JAARGANG 3 | NUMMER 5/6 | NOVEMBER/DECEMBER 2012 – JANUARI/FEBRUARI 2013
| € 7,50
MER
DUBBELNUM
Een leeuw in een park op de Lemelerberg • Pelé, Santos en Louis Armstrong in Enschede • De wortels van Sabine Uitslag • En meer
Een muzikale meester op Twickel
Moderne Devotie en vroege drukkers
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 1
Treinhistorie
De kaart van Nicolaas ten Have
14-12-12 08:23
2
inhoud
11
Jaargang 3 november/december 2012 – januari/februari 2013
18
32 36 In dit nummer
22
24
38
42
10 De ‘steenen dijk’ bij Hasselt en een oud schriftje
32 Een leeuw in een park op de Lemelerberg
11 Vroege drukken en drukkers in Zwolle
36 Cornelis Wilkeshuis: reiziger op papier en in het
14 Zwarte kunst en witte rook: de opkomst van de Moderne Devotie in Deventer 18 Staphorst in beeld: een website om de wereld te laten kijken en (in)zien
verleden 38 Een proefschrift over anderhalve eeuw Zwols 39 Overijsselse tongval uit de zeventiende eeuw? 40 De Twentse Taalbank
22 Films en foto’s uit de schatkamers van Stork
41 Overijssel en de Russen
24 Mariënheem: het dorp dat er niet had moeten
42 Hanzeboog, treinhistorie en -geluiden
komen 26 Bond Heemschut: waakhond voor cultureel erfgoed 30 Archeologisch onderzoek rond kasteel Eerde bij
44 De kaart van Overijssel van Nicolaas ten Have 48 Kaarten van Nicolaas ten Have gerestaureerd en geconserveerd 50 Restauratieatelier Hoogduin in Delft
Ommen
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 2
14-12-12 08:23
Op het cover: Een portret van Unico Wilhelm van Wassenaer Obdam (1692-1766) uit 1717 door J.F. Douven (zie de pagina’s 60-61).
3
44
52
56
60
62
68 64 Rubrieken
51 Jan ten Hove en zijn mooiste boek
59
6 In de werkplaats
52 Een gang langs de grenzen van Overijssel
21 Geschiedenis van alledag (en –nacht): het bed
56 Van Eufraat en Tigris naar Regge en Dinkel:
59 Column Ad van Liempt. Doodzonde
Suryoye in Overijssel 60 Unico Wilhelm van Wassenaer Obdam: de ontmaskerde meester 67 Ruim tachtig jaar af en aan van dierlijk afval: de ‘krengfabriek’ in Nijverdal
62 Naar de plek van: Louis Armstrong in Enschede 64 Naar de plek van: Pelé in Enschede 74 Van wie ben jij er een? Sabine Uitslag: optreden vanuit een sterke band met muziek, mens en maatschappij
68 Observaties in Vollenhove in 1918
76 Agenda
69 Een plaats van herinnering: het stadhuis in
78 Gesignaleerd
Ootmarsum 70 Reizen door Overijssel: van inspanning naar
80 IJsselacademie 82 VORG / Schilderijen van Marri de Wilde
ontspanning
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 3
14-12-12 08:24
ADVERTENTIE
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 4
14-12-12 08:24
Wim Coster, hoofdredacteur
redactioneel
5
Grenzen renzen verbinden en scheiden. Ze spelen in deze aflevering van MijnStadMijnDorp een grote rol. Letterlijk en figuurlijk. Zo zijn er artikelen over: de grenzen van Overijssel én kaarten om die grenzen aan te duiden, nieuwkomers van ver over de grens, reizigers die grenzen overschrijden, generaties die met elkaar verbonden blijven, grensverleggende muzikanten en sporters, taalgrenzen, grenzen in de tijd dankzij nieuwe overtuigingen en vindingen, de verbeelding die zich niet laat begrenzen. De pagina’s 2 en 3 benoemen al deze varianten, en nog meer, concreet.
G
Maar één variant die hier ongemeld blijft, heeft helaas betrekking op de grenzen van MijnStadMijnDorp zelf. Enerzijds gaat deze aflevering met zijn 84 pagina’s over de grens van de reguliere veertig heen. Anderzijds echter bereikt dit ‘dubbelnummer plus’ een eindpunt en een beginpunt tegelijk: na drie jaargangen is dit de laatste papieren versie. De cijfers regeerden over de letters en de tijd leidde ook naar de digitaliteit, aldus de brief aan de lezers en lezeressen op pagina 83. Toch kunnen de uitgangspunten en de doelstellingen ongewijzigd blijven. Want Overijssel zit nog steeds, zoals gesteld in de inleiding bij het eerste nummer van de eerste jaargang, vol geschiedenis. ‘Van nul en ver daarvoor tot nu, van IJssel tot Dinkel, van Linde en Reest tot Schipbeek, op een oppervlakte van 3.421 vierkante kilometer. De ruim 1.1 miljoen inwoners van deze provincie hebben allemaal hun eigen verleden, hun eigen herinneringen, hun eigen verhaal, hun eigen stad, hun eigen dorp. Ze zijn hier geboren en getogen, net als hun voorouders misschien; of ze komen van over de grens. Hoe dan ook, ze wonen in één van de tegenwoordig 25 Overijsselse gemeenten. Of ze zich daarmee ook Overijsselaar willen noemen, is een andere vraag. Maar de geschiedenis kan er zeker aan bijdragen, dat ze zich hier thuis voelen of thuis gáán voelen. Tegelijkertijd kan die geschiedenis oude banden, met elders of met een andere tijd, aanhalen en bevestigen. Geschiedenis is een wezenlijk onderdeel van het menselijk bestaan en raakt aan je wortels. Je kunt dat ook uitdrukken in termen als “roots” of “identiteit”. En net als met de muziek heb je ook met de geschiedenis verschillende soorten en smaken, genres.’ Aan die gedachte heeft MijnStadMijnDorp drie jaar lang uitdrukking gegeven. Op papier. Ik bedank al degenen die daaraan hebben bijgedragen, de makers dus; en mede namens hen ook de lezers en lezeressen die ons hebben gevoed met informatie, met kritische opmerkingen soms, met enthousiasme, steeds vanuit een grote betrokkenheid bij de rijke geschiedenis van Overijssel. Ik wens hun allen óók veel lees- en kijkplezier bij de nieuwe vormen waarin die geschiedenis in de toekomst zal worden gepresenteerd. En de presentatoren ervan veel succes!
MijnStadMijnDorp Historisch Tijdschrift Overijssel. Jaargangen 2010-2012. Gedrukt door Épos Press.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 5
contacthco@historischcentrumoverijssel.nl
14-12-12 08:24
6
In de werkplaats
Overijssels Boek van het Jaar nu ook met Publieksprijs Voor de vijfde keer wordt de verkiezing van het Overijssels Boek van het Jaar gehouden. Het winnende boek zal begin 2013 bekend worden gemaakt. De prijs blijft zich ontwikkelen, niet alleen qua belangstelling van publiek, media en kandidaten. Was er in 2012 voor het eerst, naast de Juryprijs, een Fictieprijs voor romans, poëzie en verhalen die spelen in Overijssel, dit jaar is er ook een Publieksprijs. Iedereen mag daarvoor zijn of haar stem uitbrengen en er zijn ook prijzen te winnen. Begin januari 2013 wordt de website www.overijsselsboekvanhetjaar.nl gelanceerd.
Opnieuw de zon gezien? In 1997 verscheen Wij hebben de zon gezien, een boek van Dinie Schoorlemmer over haar vader Johan Schoorlemmer (1906-1996). Zij schetst hierin het leven van deze Raalter boer-bestuurder, die een opvallende rol speelde Johan Schoorlemmer. in de ontwikkeling van het platteland in en om zijn geboorteplaats. Op basis van interviews, verhalen, anecdotes en archieven laat de auteur haar vader aan het woord, niet alleen over zijn werk als bestuurder,
maar ook over zijn jeugd, zijn huwelijk en gezin tijdens crisis, oorlogsjaren en daarna. Hij blijkt een aanstekelijk verteller. Het boek kreeg een uitstekende pers en was na drie maanden uitverkocht. De auteur overweegt een herziene uitgave, maar zoekt nog financiering. Intekenaars vóór 16 januari 2013 kunnen Wij hebben de zon gezien (richtprijs € 20) te zijner tijd met 20% korting verkrijgen en ook zal in het boek hun naam worden vermeld. Informatie en beeldmateriaal omtrent Johan Schoorlemmer en zijn optreden zijn eveneens van harte welkom. Contact: Dinie Schoorlemmer Saxenrodeweg 116 2116 VE Bentveld. E-mail: meltonia@xs4all.nl Telefoon: 023-5440503.
