gewijzigd is, rijst opnieuw de vraag die we al jaren stellen aan de betrokken overheden: ‘Wat met een groot internationaal museum in een relatief kleine stad?’” ■ Foto: © Toon Coussement
De coronacrisis heeft een nooit eerder vertoonde impact op het maatschappelijk leven, de economie, de politiek en de cultuursector. De media berichtten er onophoudelijk over; ook faro maakte een virtuele rondgang en stelde aan twaalf collega’s twee vragen. Ten eerste: ‘Wat zijn voor uw organisatie de (financiële of operationele) gevolgen van de coronacrisis?’ En twee: ‘Hoe kijkt u naar de toekomst?’
SOFIE DE CAIGNY
KOEN DEMARSIN
Directeur Vlaams Architectuurinstituut
Algemeen coördinator Cultuurregio Pajottenland & Zennevallei
“Op korte termijn is er een sterke terugval van de dienstverlening. De leeszaal is gesloten, onderzoekers worden niet volwaardig geholpen, bruiklenen liggen stil … De wisselwerking met het publiek is ingrijpend verminderd. De grote voorjaarstentoonstelling is gesloten en twee kleinere tentoonstellingen zijn naar het najaar verschoven. Ook het lezingenprogramma is uitgesteld. We trachten de band met het publiek zo goed mogelijk op te vangen door meer in te zetten op online publiekswerking, zoals virtuele wandelingen in de tentoonstellingen, digitale educatieve tools, thematische collectievitrines, de verdere ontsluiting van de gebouwendatabank en online adviezen vanuit onze dienstverlenende rol. Dit is allemaal waardevol, en toont hoe het team snel kan schakelen en hoe het ook in een digitale modus een band met het publiek kan opbouwen. Minder zichtbaar maar even ingrijpend is de tijdelijke stop van de aangroei en inventarisatie van de collectie. Ook de prospectie en de adviesverlening ter plaatse liggen stil.”
“Erfgoedcellen leven dankzij hun netwerk. Met vrijwilligers de handen uit de mouwen steken of ter plaatse gaan om advies te verlenen: dat alles zit er voorlopig niet meer in. Als fysieke ontmoetingen wegvallen en we projecten noodgedwongen stopzetten, dan is werken niet zo eenvoudig. Ondanks alle hulpmiddelen die er zijn, is samenwerken niet zomaar op te vangen door de inzet van digitale tools. De uitdaging voor een erfgoedcel vandaag is voor mij een inhoudelijke uitdaging met als leidvraag: ‘Hoe kan onze erfgoedwerking een toegevoegde waarde betekenen in deze tijd waarin ook veel partners (bv. traditiedragers) het moeilijk hebben?’ Dat kan, denk ik, door samen te observeren en vragen te stellen. Voor erfgoedwerkers is het een boeiende tijd. De crisis brengt mensen blijkbaar terug naar plaatsen en naar rituelen die hoop geven en een alternatief bieden voor gemiste contacten. Sommige kapellen in de streek trekken sinds kort meer bezoekers. De heilige Veroon bleef met Pasen in de kerk en kon voor het eerst Lembeek niet al wandelend behoeden tegen de pestepidemie, maar zijn vaandels beschermen intussen de meeste huizen van het dorp. Welke gevolgen deze tijd op ons gedrag zal hebben, is nog onduidelijk. Maar door enkele van deze symbolen te observeren, nu en in de toekomst, onderzoeken we hun blijvende waarde voor de mensen, hun kracht maar ook hun veranderlijkheid. Ook al bevinden ze zich soms in een diepe slaap.” ■
“Op korte termijn verwachten we een intens najaar met prospectie, verwerving, borging, ingehaalde publiekswerking gekoppeld aan de geplande najaarsactiviteiten, vooruitgeschoven aankopen zoals een scanner … Op lange termijn is er stof tot zelfreflectie. Hoe kunnen we nog meer inzetten op het digitaal beschikbaar stellen van de collectie? Het versterken van de digitale scholing van de medewerkers? Het bestendigen van de tijd die sommige medewerkers nu plots wel hebben om achterstallig invoerwerk in de collectiedatabank bij te werken? De grote uitdaging lijkt me het versterken van de veerkracht van het team om een volgende onverwachte breuk op te vangen.” ■ Foto: © Dries Luyten
17
CORONA
18
ANNELIES DIERICKX-VISSCHERS
AN RENARD
Projectcoördinator erfgoed, stad Oostende
Directeur Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience
“Grasduinen in de Bibliotheek, theater in De Grote Post, een expo in het Stadsmuseum … Het zit er allemaal niet meer in. Ook de normale werking van de dienst Cultuur van Oostende viel algauw stil tijdens de coronacrisis. Erfgoeddag kon dit jaar niet plaatsvinden. Het Stadsmuseum moest de deuren sluiten: geen inkomsten meer uit ticketverkoop, die anders ten goede komen aan heemkring De Plate. We bleven echter niet bij de pakken zitten. We gaven tips om aan cultuur en erfgoed deel te nemen; alleen zetten we nu – nog meer dan anders – in op een digitale publiekswerking. Zo lanceerden we in volle coronacrisis de digitale wandeling Léon Spilliaert. Oostende tussen licht en donker, gepland in het kader van Erfgoeddag. Via de ErfgoedApp op de eigen smartphone kunnen bezoekers – geheel coronaproof – kennismaken met de levenswandel van Léon Spilliaert en leren ze bijzondere plekken kennen die de kunstenaar inspireerden. We kijken ook uit naar Erfgoeddag 2021 dat het thema ‘De Nacht’ herneemt. Dat thema houden we levend, onder meer via de Beeldbank Kusterfgoed waar we beelden uit het Oostendse nachtleven presenteren: www.beeldbankkusterfgoed.be/ nachtleven. Het is boeiend om te zien hoe de culturele sector er in korte tijd in slaagde om sterk in te zetten op de digitale omslag. Ik hoop dat we de volgende jaren blijven kiezen voor digitale technologieën, en zeker als die een meerwaarde bieden in onze publiekswerking.” ■
“De coronacrisis doet zich vooral op operationeel vlak voelen. We hebben een versnelling hoger geschakeld in onze digitale dienstverlening, net als alle (erfgoed)bibliotheken. Veel personeel moet thuiswerken, wat aanpassen was – ook omdat bijna iedereen hier met boekmaterialen werkt. We hebben de stroom van richting veranderd: boeken gaan naar het personeel in plaats van omgekeerd. Dat is slechts beperkt mogelijk en niet vol te houden. We hebben geleerd dat vele zaken wel via telewerk kunnen. Van een permanentie met twee mensen voor de veiligheid van collecties en gebouw zijn we intussen gefaseerd heropgestart met depotwerking en meer digitale dienstverlening. Toch blijft voor veel onderzoekers het bezoek aan de leeszaal noodzakelijk. Ook moet het Google Books project nog opstarten. Slechts een fractie van de collectie is digitaal beschikbaar.” “De leeszaal ging opnieuw open op 11 mei. Dat gebeurt voortaan met online reservering, met minder plaatsen, veel ontsmetten, grote afstand en met handschoenen en mondmaskers. Zolang er geen vaccin is zal dit voor een lange periode onze werkwijze zijn. De situatie geeft nog maar eens aan hoe belangrijk het is om onze collecties massaal te digitaliseren. Misschien kan deze crisis – als geluk bij een groot ongeluk – beleidsmakers overtuigen om de broodnodige middelen te voorzien die dit proces kunnen versnellen. Vlaanderen heeft hier nog een lange weg te gaan.” ■
YVES SEGERS
NANCY TILKIN
Directeur Centrum Agrarische Geschiedenis
Coördinator publieksbemiddeling Gallo-Romeins Museum
“Ook het CAG ontsnapt niet aan de coronacrisis. De voorbije maanden werkten we volop aan Erfgoeddag 2020. Zo planden we in Leuven een expo in het oude stadhuis. Met geluidsopnames zouden nachtraven vertellen hoe koffie hen steunt om de nacht door te komen. Het moest een eerste teaser worden voor Koffiestories, een groot project in 2020-2021 over het (im)materieel erfgoed van koffie. Een grotere inspanning in het kader van Erfgoeddag wilden we leveren in Het Zwin Natuur Park en het Museum Sincfala in Knokke-Heist. Op de agenda een gevarieerd programma over herders in de kustpolders. In het bezoekerscentrum planden we een expo van natuurfotograaf Misjel Decleer en in Sincfala een erfgoedexpo. Wandelingen, demonstraties schapen hoeden … vervolledigden de agenda. Het uitgelezen moment om een pronkstuk uit de Collectie Bulskampveld te tonen: de kavane. Dat is een houten, mobiele hut die de herder in staat stelt om te overnachten bij zijn kudde.” “Maar niets van dat alles dus. We nemen de opgedane kennis rond koffie mee in latere acties. De expo’s worden uitgesteld. En de podcast Schaapjes op het droge brengt het boeiende verhaal alsnog veilig in de huiskamer, zie https://bit. ly/schaapjescag. De volgende maanden zullen we meer dan ooit via onze website het erfgoed van landbouw, voeding en landelijk leven tot leven brengen.” ■
“Ook het Gallo-Romeins Museum sloot midden maart de deuren. Uiteraard zijn de gevolgen groot. Jaarlijks krijgen we meer dan 25.000 schoolkinderen over de vloer. Vooral april en mei zijn drukke maanden. Dit leidt tot een aanzienlijk inkomstenverlies, ook voor onze freelancegidsen. Tal van evenementen en activiteiten werden afgelast: Erfgoeddag, de Archeologiedagen, lezingen … We staakten onze voorbereidingen, wat frustrerend is. Gelukkig is heel wat werk niet verloren en kunnen we er in de toekomst alsnog de vruchten van plukken. De sluiting betekende ook dat de tijdelijke tentoonstelling Dacia Felix niet langer kon worden bezocht. We verwachtten nog duizenden extra bezoekers, vooral tijdens de paasvakantie. Deze tentoonstelling kreeg niets dan lof, dat maakt het dubbel jammer. We proberen de bruikleentermijnen te verlengen, maar dat is geen sinecure. De voorbereidingen voor onze volgende tentoonstelling i.s.m. het British Museum lopen vertraging op. Die zal niet in de herfst, maar – in het beste geval – pas in het voorjaar openen. Toch blijven we positief over de toekomst. We hebben er 100 % vertrouwen in dat de stad Tongeren in het museum blijft investeren. Dat maakt dat er bij onze medewerkers veel goodwill is om onze werking ook in moeilijke tijden voort te zetten. Sommigen zijn zelfs gedrevener dan ooit.” ■
19
CORONA
FREA VANCRAEYNEST
TINE VANDEZANDE
Stafmedewerker Histories
Event manager | Coördinatie Erfgoeddag
“Vanuit onze thuisbureaus, soms afgeleid door kinderen en partners, zoeken we voor elk aspect van onze werking digitale alternatieven. Vormingen zijn omgetoverd in webinars en vergaderen doen we digitaal. We blijven inzetten op duurzame dienstverlening en we richten onze blik op de toekomst. Uit deze crisis valt te leren, en zeker het digitaal werken zullen we duurzaam verankeren. Voor onze gemeenschappen zijn deze tijden zeer uitdagend: processies, stoeten, lezingen of beurzen kunnen niet doorgaan en met de sluiting van documentatiecentra, leeszalen en musea staat de werking noodgedwongen on hold. Gezondheid primeert, maar sociaal contact is ook belangrijk. En er zijn ook negatieve gevolgen: forains zien hun jaarinkomsten in rook opgaan, nieuw onderzoek en publicaties staan op een laag pitje en op resultaten van projecten is het nog even wachten.”
“De maanden voor Erfgoeddag zijn voor de coördinatie Erfgoeddag een bijzonder drukke periode. Alle activiteiten zijn voorbereid en we zetten ons schrap om het programma samen met de bijhorende, grootschalige promotiecampagne te lanceren. Dit jaar dus niet: we beslisten om deze editie van Erfgoeddag met een jaar uit te stellen. Het zou een feestelijk gebeuren worden, met het veelzijdige thema De Nacht. FARO bood verdiepende trajecten aan over voorlezen en vertellen, licht en donker en de zintuigen. Door het uitstel naar 2021 gaan deze inspanningen niet verloren. Tegelijkertijd lanceren we graag een oproep: welke ideeën heeft u over samenwerkingen of zaken die anders en beter kunnen? Al uw suggesties zijn welkom.”
“Voor veel verenigingen blijkt digitaal vergaderen en werken niet evident. Hun vrijwilligers en achterban een zinvol alternatief bieden in deze tijden is moeilijk met beperkte middelen. Een lastige situatie, want samen erfgoed beleven is net de kracht van deze verenigingen. Zij gaan nu een onzekere toekomst tegemoet. Daarnaast is er een enorme flexibiliteit en creativiteit bij onze gemeenschappen: dat stemt ons hoopvol. De verbindende kracht van erfgoed blijkt duidelijk in het ontstaan van nieuwe tradities en alternatieve versies van erfgoedactiviteiten. We gaan absoluut voor een verenigingsleven na corona!” ■
20
“We willen graag iedereen die bijdraagt aan het welslagen van Erfgoeddag hartelijk danken. Zonder hun blijvende inzet en enorme engagement is er geen Erfgoeddag mogelijk. Ons gezamenlijk doel blijft hetzelfde: sensibiliseren over de waarde van cultureel erfgoed. We kijken hoopvol naar de toekomst; activiteiten kunnen verder rijpen en verrijkt worden. Ook nieuwe samenwerkingen kunnen het licht zien. Daarvoor zet ik mij in, samen met mijn collega Michelle Van Meerhaeghe en alle andere collega’s bij FARO.” ■
GEERT VAN GOETHEM
SOFIE WILDER
Directeur AMSAB - Instituut voor Sociale Geschiedenis
Coördinator Musea Turnhout
“Begin 2020: berichten over een nieuw virus in China. Dan die lockdown. Onwezenlijke beelden en verhalen uit een spookstad in een stad far far away. Het gebruikelijke interne overleg met een eerste, voorzichtige vraag. Stel dat? Die vraag komt onverwacht en een ‘sense of urgency’ is er niet echt. Op 9 maart doen we een grondige doorloop. Technisch zijn we klaar voor wat eerst ondenkbaar leek. Nagenoeg iedereen weet wat te doen en heeft ook de nodige uitrusting. Hoewel sommigen het nog een beetje lacherig opvatten: paniekzaaierij, nergens voor nodig.”
“Het schepencollege van Turnhout verbood al vroeg in de crisis alle evenementen tot en met 31 mei. Dat betekende voor ons o.m. de annulering van alle rondleidingen, schoolbezoeken en workshops, een vakantiekamp, de samenwerking met het MOOOV-festival, de expo van Stripgids Academie, Erfgoeddag en de Archeologiedagen. In een klap zaten we zonder inkomsten en publiek. Alle medewerkers met niet-prioritaire taken moesten dringende, coronagerelateerde taken opnemen: de ondersteuning van de regionale huisartsenwachtpost, brieven bedelen of 70-plussers opbellen. De shift van de klassieke werking naar een digitale werking zorgde bij het team voor een creativiteitsboost. Mensen werden uitgedaagd en het YouTubekanaal ‘Musea Turnhout’ was een feit. Er kwam een vaste weekplanning met vier rubrieken: aan de slag met de collecties, focus op verhalen, vergeten kaartspelen en challenges voor het publiek. Al geeft ‘digitale dienstverlening’ voldoening, toch bleven we op onze honger zitten. Daarom schonken we onze volledige voorraad mondmaskers, overalls en Tyvek aan de lokale huisartsen en het ziekenhuis.”
“Op 12 maart is het zover: de Orient Express is er. Dankzij de voorbereiding gaat werken op afstand bijna naadloos. Er is genoeg te doen: thesaurus, kwaliteitscontrole, metadateren van digitale objecten, digitale collecties ontsluiten, communicatie via sociale media, onderzoek en projecten verder afwerken … Er is het besef: dit is een historisch moment. Geschiedenis wordt nu gemaakt; dit scharniermoment zullen onderzoekers tijdens de komende decennia uitgebreid bestuderen. Aan ons om voor de bronnen te zorgen. En hoewel het niet tot de gangbare archiefpraktijk hoort is er ook het besef dat, indien we nu niet zelf actief verzamelen, veel zal verloren gaan. Dat besef is er niet alleen bij ons, maar bij veel collega’s: private en publieke archieven, kleine en grote organisaties, Nederlandstalige, Franstalige … Waar er vroeger wel eens wat afstand was, valt die in deze crisisomstandigheden weg. No archival distance” ■
“De crisis zorgde ook voor solidariteit: musea in alle landsdelen en van alle bestuursniveaus werkten samen aan een exitstrategie. Dat geeft hoop: zal het publiek ondervinden dat een museumbezoek heilzaam kan zijn? We zijn ook bang voor de financiële impact: staan de beloofde budgetten op de helling door onverwachte uitgaven? Komen er extra besparingen, vanuit het eigen bestuur of Vlaanderen?” ■
21
CONGO 60 JAAR ONAFHANKELIJK
MEERSTEMMIG EN BEWUST
CONGO IN VLAANDEREN Op 30 juni 1960 werd Congo onafhankelijk. De geschiedenis die op die dag start, is min of meer bekend en lijkt vooral uit tragische orgelpunten te bestaan. Zo roemde koning Boudewijn tijdens de ceremonie van de onafhankelijksverklaring niet alleen “het genie van Leopold II”, maar ook “het beschavingswerk” van de Belgen. Waarop de pas verkozen premier Patrice Lumumba de vorst vlijmscherp van antwoord diende – tegen het stijfdeftige protocol in. Kort daarna provoceerde een hoge Belgische officier zijn Congolese soldaten met de uitdagende, betekenisvolle woorden “Avant indépendance = après indépendance”. Geopolitieke intriges volgden, net als opstanden, talloze slachtoffers – waaronder Patrice Lumumba, die door Katangese opstandelingen werd vermoord met zwijgende instemming van de Belgische regering – de dictatuur van Mobutu, ellende voor de bevolking en de economische plundering van het land. Wat valt er te vieren? Alexander Vander Stichele
O
nbegrip, stereotypering en achterhaalde raciaal geïnspireerde denk- en handelingswijzen bleven al die tijd hardnekkig voortbestaan. Zestig jaar na de onafhankelijkheid zijn we nog lang niet klaar met het Belgische koloniale verleden en de manier waarop dat vandaag nog doorwerkt. Toch blijken de tijden stilaan te veranderen: denk maar aan de herinrichting van het AfricaMuseum, het (internationale) debat dat erop volgde en aan het geprezen VRT-programma Kinderen van de ko-
22
lonie. Er wordt ook nagedacht over de toekomst van koloniale collecties in erfgoed- en universitaire instellingen. Restitutie is geen taboe meer. Het spreekt voor zich dat in deze veranderde context ‘het koloniale verhaal’ een andere lezing en aanpak verdient. Bij wijze van staalkaart volgen hier de geplande activiteiten rond de 60e verjaardag van de onafhankelijkheid in het MAS, de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience en het Hasseltse Stadsmus.1
Fietsenfabrikant Royal Nord. Collectie: archief Freddy Hufkens.