Verzameling kerststukken Evert Dikken in boek en expo
Eind november verscheen het derde, rijk geïllustreerde, deel van Kerstversiering uit de oude doos 1875-1975 van de Zwolse verzamelaar Egbert Dikken. De laatste jaren deed hij onder andere onderzoek naar de ouderdom van de glazen kerstversiering en de geschiedenis van diverse soorten kerstballen en de manier waarop deze worden gemaakt. Vanaf 17 november tot en met 6 januari 2013 exposeert Dikken in het Nationaal Tinnen Figuren Museum in Ommen, waarbij uiteraard ook de tinnen kerstversiering niet ontbreekt. Zijn nieuwe boek kan hierbij worden gebruikt als gids. Dikken is ook op zoek naar een locatie, al dan niet in een bestaand museum, waar hij zijn duizenden objecten tellende collectie kan onderbrengen. Prijs boek: € 22,50 (excl. verzendkosten) Zie ook: www.oudekerstversiering.nl, www.archeologischdagboek.nl en www.tinnenfigurenmuseum.nl
Afscheid jhr. A.J. Gevers van Historisch Centrum Overijssel Na een dienstverband van bijna veertig jaar nam jhr. Arnold J. Gevers op vrijdag 2 november 2012 afscheid van het Historisch Centrum Overijssel. Dienstverlening aan het publiek, adelsgeschiedenis en het publiceren van standaardwerken - samen met zijn partner Albert J. Mensema - zoals die over de havezaten van Overijssel vormden al die jaren de rode draad in zijn carrière. Ter gelegenheid van het afscheid organiseerden het HCO en de Stichting Werkgroep Adelsgeschiedenis het drukbezochte symposium ‘Adel en Heraldiek’. Ook werden de boeken Adel en Heraldiek in de Nederlanden en Een perfecte lantcaerte van Overijssel (zie pp. 44-47) en de gerestaureerde kaarten van Nicolaas ten Have gepresenteerd (zie pp 48-49).
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 6
14-12-12 08:24
7
Westerborkpad
In januari van dit jaar is het Westerborkpad geopend; een lange afstand-wandelroute langs de deportatielijn van Joden in de Tweede Wereldoorlog. Deze ‘bezinnings’-route loopt vanaf de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam tot aan Kamp Westerbork. Op verschillende plekken langs deze wandelroute zijn audio-items gemaakt, die ter plekke met de mobiele telefoon (of via inbelnummers) zijn te beluisteren. De items zijn gemaakt op basis van verhalen van ooggetuigen van gebeurtenissen ter plaatse, die verband houden met de vervolging van de Joden.Via kleine persoonlijke verhalen
proberen de makers van de site het grote verhaal langs de wandelroute voelbaar te maken. Een deel van het luisterpad (het traject Nijkerk-Harderwijk) is al te beluisteren via: www.westerborkpad.nl > ‘westerborkluisterpad’ > ‘de verhalen’. Met behulp van een smartphone zijn de verhalen te vinden op wblp.nl. Op dit moment is de research gaande voor veertig nieuwe verhalen langs het pad. Zo wordt in Zwolle stilgestaan bij de gebeurtenissen rond het (voormalige) Gymnasium Celeanum, waar op 2/3 oktober 1942 121 Joodse gezinnen bijeen werden gebracht om vervolgens te worden gedeporteerd. De makers zijn op zoek naar ooggetuigen langs de gehele route. Contact via Wieky de Boer 020-6720506 of 0626850447. Verdere informatie: www.westerborkpad.nl
Verhalen bij de canon Bij uitgeverij Ploegsma in Amsterdam verscheen een 600 pagina’s tellend ‘gezinsboek’. Hierin worden de lezers meegenomen op reis naar de vijftig momenten in de geschiedenis uit de Canon van de Nederlandse geschiedenis. Drie verhalen - over de Hanze, koning Willem I en de Tweede Wereldoorlog -spelen zich af in Overijssel of hebben een Overijsselse connectie. Deventer, Kampen, Kuinre en Zwolle komen hier in voor. Agave Kruijssen, Martine Letterie en Janny van der Molen (teksten) Els van Egeraat (illustraties). Over vroeger en nu – Verhalen bij de canon, € 49,95, na 1-2-2013 € 69,95.
Antiquariaat Kruimeltje in Enschede verdwijnt
Antiquariaat Kruimeltje in Enschede sluit voorgoed de deuren. Het aanbod was groot en gevarieerd genoeg, de winkel prachtig ingericht, de koeken bij de koffie waren heerlijk, maar de omzet liet te wensen over, moest eigenaresse Margriet Kramer constateren. Toen de buren het pand over wilden nemen was de keuze gemaakt. Nog tot voorjaar 2013 kunnen klanten voor boeken over onder andere streek, stad en dorp, volksgebruiken en geschiedenis, maar ook voor LP’s, kaarten en schilderijen in de uitverkoop terecht aan de Zuiderhagen 35. zuiderhagen35@hotmail.com, tel. 053-4308004.
De ‘Man van Marmer’ terug naar Zwolle? Al enige jaren is er sprake van dat een beeldengroep – die ooit was bedoeld als grafmonument voor de Overijsselse Patriot Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784) – alsnog vanuit Italië naar Zwolle komt. De beelden bleven in 1789, betaald en wel door sympathisanten van Van der Capellen, achter in Rome. Het politiek getij in Nederland was namelijk weer veranderd. Een halve eeuw later verkochten de zonen van beeldhouwer Giuseppe Ceracchi de beelden aan Francesco Borghese, die ze in het park rond zijn villa in Rome liet zetten. Daar bleven ze staan en kwamen ze uiteindelijk onder een afdakje terecht. Een actie in 2010 van dagblad de Stentor leidde tot het plan om de beelden, samen met partners als de Provincie Overijssel, Museum De Fundatie en de Ordre van de Prince, terug te halen. Eenvoudig was en is dit beslist niet, maar nu is daarvoor een belangrijke stap gezet, want Zwolle heeft een officiële bruikleenaanvraag gedaan. De verwachting is nu, dat het kunstwerk hier vanaf volgend jaar kan worden tentoongesteld in de Grote Kerk en een belangrijke publiekstrekker gaat worden.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 7
14-12-12 08:24
8
rubriek
Restauratie Zwarte Silo Deventer Op de website www.sied.nl zijn regelmatig foto’s van Theo de Kreek over het restauratieproces van de Zwarte Silo in Deventer te vinden. De silo wordt momenteel gerestaureerd door eigenaar BOEi (www. boei.nl). Het gaat daarbij om cascoherstel, wat nog wel een jaar zal duren. BOEi heeft serieuze gegadigden voor het pand in de sfeer van horeca. Discussie is vooral welke kleur de silo moet krijgen. Daarnaast leeft de gedachte om de letters SILO weer terug te brengen op het gebouw.
Sailing Letters Journaal
Carbonia: ‘Allemaal vies spul’
Museum de Waag bezit een inktlint-blikje van Carbonia uit 1939.
Een van de nieuwe straten op het voormalige terrein van Thomassen & Drijver in Deventer gaat Carboniastraat heten, naar een vroeger Deventer bedrijf. Het werd in 1912 opgericht. In 1966 telde de NV Chemische fabriek Carbonia honderd werknemers. In 1975 waren er 140; het bedrijf moest toen reorganiseren, waardoor twintig mensen verdwenen. Carbonia werd overgenomen door de Britse Lamson Industries. In het begin van de jaren negentig haalde Carbonia nog 30.000 cartridges per jaar op om te vullen, maar in 1993 werd het failliet verklaard. De firma Van Klaveren, inzamelaar van lege cartridges en mobiele telefoons, nam de inboedel en vijf personeelsleden over.
Boek en expositie over Deventer tapijt Op 16 november werd het boek Geknoopt en geweven – De kleurrijke geschiedenis van de Deventer tapijtindustrie gepresenteerd. De presentatie vond plaats tegelijkertijd met de opening van een tentoonstelling over Deventer tapijten in het Historisch Museum. De expositie werd geopend door de nieuwe wethouder van Economische Zaken en Cultuur, mr. R. Hartogh Heys van de Lier, die van SIEDvoorzitter Eric Giesbers ook het eerste exemplaar van het boek kreeg uitgereikt. Het boek werd geschreven door SIEDvrijwilliger Sam de Visser en door Nina Herweijer, oud-directeur van de Deventer Musea. De publicatie
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 8
en de tentoonstelling zijn het resultaat van een tweejarig samenwerkingsproject van de Stichting Industrieel Erfgoed Deventer en het Historisch Museum Deventer. Het boek behandelt de opkomst, de ontwikkeling, de neergang en het einde van de vijf tapijtfabrieken die Deventer in de afgelopen twee eeuwen binnen de poorten heeft gehad. Het gaat daarbij om: de Koninklijke Deventer Tapijtfabriek (1797), die in 1919 overging naar de Koninklijke Verenigde Tapijtfabrieken; de Eerste Nederlandsche Cocosfabriek (1860); de Deventer Tapijtfabriek Maurits Prins (1869); de Mechanische Tapijtweverij van H.J. Peters (1907); de Moquette Industrie Deventer (1932). Ze vormden een bijzondere bedrijfstak die nu tot het verleden behoort. Het boek kost in boekhandel of museumwinkel € 19,95. De prijs voor SIED-donateurs is € 17,95. Bestellingen via rkw.sied@hotmail.nl of telefoon 06-52687172. Bezorging in Deventer en omgeving is gratis; daarbuiten worden verzendkosten in rekening gebracht.