23
MAS | DE CONGOLESE KUNSTCOLLECTIE Nadia Nsayi
Het begrip ‘dekolonisatie’ verwijst niet alleen naar het politieke proces dat officieel een einde stelde aan de kolonisatie van niet-Europese landen. In het debat vandaag krijgt de term ook hier een nieuwe invulling. Geïnspireerd door discussies in Brussel, Nederland en de Verenigde Staten gaan er steeds meer Vlaamse stemmen op om het koloniale verleden bespreekbaar te maken en kwalijke erfenissen als structurele ongelijkheid aan te pakken. Onder hen ook mondige twintigers en dertigers met roots in Afrika. Dekoloniseren gaat om onze geest, ons taalgebruik, onze handelingen, onze standbeelden, onze straatnamen, onze instellingen ... Dekolonisatie dringt aan om ongelijke machtsverhoudingen te erkennen én macht te herverdelen. Het roept in een superdiverse samenleving ook allerlei essentiële vragen op. Hoe denken we over de ‘andere’? Welke woorden gebruiken we? Wie krijgt wel of geen publiek eerbetoon? Welke geschiedenis onderwijzen we op school? Hoe kunnen cultuurinstellingen inclusiever worden? Met de tentoonstelling 100 X Congo. Een eeuw Congolese kunst in Antwerpen zet het MAS de Congolese collectie van Antwerpen in de schijnwerpers, precies honderd jaar na de opstart van de collectie. De expo stelt honderd kunstobjecten en gebruiksvoorwerpen van diverse Congolese volken voor. Al sinds de beginjaren van de Onafhankelijke Congostaat (1885-1908), het privégebied van koning Leopold II, speelde Antwerpen een belangrijke rol. Naast grondstoffen als ivoor en rubber kwamen via de ‘Congoboten’ ook gebruiksvoorwerpen en kunstobjecten in de
De expo biedt echter geen antwoord op alle vragen, maar is eerder een kans om de dialoog tussen de betrokken actoren in en buiten Antwerpen aan te wakkeren en van elkaar te leren. De samenwerkingsverbanden hebben als bedoeling om verhalen over de collectie te laten vertellen door meerdere stemmen en vanuit meerdere perspectieven.
24
Luba (volk), Democratische Republiek Congo. Geknield vrouwelijk beeld met schaal (kalebas) in de hand, AE.1958.0015.0001, Collectie Stad Antwerpen, MAS, foto: Bart Huysmans & Michel Wuyts
havenstad terecht. Antwerpen was eveneens de locatie van twee wereldtentoonstellingen. Voor de gelegenheid werden in 1885 en 1894 een aantal Congolezen overgebracht. Ze werden opgevoerd in mensenzoo’s, ook wel koloniale namaakdorpen genoemd. Deze expo vraagt aandacht voor een onderbelicht deel van de Antwerpse (koloniale) geschiedenis en wil nieuwe inzichten aanreiken voor het (de)kolonisatiedebat. De bezoeker wordt uitgenodigd om na te denken over de betekenis van het Congolese erfgoed. De expo houdt een spiegel voor over ‘onze’ beeldvorming van zwarten vóór de Europese bezetting van Afrika en van Congolezen tijdens de kolonisatie. We zijn ons bewust van de gevoeligheden over het koloniale verleden. De expo biedt echter geen antwoord op alle vragen, maar is eerder een kans om de dialoog tussen de betrokken actoren in en buiten Antwerpen aan te wakkeren en van elkaar te leren. De samenwerkingsverbanden hebben als bedoeling om verhalen over de collectie te laten vertellen door meerdere stemmen en vanuit meerdere perspectieven. Het tentoonstellingsprogramma voorziet ook gespreksavonden over het dekoloniseren van musea, over het restitutievraagstuk en de Congolese aanwezigheid in de Antwerpse publieke opinie. Daarnaast zijn er workshops en muziek- en slamoptredens. Patrick Mudekereza, kunstenaar en directeur van het kunstcentrum WAZA in Lubumbashi, houdt een artistieke interventie over de verschillende waarden van de collectie. Filmmaker Matthias De Groof dekoloniseert een koloniale kunstdocumentaire. En het Belgisch-Congolese filmcollectief Faire-Part brengt getuigenissen van inwoners van Kinshasa en personen die
een band hebben met Antwerpen. Hoe kijken zij naar de Congolese objecten? En waar ligt de toekomst van deze collectie? Ten slotte beschrijven Congolese onderzoekers in een publicatie de betekenis van de objecten. In verschillende aspecten van de tentoonstelling reiken we de hand aan personen van Congolese, en ruimer, Afrikaanse afkomst. We zijn ervan overtuigd dat ze met hun achtergrond, ervaring en kennis tot andere inzichten kunnen komen. En dat is nodig om dit stedelijke museum toegankelijker en inclusiever te maken. www.mas.be
ERFGOEDBIBLIOTHEEK HENDRIK CONSCIENCE | MEERVOUDIGE IDENTITEITEN Peter Rogiest
Aanvankelijk wilden we een workshop opzetten over ‘meervoudige identiteiten bij Antwerpse adolescenten van Afrikaanse origine tussen 16 tot 19 jaar’. Daarbij kon materiaal over (Midden-)Afrika uit onze collectie gebruikt worden. Deelnemers zouden we zoeken in de derde graad van het middelbaar onderwijs en het verenigingsleven. Als startpunt zou elke deelnemer een voorwerp meebrengen, dat vervolgens in confrontatie zou gaan met een stuk uit onze collectie. Met dialoog en discussie (“dit geeft (niet) weer wie ik ben”) zouden ideeën en thema’s worden gevormd, waarrond kleine groepjes verder zouden werken. Elk groepje zou een presentatie maken over ‘hun’ thema, in een vrij gekozen medium (bijvoorbeeld een performance of een filmpje). Doel was de deelnemers te doen reflecteren over hun plaats in de samenleving (“wie ben ik, waar sta ik voor, wat wil ik”), om zo hun eigenwaarde en creatieve expressie te versterken. Daarnaast wilden we dat ze zich bewust zouden worden van hun eigen veronderstellingen en vooroordelen.
Het voorstel leek een afgelijnde scope te hebben en perspectief te bieden op een reële workshop. Achteraf bleek dat het vertrok vanuit ideeën die niet sporen met de werkelijkheid. Onze oefening legde onze eigen misvattingen bloot, die we als leerpunten hebben meegenomen om een workshop met een heel andere invalshoek op te zetten. Een stimulans daarbij was het boek Witte onschuld: paradoxen van kolonialisme en ras van Gloria Wekker. Haar stelling luidt dat de Europese koloniale en imperialistische geschiedenis vandaag grotendeels verdwenen is uit het Europese blikveld, terwijl de referentiekaders die in die periode ontstonden nog steeds doorwerken in ons gedrag en handelen, onze ideeën, veronderstellingen en gevoelens als ‘witte’ Europeanen ten aanzien van ‘de ander’. We moeten ons zelfbeeld kritisch bestuderen en bevragen en ons rekenschap geven van onze subjectiviteit, van hoe we kijken. Op basis daarvan is een gesprek mogelijk waarbij we op zoek gaan naar een verbinding met de ander, wat kan uitmonden in een ‘bondgenootschap’, een elkaar vinden vanuit een meervoudig en meerstemmig perspectief.2 We besloten om voortaan in onze activiteiten te waken over een meervoudig en meerstemmig perspectief
Uitgevouwen kaart in een Franse vertaling van een van de reisverslagen van Henry M. Stanley. © Collectie Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, Stad Antwerpen
25
We moeten ons zelfbeeld kritisch bestuderen en bevragen en ons rekenschap geven van onze subjectiviteit, van hoe we kijken. Op basis daarvan is een gesprek mogelijk waarbij we op zoek gaan naar een verbinding met de ander, wat kan uitmonden in een ‘bondgenootschap’, een elkaar vinden vanuit een meervoudig en meerstemmig perspectief. – informatie is immers altijd gekleurd. Deelnemers aan de workshop maken zelf een keuze uit onze collectie en beslissen zelf wat ze interessant vinden en wat ze ermee doen. Tijdens de workshop willen we met oefeningen in historische kritiek mechanismen blootleggen die tot een bepaalde beeldvorming kunnen leiden. Tegelijk worden deelnemers ook bewust gemaakt van hun eigen subjectiviteit en vooroordelen. We doen een beroep op hun inlevingsvermogen en vragen hen zich te verplaatsen in de belevingswereld (en het perspectief ) van een ander, via persoonlijke getuigenissen van die ander. Uiteindelijk kozen we voor twee thema’s: de sporen van Afrikaanse aanwezigheid in Antwerpen in het verleden. En de linken met de voormalige Belgische kolonies in het Antwerpse straatbeeld. Daarbij worden stukken uit onze collectie als oefenmateriaal gebruikt om inzicht te verwerven in problematieken als de nawerking van het imperialisme en kolonialisme in het dagelijks leven. www.consciencebibliotheek.be
HET STADSMUS | BACONGO LIMBURG Ann Delbeke en Tom Kenis
Wij blikken terug op de Limburgse aanwezigheid in Congo en gaan tegelijk ook in op Congolezen in Limburg. De reizende tentoonstelling Bacongo Limburg gaat voorbij de nostalgie en de historische onderbelichting van de structurele discriminatie in een ogenschijnlijk goed functionerend Belgisch-Congo tussen 1908 en 1960. Kolonisatie is een onrecht en dus willen we ook de stem van de onderdrukten laten weerklinken. Het Stadsmus wil met andere woorden zijn maatschappelijke rol opnemen, en trekt volop de kaart van de dekolonisering. Ons museum is geen eiland, maar staat te midden van de samenleving en het sociale weefsel. Het museum werkt daarom samen met diverse erfgoedpartners en socio-culturele verenigingen om het debat in Limburg aan te gaan. De tentoonstelling brengt getuigenissen, foto’s, documenten, dagboeken en films. Dat materiaal werd verzameld bij Limburgers zelf. Een tijdelijke medewerker verwerkte en catalogiseerde de verzamelde verhalen en ging actief op zoek naar mensen met een Congo-gerelateerd verhaal. We organiseerden ook verzameldagen in Hasselt, Genk, Bilzen, en doorlopend in Lanaken. Daar kon men niet enkel verhalen en materiaal ‘leveren’, maar ook elkaar ontmoeten en in een informeel kader met een Congospecialist praten. Bij een participatieve aanpak als deze bestaat het gevaar dat individuele getuigenissen een zeker perspectief in zich dragen. Niemand is ‘objectief’. De kijk van een bescheiden ambtenaar die in 1920 naar een verre provincie gestuurd wordt en er zijn eigen onderkomen moet improviseren is niet dezelfde als die van een in 1950 aangestelde gouverneur. En verschilt al helemaal van die van de Congolese arbeider die de ambtswoning van de gouverneur bouwde, of die van de ‘boy’ die er werkte en sliep in de ‘boyerie’ achter het huis. Het is dus een uitdaging om een duidelijk onderscheid te maken tussen het structurele onrecht en de bedoelingen van individuen. Algemeen gesteld kan de geschiedenis van Congo en België moeilijk los van elkaar gezien worden. Tienduizenden Belgen (en dus ook Limburgers waarop we in deze tentoonstelling focussen) leefden en werkten in Congo. Congolezen kwamen ook naar Limburg, maar in mindere mate. Bij een strikt participatieve aanpak dreigt er dus een onevenwicht te ontstaan tussen de Limburgse en de Congolese invalshoek, wat opgevangen wordt door een degelijke wetenschappelijke kadering. De volgende twee verhalen zijn een goed voorbeeld van de diversiteit aan getuigenissen:
26
Fietsenfabrikant Royal Nord. Collectie: archief Freddy Hufkens.
Genkenaar Lucien Bertens is de zoon van een Congolese moeder en een Belgische vader. Wanneer Lucien 2,5 jaar oud is, wordt hij door zijn vader overgevlogen naar België waar hij grotendeels door andere familieleden wordt opgevoed. Zelf leeft hij lange tijd in de veronderstelling dat zijn moeder overleden is. Wanneer hij erachter komt dat zij nog leeft, zoekt hij contact met haar - eerst schriftelijk. Hij is dan 24 jaar. Ze verliezen elkaar terug uit het oog, maar dan vindt Lucien haar door een speling van het lot opnieuw. “Bij de hereniging met haar en met mijn moederland voelt het alsof een ontbrekend stuk van mijn ‘zijn’ thuiskomt”, aldus Lucien. De bekende fietsenfabrikant Royal Nord werd in 1921 in Hasselt opgericht. Na de Tweede Wereldoorlog was de grootste afzetmarkt … Belgisch-Congo. De onderneming had fabrieken in Elisabethstad, Luluaburg en Stanleystad. Hubert Hufkens regelde er de zaken voor zijn broers in Hasselt. De kolonie was goed voor zo’n 35.000 fietsen per jaar, 60 % à 70 % van de volledige omzet. In 1957 reed de 23-jarige Marcel Lafleur met de 61-jarige Maurice Mommaerts met een Royal Nord motorfiets van Hasselt naar Australië. Bij hun terugkeer passeerde het duo in Elisabethstad. Daar deden ze een promotierit langs de ateliers van Royal Nord. Vervolgens scheepten ze in op een van de Congoboten met eindbestemming Antwerpen. Daar kwamen ze aan op 8 juli 1958. Na de Congolese onafhankelijkheid viel de helft van de afzetmarkt van Royal Nord weg. Tilly Hufkens, de dochter van Hubert, hield tot 1971 in Lubumbashi een atelier en winkel open. ■
Alexander Vander Stichele is adviseur praktijkontwikkeling | onderzoek bij FARO. Nadia Nsayi is curator beeldvorming in het MAS. Peter Rogiest is coördinator van de lezersdiensten van de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience. Ann Delbeke en Tom Kenis zijn resp. directeur en projectmedewerker van Het Stadsmus, Hasselt. Bronnen en literatuur 1. U kon normaal gezien ook een stuk lezen over Congoville en het traject koloniale monumenten van het Middelheimmuseum. Die worden verzet naar de zomer van 2021. 2. Zie ook het themadossier ‘Meerstemmigheid en conflict’, in het septembernummer 2019 van dit tijdschrift. https://issuu.com/faronet/docs/ faro_2019_12_3_issuu.
www.bacongolimburg.be
27
CONGO 60 JAAR ONAFHANKELIJK
HET KOLONIALE VERLEDEN
SLEUTELS VOOR EEN KRITISCH DEBAT
De eerste keren dat de dag waarop Congo onafhankelijk werd van België, 30 juni 1960, herdacht werd, vonden veel Belgen nog dat de koloniale onderneming een glorieuze Belgische beschavingsmissie was geweest. De meeste Congolezen stelden het kolonialisme gelijk met racisme, geweld en uitbuiting en zagen er de oorzaak in van de postkoloniale crisis. Het liefst zwegen beide kanten over het koloniale verleden. Ondanks interessante academische en culturele initiatieven hielden deze houdingen grotendeels stand tot de jaren 1990. Hoewel het koloniale verleden daarna steeds meer bespreekbaar werd dankzij boeken als Congo: een geschiedenis van David Van Reybrouck, kwam het zelden tot een langdurig en diepgaand debat. Eva Schalbroeck
W
at is de stand van zaken in 2020, wanneer de 60e verjaardag van de onafhankelijkheid gevierd wordt? Of er excuses en militaire defilés aan te pas zullen komen, blijft koffiedik kijken. Wat wel als een paal boven water staat: er was – voor de coronacrisis – van alles op til in de cultuur- en erfgoedsector. Het verbaast niet dat deze sector een voortrekkersrol speelt in het in vraag stellen van het koloniale verleden. Erfgoed en cultuur leveren namelijk voortdurend het bewijs dat het verleden veel meer is dan wat losse feitjes en dat het (tastbare) sporen nalaat in het heden. Het contrast tussen de standbeelden die Leopold II verheerlijken en het multiculturele karakter van de steden waarin ze zich bevinden,
28
toont aan dat het nodig blijft een betere houding tegenover het koloniale verleden te ontwikkelen. Omdat erfgoed verschillende vormen aanneemt, van kunst tot verhalen, laat het ook toe dat verleden langs alle kanten te benaderen. Onze archieven, musea, erfgoedbibliotheken en -organisaties hebben dus alle troeven in handen om een boeiend debat op gang te trekken.
AFRIKAANS VERZET EN HUMANITAIR PROTEST
De programma’s die een aantal instellingen voorstellen, bewijzen dat ze goed hebben nagedacht over hoe ze een kritisch, veelzijdig en inclusief debat kunnen stimuleren. The proof of the pudding is in the eating. Voorlopig kunnen
Boot "Ville de Hasselt", Congo #0362 glasplaatnegatief, Collectie Sapin, Albert-Louis (1869-1914) Meise Botanic Garden via Europeana, CC BY-SA 4.0
Dorpsscène, Congo #1253 glasplaatnegatief, Collectie Sapin, Albert-Louis (1869-1914) Meise Botanic Garden via Europeana, CC BY-SA 4.0
we enkel maar een aantal kansen en uitdagingen aankaarten, te beginnen met thematiek. In alle evenementen komen Europees geweld, Afrikaans verzet en humanitair protest sterk naar voren en dat is volkomen logisch: deze elementen vormen de korte samenvatting van het Belgische koloniale verleden. Moeilijke vragen worden niet geschuwd. Het MAS gaat de herkomst van zijn kunstcollectie na, evenals de rol van Antwerpen in het koloniale verleden. De neiging om enkel op deze elementen te focussen is, omwille van het geladen en controversiële karakter van dat verleden, groot en begrijpelijk. Toch zou het leiden tot een vertekend beeld, een Red Rubber-beeld à la Adam Hochschild, de schrijver van het befaamde King Leopold’s Ghost. Dit zou een genuanceerd debat in de weg staan.
Dat de organisatoren dit beseffen, blijkt uit hun pogingen om een balans te vinden tussen ‘extreme’ elementen en de meer ‘dagdagelijkse’ dingen en ‘gewone’ mensen. Tijdens het evenement Bacongo Limburg van Het Stadsmus in Hasselt kunt u, onder meer, dagboeken lezen. De Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience doet u nadenken over de symboliek van het Antwerpse Centraal Station. En het Middelheimmuseum en het MAS trekken beide de kaart van de kunst. Een confrontatie tussen een ‘dagdagelijks’ of ‘gewoon’ element of persoon en een ‘extreme’ tegenhanger, bijvoorbeeld een getuigenis over geweld en de verbeelding van geweld in stripverhalen, zou enorm boeiend en leerrijk kunnen zijn. Indien voldoende geduid, zou een dergelijke aanpak het publiek kunnen doen begrijpen hoe de
29
puzzelstukjes, de ‘gewone’ en ‘extreme’ elementen en alles daartussen, in elkaar pasten.
GEVARIEERD PUBLIEK
Een gevarieerd debat staat of valt met het aantal deelnemers. De termen ‘meerstemmigheid’ en ‘meervoudige identiteiten’ weerklinken dan ook in alle plannen. De organisatoren doen goed hun best om groepen die tot nog toe ondervertegenwoordigd waren in het debat – lees: Congolezen, mensen van Congolese origine, vrouwen en jongeren – aan te spreken met evenementen op maat, zoals slamworkshops. Zo laten ze deelnemers zelf hun eigen plek in het verhaal innemen, in plaats van die op voorhand te bepalen. Hopelijk lukt het ook om met lage en gesubsidieerde toegangsprijzen en gratis evenementen mensen die het minder breed hebben te bereiken. Misschien kan er ook nagedacht worden over evenementen waarbij eenvoudigere taal gebruikt wordt, zodat nieuwkomers in België en mensen die Nederlands aan het leren zijn niet uit de boot vallen. Dergelijke ingrepen zijn nodig om ervoor te zorgen dat de evenementen en debatten werkelijk een reflectie zijn van de diverse regio die Vlaanderen de afgelopen decennia geworden is. Wat met racistische stemmen of met stemmen die in het verdomhoekje zitten, de old white men? Het is erg verleidelijk om hen achterwege te laten omdat ze niet de ‘juiste’ mening hebben of omdat we denken ‘been there, done that’. Dat zou er echter op neerkomen dat we een oordeel vellen over goed en slecht en een bepaalde rol opleggen, wat alle evenementen nu net proberen te vermijden. Alle stemmen, ook de moeilijkere, maken deel uit van een echt veelzijdig debat, een waarin iedereen een uitspraak kan doen én daarop gewezen kan worden. Dus laten we zowel de Congolese jongere als de oud-koloniaal een kans geven. Wie weet wat een gesprek tussen hen kan opleveren?
DIVERSE ORGANISATOREN
Meerstemmigheid geldt niet enkel voor het publiek, maar ook voor de organisatoren. Want zullen Congolezen warm lopen voor evenementen die voornamelijk in handen zijn van Belgen? Alle organisatoren snappen dat hier het schoentje wringt, maar vooral het Middelheimmuseum en het MAS doen er ook iets aan. Het Middelheimmuseum werkt samen met Congolese, Algerijnse en Amerikaanse kunstenaars, het MAS met het Belgisch-Congolese filmcollectief Faire-Part. Hopelijk slaan beide ook de brug naar evenementen die georganiseerd worden door Afrikanen en bouwen ze zo een echt multicultureel netwerk uit. Doordat alle instellingen daarnaast ook nog eens proberen om mensen uit de cultuur-, erfgoed- en academische sector bij elkaar te brengen, zijn ze elkaar mogelijk wat uit het oog verloren. Aan-
30
Collectie: Museum van het Kamp van Beverlo via Europeana, CC BY-SA 4.0
gezien ze met dezelfde vragen worstelen, had onderling overleg nuttig kunnen zijn, iets wat ze hopelijk na afloop van de evenementen alsnog kunnen doen. Deze suggesties en bedenkingen tonen aan dat diversiteit een van de lastigste koorddansen is. Een goed evenwicht vinden zal dan ook cruciaal zijn om de brede belangstelling voor 60 jaar Congolese onafhankelijkheid effectief te vertalen in een veelzijdig debat.
SUBJECTIEVE BLIK
De organisatoren begrijpen dat wanneer ze het verleden en de sporen ervan aan de kaak willen stellen, ze ook de blik van de bezoekers in vraag moeten stellen – hun taal, gedrag en ideeën over ‘normaal’, ‘de ander’ en ‘zwarten’. In plaats van dit aan bezoekers uit te leggen, doen ze iets wat veel doeltreffender is: ze laten het hen zelf beleven aan de hand van dialoog, verhalen en ervaringen. Zo kunnen bezoekers even hun eigen bril afzetten en leren dat iemands blik niet enkel bepaald wordt door huidskleur maar ook door geslacht, leeftijd en socio-economische achtergrond. Hoewel de meeste organisatoren wel beseffen dat totale objectiviteit een illusie is, moeten ze dit voldoende aangeven om frustratie bij bezoekers – omdat ze hun bril kunnen afzetten, maar niet zonder kunnen – te vermijden.
MOEILIJKE DEBATTEN, ZONDER ANTWOORDEN
Als alle instellingen hun sterktes uitspelen en aandacht hebben voor de genoemde valkuilen,
© FARO
De organisatoren begrijpen dat wanneer ze het verleden en de sporen ervan aan de kaak willen stellen, ze ook de blik van de bezoekers in vraag moeten stellen – hun taal, gedrag en ideeën over ‘normaal’, ‘de ander’ en ‘zwarten’. In plaats van dit aan bezoekers uit te leggen, doen ze iets wat veel doeltreffender is: ze laten het hen zelf beleven aan de hand van dialoog, verhalen en ervaringen.
© FARO, Foto: Jan Locus
dan ligt een constructief en kritisch debat binnen handbereik. Om van een goed naar een uitmuntend resultaat te gaan, zijn er nog een aantal voorwaarden. Organisatoren moeten aan hun publiek duidelijk maken dat het normaal is dat deze debatten moeilijk en geladen zijn. Maar ze moeten er ook voor zorgen dat de balans niet te ver doorslaat in de richting van ‘verlammende complexiteit’, zoals het Middelheimmuseum aangeeft. Zeker bij vrijetijds- en onderwijsevenementen kan dit mensen afschrikken of doen grijpen naar simplistische verklaringen, waardoor net het tegenovergestelde bereikt wordt. Organisatoren moeten ook aangeven dat er in dergelijke debatten geen (pasklare) antwoorden zijn: niemand heeft ‘gelijk’ en ‘de waarheid’ bestaat niet. Tegelijkertijd moeten ze verduidelijken dat een open blik net leidt tot begrip voor het verleden én elkaar en dat achteruit en opzij kijken ons kan helpen om een blik te werpen op de toekomst. Kortom, de programma’s van onder meer het MAS, Het Stadsmus, het Middelheimmuseum en de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience maken duidelijk dat de tijd waarin het koloniale verleden verzwegen werd (bijna) voorbij is. De erfgoedsector en alle betrokkenen hebben genoeg voer voor een constructief en kritisch debat. Hopelijk duurt dat na 30 juni 2020 nog lang voort. ■
Eva Schalbroeck studeerde geschiedenis in Leuven en Cambridge. Ze schreef een doctoraat over het koloniale beleid in Belgisch-Congo. Momenteel werkt ze voor Bestor, Belgian Science and Technology Resources.
31
CONGO 60 JAAR ONAFHANKELIJK
OVER DE HEL OP AARDE
“Mensen die dorpen uitmoorden zijn geen helden maar misdadigers” Op een zonnige lentedag interviewen we prof. em. Mathieu Zana Etambala, weliswaar vanachter de computer. Aanleiding is zijn jongste boek Veroverd, bezet, gekoloniseerd. Congo 1876-1914. Daarin schetst hij in bijna 500 bladzijden de geschiedenis van de repressie tijdens Congo-Vrijstaat van Leopold II. Voor zijn onderzoek kamde hij verschillende archieven uit, zowel in Congo als in België. Een relaas aan de hand van dagboeken, brieven, rapporten en onuitgegeven bronnen. Katrijn D’hamers
Dit boek is een van de resultaten van een onderzoeksproject van het AfricaMuseum dat begon in 2010, met de herdenking van 50 jaar Congolese onafhankelijkheid. Hoe kijkt u op deze onderzoeksperiode terug? “Aanvankelijk verwachtten we teksten uit Congo voor alle domeinen, zoals fauna en flora, etnologie, muziek en geschiedenis. Maar al snel bleek dat de nodige expertise ontbrak. Dat maakte dat ik voor bepaalde Congolese provincies zelf aan de slag moest. Voor andere provincies, zoals Mongala, Zuid- en Noord-Ubangi, vonden we wel historici. In de meeste gevallen kregen zij een beurs om een viertal maanden in België onderzoek te verrichten bij het AfricaMuseum, de archieven van het ministerie van Buitenlandse Zaken,
32
KADOC, enz. De organisatie van archieven in Congo verloopt heel anders; je komt er niet zomaar een staatsarchief binnen. Bovendien zijn de archieven zelf in slechte staat. In het Institut National des Archives du Congo in Kinshasa bijvoorbeeld is er geen fotokopieermachine. Dus moest ik met een archiefmedewerker naar een copycenter in de stad. Toen we eenmaal klaar waren, was het donker geworden en moest de archiefmedewerker de documenten meenemen naar zijn huis in de cité. In het archief in Luozi, in BenedenCongo, lag het materiaal gewoon op de vloer: de rekken waren verrot en ingestort. Desondanks heeft de archiefmedewerkster alle documenten teruggevonden die ik zocht. Wij kunnen ons niet voorstellen in welke omstandigheden die mensen moeten werken.”
Reconstructietekening: Anioto overmeestert een zwarte man. Bron: Fernand Wilmet, L’appel de la brousse ..., Brussel, 1948.
Met deze en de voorgaande publicaties heeft u diverse regio’s onderzocht. In dit boek benadrukt u dat u wilde vertrekken “van verschillende voorbeelden van sociologische entiteiten die het zwaar te verduren hebben gehad”. Wat bedoelt u daarmee? “Ik denk dat in Congo de geschiedenis over de relatie tussen België en Congo goed beschreven is. Wat ontbrak is hoe bepaalde regio’s en dorpen de koloniale periode hebben beleefd: dat is nodig om het geheel van de kolonisering en missionering te begrijpen. Ik spreek daarom ook over ‘sociologische entiteiten’. Zo kon ik beschrijven hoe de manier waarop ze georganiseerd waren invloed
had op de mogelijkheid om weerstand te bieden tegen de pioniers van Leopold II. Die streken neer in hun leefgebied als een zwerm sprinkhanen. Zo is er het Kuba-koninkrijk, een entiteit die zeer hiërarchisch georganiseerd was. In andere gebieden, zoals de Evenaarsprovincie, waren er doorgaans kleinere sociologische entiteiten, soms dorpen, langs rivieren en meren. Die waren anders, meer versnipperd georganiseerd. Archiefonderzoek liet me toe om de verschillen te bestuderen. In de provincie Ituri bijvoorbeeld was er een geheim genootschap van luipaardmannen, de Anioto. In de archieven van het AfricaMuseum vond ik twee kleine fondsen, amper een doos
33
Links: toediening van zweepslagen. Bron: KMMA, HP.1953.49.393, onbekende fotograaf, s.d.(alle rechten voorbehouden). Midden: betalingen van rubbertaks aan Leopold II-meer, 1910. Bron: KMMA, AP.0.0.7894, foto L. Van den Broeck, 1910. Rechts: Mola, kind met geamputeerde handen. Bron: AAMBZ, AE(349). Foto voorgesteld op 22 november 1904 door missionaris Clark, van Ikoko, aan gouverneur generaal Wahis en gestuurd naar de Congolese administratie te Brussel.
groot, van Raoul Planche en Frédéric Wilmet. Die schetsten een beeld van dit genootschap in de periode van verovering en bezetting. In het AfricaMuseum staat nog een beeld van de luipaardman. Ik vind het interessant om hierover een perspectief te kunnen toevoegen, namelijk de bloedige repressie van fenomenen als dit.” De rode draad in uw boek is snel gevonden. De bronnen die u zonder censuur laat spreken staan bol van repressie en geweld. U put uit brieven, dagboeken en rapporten van koloniale handels- en staatsagenten, van missionarissen en Afro-Amerikaanse zendelingen. De schrijnende situaties zijn nooit ver te zoeken. Herkent u zich daarin?
“Zeker. Belgen zagen de Duitsers tijdens beide wereldoorlogen als veroveraars en bezetters. Dat was allesbehalve een leuke tijd. Je kan toch niet verwachten dat de Congolezen de verovering en de occupatie van hun levensruimte positief zouden ontvangen? Ik wou me afzetten tegen de idee dat alle blanken helden en patriotten waren. Mensen die dorpen uitmoorden, die vrouwen en kinderen gijzelen, zijn geen helden maar misdadigers. In het boek lijst ik de criminele feiten op: verminkingen, ophangingen, moorden … Ik laat de bronnen voor zich spreken. Al die staats- en handelsagenten en missionarissen moesten rapporten schrijven voor hun bazen en over-
34
sten. Wanneer ze om meer wapens vroegen, moesten ze dat kunnen verantwoorden. Dat staat zo in de officiële rapporten. Ik citeer ook veel uit brieven die ze naar hun families stuurden. Daarin konden ze zich veel vrijer uitdrukken. Ik denk dus dat koning Filip tijdens een volgend bezoek aan Congo maar beter Belgische excuses aanbiedt. Doet hij dat niet, dan zal dit hem – en eventueel zijn opvolgster – blijven achtervolgen. Het geweld broedt letterlijk op elke pagina van mijn boek.” U hecht ook veel belang aan wat de Congolezen vertellen over hun ervaringen met blanken aan het einde van de 18e en het begin van de 19e eeuw. Hoe heeft u door hun ogen kunnen kijken? “Wanneer tijdens het interbellum jonge missionarissen in enkele regio’s arriveerden, stonden ze versteld van het feit dat sommige dorpen doods waren: er ontbrak een generatie! Daarom is er een onderzoek gestart. In het bijzonder hebben de Missionarissen van het Heilig Hart uit Borgerhout in de Evenaarsprovincie talloze mannen en vrouwen ondervraagd over wat er vroeger gebeurd was. Ze verzamelden honderden fiches waarin Congolezen vrijuit vertelden. Het leek wel therapeutisch dat ze hun verhaal mochten brengen. De namen van de blanke geweldenaars kenden deze getuigen doorgaans niet meer, wel nog de inlandse namen – bijnamen
Belgen zagen de Duitsers tijdens beide wereldoorlogen als veroveraars en bezetters. Dat was allesbehalve een leuke tijd. Je kan toch niet verwachten dat de Congolezen de verovering en de occupatie van hun levensruimte positief zouden ontvangen?
eigenlijk. Ze konden er niet bij dat dorpsgenoten werden vermoord omdat er twee bollen rubber in hun mand ontbraken. De Missionarissen van het Heilig Hart houden dat archief nog steeds bij in Borgerhout. In de jaren 1930-40 probeerden zij – tevergeefs – hierover te publiceren bij het Koninklijk Instituut voor Koloniale Wetenschappen. Dat weigerde. Dat betekent dat er toch enig schuldbesef was? Onder Leopold II was de kolonisering werkelijk de hel op aarde. De ‘Belgische periode’, na 1908, was geen aards paradijs. Maar er was toch beterschap, omdat er (Belgische) parlementaire controle mogelijk was.” U citeert uit de archieven van het AfricaMuseum, het ministerie van Buitenlandse Zaken, het Koninklijk Paleis en KADOC. Waren die dan nog niet eerder onderzocht? “Al deze archieven zijn vlot toegankelijk. Maar als je pakweg 35 jaar teruggaat in de tijd, was het niet evident om aan archiefonderzoek over Congo te doen. De sfeer was behoedzaam om het imago van België niet te schaden. Daniël Vangroenweghe en wijlen Delathuy (pseudoniem van Jules Marchal, red.), die kritische studies schreven over Congo-Vrijstaat, hadden het niet bepaald gemakkelijk. Nu heerst er een nieuwe archiefpolitiek en is alles vrij toegankelijk. Je mag niet vergeten dat de onafhankelijkheid ondertussen 60 jaar achter ons ligt en dat de verhouding met het koloniale verleden ondertussen veranderd is. Onderzoekers vroeger hadden niet dezelfde vrijheid om de bronnen voor zich te laten spreken. Zelfs de grote etnohistoricus Jan Vansina stopte zijn Geschiedenis van de Kuba van ongeveer 1500 tot 1904 uit 1963 in het jaar 1904. Zo moest hij niet spreken over de bloedige onderdrukking van de revolte van de Bakuba in 1905. Het is belangrijk om die geschiedenis nu te delen. Hetzelfde met de
archieven van de missionarissen van Scheut. Na het lezen van talrijke documenten uit die archieven moet ik concluderen dat Scheut een onderaannemer was van de fameuze rubbermaatschappij Compagnie du Kasai. De missionarissen vroegen bijvoorbeeld meer wapens om zich te verdedigen. Dat klinkt heel bitter. In de missieliteratuur worden zij altijd als helden en martelaren voorgesteld. Neen! De Congolezen waren de slachtoffers.” Hoe kunnen deze verhalen in Congo terechtkomen? Zit men hierop te wachten? “De Congolezen weten dit al omdat er Franse vertalingen bestaan van de werken van Vangroenweghe. Maar sommigen schrijven niet graag over deze periode, uit angst dat ze geen visum meer zullen krijgen voor België. Voor mij is dat geen probleem. Ik zit hier al. Maar de schrik bij hen zit er werkelijk in. Is dat terecht? Ik denk het niet.” Mocht u nog een onderzoek naar voren kunnen schuiven, wat zou dat dan zijn? “Het onderzoek over de bezetting en kolonisering van Congo door België moet nog dieper gevoerd worden. Er moet gekeken worden naar de impact van de ongelijkheid tussen blank en zwart, ook postkoloniaal. Dat wordt nog onvoldoende gedaan. Zelf ben ik nog bezig met een tweede deel over andere regio’s die ik in het kader van het project van het AfricaMuseum heb onderzocht.” ■ Mathieu Zana Etambala, Veroverd, bezet, gekoloniseerd. Congo 1876-1914, Sterck & De Vreese, mei 2020. Katrijn D’hamers is adviseur participatie | diversiteit bij FARO.
35
SPREKEND ERFGOED
ZOEK DE ZEVEN VERSCHILLEN Wat als … erfgoed zou kunnen spreken? Een hypothetische, maar interessante vraag. Want welke verhalen zouden we dan kunnen ontdekken? In deze rubriek doen we een poging.
Zo gezegd, zo gedaan. 3D-kunstenaar Jacqueline Baselier werd gevraagd om een reconstructie van het gestolen beeld te maken. Aan de hand van oude foto’s en gesprekken met oudere parochianen modelleerde ze het beeld eerst digitaal op de computer. Vervolgens werd het met een bijzondere printer gecreëerd in polylactide (thermoplastische polymeren van melkzuur, red.). Het afdrukproces nam maar liefst negen dagen in beslag. Daarna werd het beeld bijgeschaafd en beschilderd in de oorspronkelijke kleuren. Tijdens een plechtige inhuldiging op 15 augustus 2019 werd het nieuwe beeld van Onze-Lieve-Vrouw in het tuinpaviljoen ondergebracht. Een blij en ontroerend weerzien voor de parochianen. Vandaag waakt de Heilige Maagd Maria dus opnieuw over de stemmige abdijsite en wordt er goed voor haar gezorgd. Wonderlijk toch, hoe hedendaagse technieken en oude emoties naadloos met elkaar kunnen versmelten? ■
» Door: Jacqueline van Leeuwen
» Bekijk het filmpje over het maakproces: https://bit.ly/vlierbeek
36
© Jacqueline Baselier
Omdat de abdij in 2025 negenhonderd jaar bestaat, wordt momenteel een masterplan voor de toekomst voorbereid. Het eerste, zichtbare resultaat is de restauratie van het tuinpaviljoen. “Zou het geen fijn idee zijn als het beeld van Onze-Lieve-Vrouw een plekje zou krijgen in dit stijlvolle huisje?”, vroegen de leden van het Restauratiefonds Abdij Vlierbeek zich af.
© Heemkundige kring Vlierbeek
Vlakbij Leuven ligt de voormalige benedictijnenabdij van Vlierbeek. In de majestueuze kerk werd vanouds het 17e-eeuwse beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Vlierbeek bewaard. Het eikenhouten beeld was de parochianen zeer dierbaar; in de Eerste én Tweede Wereldoorlog groeide het namelijk uit tot een symbool van hoop en ook nadien brandde er altijd wel een kaarsje bij het beeld. Groot was dus de ontzetting toen het op 11 maart 2004 werd gestolen. Sindsdien is het beeld spoorloos. In de zijkapel kwam weliswaar een nieuw Mariabeeld, maar volgens velen “voelde dat toch niet hetzelfde”.