Vorig jaar verscheen bij de Walburg Pers in Zutphen deel IV van het Sailing Letters Journaal. Na de eerdere deeltitels ‘De dominee met het stenen hart’, ‘De smeekbede van een oude slavin’ en ‘De voortvarende zeemansvrouw’ zag nu ‘De gekaapte kaper’ het licht. Het gaat bij deze boeken om een selectie uit tienduizenden zakelijke en persoonlijke brieven die Engelsen in de zeventiende en achttiende eeuw buitmaakten op Nederlandse zeevarenden. Pas in 1980 werden ze ontdekt in The National Archives, waar ze uiteindelijk terecht waren gekomen. De brieven tonen in transcripties ‘de gevoelens van bevolkingsgroepen waarvan nauwelijks geschreven materiaal bewaard bleef.’ Op dvd’s worden ook originele documenten meegeleverd, zoals in deel III de brief die Cornelia Buyck uit Kampen op 10 juni 1779 aan haar broer Coenraad liet schrijven, met in het PS de zin: ‘[ik] vinde mijn verpligt aan u ed[ele] kennis te geeven als dat [ik] zedert enige dagen een groot ongemak op een verborgene plaatze gekreegen hebbe, welke veroorzaakt heeft dat mij[n] benen ongelo[ve]l[ij]k opgeswollen sijn.’ Cornelia heeft ‘onleijdlijke peijne’ en vraagt haar broer, ver weg op zee, om raad. Uit andere gepubliceerde brieven komt vervolgens een boeiende familiegeschiedenis naar voren. Het project Sailing Letters – een initiatief van de Koninklijke Bibliotheek, in samenwerking met het Nationaal Archief, de Universiteit Leiden en de Samenwerkende Maritieme Fondsen – wil de bekendheid van de tienduizenden brieven en documenten vergroten en ze toegankelijk maken voor onderzoekers. Prijs per boekdeel € 19,95, inclusief dvd.
14-12-12 08:24
9
door Ewout van der Horst
Levend erfgoed in Overijssel Van kroamschudden en boogzetten tot en met de uitvaart. Het leven is omgeven door rituelen. In Oost-Nederland houdt men tal van tradities en gebruiken in ere. Het jaar rond geven feestdagen en folklore kleur aan het leven. Deze rituelen getuigen van vitaliteit en gemeenschapszin. Nederland ratificeerde onlangs de UNESCO-conventie voor Immaterieel Erfgoed, die oproept tot zorgvuldige omgang met deze vormen van erfgoed. e werelderfgoedlijst van de UNESCO is een begrip. Nederland telt negen van dergelijke werelderfgoederen: de Amsterdamse grachtengordel en de molens van Kinderdijk bijvoorbeeld, evenals het voormalige eiland Schokland.
D
De UNESCO-conventie Naast dit fysieke erfgoed vraagt de VN-organisatie via de Convention for the Safeguarding of Intangible Cultural Heritage aandacht voor het immaterieel erfgoed. Volgens de conventie heeft immaterieel erfgoed betrekking op sociale praktijken, uitingen, kennis, vaardigheden en representaties, die voor gemeenschappen in kwestie een herkenbaar onderdeel zijn van het cultureel erfgoed. Het gaat daarbij onder meer om rituelen, feestcultuur en traditionele ambachten. Deze vormen van erfgoed worden van generatie op generatie overgedragen en aangepast aan de veranderende omstandigheden. Ze hangen nauw samen met begrippen als identiteit en continuïteit. De erfgoedgemeenschappen staan centraal bij de beleving en continuering van deze tradities en gewoonten.
Nationale inventaris Eén van de instrumenten die de conventie biedt, is het opstellen van een nationale inventaris van immaterieel erfgoed. Gemeenschappen kunnen hun erfgoed aanmelden voor deze lijst. Een belangrijke voorwaarde is dat men een toekomstplan opstelt voor de betreffende traditie. De aanmelding verloopt
Het ‘vlöggeln’ in Ootmarsum is een kansrijke kandidaat voor opname op de nationale inventaris van immaterieel erfgoed. Sinds jaar en dag maken met Pasen een achttal jongemannen (de ‘poaskearls’) al zingend een rondgang door de stad, gevolgd door talloze belangstellenden, zoals hier in 1955. (Collectie Heemkunde Ootmarsum)
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 9
Kinderen gaan op 11 november met versierde lampions de huizen langs en zingen liedjes ter ere van Sint Maarten. De kinderen houden deze traditie vanwege de traktaties maar al te graag in stand.
In 2012 vestigde de Holter buurschap Espelo een nieuw wereldrecord paasvuur bouwen. Paasvuren zijn tegenwoordig aan tal van veiligheidsvoorschriften onderworpen.
via het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed, dat is aangewezen als nationaal kenniscentrum op dit terrein. Vermelding op deze lijst geldt als bijzonder eervol en draagt bij aan de erkenning en het bewustzijn van waardevolle tradities. Het bloemencorso van Zundert , de Boxmeerse Vaart en de Sint Maartensviering in Utrecht zijn inmiddels aangewezen als immaterieel erfgoed van nationaal belang. De nationale lijst zal ook als uitgangspunt dienen bij de voordracht voor de internationale inventaris.
relatief weinig bekend is. Welke tradities leven er zoal in Overijssel? Welke belemmeringen ervaren erfgoedgemeenschappen in de praktijk? Op welke manier kunnen overheden een stimulerende rol spelen? Hoe betrek je de jeugd bij deze vormen van erfgoed? Waar liggen mogelijkheden tot samenwerking? Al deze vragen komen in het project Levend erfgoed in Overijssel aan bod. Tijdens de slotmanifestatie van het project canonvanoverijssel.nl op 27 februari 2013 (zie nieuwspagina IJsselacademie) zal er ook aandacht zijn voor dit initiatief. Hopelijk zullen er veel UNESCO-ambassadeurs voor het immaterieel erfgoed in Overijssel opstaan. In het belang van het behoud van de culturele diversiteit in de regio.
Project Levend erfgoed in Overijssel Stichting IJsselacademie heeft samen met het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en het Historisch Centrum Overijssel de handen ineen geslagen om de UNESCO-conventie ook in Overijssel handen en voeten te geven. Onder de noemer Levend erfgoed in Overijssel willen genoemde partners het immaterieel erfgoed in de regio op de kaart zetten. De vele dragers van het immaterieel erfgoed moeten worden gewezen op de mogelijkheden die er liggen. De historische verenigingen in de provincie kunnen hierbij een belangrijke rol vervullen. Ook gemeenten hebben veel met erfgoed van doen, in relatie tot veiligheid, vergunningen, subsidies en accommodatiebeleid. Stringente eisen hebben in menige kern het paasvuur de nek omgedraaid.
Praalwagens trekken door de binnenstad van Oldenzaal. Carnaval is een tamelijk recente, maar zeer levendige traditie in Overijssel. (Collectie Museum Het Palthehuis Oldenzaal)
Startbijeenkomst Immaterieel erfgoed zal de komende jaren hoog op de cultuurhistorische agenda staan. Het gaat in feite om een nieuw beleidsveld, waarover nog
14-12-12 08:24
10
Minie Buit-Zielman
De ‘steenen dijk’ bij Hasselt en een oud schriftje ‘Wie water deert, die water keert’ luidt een oud gezegde in de waterschapswereld. Wie vroeger een stuk land bezat dat moest worden beschermd tegen het water, was daarvoor zelf verantwoordelijk. Ook tegenover de buren, die immers hinder zouden ondervinden als iemand zijn plicht verzaakte. Die plicht kon van hogerhand worden afgedwongen. In de Middeleeuwen zelfs door de landsheer, zoals in 1308 toen bisschop Guy van Avesnes het dijkrecht van Salland afkondigde. Met deze ‘Guyen brief’ werd de eerste grondwet voor de waterschappen in Overijssel van kracht. Ook de aloude marken, en daarmee de markegenoten of erfgenamen, waren vaak verantwoordelijk voor de waterkering. Zo bijvoorbeeld in Hasselt langs het Zwarte Water. Meten is weten
De Stenen Dijk in Hasselt, eind november 2012.
et als elders was het in Hasselt gebruikelijk dat het onderhoud van de dijken in handen was van de achterliggende boerderijen. Het bestuur van de marke wees toe wíe wát moest doen. De marken van Streukel en Hombroek hadden de eeuwigdurende zorg voor de waterkeringen goed geregeld. In oude akten uit het archief van Hasselt valt te lezen hoe boerderijen in de buurschappen Genne en Holten waren bezwaard met het onderhoud van een bepaalde lengte dijk. Die dijkstukken waren met palen aangegeven. De dijk van de Vecht en het Zwarte Water loopt langs Genne en Holten en is daar begroeid met gras. De paaltjes zijn verdwenen, zodat niemand meer weet hoe breed de verschillende vakken waren. Vanaf de Streukelerzijl in de richting van Hasselt is het zandlichaam vervangen door een ‘stenen dijk’. Deze Stenendijk – een rijksmonument - is de oudste stenen waterkering in Nederland en is opgemetseld in duidelijke vakken van verschillende lengte. De lengte bepaalde hoeveel een achterliggende boer verhoudingsgewijs moest besteden aan het onderhoud van de dijk. De dijk is in totaal 1355 meter lang.
N
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 10
De ruilverkaveling Haerst-Genne maakte in de jaren vijftig een einde aan de eeuwenoude onderhoudsplichten. De binnenkant van de Stenendijk werd toen gevoegd bij de naastgelegen gronden. De aanwonende boeren kregen daarna te maken met het waterschap De Noorder Vechtdijken, tegenwoordig onderdeel van Waterschap Groot Salland, dat ook garant stond voor het onderhoud van de dijk. Een wens van de auteur is dat de bakstenen vakken van de Stenendijk nogmaals worden gemeten, zodat de dan genummerde vakken vergeleken kunnen worden met de vakken uit het opschrijfschriftje De Steenen dijk, dat Albert van den Berg mij jaren geleden ter inzage gaf. In het schriftje is bijgehouden hoe de opbrengst van de verpachting van het maaigras aan de binnenzijde van een ‘steenen dijk’ onder de aanpalende boerderijen werd verdeeld. Alberts vader Hermannes van den Berg had het schriftje tot 1954 bijgehouden, net als vóór hem, vanaf 1928, zijn schoonvader Albert Hollander. De opbrengst van het gras aan de binnenzijde van de dijk werd jaarlijks verpacht aan de hoogst biedende. Soms was dat één persoon, soms waren het er meerdere. Door de bank genomen bracht dat zo’n vijftien tot 25 gulden per jaar op. Daar moest nog wel wat belasting – zo’n vijf gulden - af, maar het resterende bedrag moest worden verdeeld onder de aanwonende boeren. In 1929 waren dat nog 22 boerderijen en in het laatste jaar 1954 nog vijftien. De hoogte van de uitbetaling was tot dan vastgesteld aan de hand van het aantal meters – tot achter de komma – dat een boer moest onderhouden. Boerderij en dijkvak waren hier dus in één document gekoppeld en dat document zou kunnen dienen voor de reconstructie van een oude geschiedenis. Want ook hier geldt: ‘meten is weten! Å
De klacht van een sjieke mevrouw Dat het onderhoud van de dijk niet altijd goedkoop was bewijst een brief van 20 juni 1743. Hierin klaagt mevrouw Van Oldenneel-Tengnagel over de hoge lasten. Ze moet als eigenaresse van boerderij de Leeuwerikshof betalen voor wel 113 meter en 42 centimeter! De rekening van het markebestuur van Streukel was juist binnengekomen. Had mama zaliger nu maar wat in het voren betaald… ‘De nieuwe gemesselde dijck tot Strukel sal ongeveer tussen de 170 a 180 gulden an gelt kosten behalven hetgeen de meiers verdient hebben voor haar arbeijd en de kost voor de metselaars, hetwelk lange soo hoge niet loopen zal als het angeslaagen was, het was te wenschen geweest dat mama Zaliger dat voor lange jaren gedaan had, sou ons veel voordeel geweest hebben.’ Brief van Mevrouw Van Oldenneel-Tengnagel. In: G..A. Hutten: Jonker op de Heerenbrink onder Lierderholthuis van 1734-1773, IJsselacademie (Kampen 2000), p. 150.
Uit een oud schriftje.
14-12-12 08:24
door Chiel Zwiers
Een standaardwerk van de in 2007 overleden hoogleraar Westerse handschriftkunde & boekwetenschappen Jos. M.M. Hermans. Onder (boven): drukkersvignet van de Zwolse drukker Simon Corver. Onder (onder): titelpagina van Thomas Cantiprasensis Der bien boeck, een uitgave van de Zwolse drukker Peter van Os van Breda.
11
Vroege drukken en drukkers in Zwolle Zwolle moet een van de eerste steden in de Noordelijke Nederlanden zijn geweest waar rond 1500 de drukpers zijn intrede deed. Al in 1477 werd hier de eerste druk op de pers gelegd. De stad kende voor de uitvinding van de boekdrukkunst al een rijke traditie rond het geschreven boek. De ontwikkeling van het drukkers- en uitgeversbedrijf in Zwolle moet echter ook worden gezocht in de opkomst van Zwolle als handelscentrum. Twee plaatselijke drukkers, Johannes de Vollenhoe en Peter van Os, speelden in die beginperiode van de boekdrukkunst een belangrijke rol. e betekenis van de snelle vermenigvuldiging van teksten, één van de grootste voordelen van de drukpers, werd in steden met gespecialiseerde onderwijsinstellingen en kloostercentra als Deventer en Zwolle al snel ingezien. Tot 1500 betrof het Overijsselse aandeel van de totale productie in de Nederlanden cicra 38 %. Deventer had daarbij een leidende rol. De beide Deventer drukkers, Richard Pafraet en Jacob van Breda, drukten in de kleine tijdsspanne van 1488 tot en met 1490 zelfs 110 titels. De totale productrie aan titels zou in Deventer voor 1501 oplopen tot zeker 600. Zwolle was echter zeker geen kleine speler op de markt. Vóór 1501 rolden al meer dan 130 verschillende drukken van de Zwolse persen. Ondertussen werden echter nog steeds handschriften vervaardigd. Johannes de Vollenhoe en Peter van Os van Breda zijn de twee belangrijkste Zwolse drukkers in de zogeheten incunabelperiode, die loopt van 1450 tot 1501. Hoe presenteerden zij hun werken en waarom sloeg de uitvinding van het drukken in losse loden letters in Zwolle zo aan?
D
Handschriften en drukken De overgang van handschrift naar druk liet in de Nederlanden een tijdje op zich wachten. Daarnaast waren het niet de grote steden van de veertiende eeuw en vijftiende eeuw waar de drukpers populariteit verkreeg. Dit had vooral te maken met het feit dat in de grote steden, vooral in de Zuidelijke Nederlanden, een lange traditie was onstaan van het schrijven met de pen. Vanwege de kwaliteit van de handschriften werd in deze steden de overgang naar de drukpers niet als noodzakelijk ervaren. Opvallend genoeg waren het relatief kleine noordelijk gelegen steden waar de drukpers haar intrede deed. Steden zoals Haarlem, Delft, Gouda, Deventer en Zwolle liepen voorop. Dat Zwolle als boekenstad bij de overgang van handschrift naar druk een belangrijke rol heeft gespeeld, is niet verwonderlijk. Zwolse boeken stonden namelijk ook al voor de uitvinding van de
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 11
drukpers in hoog aanzien. De broeders uit het Zwolse fraterhuis stonden in heel Nederland bekend om hun fraaie handschriften van goede kwaliteit. Niet alleen vanwege de correctheid van de teksten kwamen mensen naar Zwolle om boeken te kopen, maar ook door de verfraaiingen en versieringen. Gezien de vaak devotionele, vrome, inhoud is het niet verwonderlijk dat juist deze fraters zich bezighielden met de productie van teksten. De kopiisten uit het klooster hadden de belangrijke taak om boeken te vermenigvuldigen en te bewaren voor de eeuwigheid, maar hun werk had ook een spirituele functie. Het vervaardigen van handschriften, met een ganzenveer en verschillende kleuren inkt, vereiste uiterste nauwkeurigheid en was erg tijdrovend en dus letterlijk en figuurlijk monnikenwerk. Alleen iemand die zijn leven volledig aan het geloof wijdde kon de concentratie opbrengen om zo geconcentreerd aan handschrift te werken. Toch werden ook door monniken weleens fouten gemaakt tijdens het overschrijven van handschriften. Een goed voorbeeld hiervan zijn de Zwolse Sarijs handschriften. Dat deze handschriften populair waren in Zwolle gedurende de vijftiende eeuw is niet verwonderlijk. Door de grote invloed die de Moderne Devotie op deze streek had, nam het aantal leken en semi-religieuzen in Zwolle toe. Deze groepen hadden behoefte aan een eenvoudige wegwijzer bij hun devote oefeningen. In de vijftiende eeuw nam de leeshonger in de Nederlanden, mede door de opkomst van de Moderne Devotie, onder brede groepen van de bevolking sterk toe. De boekdrukkunst bood uitkomst, omdat hiermee de hoeveelheid werken die konden worden gedrukt groter werd, terwijl tegelijkertijd de stabiliteit van de teksten toenam. In plaats van de kopieerfouten die in handschriften konden sluipen, elke kopie die een kopiist maakt was uniek, waren de exemplaren van één druk nu volledig gelijk. Bovendien kon nu in één keer een veel groter Å publiek worden bereikt.