37
© Dirk Motmans
BEHOUD EN BEHEER
DE KLIMAATVERANDERING IN DE PRAKTIJK
“Er komt (heel veel) water aan!” De voorbije, extreem droge zomer én lente staan ongetwijfeld iedereen nog levendig voor ogen. Te weinig neerslag is of wordt een groot probleem. En, hoe paradoxaal het ook klinkt: te veel neerslag is ook niet goed. In dit artikel zoomen we in op één aspect van de klimaatverandering, meer bepaald het toenemende risico op wateroverlast. Dat brengt ook voor het cultureel erfgoed ernstige risico’s met zich mee. Jürgen Vanhoutte en Iris Steen
Patrick Willems © FARO
38
M
idden maart van dit jaar: de winter loopt op zijn einde en de thermometer geeft 12°C aan. De voorbije week is er evenveel regen uit de hemel gevallen als gemiddeld tijdens de hele maand maart wordt opgemeten. Een goede aanleiding om met Patrick Willems, hoogleraar waterbeheer aan het departement Burgerlijke Bouwkunde van de KU Leuven, te praten over klimaatverandering en het risico op wateroverlast.1
Waarom is de klimaatverandering een thema waarmee ook erfgoedwerkers zich zouden moeten bezighouden? “De klimaatverandering kan voor cultureel-erfgoedinstellingen gevolgen hebben: van frequentere wateroverlast tot problemen met droogte en hittestress door de hogere temperaturen. Toegespitst op de problematiek van wateroverlast zorgt de klimaatverandering voor een temperatuurstijging in de atmosfeer, waardoor die over langere periodes meer waterdamp kan opnemen. Dit leidt tot langere droogteperiodes in de zomer, afgewisseld met zeer intense regenval, zogenaamde piekregens, tijdens heftige zomeronweders. De winters daarentegen worden natter, met meer regenbuien, waardoor de bodem sneller verzadigd raakt. Als het blijft regenen loopt het overtollige regenwater, dat niet meer in de bodem kan dringen,
Maurice Nantel via Pixabay
af naar rivieren en beken, met als gevolg dat die buiten hun oevers treden. In dat opzicht maken we een onderscheid tussen fluviale en pluviale overstromingen. Fluviale overstromingen of overstromingen van waterlopen komen voor na meerdere weken van overvloedige regenval, meestal in de wintermaanden. In de zomer heb je eerder kans op pluviale overstromingen of overstromingen door zeer intense regenval op heel korte tijd, waardoor het rioleringssysteem de massale aanvoer van regenwater niet meer kan slikken en overloopt. Beide fenomenen zullen als gevolg van de klimaatopwarming steeds vaker voorkomen. Overstromingskanskaarten, die het risico op overstroming in grotere steden weergeven, zijn duidelijk: er zijn steeds meer risicolocaties. Al heeft men de voorbije decennia geen overstroming meer meegemaakt, betekent dit niet dat er zich in de toekomst geen problemen zullen voordoen.”
Vlaanderen blijkt extra kwetsbaar. Hoe komt dat? “De voornaamste boosdoeners zijn onze hoge bevolkingsdichtheid en de slechte ruimtelijke ordening. Door de schaarse ruimte is men gaan bouwen in gebieden die als natuurlijk overstro-
mingsgebied fungeren. Daarnaast hebben heel wat steden en dorpen zich vroeger ook altijd op en rond waterlopen ontwikkeld; veel historische centra liggen vandaag aan een rivier of in overstromingsgevoelig gebied. Daar onmiddellijk aan gelinkt is de sterk toegenomen verharding van de Vlaamse bodem door de hoge bebouwingsdichtheid. Momenteel is ongeveer 15 % van de Vlaamse bodem verhard, waar dat eind jaren ’70 slechts 5 % bedroeg. Dat komt neer op een verdrievoudiging in circa veertig jaar tijd. Als gevolg daarvan kan regenwater steeds minder makkelijk in de bodem dringen en loopt het ofwel af naar rivieren en beken, ofwel moet het via de riolering worden afgevoerd. Het rioleringssysteem vormt daarbij een bijkomende zwakke schakel. In Vlaanderen is er op veel plaatsen nog geen gescheiden riolering, waarbij regenwater en afvalwater apart worden afgevoerd. Sinds een twintigtal jaar wordt die bij nieuwe plannings- of bouwprojecten wel zoveel mogelijk aangelegd, maar het vervangen gaat traag en is duur. Door de ruimtelijke ordening moet men deze inhaaloperatie over het hele grondgebied realiseren en niet enkel in de bebouwde centra. Vlaanderen is ook in dat opzicht één groot urbaan gebied geworden. Als gevolg daarvan wordt veel regenwater vandaag nog via de riolering afgevoerd, waar het bij massale neer-
39
Overstromingskanskaart Antwerpen – huidig klimaat. © KU Leuven – Dept. Burgerlijke Bouwkunde – Afdeling Hydraulica
slag in de lager gelegen verzamelpunten samenkomt en overstroomt. De oudere verzamelpunten van het rioolwater zijn berekend op een capaciteit die eens om de vijf jaar kan overlopen. Sinds 2012 zijn de normen verstrengd en worden rioleringssystemen berekend op een capaciteit waarbij overstroming op het laagste punt maar eens om de twintig jaar mag voorkomen. Maar zelfs met deze aanpassing zien we dat het overlopen van de riolering de laatste jaren toch nog vaker voorkomt. Dit is een rechtstreeks gevolg van de toename aan piekregens door de klimaatverandering. Prognoses gaan ervan uit dat we zonder bijkomende maatregelen tegen 2100 vijf tot tien keer meer kans kunnen hebben op het overlopen van rioleringen in de zomermaanden.” Erfgoedcollecties worden veelal in steden bewaard. Zijn de risico’s daar groter dan elders? “Voor steden als Antwerpen, Brugge en Gent – waar veel grote erfgoedinstellingen in het centrum liggen, vaak in de buurt van waterlopen
40
Overstromingskanskaart Antwerpen – 2050. © KU Leuven – Dept. Burgerlijke Bouwkunde – Afdeling Hydraulica
Prognoses gaan ervan uit dat we zonder bijkomende maatregelen tegen 2100 vijf tot tien keer meer kans kunnen hebben op het overlopen van rioleringen in de zomermaanden. – zijn al overstromingskanskaarten opgemaakt. Zo is voor Brugge het risico op pluviale overstromingen berekend, waarbij ook werd nageteld hoeveel historische monumenten in gebieden liggen die kunnen onderlopen. Uitgaande van het huidige klimaat telden we 99 locaties die risico lopen om eens in de twintig jaar met wateroverlast geconfronteerd te worden. Bij ongewijzigd
beleid stijgt dat cijfer naar 176 tegen 2050 en 242 tegen 2100. Dit is een duidelijk signaal voor het stadsbestuur om dringend werk te maken van duurzaam waterbeheer, al was het maar om deze plekken – die voor het toerisme erg belangrijk zijn – zoveel mogelijk van waterschade te vrijwaren. Daar komt nog bij dat in Brugge quasi alle grote cultureel-erfgoedinstellingen in een monument gehuisvest zijn of dat zich in veel van die monumenten, zoals kerken, belangrijk cultureel erfgoed bevindt.” “Het risico op zowel fluviale als pluviale overstromingen is in steden dus inderdaad groter, door de hogere graad van bodemverharding, het vaak nog verouderde rioleringssysteem en het feit dat steden vaak aan waterlopen gelegen zijn. Als gevolg van de klimaatverandering nemen deze risico’s alleen maar toe. Cultureel-erfgoedinstellingen die in een stad gevestigd zijn, moeten zich dus bewust zijn van het feit dat ze een groter risico op wateroverlast lopen. Wat kunnen erfgoedbeheerders zelf doen om hun collectie te beschermen? “Belangrijk is allereerst dat men zich bewust is van het toenemende risico op wateroverlast en probeert om een correcte inschatting van de risico’s te maken. Daarvoor kunnen overstromingskanskaarten zeer nuttig zijn, voor zover die voor een bepaalde stad zijn opgemaakt. Op basis daarvan moet elke erfgoedinstelling dan de nodige preventieve maatregelen en procedures in het calamiteitenplan voorzien. Hierbij dus een warme oproep om in het kader van een verantwoord risicobeheer de opmaak van een calamiteitenplan niet uit te stellen. Daarnaast spreekt het voor zich dat in die zones waarvan geweten is dat het risico op wateroverlast hoger is, erfgoedinstellingen best nu reeds voorzorgen nemen. Dat kan gaan van collecties niet in kelders bewaren tot het plaatsen van waterdichte schotten daar waar het water het gebouw kan binnendringen.” “Als belangrijke culturele spelers in een stedelijke context kunnen erfgoedinstellingen ook druk uitoefenen op hun stadsbestuur om het overstromingsrisico voor hun stad te laten analyseren en werk te maken van duurzaam waterbeheer. Het tijdelijk sluiten van monumenten en erfgoedinstellingen omwille van waterschade levert steden immers niet alleen gederfde inkomsten op, maar ook imagoschade. Momenteel zien we dat vooral de grote steden in Vlaanderen
een voortrekkersrol spelen en in het kader van klimaatadaptatie studies naar overstromingsrisico’s uitvoeren. Als erfgoedinstelling is het zaak om hierop in te spelen en in het kader van calamiteitenplanning en risicobeheer mogelijke risico’s voor de eigen instelling mee in kaart te laten brengen.” Hebt u tot slot enkele algemene aanbevelingen om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen? “Samenvattend kunnen we stellen dat er – alleen al voor de groeiende kans op wateroverlast – een complexe set maatregelen nodig is om de effecten van de klimaatverandering op te vangen. Belangrijk is om de evolutie van de klimaatopwarming en haar gevolgen van dichtbij op te volgen. Op basis daarvan kunnen haalbare oplossingen worden uitgewerkt, die stap voor stap kunnen worden geïmplementeerd. Dit laatste zal maar heel geleidelijk gebeuren. Maar ook de klimaatverandering is een geleidelijk proces. Daarom is het belangrijk nu alle haalbare opties te benutten. Wanneer de klimaatevolutie versnelt, kunnen nog extra investeringen worden voorzien. Dit maakt het doorvoeren van de nodige maatregelen over een langere periode ook realiseerbaar voor stedelijke en andere overheden.” “Op korte termijn kunnen erfgoedinstellingen zelf – zoals gezegd – best vooral op preventie inzetten, te beginnen met de opmaak en implementatie van een calamiteitenplan. Daarnaast kunnen erfgoedinstellingen ook rechtstreeks met hun stadsbestuur over deze problematiek in gesprek gaan. Ga dus na welke maatregelen op het vlak van duurzaam waterbeheer op stedelijk niveau op stapel staan en bekijk hoe uw erfgoedinstelling in dit plaatje past. Bovendien worden zowel cultureel als onroerend erfgoed door deze problematiek bedreigd. Vanuit een geïntegreerde aanpak van het probleem lijkt me een alliantie tussen beide erfgoedsectoren dan ook een belangrijke stap in de goede richting.” ■
Jürgen Vanhoutte is adviseur behoud & beheer bij FARO. Iris Steen is zelfstandig procesbegeleider van organisaties, vooral in de sectoren erfgoed, cultuur, natuur, landschap en toerisme. Zij coördineert het Erfgoedlabo, dat de reeks studiedagen Erfgoed en de vier elementen organiseert. Bronnen en literatuur 1. Op 22 november 2019 organiseerde het Erfgoedlabo Leuven in samenwerking met FARO, het Belgische Blauwe Schildcomité en ICOMOS Vlaanderen-Brussel een studiedag over de problematiek van wateroverlast. Dit binnen een reeks van studiedagen, getiteld ‘Erfgoed en de vier elementen’. De presentaties van de verschillende sprekers en het verslag kan u nalezen op https://www. erfgoedlabo.be/items/show/6.
41
EXPAT
“We willen 100 % zeker zijn dat het kunstwerk in kwestie nooit in ‘schimmige tijden’ – en met de bijbehorende juridische onzekerheden – van eigenaar is veranderd. ”
Bart Ryckbosch In deze rubriek stellen we expats aan u voor. Met andere woorden: hoe vergaat het landgenoten die elders in de wereld in de cultureel-erfgoedsector werken? En, omgekeerd, buitenlandse erfgoedwerkers in ons land? Bart Ryckbosch is Glasser and Rosenthal Family Archivist en diensthoofd afdeling historisch onderzoek en archiefcollecties in The Art Institute of Chicago.
42
Hoe ziet uw werkweek er doorgaans uit? “Mijn team is verantwoordelijk voor het onderzoek naar de herkomstgeschiedenis – de zogenaamde provenance – van zowel onze eigen kunstwerken als van mogelijke aankopen en schenkingen. We willen immers 100 % zeker zijn dat het kunstwerk in kwestie nooit in ‘schimmige tijden’ – en met de bijbehorende juridische onzekerheden – van eigenaar is veranderd. De voorbeelden zijn legio, denk aan de naziroofkunst waarbij vaak Joodse kunstverzamelingen geplunderd zijn, maar ook aan de Japanse bezetting van China voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Onder roofkunst begrijpen we ook de militaire campagnes van Napoleon door Egypte, Syrië en Oost-Europa. En uiteraard ook de koloniale roofkunst afkomstig uit Afrika en elders in de wereld. Dat onderzoek is arbeidsintensief, wat maakt dat we er meer dan de helft van onze tijd en energie aan besteden. Verder verwerven en verwerken we ook archiefcollecties van kunstenaars en architecten. We maken ze toegankelijk voor kunsthistorisch onderzoek via een groot aantal digitale initiatieven.” Welke actuele thema’s/uitdagingen spelen er binnen uw werkterrein? “Zonder enige twijfel: restitutie en repatriëring. Zoals het onderzoek naar alle mogelijke vormen van naziroofkunst. Ook de teruggave van ceremoniële artefacten aan Amerikaanse indianen en andere culturen kun je daartoe rekenen. Staan ook bovenaan de museale agenda in de VS: alles wat met vervalsingen of het ontbreken van geloofwaardige historische documentatie te maken heeft.” Welke tips heeft u voor uw collega’s in Vlaanderen? “Ik heb er drie. Een: sta open voor constante verandering: de ‘permanente’ collectie van een museum is dat allesbehalve. Stukken worden vervangen of verwijderd en nieuwe werken komen erbij. Twee: maak gebruik van technologische innovaties om je bezoekers een museumbezoek met een uitgesproken meerwaarde aan te bieden. Denk aan self guided tour apps, audiotours, interactieve touchscreens met diepgravende informatie, digitale publicaties enzovoort. Ten slotte: probeer een jonger en diverser publiek aan te spreken door met andere kunstdisciplines samen een programma uit te werken, zoals performances en pop-upconcerten.” ■
Stilleven - Eindhoven © Studio Rocco Verdult
DOSSIER ERFGOED ALS EVENEMENT
ONCE IN A LIFETIME
DOSSIER ERFGOED ALS EVENEMENT
ERFGOED ALS EVENEMENT
44
Een van de markantste, recente romans binnen het Nederlandstalig taalgebied is wellicht Ilja Leonard Pfeijffers Grand Hotel Europa. In dit briljante werk uit 2018 maakt Pfeijffer de staat op van Europa. Samengevat: Europa heeft zijn beste tijd gehad en leeft nu vooral bij gratie van zijn verleden. In tegenstelling tot veel andere culturen is de Europese cultuur geobsedeerd door haar verleden. Dankzij het alomtegenwoordige erfgoed ademt het … een en al ‘verledenheid’. En dat trekt aan: al die vormen van ‘verledenheid’ vormen de grootste troef van Europa. Dat is, aldus de auteur, voorbestemd om het recreatiegebied van de rest van de wereld te worden. Alexander Vander Stichele
E
nkele punten die Pfeijffer aanstipt zijn het over-toerisme, de rol en het belang van erfgoed in de mondiale toerismeindustrie en de negatieve impact van dit (over-)toerisme op het erfgoed. “Toerisme vernietigt datgene waardoor het wordt aangetrokken.” En inderdaad, we vertellen niets nieuws als we stellen dat ‘erfgoed’ en ‘toerisme’ zich vaak gespannen tot
elkaar verhouden. Tegelijk beseffen velen dat ze elkaar ook nodig hebben én versterken. Hun relatie is met andere woorden symbiotisch. In Vlaanderen blijkt dit onder meer uit de projectmiddelen die Toerisme Vlaanderen aan de cultureel-erfgoedsector geeft en de gretigheid waarmee de sector hierop intekent.
HET EVENEMENT
In dit dossier nemen we het evenementiële en de inzet van erfgoed als evenement als vertrekpunten. Heel wat erfgoedwerk – denk aan het organiseren van tentoonstellingen, historische optochten of herdenkingen of de lancering van een toepassing in de ErfgoedApp – past in een evenementiële logica; de link naar toerisme is duidelijk. Het hele toeristische gebeuren, zowel bekeken vanuit het standpunt van de aanbieders/het aanbod als de deelnemers (m.a.w. de dag- of verblijfstoeristen), laat zich immers ook beschrijven vanuit een evenementiële logica. Los van het gegeven dat je de uitstap of de reis op zich als een ‘evenement’ kan beschouwen, is er het feit dat het evenementiële in de toerismeindustrie steeds belangrijker wordt. Op basis van specifieke gebeurtenissen en activiteiten (en de clustering hiervan in pakketten of grotere gehelen) kan er immers effectief gecommuniceerd worden naar allerlei doelgroepen, worden bestemmingen gekozen en reizen geboekt.
DE BELEVING
Centraal bij evenementen staat het zintuiglijke en het belevingsgerichte. Naast de inhoud wordt er dan ook – veel meer dan vroeger – nagedacht over en geïnvesteerd in de verpakking en de ervaring die men wil bieden. Technologie neemt hierbij vaak een centrale plaats in. Alles moet kloppen. Zeker
in het massamediale tijdperk waarin we leven moet alles uit de kast om gezien en gesmaakt te worden. Ook de erfgoedsector ontsnapt hier niet aan. In een aantal artikels staan we hierbij stil. Zo belichten we de opening van de ‘Librije van Bourgondië’ op de Brusselse Kunstberg. Elke opening van een nieuw museum is een evenement an sich in erfgoedland. Het traject naar zo’n opening is vaak lang en grillig. Dat we anno 2020 nog steeds kunnen uitpakken met nieuwe musea in ons land – naast de ‘Librije van Bourgondië’ opent binnenkort ook het Gents Universiteitsmuseum (GUM) – getuigt van de rijkdom van onze collecties en de vitaliteit van de sector. Een evenement van een heel andere orde is het Van Eyck-jaar in Gent. We serveren een unieke inkijk in de opmaak van zo’n evenement, waarbij een scala aan actoren alles in stelling bracht om ervoor te zorgen dat Gent dit jaar de Europese place to be is.1 En dat dankzij een schilder die ruim 600 jaar geleden leefde! Zowel het Van Eyck-jaar als het nieuwe Brusselse museum gewijd aan de Bourgondische boekenpracht waren wellicht niet gerealiseerd zonder steun en inbreng van Toerisme Vlaanderen. Dat deze organisatie de kracht kent van het erfgoed als pullfactor om buitenlandse cultuurtoeristen naar onze contreien te lokken bleek ook de voorbije jaren met haar focus op Rubens/barok (2018) en Bruegel (2019). In het kader van het Bruegel-jaar zette de organisatie onder andere in op immersieve tentoonstellingen om het oeuvre van deze kunstenaar te (her)ontdekken. Ook aan deze technologie-geïnduceerde vormen van tentoonstellen die meer en meer opgang maken besteden we een artikel.