14-12-12 08:24
12 Sarijshandschriften Een voorbeeld van rijk verluchte handschriften zijn de zo genoemde ‘Sarijshandschriften’. Deze werden tussen 1475-1500 in Zwolle ‘afgeschreven’, ofwel overgeschreven, door leerlingen van de Latijnse School in Zwolle. De leerlingen woonden in het Domus Parva, het eerste huis van de Moderne Devotie in Zwolle, en werkten in opdracht van de broeders van het Zwolse fraterhuis. De ‘Sarijs-groep’ dankt zijn naam aan een fout in de heiligenkalender. Zo wordt in plaats van de heilige Marius (Marijs) de niet bestaande Sarijs opgevoerd. Dergelijke fouten zijn verklaarbaar als lees- dan wel schrijffouten, die werden gemaakt doordat de leerlingen niet alle letters goed konden lezen. De verluchtingen van de Zwolse Sarijs-handschriften zijn te relateren aan de ‘Zwolse Meesters’, een groep van schilders die waren verbonden aan het fraterhuis. Hoewel de kwaliteit van de meesters kon verschillen, kennen tot de Sarijs-groep behorende handschriften in verhouding met andere handschriften een hoge graad van verluchting. Meer dan gemiddeld zijn ze voorzien van miniaturen, gehistoriseerde initialen en geschilderde decoraties, waarschijnlijk vanwege het beoogde publiek. De meeste Sarijs-handschriften zijn getijdenboeken, geschreven in de volkstaal en bestemd om te worden gebruikt door leken, als steun en wegwijzer bij hun devote oefeningen. Aangezien handschriften in beperkte oplage verschenen en dus duur waren, konden alleen de adellijke en de geestelijke elite een exemplaar bemachtigen. Het Historisch Centrum Overijssel heeft in zijn collectie vier Sarijs-handschriften. Drie daarvan zijn getijdenboeken, waarvan één als bruikleen van de Overijsselse bibliotheekdienst (OBD). Dankzij steun van de Gemeente Zwolle en de toenmalige firma Waanders kon in 2004 ook het psalter aan de collectie worden toegevoegd. De verspreiding van het psalter, dat de tekst van verschillende psalmen en cantica (gezangen) bevat, was niet zo groot als die van het getijdenboek. Lydia S. Wierda, De Sarijs-handschriften: laatmiddeleeuwse handschriften uit de IJsselstreek (Zwolle 1995) Pinksteren, detail voorstelling uit een Sarijs-handschrift.
Eerste drukkersbedrijven
Johannes de Vollenhoe
Tussen de manier waarop een handschrift en een gedrukte tekst tot stand kwamen bestonden, niet alleen in technisch opzicht, grote verschillen. De kopiist van een handschrift was in eerste instantie ook rubricator; hij bepaalde welke tekstonderdelen in rood, in rood en blauw of in andere kleuren moesten worden aangebracht. Daarnaast was hij vaak ook uitgever en boekbinder. Het uitgeven van een gedrukt boek was geen eenmanswerk, want er waren diverse beroepsgroepen voor nodig en het vereiste ook het nodige kapitaal. De drukker moest niet alleen zorgen dat hij een pers en genoeg lettermateriaal had, ook waren er vaklui nodig die matrijzen konden slaan, letters konden zetten, contacten met auteurs en andere boekhandelaren konden onderhouden, de financiële administratie konden doen en teksten op mogelijke fouten wisten te controleren. De drukker was in veel gevallen niet dezelfde persoon als de kopiist uit het klooster. De eerste drukkers waren waarschijnlijk vaklui die een mechanisch beroep uitoefenden. Veel overeenkomsten zijn er bijvoorbeeld aan te wijzen tussen het drukkersambacht en het lakenambacht. Ook het laken werd onder de pers gelegd om een bepaald patroon te krijgen.
Het eerste werk dat in Zwolle onder de pers werd gelegd was een Prognosticatio, een in de Middeleeuwen veel voorkomende publicatie met voorspellingen voor het komende jaar. Het werk staat op naam van de priester Johannes van Vollenhoe van wie we weten dat hij tussen circa 1477 en 1480 actief was als drukker van Zwolle. Priesters waren in de vijftiende eeuw vooraanstaande figuren en betrokken bij het onderwijs en het godsdienstige leven. Van Vollenhoe zou dus een religieus motief kunnen hebben gehad. Veertien van de twintig drukken die van hem bekend zijn, werden geschreven in het Latijn en meer dan de helft ervan heeft een godsdienstig thema. Verwonderlijk is dit niet, want vanwege het prijskaartje van de boeken moet het middeleeuwse publiek voornamelijk worden gezocht in kringen van de aristocratische en geestelijke elite. Of Van Vollenhoe daadwerkelijk de drukker was, valt echter te betwijfelen. Het is zeer wel mogelijk dat deze priester alleen de geldschieter of de uitgever was. Het drukken van teksten was zakelijk gezien namelijk een riskante onderneming en vereiste, als gezegd, het nodige kapitaal. Opvallend in de beginperiode van de drukkunst is het conservatieve karakter van de drukkers. De meesten
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 12
Een pagina gedrukt door Johannes de Vollenhoe uit de Sermones dominicales super evangelia et epistolas van Hugo de Prato Florido (voor 20 juni 1480)
14-12-12 08:24
13
Ingekleurde houtsnede van Christus in Dat Boek van den leven Jhesu Christ van Ludolphus van Saksen, in 1495 gedrukt door Peter van Os.
durfden geen grote zakelijke risico’s te nemen. Ook grote vernieuwingen qua inhoud of vormgeving vallen bij hen slechts zelden te signaleren. Typerend zijn dan ook de vele oude successen, zoals de Prognosticatio, die telkens weer onder de drukpers werden gelegd. Met het oog op een vermoedelijk lekenpubliek, mensen zonder kerkelijke wijding of gelofte, liet Van Vollenhoe ook meerdere ‘wereldlijke’ teksten onder de pers leggen. Een goed voorbeeld hiervan is Dat Scaecspel, dat omstreeks 1300 werd geschreven door Jacobus de Cessolis en karakteristiek is voor de reeds meer profane laatmiddeleeuwse samenleving. Aan de hand van veel klassieke bronnen uit de Oudheid worden in Dat Scaecspel op allegorische wijze lessen gegeven die betrekking hebben op de wereldlijke samenleving. Van Vollenhoe nam ook met het drukken van Dat Scaecspel weinig risico. Het werk was namelijk al voor de uitvinding van de boekdrukkunst, door Gutenberg, of volgens een andere versie door Coster, veelvuldig in handschriften verschenen. Ook nadien beleefde het nog uitgaves. Het kon dus, net als veel andere titels uit de aanvangsfase van de drukpers, rekenen op een vaste markt. De take-off van de boekdrukkunst moest nog plaatsvinden. Wel is zijn signatuur in een aantal drukken te herkennen. Een andere uitgave van hem is de Overijsselsche landbrief, die in 1478 werd uitgevaardigd door David van Bourgondië. Het stuk is samengebonden in een ‘convoluut’ of bundel met handschriften. Het uiterlijk, het formaat en de opmaak van deze druk uit 1478 verschilden niet opvallend van de handschriften in dezelfde bundel. De overeenkomst met andere drukken van Van Vollenhoe is sterk. Grote vernieuwingen op het gebied van de typografie vallen bij hem dan ook niet te constateren. Eén druk van zijn drukken is evenwel versierd door middel van eenvoudige rubricatie en initialen. Dit exemplaar, getiteld Sermones dominicales super evangelia et
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 13
Houtsnede met voorstelling van de kerkleraar Bernardus van Clairvaux met Maria en kind, gemaakt voor het eerste titelblad; uitgave van Bernardus’s Sermonen, winter- ende somerstruc. Zwolle Peter van Os 24 december 1484.
epistolas,[preken over het evangelie en epistelen] werd wellicht juist om die reden eerst toegeschreven aan zijn meer innovatieve Zwolse collega Peter van Os.
Peter van Os Eén jaar nadat Peter van Os in 1479 het burgerschap kreeg, drukte hij zijn eerste werk in Zwolle. Bij één druk zou het niet blijven. Tussen 1480 en 1510 verschenen er ruim 160 drukken van zijn hand. Ook Van Os drukte, zeker in de beginfase, vooral werken waar een min of meer gegarandeerde markt voor bestond. De enkele werken die in de volkstaal werden gedrukt, speelden in op het dialect van de streek. De meeste teksten werden aanvankelijk echter nog in het Latijn gedrukt. Niet verwonderlijk, want de eerste devotionele teksten zullen in kloosterlijke kringen hebben gecirculeerd, zowel in handschrift als in druk. Van de 165 titels die van Van Os bekend zijn, hadden er zeker 75 een godsdienstig thema; iets minder dan Van Os. Het is opvallend dat Van Os in de periode halverwege zijn carriere wél steeds meer begon te drukken in de volkstaal. De opkomst van de drukpers zorgde ervoor dat een groter publiek in Zwolle de werken kon lezen, maar dat betekende niet dat er alleen ‘wereldlijke’ thema’s uitkwamen. De Moderne Devotie zorgde namelijk voor verspreiding van geestelijke literatuur in de volkstaal. Op typografisch gebied veranderde er in Zwolle na de komst
Drukkersmerk van Peter van Os
van Van Os echter veel. Eén van de verschillen tussen gedrukte teksten en handschriften was het gebruik van een titelpagina en een drukkersmerk. Ook moeten drukkers zich bewust zijn geworden van het grote lekenpubliek dat de teksten begon te lezen. Reden waarom zij de lezer in het voorwoord aanwijzingen gaven over de interpretatie van het werk. Verder probeerden zij de publicaties aantrekkelijker te maken, door er houtsneden in op te nemen. Het oudst bekende drukkersmerk uit Zwolle is afkomstig van Peter van Os en dateert uit 1483. Een jaar later kwam hij ook met een titelpagina, waarmee hij hier dus een belangrijke vernieuwing doorvoerde. Hij was niet alleen de eerste Zwolse drukker die een drukkersmerk en titelpagina’s ging gebruiken, zijn werk is ook bekend vanwege het veelvuldig gebruik van houtsneden en andere versieringen. Wat betreft de decoraties sloot hij direct aan bij de handschriften, die vaak ook rijkelijk werden voorzien van illustraties.
Naam gemaakt In de Middeleeuwen was het hoogst ongebruikelijk dat de kopiist van een handschrift zijn eigen naam vermeldde. Het ging niet om eigen roem of bekendheid, maar om het behoud van eeuwenoude teksten. Bij de drukkers begon dit te veranderen. Om te kunnen overleven moesten de vroege drukkers namelijk zoveel mogelijk naamsbekendheid creëren en daarvoor was was een drukkersmerk dan ook in de eerste plaats bedoeld. De beide Zwollenaren Johannes de Vollenhoe en, met name, Peter van Os hebben bij het aanbreken van die nieuwe tijd hun rol gespeeld. Zij bleven, kenmerkend genoegd, niet anoniem, maar maakten in hun tijd naam. Ook nadien bleven zij bekend. Hun namen leven voort in boeken die ze produceerden. Å
Drukkersmerk van Peter van Os en houtsnedeinitiaal als opvulling, 1491.
14-12-12 08:25
14
door Dinand Webbink
Zwarte kunst en witte rook: de opkomst van d Deventer profileert zich de laatste decennia als een boekenstad. In het oude centrum struikel je over de tweedehands boekwinkeltjes. Er zijn twee grote bibliotheken en de stad claimt de grootste boekenmarkt van Europa binnen haar grenzen te hebben. Feit is dat er een lange boekentraditie in Deventer is die begon in de late Middeleeuwen. De Broeders – en in mindere mate de Zusters – van het Gemene Leven hebben daar flink aan bijgedragen; niet voor niets werden ze de ‘Broeders van de penne’ genoemd. n het onlangs verschenen Verlichte geesten; de IJsselstreek als internationaal religieus-cultureel centrum in de late middeleeuwen gaat Sabrina Corbellini uitvoerig in op de belangrijke rol die boeken, boekverkopers, schrijvers en kopiisten speelden in zo’n laatmiddeleeuwse stad. Ze neemt daarbij het veertiende-eeuwse Brugge als voorbeeld, maar stelt dat de welvarende IJsselsteden op dat gebied niet zoveel van de Vlaamse lakenstad verschilden. In de veertiende eeuw waren er opmerkelijk veel ambachtslieden die op een of andere wijze betrokken waren bij het boek of zich met schrijven bezighielden. Er werden inkt en perkament geproduceerd, ganzenveren en zwanenveren verkocht, je kon bij allerlei mensen terecht als je een officieel stuk opgesteld wilde hebben, kopiisten schreven hele boeken af en er waren boekhandels. In Deventer was Wolter de Hoge de lokale boekverkoper. Van hem is een boedelbeschrijving uit 1457 bewaard gebleven – een van de oudste in Europa – zodat we precies weten welke boeken hij in zijn winkel in de Engestraat verhandelde. In de schaduw van de Broederenkerk verkocht hij vooral religieuze werken, maar hij had ook titels op voorraad op het gebied van grammatica, logica, metafysica, astronomie, rechtskunde en maar liefst acht verschillende medische werken. Uiteraard verkocht hij ook griffels, je zou zijn winkel dus ook een kantoorboekhandel kunnen noemen. Op het einde van de Middeleeuwen was een stad als Deventer, zo stelt Corbellini, doordrenkt van boeken.
I
Er zijn weinig afbeeldingen uit de middeleeuwen van lezende vrouwen. Meestal betreft het dan Maria, zoals op deze miniatuur uit een getijdenboek uit 1490-1500. Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek, foto Henk Koopman.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 14
14-12-12 08:25
15
de Moderne Devotie in Deventer
Een fraai versierde letter S op de openingspagina van een Passieboek dat zuster Styne Hofmeyer van het Brandeshuis in bewaring had. Geert Grote zou zo’n luxe hebben afgekeurd.
Boekverbranding Dat de Moderne Devoten en hun voorman Geert Grote een belangrijke impuls gaven aan die boekenwereld, moge duidelijk zijn. Al is het wellicht in tegenspraak met het begin van de geestelijke stroming die vanuit Deventer Europa zou veroveren; het begon immers met een openbare boekverbranding op de Brink. Mathilde van Dijk beschrijft in haar artikel Woestijnvaders en apostelen; actief lezen in de Moderne
Initiaal H met een voorstelling van Madonna met Kind. Getijdenboek uit 1477 in de versie van Geert Grote, mogelijk vervaardigd in een van de huizen van de Moderne Devotie. Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek, foto Henk Koopman.
Devotie hoe meester Geert schoon schip probeerde te maken door zijn boeken over astrologie en magie te verbranden. Het was hem aangeraden door de pastoor van de Bergkerk, die hem alleen absolutie wilde verlenen als hij zijn ketterse verzameling vernietigde. Geert weigerde aanvankelijk, maar na het bestuderen van zijn urine – hij had enige medische kennis opgedaan tijdens zijn studie aan de Sorbonne in Parijs – schrok hij zo dat hij het advies van de
Deventer pastoor opvolgde. Hij was ervan overtuigd dat hij spoedig zou sterven en liet op de Brink een brandstapel van magische boeken bouwen. De zwarte kunst ging op in witte rook. En er geschiedde een wonder, Geert genas. Grote besloot zijn leven volledig in dienst te stellen van de Heer, ging ascetisch leven en voedde zich met erwtenmoes en zoute haring, het armenvoedsel. Hij stelde zijn huis beschikbaar aan arme vrouwen, die als lekenzusters vroom wilden Å Eigendomskenmerk van het Brandeshuis in een verzameling van religieuze teksten uit het midden van de vijftiende eeuw. Er staat: dit boec hoert den sustern in brandes huus toe deventer (dit boek is van de zusters van het Brandeshuis te Deventer). Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek, foto Henk Koopman.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 15
14-12-12 08:25
16
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 16
14-12-12 08:25
< Initiaal H met voorstelling van Madonna met Kind. Getijdenboek uit 1477.
leven. Daarmee was het Meester Geertshuis de eerste gemeenschap van zusters van het Gemene Leven. Geert had dan wel zijn bibliotheek verbrand, hij was nog steeds ‘bezeten van het zoeken naar boeken’. Dit schreef hij aan Jan van Ruusbroec, de Brabantse mysticus, die voor Grote een belangrijke inspiratiebron was. Op zijn reizen als boeteprediker had Geert Grote dan ook altijd een ton vol boeken bij zich.