REIZEN NAAR MORGEN
Een strategie die wordt toegepast om de toeloop aan binnen- en buitenlandse toeristen te beheersen is door ze te spreiden over een groter gebied. Dit gebeurt door het uitzetten van bredere, regionaal gespreide thematische verhaallijnen. Die kunnen zowel appelleren aan de interesse van bezoekers als aan die van de lokale bewoners, met lokale en/of regionale geschiedenis. Hoe storytellingtools ingezet worden om belevingen vorm te geven en toeristen te spreiden – een thema dat eveneens aan bod komt in Pfeijffers boek – vernemen we in de laatste bijdrage van dit dossier. ■
Alexander Vander Stichele is adviseur praktijkontwikkeling | onderzoek bij FARO. Bronnen en literatuur 1. Uit meerdere artikels in dit themanummer, dat reeds voorafgaand aan de coronacrisis vorm kreeg, blijkt de impact van de COVID-19-pandemie. Wellicht het meest zichtbaar is het in de bijdragen over het Van Eyck-jaar. Gent en het MSK zijn midscheeps getroffen door de quasi-lockdown. Maar ook de Librije van Bourgondië had – net als het GUM trouwens – al plechtig geopend moeten zijn.
© MSK Gent, Foto: David Levene
De evenementiële logica versterkt zichzelf: evenementen volgen elkaar steeds sneller op en moeten daarbij liefst grootser, beter en/of spectaculairder zijn dan de vorige. Impliciet ontstaat hierdoor een concurrentiestrijd tussen evenementen en locaties. Iedereen strijdt immers om de aandacht (en centen) van de potentiële bezoeker. Bovendien geldt hier ook het bekende aanzuigeffect. Om nog even te putten uit Grand Hotel Europa: “Het is paradoxaal dat toeristen, die niets meer haten dan andere toeristen, massaal andere toeristen nareizen.” Wanneer dit gepaard gaat met de groei van een mondiale middenklasse die vrij en goedkoop reizen als een onvervreemdbaar recht beschouwt, een enorme mobiliteitsexpansie en een disruptief systeem van goedkope logies ontstaat een model dat voor moeilijkheden zorgt. Zo hebben steeds meer bestemmingen last van over-toerisme, met alle gevolgen van dien. Ook bij ons groeit het besef dat het anders kan en moet. Vandaar dat Toerisme Vlaanderen sinds vorig jaar onder de noemer ‘Reizen naar morgen’ inzet op een andere, duurzamere en meer door de lokale bevolking gedragen manier van reizen en toerisme. In dit dossier gaan we na welke lading de noemer ‘Reizen naar morgen’ dekt en wat de implicaties hiervan kunnen zijn voor de erfgoedsector.
45
SCHATKAMER OPENT DE DEUREN
“We hebben resoluut ingezet op beleving!” Al eeuwenlang wordt er in Brussel een schat bewaard, met kostbare manuscripten die bol staan van de prachtige miniaturen vol sprankelende kleuren. Tot voor kort waren deze kostbare parels echter beperkt toegankelijk. Een splinternieuw museum in KBR zorgt ervoor dat vanaf 18 september iedereen ervan kan genieten.1 Maar hoe past dit museum in de werking van een wetenschappelijke bibliotheek? Hoe ziet KBR de balans tussen wetenschappelijk sérieux en publieksbeleving? En vooral: wat kunnen we verwachten van deze nieuwe speler? faro klopte aan bij directeur ad interim Sara Lammens. Jacqueline van Leeuwen en Alexander Vander Stichele
kers vinden vaak digitaal de weg en komen dus veel minder bij ons over de vloer. Studenten komen hier samen studeren, maar gebruiken de collectie nauwelijks. Kortom: we vroegen onszelf steeds meer af hoe we ons publiek konden verbreden. Ook andere nationale bibliotheken worstelen trouwens met die vraag.”
me
ns
DOSSIER ERFGOED ALS EVENEMENT
a
m La
46
© S
ra
H
et idee om iets met de Librije te doen bleek een lang gekoesterde droom binnen KBR.2 De uitzonderlijke verzameling van 280 handschriften uit de verzameling van de hertogen van Bourgondië is immers de kerncollectie waarrond alles gegroeid is. Maar die droom omzetten in realiteit leek lang onmogelijk. Sara Lammens: “KBR in haar huidige vorm opende in 1969 en was ontworpen als een wetenschappelijke bibliotheek. We hebben dus veel depot- en technische ruimte, bureaus en leeszalen, maar tentoonstellingsruimte was niet voorzien. Onderzoek stond centraal, ook in de werking. Sindsdien kwamen talloze wetenschappers ter plaatse de collectie consulteren – dat is intussen radicaal veranderd. Onderzoe-
Vertrok dat denkproces vanuit de kernopdracht van de organisatie? Lammens: “KBR heeft als missie de bronnen die ze bewaart ter beschikking te stellen van onderzoekers en geïnteresseerde burgers, digitaal maar ook fysiek. Wij willen als instelling garant staan voor onderbouwde en hoogkwalitatieve informatie. Tegelijkertijd willen we een stilteplek en aangename omgeving zijn in het hart van de stad.
Het was voor ons dan ook logisch dat we zouden kiezen voor een museum waarin we de zo goed als onzichtbare kerncollectie via een vaste opstelling kunnen tonen, aangevuld met wisselende tentoonstellingen in het vroegere Paleis van Karel van Lotharingen waar we ook onze andere collecties kunnen laten zien.”
EERST DE INFRASTRUCTUUR
Dromen van een museum is een ding, het gerealiseerd krijgen een ander. Want er was amper budgettaire ruimte binnen KBR. Op zo’n moment moet je volgens Sara Lammens “durven schakelen” en inspelen op opportuniteiten. “Onze mooiste stukken zaten veilig weggeborgen in het depot. We hadden niet de mogelijkheden om ze optimaal te presenteren. In eerste instantie hadden we dus geld nodig voor infrastructuurwerken, want de toegankelijkheid van het gebouw was ondermaats. Omstreeks 2015 kwam de oproep van Toerisme Vlaanderen (TV) voor de hefboomprojecten rond de Vlaamse Meesters, en voor de kernattracties-subsidielijn. Toen hebben we onze stoute schoenen aangetrokken en beslist om hierop in te schrijven, voor ons Bruegelproject bij de Vlaamse Meesters en voor het museum bij de kernattracties. Niet evident, want het was Vlaams geld en wij zijn een federale instelling. Maar voor beide is het gelukt. Doordat we een mooi startkapitaal toegezegd kregen, konden we ons vernieuwingsplan verkopen bij de Regie der Gebouwen die eigenaar is van het gebouw. Zo is de bal aan het rollen gegaan.”
Omstreeks 2015 kwam de oproep van Toerisme Vlaanderen voor de hefboomprojecten rond de Vlaamse Meesters, en voor de kernattractiessubsidielijn. Toen hebben we onze stoute schoenen aangetrokken en beslist om hierop in te schrijven, voor ons Bruegelproject bij de Vlaamse Meesters en voor het museum bij de kernattracties. Niet evident, want het was Vlaams geld en wij zijn een federale instelling. Jean Mansel, La Fleur des histoires. Zuidelijke Nederlanden, midden 15e eeuw Toegeschreven aan de Manselmeester. Ms. 9231, fol. 11v De ark van Noa © KBR
DE KRACHT VAN SAMENWERKINGEN
Lammens is zeer te spreken over de samenwerking met TV: “Het is veel meer dan een geldschieter; het is een sparringpartner die actief mee nadenkt om de kwaliteit van je project te verhogen. Door hun expertise over het internationaal toeristenpubliek reikten ze ons hierover waardevolle en bruikbare inzichten aan. Bij het begin van de subsidieperiode organiseerde TV een bootcamp voor alle geselecteerde hefboomprojecten. De aanwezige experten konden we vrijelijk consulteren en bevragen. Ook wat betreft familievriendelijkheid en toegankelijkheid hebben we dankzij TV stappen vooruitgezet. Dat laatste is trouwens een verplichting die TV ons oplegde: vanaf het begin tot en met de uitvoering moesten we met een erkend toegankelijkheidsbureau samenwerken. We plannen in de toekomst nog meer samenwerking en inhoudelijke afstemming met de andere culturele spelers op de Kunstberg en in Brussel in het algemeen. Voor de hand ligt de samenwerking met de Coudenbergsite.”
47
© KBR museum
HET BEZOEKERSPARCOURS
DOSSIER ERFGOED ALS EVENEMENT
Met het museum mikt de instelling op een verbreding van het publiek; met name de nationale en internationale cultuurliefhebbers komen in het vizier. Zowel de specialist, de geïnteresseerde leek als families met kinderen komen er aan hun trekken met een profiel op hun maat. Daartoe ging een interne werkgroep met het ontwerpbureau op zoek naar een verhaallijn voor het bezoekersparcours. Die koos voor een thematische indeling in plaats van een chronologische. In de eerste ruimtes schetst het museum, aan de hand van bruiklenen uit verschillende andere musea, de context waarin manuscripten tot stand kwamen. Daarna ontdekt de bezoeker hoe de manuscripten gemaakt en verlucht werden. Met die achtergrondinformatie op zak zwaaien de deuren van de schatkamer open. Het museum toont enkele hoogtepunten en gaat in op thema’s die in de Librije aan bod komen. Het is de bedoeling dat de manuscripten regelmatig wisselen; onvermijdelijk, gezien de kwetsbaarheid van deze stukken. Elk profiel (ontdekker, specialist of kind) kan op eigen tempo het parcours verkennen en krijgt op een interactieve manier aangepaste informatie in een van de vijf aangeboden talen.
48
Via een uitgelezen selectie aan objecten en met tijdsgebonden muziek op de achtergrond wordt de bezoeker helemaal ondergedompeld in de sfeer van de middeleeuwen. Die beleving wordt op de bovenste verdieping versterkt door projecties van fantasierijke beelden. Bezoekers kunnen in kokers wegdromen bij roze olifanten, draken en liefdesverhalen. Een leuke gimmick, maar past dit wel bij de sérieux van een wetenschappelijke instelling? Lammens: “We hebben resoluut ingezet op beleving. Wil je vandaag een divers publiek aanspreken, dan kun je niet anders. De focus ligt wel op de authentieke stukken en de verhalen daarrond – onze grootste troeven. Maar er is meer te zien dan enkel manuscripten. De bezoeker kan zelf ook dingen doen. Aanvankelijk gaf dit wat spanning tussen het wetenschappelijk team en de publiekswerkers. Uiteindelijk hebben we een goed evenwicht gevonden waarover iedereen tevreden is. Dat dit werkt blijkt uit de reacties op onze Bruegeltentoonstelling: zowel intern als extern was de tevredenheid heel hoog.” Publieksverbreding is en blijft een grote uitdaging. “In eerste instantie zetten we vooral in op de cultuurliefhebber. Ook families, kinderen en scholen willen we bereiken. Niet alleen is er de informatie op kindermaat, we voorzien ook een atelierruimte voor workshops. Daarnaast willen we inzetten op bijzondere doelgroepen, zoals kwetsbare Brusselse jongeren.”
Voor het bezoekersparcours kozen we voor een thematische indeling in plaats van een chronologische. In de eerste ruimtes schetst het museum, aan de hand van bruiklenen uit verschillende andere musea, de context waarin manuscripten tot stand kwamen. Daarna ontdekt de bezoeker hoe de manuscripten gemaakt en verlucht werden. Met die achtergrondinformatie op zak zwaaien de deuren van de schatkamer open.
MUFFE BEELD BIJSTELLEN
Het nieuwe museum lijkt op infrastructureel, scenografisch en inhoudelijk vlak veelbelovend. Maar hoe gaat KBR het museum in de markt zetten? Lammens: “KBR organiseerde vroeger ook tentoonstellingen. Doorgaans waren die zeer degelijk en goed onderbouwd, gezien ze uit hoogstaande onderzoeksprojecten voortkwamen. Maar door een gebrek aan budget en een aparte communicatieafdeling bleven deze tentoonstellingen onder de radar en trokken ze weinig bezoekers. Dit is nu anders: we willen echt gaan opschalen. Daarom is er nu wel een apart communicatieteam en -budget. Het museum wordt in de markt gezet via een visueel aantrekkelijke communicatiecampagne die vertrekt vanuit de manuscripten en die de nieuwsgierigheid wil opwekken. Daarmee willen we het enigszins muffe beeld over de middeleeuwen bijstellen en de cultuurliefhebber verleiden.” Daarnaast zet KBR nog een aantal andere troeven in: “We pakten ook onze hal en museumshop aan. In de shop bieden we nieuwe, andersoortige en unieke producten aan; niet alleen magneten en postkaartjes die je overal vindt. Wel een vaste productlijn met verrassende items én een aparte lijn per tentoonstelling. Onze
aangename inkomhal geeft uit op de binnentuin. Daarmee kunnen we onze ambitie van stilteplek in het hart van de stad helemaal waarmaken. Ook de cafetaria wordt helemaal vernieuwd, zonder te raken aan de bijzondere sixties look & feel. In combinatie met ons dakterras wordt het nieuwe restaurant een echte troefkaart. We dromen van een glazen lift aan de buitenkant; die kan ervoor zorgen dat het nieuwe restaurant nog toegankelijker wordt. Dat zou een aanwinst zijn voor de hele buurt!” Wanneer zal Lammens tevreden zijn? Hierover moet ze niet lang nadenken. “Als we, een paar jaar verder, 100.000 tevreden bezoekers per jaar tellen. Dat klinkt misschien veel en onrealistisch, maar uit de simulatie die we met TV deden, weten we dat dit perfect mogelijk is op deze locatie. Ik heb er alle vertrouwen in.” ■ www.kbr.be
Alexander Vander Stichele is adviseur praktijkontwikkeling | onderzoek bij FARO. Jacqueline van Leeuwen is er adviseur vorming | organisatieontwikkeling. Bronnen en literatuur 1. Het museum werd gerealiseerd met steun van Toerisme Vlaanderen, de Regie der Gebouwen en het Fonds Baillet Latour. De opening was aanvankelijk gepland op 15 mei 2020, maar werd wegens de coronacrisis verschoven naar 18 september. 2. Zie: www.kbr.be/nl/geschiedenis-van-de-handschriftenverzameling/
49
NAAR EEN ‘BETER’ TOERISME
Reist u mee naar morgen? Botst het toeristisch groeimodel op zijn grenzen? Bestemmingen kreunen onder de toenemende druk en ‘overtoerisme’ is een begrip geworden. Hét signaal voor Toerisme Vlaanderen om een nieuwe visie op toerisme te formuleren. “Reizen naar morgen gaat over samenwerking en verantwoordelijkheid,” zegt toerisme-expert Jeroen Bryon. “Voor de erfgoedsector een uitgelezen kans om de bezoeker centraal te stellen.” Roel Daenen
DOSSIER ERFGOED ALS EVENEMENT
D
50
e coronacrisis woedt en dus ontmoeten we Bryon via videochat. Jeroen werkte jarenlang ‘in het toerisme’ – aan de KU Leuven, bij Toerisme Vlaanderen (TV) en bij de Vlaamse minister van Toerisme. Vandaag is hij met zijn bedrijf ArrowMinded actief op het snijvlak van toerisme en erfgoed. “Ik ben opgeleid en getraind in toerisme maar mijn passie ligt bij erfgoed,” zegt hij. “Zet mij in een erfgoedbibliotheek van een klooster en ik voel me als een kind in een snoepwinkel. Wat mij intrigeert is de vraag hoe we dat erfgoed naar een breder publiek kunnen brengen zonder onze ziel te verliezen. Daarom adviseren wij erfgoedorganisaties hoe ze, met respect voor hun DNA, meer vanuit de bezoeker kunnen denken.” Hij is, naast
bedrijfsleider, ook docent toerisme aan de Thomas More Hogeschool. “De focus van mijn lessen ligt op hoe bezoekers erfgoed beleven. Ik gebruik concrete cases uit de erfgoedwereld, projecten die ik heb begeleid. De studenten komen van over de hele wereld en zijn onder de indruk van ons erfgoed. Maar ze vertellen ook hoe weinig we het in de markt zetten. Ik heb er mijn levensmissie van gemaakt om meer mensen geïnteresseerd te krijgen in ons erfgoed. Ik ben ervan overtuigd dat Reizen naar morgen hiertoe zal bijdragen.”1 Wat is ‘Reizen naar morgen’? “Twee jaar geleden stelde TV vast dat het zo niet langer kon. Er waren steeds meer signalen dat het toeristisch groeimodel op zijn limieten botste.
Slangenjuweel 1860 © Frederik Beyens, Locatie: DIVA´s Boudoir
51
DOSSIER ERFGOED ALS EVENEMENT
Het woord ‘overtoerisme’ dook op en zette de problematiek van te veel mensen op hetzelfde moment op dezelfde plaats op de agenda. In Vlaanderen valt het nog wel mee met ‘overtoerisme’ – zelfs in Brugge is er nog veel steun voor toerisme. We zijn dus nog niet op het punt van Venetië, Barcelona of Amsterdam. Maar men wilde de problemen voor zijn. Daarom is een proces opgestart om een nieuwe visie op toerisme uit te werken. Het traject werd inhoudelijk gevoed door internationaal gerenommeerde toerismeexperten. Van bij het begin is gekozen voor cocreatie, wat wil zeggen dat vakantiemakers uit heel Vlaanderen, zowel uit de private als de publieke sector, een stem in het debat kregen. Samen zijn ze op zoek gegaan naar een nieuw evenwichtsmodel voor de toeristische sector. Reizen naar morgen gaat een stap verder dan ‘duurzaam toerisme’. Dat laatste probeert de negatieve impact van toerisme zo klein mogelijk te houden. De volgende stap is wat de gereputeerde toerisme-experte Anna Pollock ‘regeneratief toerisme’ noemt.2 De kernvraag daarin is: hoe kan toerisme bijdragen aan een betere wereld? Naar vakantiemakers vertaald: hoe kan hun ondernemerschap bijdragen tot het verbeteren van de welvaart en het welzijn van hun omgeving? Het doel is om de toeristische sector bewuster te maken van zijn maatschappelijke rol. En hem te bewegen om verantwoordelijkheid op te nemen en de lokale gemeenschap sterker te maken. Te laten floreren, om het in de termen van Reizen naar morgen te zeggen. Het gaat niet langer over ‘meer’ maar wel over ‘beter’ toerisme. Twee elementen zijn daarbij belangrijk: mensen met een plek verbinden, en bewoners, bezoekers en ondernemers met elkaar verbinden.”
52
Toerisme dat de lokale gemeenschap centraal stelt en winstbejag overstijgt, dat klinkt goed. Lukt het om dat naar de praktijk om te zetten? “De belangrijkste uitdaging is om het allemaal concreet te maken. Als ik naar het proces van Reizen naar morgen kijk, dan valt het me op dat er soms moeilijke en wollige woorden gebruikt worden. De theorie is goed, maar hoe doe je dat precies, dat verbinden? Wat kunnen ondernemers doen om bij te dragen aan die ‘florerende bestem-
Het gaat niet langer over ‘meer’ maar wel over ‘beter’ toerisme.
mingen’? Er is geen blauwdruk, geen handleiding. Je merkt dat er een zoektocht bezig is, ook bij TV. De vraag is ook hoe nieuw dit allemaal is. Toen ik in 1999 aan mijn doctoraat begon, heb ik honderden artikels en boeken gelezen over duurzaam toerisme. De basisdee van Reizen naar morgen vond je al terug in de academische literatuur van de jaren ’70 en ’80. In mijn studie over Brugge ging ik op zoek naar parameters voor een nieuw evenwicht tussen bewoners en toerisme. Dat is twintig jaar geleden; de term ‘overtoerisme’ moest nog worden uitgevonden! Anna Pollock was op dat moment al een referentie in het vakgebied. Nieuw is het dus allemaal niet, en in de praktijk bestaat het ‘regeneratief toerisme’ al jaren. Het valt op dat deze manier van denken vandaag doorbreekt en mainstream wordt. Dat sluit natuurlijk aan bij de tijdgeest: steeds meer ondernemers willen zinvol bezig zijn. Winst nastreven en bijdragen tot een betere wereld zijn geen tegengestelden meer. Reizen naar morgen heeft die gedachte de toeristische sector binnengeloodst. Dat vind ik een belangrijke verdienste.” Wat met de gevolgen van COVID-19? “Het is koffiedik kijken welke impact de coronacrisis heeft. Ook in toerisme zie je mooie initiatieven ontstaan: hotels die kamers aanbieden voor daklozen of voor gezondheidswerkers bijvoorbeeld. Anderzijds is de sector hard getroffen. De kans bestaat dat ‘economisch overleven’ voor een tijdje weer de eerste prioriteit wordt. Terwijl ik net verwacht dat ondernemers die eigen profijt aan maatschappelijke winsten koppelen na de crisis over de beste troeven beschikken.” Welke rol kan de erfgoedsector spelen? “Erfgoed is dé motor voor ‘florerende bestemmingen’, want de kern van toeristisch Vlaanderen. Ons product dat bezoekers uit binnen- en buitenland naar hier lokt, bestaat grotendeels uit erfgoed – in de ruime betekenis van het woord. Historische steden, musea, kastelen en abdijen, processies: dat zijn de usual suspects. Maar ook de toeristisch populaire ‘groene’ bestemmingen zijn erfgoedlandschappen. Of het nu de kust, de Rupelstreek of het Nationaal Park Hoge Kempen betreft. We noemen het ‘wandelen of fietsen in de natuur’, maar eigenlijk bots je tijdens zo’n tocht overal op erfgoed. Zelfs onze culinaire troeven en festivals wortelen in een duidelijke traditie en ademen erfgoed uit. Erfgoed en toerisme zijn dus logische partners om samen aan Reizen naar morgen te werken.” Waarom zou de erfgoedsector ‘Reizen naar morgen’ ondersteunen? “Omdat het een uitgestoken hand vanuit toerisme is om, veel meer dan vroeger, mee zorg te dragen voor dat erfgoed. Maak daar gebruik van!
De toeristische sector is er zich echt van bewust geworden waarom erfgoed voor bezoekers, bedrijven en bewoners belangrijk is. Het DNA, de wortels van een plek: daar is – eindelijk! – veel aandacht voor in toerisme. Dat biedt kansen voor de erfgoedsector. Nieuwe verdienmodellen waarbij erfgoedzorg, -behoud en -beheer mee centraal komen te staan bijvoorbeeld. Dan wil je als erfgoedspeler toch niet aan de zijlijn staan? Ik zie vandaag mooie vormen van samenwerkingen tussen toerisme en erfgoed ontstaan. Denk bijvoorbeeld aan het recente Stay At Home Museum.3 TV en musea die samen een virtuele rondleiding geven en dat livestreamen, prachtig toch? Nog zo’n voorbeeld is Ontourage, waar ik mee mijn schouders onder heb gezet. DJ Nico Morano speelde elke maand voor een klein publiek op een iconische erfgoedplek, zoals bovenop de Sint-Romboutstoren, terwijl tienduizenden mensen dat live konden volgen op Facebook. Zo’n cases tonen aan dat, mee dankzij Reizen naar morgen, het wederzijds vertrouwen tussen toerisme en erfgoed is gegroeid.”
De grootste troef van toerisme voor erfgoed is het denken vanuit de bezoeker. In elk erfgoedproject dat ik heb gedaan, werd weinig gedacht vanuit de bezoeker.
Wat kunnen erfgoed en toerisme van elkaar leren? “De erfgoedsector denkt in termen van ‘participatie’ en ‘gemeenschappen’ om allerlei doelgroepen te verbinden rond concrete, lokale projecten. Dat is iets waar de toeristische sector alleen maar van kan dromen. Binnen toerisme groeit het besef dat erfgoed veel meer is dan een product, en dat er ook een intrinsieke waarde aan verbonden is. De grootste troef van toerisme voor erfgoed is het denken vanuit de bezoeker. In elk erfgoedproject dat ik heb gedaan, werd weinig gedacht
Brugge , Dimitris Vetsikas via Pixabay
53
DOSSIER ERFGOED ALS EVENEMENT
MOU Museum © Toerisme Vlaanderen via Flickr, CC BY-NC-ND 2.0
54
vanuit de bezoeker. Dat is niet onlogisch: de erfgoedsector draait rond erfgoedzorg. De bezoeker komt vaak maar op een derde of vierde plaats, wat in toerisme ondenkbaar is. Je wordt ongenadig afgemaakt op het internet bij een slechte service. Inzicht verwerven in de klant, waar hij naar op zoek is, welke behoeften, noden, wensen, verwachtingen hij heeft … Dàt heb je nodig om toegevoegde waarde te creëren, je bezoekersbasis te verbreden en klantentrouw te versterken. Om het met een boutade te zeggen: heel wat musea denken dat ze met wat virtual reality hocus pocus de heilige graal hebben binnengehaald. Maar stellen ze zich wel de vraag of dit hetgeen is wat hun klanten willen? Misschien wil de bezoeker in eerste instantie beter begrijpen waarover het museum gaat? Of wil hij meer lockers of buggyparkeerplaatsen aan de ingang?” Waar liggen de grootste uitdagingen voor de erfgoedsector in ‘Reizen naar morgen’? “Ik geloof rotsvast in de samenwerking tussen erfgoed en toerisme. Elk heeft zijn eigen logica, maar in de kruisbestuiving gebeuren mooie dingen. Toch is het geen walk in the park. Samenwerken is sowieso niet gemakkelijk. Culturen en belangen botsen. Er is een ander taalgebruik en begrippenkader. In Reizen naar morgen is aan dat laatste alvast hard gewerkt vanuit toerisme. De grootste
hinderpaal voor erfgoedspelers om vanuit de bezoeker te denken is, volgens mij, the curse of knowledge. De kennis over je collectie is zo groot dat het moeilijk wordt om dingen los te laten. Ik herinner me de heroïsche discussies met het team van DIVA in aanloop naar de opening in 2018. (lacht) Het ging over welk beeld, welk collectiestuk ze naar voren zouden schuiven. Het team wou een zilveren schaal omdat het een van hun belangrijkste collectiestukken was. Ik zei, bewust provocerend: ‘Wie is daarin geïnteresseerd? Niemand toch? Een zilveren schaal associeer je met je bomma.’ Ik wist: zo’n schaal pakt niet op beeld … Uiteindelijk hebben we voor een kleurrijke slang met een kop vol ingewerkte diamanten gekozen. Ik vond het een krachtig stuk, vol emotie. En raad eens? Op VRT en VTM werd net dát stuk in beeld gebracht. Dat bedoel ik: hoe je publiek denkt, is niet hoe jij denkt. Dat vraagt een mindswitch bij erfgoedspelers. Zij zijn zo gepassioneerd met hun erfgoed bezig dat ze zich bijna niet meer kunnen voorstellen dat er mensen zijn die het allemaal wat minder boeiend vinden. Als je samenwerkt met een toeristische partner, kan je meteen aftoetsen wat hij spannend vindt aan jouw erfgoed. Dat is vaak een goede indicator. Als je je toeristische partner kan enthousiasmeren over jouw erfgoed, kan het ‘reizen naar morgen’ echt beginnen!” ■
Roel Daenen is manager communicatie, pers en partnerships bij FARO en hoofdredacteur van dit blad. Bronnen en literatuur 1. Zie: www.toerismevlaanderen.be/ reizennaarmorgen. 2. Zie: https://bit.ly/AnnaPollock. 3. Zie: www.flemishmasters.com/ en/events/stay-at-home-museum.
SEGMENTEREN, FASEREN, METEN, EVALUEREN EN BIJSTUREN
HOE ‘VERKOOP’ JE VAN EYCK? 55
Op 1 februari 2020 opende in het Museum voor Schone Kunsten Gent (MSK) de tentoonstelling Van Eyck. Een optische revolutie. Een ‘once in a lifetime’ gebeuren, en dit keer was dat geen communicatieve platitude. Deze opening gaf ook het startschot van een stadsbreed themajaar, dat de ronkende titel OMG! Van Eyck was here meekreeg (zie inzet). Een wereldwijd virus maakte echter een einde aan de feestvreugde, maar tijdens de lange voorbereiding en de eerste maanden van 2020 verzamelden stad en museum desalniettemin een schat aan ervaringen. Over het opzetten van een stadsbreed project. Over het uitdenken van een marketingcampagne die een (inter)nationaal publiek enthousiasmeerde voor middeleeuwse kunst. Over samenwerken op grote schaal, met resultaten die de wereld rondgingen. Bart Ooghe | Foto's: © MSK Ghent, Foto: David Levene
D
e eerste stappen richting het Gentse Van Eyck-jaar werden gezet in 2016, met Toerisme Vlaanderens impulsprogramma rond de Vlaamse Meesters.1 Van bij aanvang was het duidelijk: de lat zou op alle vlakken hoog liggen. Het MSK mikte voor de looptijd van de expo op 250.000 bezoekers, ruim tweeënhalf keer zoveel als het aantal museumbezoekers in 2019.
trekken van buitenlandse bezoekers. Het MSK werkte daarom een omvangrijke marketingstrategie uit voor de (lange) periode van 1 januari 2019 tot 30 april 2020. Drie met elkaar vervlochten principes vormden de ruggengraat van die strategie: 1) kostenefficiëntie, 2) het activeren van nieuwe communicatienetwerken buiten het MSK, en, gezien de uitzonderlijk lange loopduur, 3) een uitgesproken segmentatie in tijd en ruimte.
Ter voorbereiding van de promotiecampagne trokken we naar ’s Hertogenbosch, waar in 2016 het Boschjaar plaatsvond. En naar Wenen, waar het Kunsthistorisch Museum (KHM) in 2018 een grootse Bruegel-tentoonstelling hield. In alle collegialiteit werden ervaringen en tips uitgewisseld. In Den Bosch waren tentoonstelling en themajaar een ongemeen succes geworden. Opvallend was dat voor de opening van de tentoonstelling Jheronimus Bosch. Visioenen van een genie in het Noordbrabants Museum amper tickets werden verkocht, ondanks drie maanden nationale campagne. Twee maanden na de opening was de expo met 471.000 bezoekers letterlijk uitverkocht. Een soortgelijke ervaring hadden onze Weense collega’s: ook hier kwam de verkoop veel langzamer op gang dan verhoopt, maar na drie maanden klokte men af op een recordaantal van 440.000 bezoekers. Een numerieke benchmark als deze laat zich moeilijk overzetten naar een andere context. Vormen de 400.000 bezoekers een veelvoud van een ‘gewoon’ jaar in Den Bosch, dan vertegenwoordigen ze minder dan een derde van de ca. 1,5 miljoen bezoekers die het KHM op jaarbasis ontvangt.
In het uittekenen van het communicatieplan bouwden we verder op de effectmetingen die we geregeld uitvoeren voor de gehele communicatiewerking, de meer subjectieve ervaringen opgedaan bij onze eerdere grote tentoonstellingen British Vision (2007) en Parijs-Brussel (1997), en op tips van collega-musea: geef het verhaal ruimte om te groeien in het hoofd van de mensen; zet klassieke kanalen (zoals outdoorcampagnes) pas op het laatst in; mijd persadvertenties en spendeer veel tijd aan het genereren van organische aandacht. En trek zelf eens naar het buitenland om daar de markt ‘in persoon’ warm te maken.
DE STRATEGIE UITTEKENEN
De hefboomsubsidie vereiste dat de ticketverkoop een jaar voor de opening van de tentoonstelling zou starten, met het oog op het aan-
56
Finaal zou het er vooral op neerkomen om de juiste groepen op het juiste moment te activeren, en zo de beschikbare tijd en middelen efficiënt in te zetten. Op eigen initiatief schrapte de marketingdienst zelfs nog een stuk van het aanvankelijk begrote budget: een expliciete keuze om de communicatiekost verder naar beneden te halen tot zo’n 2 euro per bezoeker, een maximum waaraan de dienst zich al enkele jaren houdt.
SAMENWERKING IN HET KWADRAAT
Om de ambities waar te maken, zou de nauwe samenwerking tussen de vele stakeholders cruciaal zijn. Binnen het museum waren curatoren, projectleiding en directie betrokken bij de ontwik-
keling van het concept, de visuele stijl en de belangrijkste communicatieboodschappen. Binnen de stad volgden de schepenkabinetten Cultuur en Toerisme de effecten van de campagnes het nauwst op, met het oog op de financiële draagkracht van de twee projecten. Naarmate ook het themajaar concreter werd, werden de banden tussen stad en museum nog nauwer. Het Departement Cultuur, Sport en Vrije Tijd was als trekker van het themajaar vanzelfsprekend op meerdere niveaus nauw betrokken. AGB-dienst Boekjebezoek werd het aanspreekpunt voor groepen die een gids wilden reserveren, het stedelijk callcenter Gentinfo beantwoordde de vele telefonische vragen van bezoekers, de Stadswinkel in het hart van de stad werd ingeschakeld als fysiek verkooppunt voor tickets. Ten slotte speelde ook het samenspel met de diverse toeristische niveaus een belangrijke rol. Alles werd in het werk gesteld om de campagnes op elkaar te laten inspelen, dubbel werk te vermijden, kosten te delen en de verwevenheid van themajaar en hefboomproject uit te dragen. Op wekelijkse basis overlegden de partners over de lopende communica-
Op eigen initiatief schrapte de marketingdienst zelfs nog een stuk van het aanvankelijk begrote budget: een expliciete keuze om de communicatiekost verder naar beneden te halen tot zo’n 2 euro per bezoeker, een maximum vwaaraan de dienst zich al enkele jaren houdt.
tie, werden financiële afspraken gemaakt en doelmarkten verdeeld. Er werd een gezamenlijke aanbesteding gelanceerd voor promotionele videocontent en een internationaal persbureau aangesteld om de buitenlandse pers warm te maken voor tentoonstelling én themajaar.
EEN MODULAIRE AANPAK
Het MSK-plan was modulair opgebouwd, met bundels van doelstellingen, bestemmelingen, boodschappen en kanalen. Doorheen de campagne moesten immers steeds wisselende segmenten van het doelpubliek warm gemaakt worden, en de boodschappen zouden voldoende gevarieerd moeten blijven om de spanningsboog over 12 tot 18 maanden (!) te kunnen aanhouden. Elke module – een combinatie van outdoorcampagne, perscampagne, socialemediamarketing, direct mailing … – kon tijdens het proces bovendien vlot herhaald, uitgebreid of ingeperkt worden i.f.v. de gehaalde resultaten. Op 1 februari 2019 ging de campagne effectief van start: het startschot van vele maanden effectmeting, bijsturing, rapportering … en vooral heel veel checken van de verkoopcijfers. Zou de gekozen aanpak wel de juiste blijken te zijn? Na een stevige verkoop tijdens de eerste maanden, toen de ‘harde fans’ zoals verwacht 10 % van de beschikbare tickets kochten, zette een periode van stabiele maar tragere verkoop in. Tegen oktober hadden het kernpubliek en het onderwijs hun keuze gemaakt en waren zo’n 15 % van de tickets de deur uit. Daarmee stond de teller fors boven alle buitenlandse voorbeelden. Gent had de verwachtingen nog een pak hoger gelegd, en de vrees ontstond dat die niet gehaald zouden worden ... Eind november, toen we alle ‘Van Eycks’ konden bekendmaken die naar Gent afreisden, verdubbelde ineens de dagelijkse verkoop. De langverwachte klim was ingezet en de tijd voor de laatste fasen van het plan was gekomen: affichage, promotiespots op tv en in cinema’s, extra activatie van de pers, ‘making of’ videomateriaal, advertenties op
57
DOSSIER ERFGOED ALS EVENEMENT
dromen dat de interesse zó groot zou zijn. Over de hele wereld verschenen letterlijk honderden persitems, vol lof voor de stad en haar grootse tentoonstelling en themajaar. Vanaf het eerste weekend werd duidelijk dat er meer plaats nodig zou zijn dan aanvankelijk voorzien. Dagelijks vlogen 7.000 tickets de deur uit. Het aantal bezoekers werd daarom verhoogd tot 110 per tijdslot – rekening houdend met het comfort op zaal – en er werden extra avondopeningen toegevoegd. Een maand na de start van de tentoonstelling waren nagenoeg alle 250.000 tickets de deur uit en werd nagedacht over een mogelijke verlenging van enkele dagen.
58
Nog zonder één zaalzicht te kunnen tonen, zelfs zonder één kunstwerk in huis te hebben, waren we er met de juiste beelden, boodschappen en kanalen in geslaagd het verhaal te verkopen voor wat het effectief was: ‘once in a lifetime’. En journalisten én bezoekers vertrouwden erop dat dit geen verkooppraatje was.
sociale media met nieuwe boodschappen. En de verkoopcurve? Die bleef stijgen, zelfs tijdens de traditioneel stille kerstperiode. Ook de internationale liefhebber – die uiteindelijk zo’n 30 % van de bezoekers zou vormen – begon nu massaal tickets te kopen. Nog zonder één zaalzicht te kunnen tonen, zelfs zonder één kunstwerk in huis te hebben, waren we er met de juiste beelden, boodschappen en kanalen in geslaagd het verhaal te verkopen voor wat het effectief was: ‘once in a lifetime’. En journalisten én bezoekers vertrouwden erop dat dit geen verkooppraatje was. Eind 2019 werd de tentoonstelling reeds internationaal genoemd als “cultureel hoogtepunt van 2020”. Uiteindelijk raakte 30 % van de voorziene 250.000 tickets verkocht vóór de opening. Nu hoorden we ineens dat de tentoonstelling “zichzelf had verkocht” – een voor marketeers herkenbare kentering.