Eenvoud troef De geestelijk vader van de Moderne Devotie was van mening dat het bij boeken uitsluitend om de inhoud ging. Een andere, nog beroemdere Moderne Devoot, Thomas a Kempis, was dat niet met hem eens. Thomas vond dat mooi verzorgde boeken wel degelijk hun nut hadden. Ze ‘zetten mensen die traag lezen immers aan om met meer ijver te lezen en ze blijven langer bewaard.’ Maar Geert wilde geen mooie boeken hebben: ‘een boek moet dienen tot het nut van lezen, en is niet bedoeld om de nieuwsgierigheid van de kijker te prikkelen’. Eenvoud is dan ook troef bij de devote boeken. De overgeleverde handschriften uit bijvoorbeeld het vrouwenklooster te Diepenveen zien er over het algemeen sober uit en zijn veelal geschreven op papier in plaats van op het veel luxer en duurdere perkament. Hogenelst en Van Oostrom noemen in hun zeer lezenswaardige Handgeschreven wereld; Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen Geert Grote ‘een pessimistische, rationeel ingestelde bekeerling die onververmoeibaar opriep tot inkeer, vanuit het besef dat boete en versterving de enige weg waren naar het eeuwige heil.’ Henricus Pomerius (ca. 13821469), behorend tot de Windesheimer congregatie, zei dat Meester Geerts ‘vrees voor de hel groter was dan zijn liefde tot God’. In hun navolging van Christus paste volgens de Moderne Devoten een uiterst sobere levenswijze, waarin het lezen en kopiëren van boeken een belangrijke rol speelde. Florens Radewijns (1350-1400) wordt beschouwd als de opvolger van de in 1384 overleden Grote en is de stichter en naamgever van het eerste broederhuis. De bibliotheek van dat Heer Florenshuis is nog gedeeltelijk bewaard gebleven en er is een catalogus van overgeleverd, zodat bekend is hoe rijk gevuld de ‘liberie’ is geweest. De pennebroeders waren dan ook een groot deel van de dag bezig met het kopiëren van teksten, meestal op bestelling. Onder hen leerde kort voor 1400 de jonge Thomas uit het Duitse Kempen zijn eerste boeken afschrijven.
Aantrekkingskracht op vrouwen De beweging van Geert Grote had een enorme aantrekkingskracht op vrouwen. In Deventer waren heel wat zusterhuizen. Ook deze vrome vrouwen hielden zich met lezen en kopiëren bezig en hielden er bibliotheken op na. Van één boek is bekend dat het uitbundig versierd was en dat een zuster, Styne Hofmeyer van het Brandeshuis, het in haar
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 17
17 cel bewaarde. Zij leefde rond het midden van de zestiende eeuw en blijkbaar was de eenvoudige levenswijze, in elk geval voor Styne, uit de tijd. Geert, die regelmatig fulmineerde tegen het privébezit van kloosterlingen, zou aan het bezit van zo’n uitzonderlijk mooi boekwerk nooit zijn goedkeuring hebben gegeven. De broeders hadden sowieso niet zoveel vertrouwen in de standvastigheid van de zusters, zo betoogt Van Dijk. Als voorbeeld geeft ze de handelwijze van Egbert ter Beeke die het stadsbestuur ervan overtuigde dat de zusters van het Brandeshuis ‘niet werkelijk serieus waren in hun verlangen een vroom leven te leiden’. Vrouwen waren nu eenmaal fysiek, intellectueel en moreel zwakker dan mannen, zo vond men. Egbert kreeg toestemming van de bisschop van Utrecht om een kapel bij het vrouwenklooster te bouwen, zodat de dames niet meer de tweehonderd meter door de stad naar de parochiekerk hoefden af te leggen. Die korte wandeling naar de Mariakerk, tegenwoordig grotendeels een ruïne, was volgens Ter Beke te gevaarlijk voor hun zielenheil.
De grootste twitteraar van de Middeleeuwen Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek ontwikkelt een educatieve module over de Moderne Devotie voor groep 7-8 van het basisonderwijs. Kinderen worden ‘getriggerd’ om na te denken en commentaar te leveren op tweets van de grootste twitteraar uit de Middeleeuwen, met de meeste volgers, Thomas a Kempis. Trouwens, ook Geert Grote had mooie oneliners.
Mystieke ervaringen Ook het lezen door de Zusters van het Gemene Leven wordt strak begeleid door de broeders, zo schrijft Van Dijk. Vooral Zerbolt van Zutphen (1367-1398), een broeder van het Heer Florenshuis, wist precies wat geschikt was voor vrouwen en wat niet. Lezende zusters was nog tot daar aan toe, schrijvende nonnen moesten helemaal in de gaten worden gehouden. Sommige zusters van het klooster Diepenveen, zoals de priorin Salome Sticken hadden veel mystieke ervaringen die ze ook op schrift stelden. Alijt Bake van het Gentse klooster Galilea maakte het met haar schrijven over haar visionaire ervaringen helemaal te bont. Reden voor het kapittel van Windesheim om in 1455 alle vrouwen in de reguliere kloosters, zoals die te Diepenveen, een schrijfverbod op te leggen op straffe van opsluiting in een kerker.
Het beeld bijgesteld Verlichte geesten is een verfrissend boek. Het beeld van een wat brave, uiterst vrome beweging, waarin Grotes volgelingen voornamelijk met een ‘boeksken in een hoeksken’ zaten, wordt bijgesteld, maar de Moderne Devotie wordt niet afgeschilderd als een middeleeuwse Occupy. Aan de hand van nauwkeurig onderzoek van eigentijdse bronnen wordt een reëel beeld geschetst van de Moderne Devotie in de IJsselstreek. De al genoemde Sabrina Corbellini en Mathilde van Dijk, beiden verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, hebben veel aandacht voor de rol van de zusters van het Gemene Leven. Ad Tervoort, werkzaam aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, beschrijft in een boeiende bijdrage het onderwijs in de IJsselsteden, waarbij hij de belangrijke rol van de Zwollenaar Johannes Cele (1343-1417) benadrukt. Catrien Santing, hoogleraar middeleeuwse geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen,
Verlichte geesten is een uitgave van Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek en het Historisch Centrum Overijssel. Het is ruim geïllustreerd, kost € 12,95, is verkrijgbaar in de boekhandel en in de webshop van SAB: kijk op www.sabinfo.nl.
plaatst de Moderne Devotie in de context van haar tijd en brengt deze in verband met de economische bloei van de IJsselsteden, het hoge opleidingsniveau, de fenomenale drukkersindustrie en de bekwame kunstenaars die daar toentertijd actief waren. Ze noemt de Moderne Devotie een religieus-culturele vernieuwingsbeweging. De levenshouding van de inwoners van de IJsselstreek, zo concludeert ze, was sterk beïnvloed door het gedachtegoed van de broeders en zusters van het gemene leven. De vernieuwingsdrift had niet alleen de volgelingen van Geert Grote, maar ook de Deventer en Zwolse burger aangeraakt. Met dank aan Martha Filippo en Anne van der Meer.