HET GLANSVERHAAL
Tijdens de openingsweek bezochten ruim 300 internationale journalisten het museum. Niemand had durven
Anderhalve maand na de opening verschenen er nog steeds lovende artikels in de internationale pers, en dagelijks kreeg het museum verzoeken tot interviews of tv-opnames. De verkoop ging snel richting 300.000 tickets. En toen sloeg de COVID-19-pandemie toe … Een week lang werd gewikt en gewogen. Bezoekers lieten weten schrik te hebben om hun bezoek te laten doorgaan, of waren door geannuleerde vluchten niet langer in staat te komen. Op 12 maart viel de harde beslissing. Met droeve ogen zagen we om 19 uur de laatste gelukkige bezoekers de zalen verlaten. De tentoonstelling sloot noodgedwongen de deuren, na zes weken, om niet meer te heropenen. Het feestjaar ging een tijdje op pauze, hoopvol uitkijkend naar de voortzetting van het programma tot in 2021. ■
Bart Ooghe is doctor in de archeologie. Sinds 2015 is hij diensthoofd communicatie en publiekswerking in het MSK. Bronnen en literatuur 1. Na Rubens in 2018 en Bruegel in 2019, zou Jan van Eyck in 2020 het driejarige ‘Vlaamse Meesters’-programma afronden. In 2016 keurde Toerisme Vlaanderen hiervoor twee Gentse hefboomprojecten goed: een tentoonstelling in het MSK en een nieuw Lam Gods-bezoekerscentrum in de Sint-Baafskathedraal. https://visit.gent.be/nl/omg-van-eyck-was-here
OMG! Van Eyck was here © Frederik Van Allemeersch
VAN EYCK IN GENT: VOOR ALLE ZINTUIGEN Gent heeft al enige ervaring met themajaren, denk aan Maeterlinck100, Gent Kleurt Oranje en Kunst op Straat. Die hebben niet alleen een lokaal belang, maar zijn ook (en vooral) een incentive tot samenwerkingen. Voor het Van Eyckjaar was de ambitie torenhoog en wilden we Gent als kunst- en cultuurstad op de (inter)nationale kaart plaatsen. Wat is er nodig om succesvol te zijn? En welke lessen zijn er uit het (eerste deel van het) Van Eyckjaar te trekken? 1. Een begeesterend thema Iets of iemand waar de Gentenaars en zoveel mogelijk andere mensen kunnen aan relateren en trots kunnen op zijn: dat was voor ons het Lam Gods. 2. Een sterk programma De basis was het drieluik kennis, inspiratie en mysterie. We dompelden iedereen onder in het werk van Jan van Eyck, het Lam Gods zelf en het 15e-eeuwse Gent. Nieuwe kennis zorgt voor inspiratie. De geschiedenis van het Lam Gods en de aantrekkingskracht die het werk heeft bulken van het mysterie. Tijdens talloze gesprekken gistten een heleboel ideeën. Wij verfijnden die voorstellen, koppelden ze aan
elkaar en zo begon het programma geleidelijk vorm te krijgen. Het Lam Gods inspireert vooral met zijn betekenis, maar ook met zijn kleuren, fauna en flora, textiel en juwelen. Inspirerend voor professionals uit de kunsten en design, maar ook voor wie bezig is met eeten smaakcultuur. We wilden alle zintuigen prikkelen. Zo kreeg het thema een actuele, frisse en jonge lading, getuige de baseline: OMG! Van Eyck was here. 3. Koken kost geld Zonder budget gaat het niet. Ongeveer 35 bottom-upprojecten werden ondersteund voor in totaal ongeveer 650.000 euro. Die werden gekozen door een jury en kwamen uit ongeveer alle sectoren: cultuur, uiteraard, maar ook onderwijs, jeugd, food en sport. Zo werd het kernprogramma van het Van Eyckjaar gematerialiseerd van onderuit. 4. Met Gentse makers en middenstand Met het Lam Gods als inspiratiebron ontwierpen ongeveer honderd Gentse makers voor het Van Eyckjaar een uniek product. ‘Foodambassadeur’ Olly Ceulenaere zorgde voor inspirerende recepten met laatmiddeleeuwse ingrediënten. Die werden gretig
door de horeca overgenomen, vaak met een nieuwe toets. Zo werkten we met een coalition of the willing en kon men een eigen inbreng doen. ‘Iedereen welkom’ dus, maar wel met kwaliteit. 5. Blijvende meerwaarde realiseren Het Lam Gods van Van Eyck en de stad Gent zijn voortaan verbonden ‘merken’ die elkaar blijvend versterken op cultureel en toeristisch vlak. Gent investeerde in totaal twee miljoen euro voor (internationale) promotie, communicatie, productie, ontwikkeling van evenementen zoals de 7-senses tour (een zintuiglijke ontdekkingstocht door de stad) en Sint-Jansnacht (volksfeest), de inkleding van de stad, een Van Eyck-shop en de financiële ondersteuning van partners. En nu? De Sint-Jansnacht wordt met een jaar opgeschoven en wordt nu de grote finale op 24 juni 2021. Nu mikken we volop op vakantiegangers uit eigen stad en land en van zodra het mogelijk is verwelkomen we opnieuw buitenlandse bezoekers in onze mooie stad. ■ Astrid Van Ingelgom is teamchef van het Team Projecten van de Cultuurdienst van de stad Gent.
59
HET
ATELIER
Meester en leerling in de tattooshop De werkplek van: Sandy Verfaille, meester-tatoeëerder en zaakvoerder van tattooshop Inksane in Roeselare.
» Door: Elien Doesselaere | Foto's © Mahroo Mehdipouryazdi
1
2
faro trekt eropuit naar inspirerende werkplekken. Op een zonnige dag gaan we langs bij Sandy Verfaille in Roeselare. Zij vertelt met veel passie over het vakmanschap van tatoeëren en waarom ze het belangrijk vindt om dat door te geven.
1 “Sinds 2010 baat ik mijn eigen tattooshop Inksane uit. 3
Gepassioneerd door tatoeages besloot ik na mijn studies de sprong te wagen. Al doende leerde ik het vak, bijgestaan door een ervaren leermeester. De enige manier om het vak echt onder de knie te krijgen is van meester op leerling. Er bestaat immers geen volwaardige opleiding tot tatoeëerder. Ook ik geef mijn kennis en vaardigheden al jaren door aan tatoeëerders in spe. Zo is Siebe (links op de foto) al enkele maanden in de leer.
2 De kennis en kunde van tatoeëren doorgeven is een
4
intensief proces. Een tatoeëerder is van vele markten thuis: hij of zij moet onder andere kennis hebben van anatomie en verschillende huidtypes, kunnen tekenen en ontwerpen en natuurlijk ook nog tatoeëren. Er komt heel wat kijken bij ons vak. We zetten kunst op een menselijk lichaam, de lat ligt dus hoog!
3
De opleiding tot tatoeëerder neemt makkelijk ettelijke jaren in beslag. Wanneer ze is afgerond gaat de voormalige leerling als zelfstandig ondernemer bij mij in de zaak aan de slag. Zo ben ik zeker dat de doorgegeven kennis in de praktijk wordt gebracht en dus levend blijft.
5
4 Er is hier plaats voor vijftien tattookunstenaars. Tien
plekken zijn gereserveerd voor onze vaste, Belgische tatoeëerders en vijf voor internationale gasten. Een tatoeage zetten duurt algauw enkele uren. Wanneer we niet aan het tatoeëren zijn, bereiden we de volgende opdrachten voor. Ontwerpen doen we op papier of op tablet.
5 Er bestaan heel veel verschillende tatoeagegenres. Ik ga er prat op dat elke kunstenaar gespecialiseerd is in een bepaalde signatuur. Ook dat is borgen van immaterieel erfgoed. Deze tatoeage is van onze resident artist Kenny, hij wordt veel gevraagd om zijn fotorealistische stijl.” ■
EXPO, FIETSPAD EN FILM
DOSSIER ERFGOED ALS EVENEMENT
JUBILEUMJAREN EN BLOCKBUSTERS
In de Nederlandse cultuursector is het een beproefd recept: een jaar wordt opgehangen aan een prominente (historische) figuur of gebeurtenis. Tegelijk wordt er een heel jaarprogramma — “het jaar van” — rond gebreid. Die figuur of gebeurtenis wordt dan voorgesteld als blikvanger voor bezoekers uit binnen- en buitenland. Bekende blockbusters1 in Nederland waren het Van Goghjaar in 2015 (125e sterfjaar van Vincent van Gogh), in 2016 draaide het om de schilder Jheronimus Bosch (herdenking van zijn 500e sterfjaar) en 2019 was het jaar van Rembrandt en de Gouden Eeuw. Dat zorgde voor talloze activiteiten en evenementen in en buiten het Rijksmuseum.2 Wat leren ons deze ‘jaren van’? Licia Calvi, Moniek Hover, Juriaan van Waalwijk en Bertine Bargeman
62
N
aast een resem tentoonstellingen in musea in en buiten Noord-Brabant en zelfs buiten Nederland (bv. in het Waalse Bergen3) presenteerde het Van Goghjaar ook een musical, een film, een tijdschrift en het Van Gogh-Roosegaardefietspad in Eindhoven. Evenementen of producten als deze mikken vaak op een divers publiek. Ze hebben de ambitie om sterk geïnteresseerde bezoekers van ver buiten de eigen regio en licht geïnteresseerde bezoekers vanuit de meer directe omgeving aan te trekken. Onze expertise op het vlak van storytelling & experiences binnen de Research & Design Group aan de Breda University of Applied Sciences werd de afgelopen jaren bij een aantal van deze projecten gevraagd. We doen onderzoek om tot verhalende concepten te komen, waarna storytellingtools worden ingezet om belevingen te ontwerpen. Hierna volgen twee voorbeelden. Crossroads is een project over de Tweede Wereldoorlog. Tussen het najaar 2019 en voorjaar 2020 stond in de provincie Noord-Brabant de herdenking van de 75e verjaardag van de Bevrijding op het programma. VisitBrabant, de provinciale marketingorganisatie, zag kansen om in de herdenkingsjaren extra bezoekers te lokken naar het omvangrijke en diverse erfgoed van de Tweede
Tentoonstelling Jheronimus Bosch. Visioenen van een genie. Het Noordbrabants Museum, 's-Hertogenbosch, 13 februari t/m 8 mei 2016. © Marc Bolsius.
Wereldoorlog in de provincie. Al in 2015 kregen we de opdracht om een verbindend, verhalend concept en verhaallijnen te ontwikkelen voor de vijf grootste erfgoedactoren. Na een uitgebreid onderzoek werd het narratief concept Crossroads in Brabant. Life Changing Stories 40-45 ontwikkeld. De focus daarvan lag op aangrijpende, persoonlijke verhalen van gewone mensen van wie het leven tijdens de oorlogsjaren ingrijpend is veranderd. De bedoeling? Mensen van nu raken met verhalen en dilemma’s van toen. De verhalen zijn op verschillende niveaus verzameld, samengesteld en uitgedragen. Voor elke locatie werd één ‘etalageverhaal’ gekozen, symbool voor datgene wat ook andere mensen op die specifieke plek hebben meegemaakt. Al snel bleek het erg moeilijk om een keuze te maken uit de duizenden getuigenissen; kiezen voor een bepaald verhaal betekent zoveel als andere terzijde schuiven. Zo viel de keuze bij Nationaal Monument Kamp Vught op het verhaal van George en Ursula Lévi. De verhalen van de bijna tweeduizend andere Joodse kinderen die het kindertransport uit Kamp Vught niet overleefden, zijn minstens zo aangrijpend en belangrijk. Sommige locaties wilden een ‘groots personage’ als hoofpersoon voor hun ‘etalageverhaal’. Het Generaal Maczek Museum wou het verhaal brengen van deze Poolse
Onze benadering van storytelling plaatst, naast de identificatie met de hoofdpersoon, ook de emotionele beleving van het verhaal centraal. Je inleven in een generaal blijkt net iets moeilijker dan je inleven in een gewone soldaat. generaal, de bevrijder van Breda. Onze benadering van storytelling plaatst, naast de identificatie met de hoofdpersoon, ook de emotionele beleving van het verhaal centraal. Je inleven in een generaal blijkt net iets moeilijker dan je inleven in een gewone soldaat. Stichting Crossroads Brabant ’40-’45 maakte Crossroads het uitgangspunt voor het programma Brabant Remembers om oorlogsverhalen te verzamelen, te hervertellen en te verbeelden. Niet alleen voor toeristen, maar net ook voor en door bewoners van de provincie. Zo hebben
63
DOSSIER ERFGOED ALS EVENEMENT
Herdenking Jheronimus Bosch © VisitBrabant
64
we, in samenwerking met Erfgoed Brabant en Brabant Remembers, in 2017 en 2018 in de hele provincie zo’n 1.500 oorlogsverhalen ‘opgehaald’. Hieruit werden 75 verhalen geselecteerd, een voor elk jaar sinds de Bevrijding, geografisch en thematisch gespreid over de hele provincie. Deze zijn op verschillende manieren met verschillende partners en via verschillende media vanaf 2019 ontsloten binnen het programma van Brabant Remembers: via een boek4, een augmentedrealityapp5, minidocumentaires door Omroep Brabant6, een tentoonstelling met maquettes7, het Dilemma Doolhof in Bergen op Zoom.8 Het is nu te vroeg om alle effecten van deze spin-off kritisch te bekijken. Wat zeker is, is dat dit project instellingen, ‘ambassadeurs’ en media heeft verbonden die, ondanks het feit dat ze hetzelfde erfgoed delen, voorheen niet zo direct hun publiek gezamenlijk aanspraken rondom één collectie van 75 verhalen. Op deze manier is Noord-Brabant een voorbeeld voor andere Nederlandse provincies die gelijkaardige samenwerkingen willen opzetten.
ALLEN NAAR ’S-HERTOGENBOSCH
Een andere benadering had het project Bosch500, dat in 2016 het Boschjaar vierde: gecentreerd op een locatie, de stad ’s-Hertogenbosch, en op een bekende figuur, de schilder Jheronimus Bosch. Dit was meer dan een gewone citymarketingcampagne: het was opgezet als een placemaking project, met een grote tentoonstelling als hoogtepunt en een honderdtal andere activiteiten eromheen gedurende het hele jaar. De tentoonstelling promootte mee de stad als betekenisvolle plek. Hoewel er veel activiteiten in de stad
© Brabant Remembers
plaatsvonden en de tentoonstelling ook een echte blockbuster was, was de stedelijke ruimte het fundament van het jaar. Het verschil tussen de centrale tentoonstelling en de andere evenementen bleek uit de verschillende soorten publiek dat beide aantrokken: een ouder, eerder hoogopgeleid (maar relatief ‘beperkt’) publiek voor de tentoonstelling en een jonger, breder en minder hoog opgeleid publiek voor de andere manifestaties. In de eindevaluatie9 staat te lezen: “De bewoners, hoewel ze niet direct betrokken waren bij de organisatie van het feestjaar, voelden zich niet van hun stad beroofd. En wel integendeel: zij voelden zich er in de loop van het ‘Bosch500’jaar steeds meer bij betrokken, het jaar was ‘hun’ evenement.” De hoge bezoekersaantallen zijn uiteraard mooi meegenomen. De werkelijke waarde van het feestjaar reikt echter verder: het belangrijkste gevolg van dit project blijft de impact op het culturele en maatschappelijke vlak. Dit projectjaar heeft zich vertaald in nieuwe, duurzame netwerken. Net zoals bij Crossroads blijkt de meerwaarde van dit project uit de verbinding van eerder losse entiteiten of stakeholders, die onder dezelfde vlag en met hetzelfde doel samenwerken. Deze zijn sterker uit deze uitdaging gekomen. Het draagvlak van bewoners ten slotte heeft het verschil gemaakt. Ons oordeel is dat het succes van een evenement/jubileumjaar zou moeten blijken uit meer dan alleen de bezoekersaantallen van een tentoonstelling. Het zijn net de onderliggende samenwerkingen en verbindingen die ermee gepaard gaan die aandacht en waardering verdienen, zeker als ze een nieuw ecosysteem tot stand brengen. Een ecosysteem dat duurzaam doorwerkt, ook als het jubileumjaar is afgelopen.
Brabant Remembers. Stilleven Meijerijstad © Studio Rocco Verdult
Nu het massaal museum- of tentoonstellingsbezoek tot nader order veilig noch wenselijk is, is het cruciaal te focussen op (achtergrond) verhalen en deze gezamenlijk via verschillende media, op verschillende locaties (zowel fysiek als digitaal), voor het voetlicht te brengen. De COVID-19-crisis maakt volgens ons duidelijk dat grote blockbustertentoonstellingen niet meer van deze tijd zijn. Bij de heropening van de musea wordt bezoekersmanagement essentieel. Dit is echter niet nieuw: om bijvoorbeeld het Uffizi in Firenze te bezoeken, heeft de bezoeker al lang de keuze tussen de online aankoop van een kaartje (om zo het bezoek te reserveren) of urenlang wachten en aanschuiven. Bij grote tentoonstellingen, zoals Caravaggio vorig jaar in Utrecht of de ‘Van Eyck’-expo in Gent, was online reservatie de enige optie. Nu het massaal museum- of tentoonstellingsbezoek tot nader order veilig noch wenselijk is, is het cruciaal te focussen op (achtergrond)verhalen en deze gezamenlijk via verschillende media, op verschillende locaties (zowel fysiek als digitaal), voor het voetlicht te brengen. Samenwerking en afstemming ‘achter de schermen’ is daarbij cruciaal. Zo kan uit een crisis misschien toch nog iets moois voortkomen. ■
Licia Calvi is senior docent en onderzoeker op het gebied van digital storytelling aan de Breda University of Applied Sciences (BUas) en in museum experience design die ze in samenwerking met de MuseumFutures lab van TUDelft bestudeert. Moniek Hover is Lector Storytelling aan BUas. Zij promoveerde in 2013 op storytelling met de casestudy De Efteling als ‘verteller’ van sprookjes. Met interdisciplinaire BUas-teams geeft zij (storytelling) research & development projecten vorm voor het toeristische en vrijetijdswerkveld. Juriaan van Waalwijk is onderzoeker op het gebied van storytelling en belevenissen. Samen met het vrijetijdsen toeristisch werkveld werkt Juriaan aan projecten in de toepassingen van storytellingtechnieken voor musea, attracties, binnensteden en natuurgebieden. Bertine Bargeman is senior docent, onderzoeker en opleidingsdirecteur van de academische master Leisure and Tourism Studies aan BUas. Zij is gespecialiseerd in praktijktheorieën op het gebied van leisure en toerisme, en toeristisch keuzegedrag. Bronnen en literatuur 1. Zie: https://drimble.nl/regio/zuid-holland/leiden/66569890/ een-blockbuster-is-lastig-voor-middelgrote-musea.html. 2. Zie: www.rijksmuseum.nl/nl/jaar-van-rembrandt/rembrandt-&de-gouden-eeuw. 3. Zie: www.vangoghmuseum.nl/nl/nieuws-en-pers/persberichten/ van-gogh-museum-beleeft-absoluut-topjaar-in-2015?v=1. 4. A.J. Bijsterveld & Jan L.G. van Oudheusden, Brabant, brug naar de vrijheid. 75 persoonlijke levensveranderende oorlogsverhalen. Stichting Crossroads Brabant 40-45, 2019. 5. Living History Augmented Reality App, ontwikkeld door Dutch Rose Media (zie: www.brabantremembers.com/ar-app/?lang=en). 6. Te zien op YouTube, zoekwoord Brabant Remembers, ontwikkeld door Mooi Werk Media. 7. 75 Stilllevens van Studio Rocco Verdult. Deze collectie werd samengebracht voor een overzichtsexpositie tijdens Dutch Design Week 2019, met een bezoekersaantal van meer dan 4.000 bezoekers. Na Dutch Design Week werd de expositie verplaatst naar de LocHal in Tilburg en is daar te zien tot en met oktober 2020. Wekelijks bezoeken daar 1.500 personen de expositie. Zo hebben naar schatting al ruim 25.000 bezoekers de expositie in de LocHal bezocht. 8. Door kunstproducent The Mothership. 9. Zie: www.s-hertogenbosch.nl/uploads/media/Eindevaluatie_Manifestatie_Jheronimus_Bosch_500.pdf.
65
LAAGDREMPELIGE VERHALEN EN 360° PROJECTIES
DE IMMERSIEVE BELEVING We kunnen er niet omheen: de ‘digitale ontwikkelingen’ gaan steeds sneller en sneller. Daardoor lijken ze een steeds groter effect te hebben op ons leven. Het is dan ook niet verrassend om vast te stellen dat er steeds meer nieuwe producten bijkomen. Ook in en nabij de cultureelerfgoedsector, zo blijkt. Bram Wiercx
S DOSSIER ERFGOED ALS EVENEMENT
inds een paar jaar duiken er in Brussel meer en meer ‘immersieve tentoonstellingen’ op: over Van Gogh, Monet en Bruegel. Er zijn ook plannen om in de buik van het Centraal Station een digitaal museum over Brussel uit de grond te stampen, het zogenaamde Bruseum.1
66
Digitaal tentoonstellen of, preciezer, een immersieve beleving met ‘erfgoedmateriaal’ bieden is een trend die overgewaaid is vanuit Parijs. Daar lanceert het Atelier des Lumières, een onderneming die gevestigd is in de voormalig industriële site La Fonderie du Chemin Vert, sinds 2018 de ene immersieve expo na de andere.2 Na Parijs gaan deze expo’s op reis door Europa en de rest van de wereld. Op de FARO-conferentie Erfgoed & immersieve storytelling in 20183 stelde de directeur van Atelier des Lumières, Michael Couzigou, dat het Atelier zich richt “op laagdrempelige culturele evenementen die een breed publiek aanspreken.” Dat gebeurt door een immersief klank- en beeldspektakel te projecteren met uitvergrote digitale reproducties. Het beeldmateriaal komt uit het oeuvre van bekende
kunstenaars als Claude Monet, Gustav Klimt en Vincent van Gogh. De beelden vormen samen een visueel verhaal dat door honderden beamers 360° wordt geprojecteerd in een ruimte van zo’n 10.000 m2. Bezoekers kunnen rustig rondwandelen of gaan zitten en zich laten onderdompelen in het verhaal en de beelden. Met veel zorg worden de verhalen toegankelijk gemaakt: bezoekers krijgen de levensverhalen van Monet of Van Gogh kant-en-klaar voorgesteld. Die laagdrempeligheid lijkt ook de voornaamste reden waarom dergelijke producties hoge bezoekersaantallen halen. In het Atelier des Lumières werden er in 2019 maar liefst twee miljoen bezoekers geregistreerd.
VAN EIGEN BODEM
In eigen land is het Gentse bedrijf Create ook al een tijdje actief op deze groeiende markt. Het ontwikkelde Beyond Bruegel, een digitale kunstbeleving op de Brusselse Kunstberg over het leven en werk van de bekende schilder en tekenaar.4 Voor het verhaal en de selectie van de kunstwerken werkte Create samen met een aantal Bruegelexperten. Intussen werd de expo bezocht door zo’n 100.000 bezoekers. Op het einde van
Beyond Bruegel © CREATE.eu
het parcours wordt de bezoeker doorverwezen naar musea en erfgoedbibliotheken in de buurt waar men de echte werken van Bruegel kan bekijken. En in Gent opende in de Sint-Niklaaskerk de ‘art & light experience’ Lights on Van Eyck, opgevat als een ode aan het oeuvre van de ‘Vlaamse meester’ Jan van Eyck en diens Lam Gods. Beyond Breugel vroeg zo’n 2.500 uren multimediaproductie. Dat is dan nog zonder het voorafgaand onderzoek, het advies van de experts en de volledige installatie. Voor de digitalisering werd een beroep gedaan op technologie zoals de Google Art camera, die de werken in zeer hoge resolutie digitaliseert.5 Anders dan voor klassieke tentoonstellingen is voor dit soort digitale producties geen duur (want fragiel) kunsttransport nodig. Bovendien kunnen deze producties ook in meerdere steden tegelijkertijd lopen.
HET EERSTE DIGITAL ART MUSEUM
In Japan ging men nog een stap verder. Daar opende in 2018 het eerste ‘digital art museum’ in Tokio, een creatie van Teamlab.6 Ook hier maakt men gebruik van beamers, maar in combinatie
met echte objecten. In verschillende zalen wordt de bezoeker meegenomen in de wonderlijke wereld van digitale objecten, kleuren en geluid. Voordien realiseerde Teamlab al andere expo’s in musea, waaronder Future Worlds in het ArtSience Museum in Singapore. Deze interactieve tentoonstelling opende in 2016 en gaat over kunst en wetenschap. In datzelfde museum liep sinds 2017 de populaire Into the wild-expo, een samenwerking met Google, Lenovo en het WWF. Dit augmentedrealityavontuur transformeerde het museum in een jungle. Bezoekers ontvingen aan de ingang een grote smartphone waarmee ze op avontuur trokken doorheen het museum en ze zich in een echt oerwoud waanden. Door alles als een extra laag op de realiteit te bouwen, kon het museum op deze manier meerdere expo’s met elkaar combineren. Op het einde van het bezoek kon het publiek een virtuele boom planten en WWF steunen. De technologie die Google toen gebruikte, is nu onderdeel van ARCore en zit sinds kort in de ErfgoedApp van FARO.7
67
Lights on Van Eyck © Daphne Matthys
HET KUNSTUUR EN DE ERFGOEDAPP
De ondernemende broers Bourlon, bekend van Studio 100, lanceerden begin dit jaar Het Kunstuur in de Heilige Geestkapel te Mechelen, aan de voet van de iconische Sint-Romboutstoren. 32 schilderijen werden door BV’s als Tom Boonen en Geert Noels voorzien van verhalen. In groepjes van maximaal acht personen en in vaste tijdslots van een uur worden bezoekers via een voorafbepaald parcours meegenomen langs de schilderijen. De personen die een verhaal brengen worden geprojecteerd, naast het werk.
Bram Wiercx is adviseur digitaal erfgoed | ICT-manager bij FARO. Bronnen en literatuur 1. Zie: www.bruzz.be/culture/events-festivals/hortagalerij-moet-wijken-voor-3d-attractie-2020-01-16 2. Zie: www.atelier-lumieres.com/. Dit ‘atelier’ maakt deel uit van een groep bedrijven die verschillende culturele sites (‘Culturespaces’) in Frankrijk groepeert: “Le premier acteur privé pour la gestion globale de monuments et musées, la création de centres d’art, l’organisation d’expositions temporaires et d’expositions numériques immersives.", zie: www. culturespaces.com/fr/home 3. https://faro.be/node/54744
DOSSIER ERFGOED ALS EVENEMENT
4. https://beyondbruegel.be
68
Nog in Mechelen zet Museum Hof van Busleyden al langer in op storytelling. Met de museumpodcasts krijgt de bezoeker ruimte per ruimte de keuze tussen verschillende verhalen, gebracht door de bekende psychiater Dirk De Wachter, redacteur Patrick de Rynck en muzikant Jurgen De bruyn. Bezoekers kunnen hun eigen toestel gebruiken (‘bring your own device’) of een toestel huren (iPad mini). De technologie die dit museum gebruikt is afkomstig van de ErfgoedApp van FARO. Deze app zet vanaf de start in 2015 sterk in op storytelling. Meer dan 8.000 story’s zitten er al in het achterliggende platform. Die komen naar buiten via verschillende museumbezoeken en erfgoedroutes. Musea, erfgoedorganisaties, toeristische en cultuurdiensten in Vlaanderen en Brussel kunnen samenwerken met videomakers, audiostemmen en multimediamakers of kunnen ook gewoon alles zelf creëren via de ErfgoedApp DIY en de tutorials die FARO aanbiedt.8 Aan u de keuze: gaat u voor grootschalige beleving of meer intiemere verhalen? Het is sowieso een goed idee om in te zetten op de betere storytelling. Uw bezoeker zal het zeker appreciëren. ■
5. https://artsandculture.google.com/project/art-camera 6. https://borderless.teamlab.art 7. https://developers.google.com/ar 8. https://erfgoedapp.be.
Bronnen en literatuur 1. Dat immersieve tentoonstellingen hier niet noodzakelijk beter in slagen blijkt uit comparatief onderzoek: T. Dancstep, J.P. Gutwill & L. Sindorf, ‘Comparing the visitor experience at immersive and tabletop exhibits’. Curator. The museums journal, 58(2015)4, p. 401-422. 2. Over wat een immersieve tentoonstelling precies is, de rol die technologie daarbij al dan niet speelt en het verschil tussen dit soort tentoonstellingen en de reguliere of discursieve tentoonstellingen bestaat trouwens heel wat discussie. Zie bijvoorbeeld: M. Achiam, ‘Immersive Exhibitions’, in: R. Gunstone (eds), Encyclopedia of science education. Dordrecht, Springer, 2015. M. Wigley, ‘Discursive versus immersive: the museum is the massage’. Stedelijke Studies, 4(2016): https://stedelijkstudies. com/issue-4-between-discursive-and-immersive. 3. Beide lopen nog. Zie: https://backtobruegelbe.wpcomstaging.com/ en https://beyondbruegel.be/?lang=nl 4. Met dank aan Sofie Wauters, onderzoeker bij Toerisme Vlaanderen, voor het delen van de voorlopige bevindingen.
MAKEN IMMERSIEVE TENTOONSTELLINGEN HUN AMBITIES WAAR? Wie de literatuur over de technologische ontwikkelingen in musea, kunsthallen enz. erop naslaat, en websites bezoekt van aanbieders en ontwikkelaars van immersieve tentoonstellingen en/of technologieën, kan er niet omheen. Dankzij de totaalbeleving, waarbij alle zintuigen aangesproken worden, is de bezoekerservaring van immersieve tentoonstellingen veel intenser dan bij ‘reguliere’ expo’s. Daardoor vergroten de cognitief-educatieve mogelijkheden én de sensorisch-emotionele betrokkenheid van het publiek. Bovendien zouden dergelijke tentoonstellingen een ander, diverser publiek aantrekken dan de klassieke tentoonstellingen. Zoals we elders in dit blad kunnen lezen is het publiek toch nog steeds homogeen samengesteld – zie het artikel van Jessy Siongers en Mathijs De Baere. Zorgen immersieve tentoonstellingen voor grote veranderingen? In de literatuur over audience engagement and development gaat deze belofte al even mee. Bij elke nieuwe technologie die de voorbije twee decennia de kop opstak waren de verwachtingen torenhoog. De zoektocht naar studies die op een systematische wijze peilen naar de ervaringen van deelnemers/bezoekers aan immersieve tentoonstellingen leidt ons voornamelijk naar eerder kleinschalige studies waaruit soms inderdaad blijkt dat er bijvoorbeeld positieve leereffecten bij het publiek vast te stellen zijn. Vraag is natuurlijk of dergelijke effecten zich in een andere context ook niet zouden hebben voorgedaan.1 Net zoals bij niet-immersieve tentoonstellingen (waarbij er vandaag de dag vaak wel al heel wat technologie gebruikt wordt) hangt veel natuurlijk af van het initiële concept en de publieksvriendelijkheid ervan, de wijze waarop dit uitgewerkt wordt (zowel inhoudelijk als vormelijk), de plek waar de tentoonstelling plaatsvindt (binnen of buiten de museummuren), de mate en soort van onderdompeling, de rol die aan de bezoeker wordt toegekend … Sommige immersieve tentoonstellingen zijn eerder te omschrijven als attracties, terwijl andere pure kunstinstallaties zijn. En daartussenin is heel wat variatie mogelijk.2 De mate waarin de bezoeker al dan niet meegaat in de ervaring en deze zijn doelstellingen bereikt, hangt dus van heel wat factoren af. In 2019 organiseerde en/of ondersteunde Toerisme Vlaanderen twee interactieve ‘Bruegel-ervaringen’ in Brussel: Beyond Bruegel in het Paleis der Dynastie onderaan de Kunstberg en Back to Bruegel in de Hallepoort.3 Via deze digitale kunst- en cultuurervaringen wilden ze de bezoeker op een andere manier kennis laten maken met het leven en werk van Pieter Bruegel de Oude. Alhoewel ze hierbij geen specifiek onderzoek deden naar mogelijke leereffecten komen uit het publieksonderzoek dat Toerisme Vlaanderen uitvoerde wel een aantal interessante zaken naar voren.4 Zo zien we allereerst dat de meerderheid van de bezoekers aan beide ervaringen behoort tot het kernmuseumpubliek (ze bezoeken jaarlijks vijf keer of vaker een museum). Reguliere museumbezoekers halen dus zeker hun neus niet op voor een meer immersieve ervaring. Daarnaast zien we echter ook dat er in verhouding tot het volledige museumpubliek toch meer bezoekers zijn die zelden of nooit een museum bezoeken. Bovendien blijken er in verhouding tot het museumpubliek ook meer bezoekers met kinderen te zijn. In die zin bereiken beide immersieve ervaringen inderdaad een (iets) diverser publiek en kunnen ze dienen als instapervaring om met kinderen aan cultuur te doen. Beide Bruegel-projecten scoren dan ook heel hoog inzake familievriendelijkheid en ook de algemene tevredenheid ligt hoog. Uit de algemene evaluatie leren we dat vooral het technologisch-innovatieve karakter van de beleving, evenals het esthetische aspect en de fun- of wowfactor erg geapprecieerd worden. En als er al negatieve geluiden weerklinken, dan gaat het niet zozeer om de ervaring as such. Maar wel omdat de technologie het (tijdelijk) laat afweten, het comfort niet voldoet of de bewegwijzering niet adequaat is … Niks nieuws onder de zon dus! (AVS) ■
Future World, Art Science Museum, Singapore Christian Scheidegger via Flickr, CC BY-SA 2.0
69
ERFGOED
PLEK
HET ANTWERPSE OPERAGEBOUW, EEN PLEK MET EEN ZIEL Erfgoed is voor letterlijk iedereen betekenisvol en relevant. Bekende personen wijzen u de weg naar hun erfgoedplek. De plek van: Wim Vanlessen, danser.
Wim Vanlessen is sterdanser en voormalig ‘Principal’ van Opera Ballet Vlaanderen. Hij mag zichzelf sinds 2016 ‘ridder in de Leopoldsorde’ noemen, omwille van zijn algemene culturele verdienste. Dance Europe Magazine riep hem meermaals uit tot beste mannelijke danser van het jaar. Wanneer we hem vragen naar zijn favoriete erfgoedplek, komt het antwoord snel: “Hierover heb ik niet lang moeten nadenken,” lacht hij. “Voor mij is dat het monumentale operagebouw op een steenworp van het Centraal Station in Antwerpen. Het dateert van het begin van de 20e eeuw – je vindt een fraai filmpje over de geschiedenis ervan op het YouTubekanaal van Opera Ballet Vlaanderen. Ik vind het nog beter tot zijn recht komen nu de omgeving errond heraangelegd is. Deze plek mocht ik 25 jaar lang mijn ‘thuis’ noemen. Het lijkt me een echte erfgoedplek, in de letterlijke betekenis van het woord. Een plek die echter nog te weinig in the picture staat. Voor mij persoonlijk is het alleszins een heel betekenisvolle locatie: hier heb ik euforie, pijn, geluk en alle andere emoties die een mens heeft, ervaren.” “25 jaar lang was ik vooral bezig met ‘het product’: de voorstellingen. Die slorpten al mijn aandacht op. Altijd wou ik een goede voorstelling dansen en het publiek ontroeren. Al die tijd had ik nauwelijks oog voor de grandeur van het gebouw. Het heeft echt een ziel, iets wat je bij een nieuw gebouw moeilijk snel kan creëren. Kom langs en bewonder het indrukwekkende podium, de meer dan duizend rode fluwelen zetels waarin je kan wegdromen, statige trappen en balustrades … Ook aan mijn kleedkamer heb ik bijzondere herinneringen: hier pepte ik mezelf op voor elke voorstelling, ging ik om met stress … Ik denk ook aan al de vakmannen en -vrouwen met wie ik mocht samenwerken: de kleedsters, de kinesisten, de collega-dansers ... Ieder doet er zijn ding. Zo’n gebouw draagt die kennis en kunde allemaal met zich mee en dat is het fascinerende eraan. ■ » Door: Birgit Geudens | Foto erfgoedplek: © Mikhail Porollo | Portretfoto: © Filip Van Roe
Laat kunstwerken hun verborgen verhalen vertellen door multispectrale beeldvorming Zo kan je met XRR (Röntgen-radiografie) de interne structuur van een object bekijken en achterhalen hoe en uit hoeveel delen een kunstwerk is opgebouwd. UVF (Ultraviolet Fluorescentie), UVR (ultraviolet reflectografie), VIS (visueel), RAK (scheerlicht), IR (infrarood), TIR (infrarood in transmissie), FCIR (valse kleur infrarood) bieden inzicht in de conditie, de gebruikte pigmenten en maken oude restauraties zichtbaar. IRR (infrarood reflectografie) kijkt door de verflagen heen en geeft naast de ondertekening of eerste aanzet van een kunstenaar ook een beeld van de veranderingen in de compositie door de kunstenaar zelf.
Macro-XRF (macro-Röntgen fluorescentiespectroscopie) geeft de verspreiding weer van de chemische elementen in de gebruikte pigmenten als een tweedimensionaal beeld. Daarom is deze methode zeer relevant voor de studie van verborgen verflagen en om oude restauraties zichtbaar te maken, naast een uniek zicht op het creatieve proces van de kunstenaar. Deze techniek is toepasbaar op schilderijen, papieren kunstwerken, verluchte handschriften, maar ook 3D-objecten zoals gepolychroomde beelden. De afdeling research & analyse van IPARC voert onderzoeken met eigen apparatuur uit in het lab of op locatie. Zowel schilderijen als 3-D objecten kunnen doorgelicht worden, en deze technieken worden bij oude meesters maar evengoed bij moderne en hedendaagse werken ingezet. Bovendien betreft het niet-invasieve analyses waarbij het werk onaangeroerd blijft en veiligheid voorop staat. Je ontvangt nadien een rapport alsook de digitale hoge resolutie beelden, waarmee je tot in de kleinste details kan inzoomen.
Meer weten? Neem contact met david.laine@iparc.eu of +32 16 90 75 90.
www.iparc.eu
Wordt verwacht …
FARO’S ERFGOEDWIJZER “Hoe borg ik de kennis in mijn organisatie?” “Waar moet ik op letten als ik het publiek bij een activiteit wil betrekken?” “Wat zijn de richtlijnen en standaarden bij informatiebeheer?” “Hoe bereid ik me voor op een noodsituatie?” ... OOK Ù HEEFT ONGETWIJFELD GEREGELD VRAGEN BIJ UW WERKZAAMHEDEN.
WANNEER?
Welnu, achter de schermen van FARO borrelt er iets. Iets waaraan het hele FARO-team sleutelt en schaaft. Een nieuw online platform waarop we praktijkkennis, kunde en inzichten bundelen. Verwacht u heel concreet aan handige modules, praktische tools en tips die u een antwoord bieden op tal van vragen en verwachtingen.
Vanaf dit najaar, op de FARO-website. De Erfgoedwijzer biedt u een schat aan informatie en inspiratie. Daar kunt u zo mee aan de slag. Tot uw dienst, en vanaf dit najaar 24/7.
Een nieuw boek van
Het jaar 1945, toen de wapens in Europa eindelijk zwegen, was een nulpunt van de wereld waarin de Lage Landen nu leven. Maar veel van wat na 1945 in de steigers werd gezet, ligt een mensenleven later onder vuur: de NAVO, de EU, de sociale zekerheid… En is die oorlog zelf al verwerkt? Hij blijft in elk geval spoken in onze letteren. Nulpunt 1945 is een rijke verzameling van prikkelende verhalen, scherpe analyses en verrassende beschouwingen door goede pennen uit Vlaanderen en Nederland. “Het ontbreekt dit mooi vormgegeven boek niet aan lezenswaardige overzichten en inzichtelijke essays”, schrijft De Standaard. Te koop (€35) via www.de-lage-landen.com/publicaties