Å
14-12-12 08:25
18
www.staphorstinbeeld.nl • www.souslesarbres.nl
door Wim Coster
Staphorst in beeld: een website om d
‘Wie Staphorst zegt, denkt strenggelovig, gesloten, ouderwets en onveranderlijke klederdracht. Maar weinigen zullen Staphorst associëren met extravagante kunstsalons, haute couture, en technologische hoogstandjes’, begint antropologe Wendelien Voogd een recent verschenen essay over Staphorst. ‘De cliché’s over Staphorst zijn hardnekkig, misschien wel net zo hardnekkig als Staphorst zelf.’ oogd schreef het stuk ter gelegenheid van de website staphorstinbeeld.nl, die op 3 november j.l. de lucht in ging en werd gemaakt in opdracht van de stichting Sous les Arbres (‘Onder de Boompies’) uit Rouveen, een kerkdorp binnen de Gemeente Staphorst. Het oorspronkelijke idee voor het project, gefinancierd door het Coöperatiefonds van de Rabobank Staphorst, komt van filmmaker Geertjan Lassche, die zich naast zijn reguliere werk verdiept in de cultuur van Staphorst en regio. De in Rouveen geboren en woonachtige Lassche constateerde, dat er grote verschillen bestaan tussen het imago en de identiteit van Staphorst. ‘Ik moet voor mijn werk regelmatig in Amsterdam zijn, waar ze raar opkijken dat iemand uit Staphorst zich bezighoudt met films. Ik heb ondertussen afgeleerd om cliché’s te bestrijden. Het is veel zinniger om mensen een breder perspectief op Staphorst te bieden. Over mooie tradities vertellen bijvoorbeeld. Staphorst vertegenwoordigt een unieke, kleurrijke
V
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 18
cultuur en er zijn talloze voorbeelden die dat duidelijk maken. Neem de fotoserie van Mirjam Bleeker, de schilderijen van Sjoerd Dijkstra of de dichtbundel van Koos Geerds.’ Ruim een jaar lang is intensief gewerkt aan het samenstellen van een overzicht over de verbeelding van Staphorst. Het moet de portal zijn voor zowel een student geschiedenis die iets over Staphorst wil gaan doen, een regisseur die ook een poging wil doen om er te filmen, als een toevallige voorbijganger die nieuwsgierig is geworden naar de Staphorster cultuur. Als publiekstrekker voor staphorstinbeeld.nl werd de fotoserie ‘Groeten uit Staphorst’ ontwikkeld, waarin dorpelingen zelf een twist geven aan hun beeldvorming.
Sous les Arbres Voorzitter van stichting Sous les Arbres is Johan Bakker, die weet wat worstelen met beeldvorming inhoudt: ‘Ik kom zelf uit Rijssen, ook onderdeel van
de zogenaamde bijbelgordel. Ik ben opgegroeid in een orthodox christelijke omgeving en werk nu als communicatiedeskundige bij een grote ouderenbond. In contacten met media kom je regelmatig in gesprek over je achtergrond. Ik merk dat Rijssenaren en Staphorsters dezelfde ervaringen hebben, wat betreft hun imago. Want hun identiteit, daar zit het probleem hem niet. De mensen kennen immers hun kracht. Ze kunnen zich over het algemeen prima redden en zijn trots op hun cultuur. Maar dat de buitenwacht een eenzijdig beeld van ze heeft, dat steekt zo nu en dan. Als stichting willen wij vanuit een gezamenlijke passie het platteland met moderne verteltechnieken een eerlijker gezicht geven. Daar komt bij: de gemiddelde Nederlander weet steeds minder over zijn wortels, zijn geschiedenis. Sous les Arbres zoekt manieren om mensen hiervan bewust te maken door de cultuur en de historie van de regio te verbeelden.’ ‘Staphorst fascineert en laat niemand onberoerd’, aldus Wendelien Voogd in haar essay. ‘Al vanaf het
14-12-12 08:25
Pagina 18 en 19 boven:
19
uit de fotoserie ‘Groeten uit Staphorst’ van Dik Nicolai en Geertjan Lassche.
de wereld te laten kijken en (in)zien eind van de negentiende eeuw komen schilders, schrijvers, filmers, volkenkundigen, historici, journalisten, toeristen en dagjesmensen naar Staphorst om het dorp in al haar facetten vast te leggen. In de afgelopen twee eeuwen verschenen er over Staphorst talloze studies, schilderijen, documentaires, ontelbare televisiereportages en tijdschriftenartikelen. Er is geen ander Nederlands dorp dat zo vaak het onderwerp is geweest van discussie als Staphorst.’ Bakker: ‘Wij objectiveren. De variëteit aan materiaal, en het contrast daartussen, maakt duidelijk dat er verschillende beelden van Staphorst zijn te maken. Door beschrijvingen van de achtergronden van auteurs, beeldhouwers of filmmakers krijgen we inzicht in hoe ze naar Staphorst hebben gekeken. Ook wordt duidelijk dat auteurs die langer onder de bevolking verbleven een ander, vaak milder, beeld schetsten.’ In feite gold hetzelfde, en in sterke mate, voor de van buiten aangetrokken Voogd. ‘We merkten dat ze gaandeweg het project steeds meer betrokken raakte bij Staphorst en haar inwoners. Volgens mij is ze zelfs een beetje verliefd geworden op Staphorst.’
Gevoelige onderwerpen Op de site worden voor Staphorst gevoelige onderwerpen als het volksgericht in 1961 en de polioepidemie van 1971 niet vermeden. Ook theoloog en
Filmers
Stills uit indringende reportages gemaakt door Wibo van der Linden van Avro’s Televizier over de polio-epidemie van 1971.
communicatiewetenschapper professor Anne van der Meiden ging er in zijn toespraak bij de lancering op in. ‘In veel oudere hoofden van de Nederlanders zwerven nog de beelden van het zogenaamde volksgericht van 1961, toen een overspelige vrouw uit huis werd gehaald en in het openbaar vernederd. Dat gebeurde trouwens in vele dorpen en dorpjes. Ik noem slechts het boek Hilde, waarin Anne de Vries zo’n volksgericht uitvoerig beschrijft. Ook de andere extremiteiten die aan Staphorst worden toegekend, het vernederen van mensen door het plaatsen van mestkarren en stropoppen, kwamen elders in Nederland veelvuldig voor. Evenals het verzet tegen de inenting in tal van
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 19
andere plaatsen op de Veluwe, in Zuid Holland en Zeeland.’ ‘Niet alle calvinisten in Staphorst waren tegen inenting’, zei Van der Meiden over de polio. ‘Een flink groot deel van de bevolking liet in 1971 de kinderen wel degelijk inenten, liefst in andere dorpen er omheen of in Zwolle. De (gewone) gereformeerden en andersdenkende hervormden aarzelden niet. (…) De bevindelijke hervormden vormen een minderheid. Bij die geloofsopvatting hoort een “ernstig” leven. (…) Ze houden er een eigen Bijbelinterpretatie en theologische uitgangspunten op na. Centraal in de prediking staat: persoonlijke bekering, Å
‘De eerste keer dat Staphorst op bewegend beeld figureerde was in 1921. Voor de polygoonfilm ‘Neerlands Volksleven in de Lente’, filmde de self-made folkorist D.J. van der Ven Staphorster vrouwen, mannen en kinderen met handkarren en paard en wagen op de Diek. De beelden van de Oosterbeekse volkenkundige, die ook aan de wieg stond van het Openluchtmuseum in Arnhem, zijn hopeloos amateuristisch en voor een groot deel geënsceneerd, maar tonen een opvallend verschijnsel, namelijk het totale gebrek aan angst waarmee de Staphorsters de camera benaderen. Geen wegrennende kinderen of gezichten die achter kraplappen of rokken verborgen worden, maar Staphorsters die in de camera kijken en breeduit lachende kinderen. Dat is een paar jaar later wel anders. In 1935 toont Max de Haas beelden uit Staphorst waar vrouwen en kinderen hard weglopen voor de camera. Volgens de maker omdat “de cameralens werd beschouwd als het boze oog van kwade geesten. In Staphorst dat van de duivel.”’ (Essay Wendelien Voogd)
14-12-12 08:25
20 Tijdens het tweehonderdjarig bestaan van Staphorst in 2011 nam inwoonster Annette Strik het initiatief om klederdracht in een nieuw jasje te steken en Staphorsters te stimuleren eigen kleding te ontwerpen op basis van de dracht. De
modeshow ‘Klederdracht met een Knipoog’ die daaruit voortvloeide, werd een groot succes en zo ontstond ook het boek Staphorst op de catwalk van Annet van Strik, Gerard van Oosten, Betty Hoogeveen e.a.
Een werk van de Staphorster schilder Jan Schra (1957).
Onderzoekers ‘Het exotisme waarmee Staphorst vanaf het begin van de twintigste eeuw geassocieerd werd, trok ook serieuze onderzoekers aan. In 1947 schreef Sjoerd Groenman een “sociografie” van Staphorst waarin gedetailleerd het Staphorster klimaat, bodem, ligging, demografie, economische verhoudingen, gezin, opvoeding, moraal, geloof, bijgeloof, geestelijke ontwikkeling, ontspanning en volkskarakter aan de orde kwamen. De eigenaardigheden van de Staphorster samenleving, zoals het vasthouden aan oude gebruiken en gewoontes, verklaarde de sociograaf Groenman vanuit fysieke oorzaken. Het waren volgens hem de geïsoleerdheid van Staphorst en de ligging van alle woonhuizen op smalle, langgerekte stroken land, vlak naast en achter elkaar, aan een gemeenschappelijke weg, die een sociale controle veroorzaakte, die zich over allen deed voelen en er voor zorgden dat oude gewoonten zich daardoor beter staande konden houden.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 20
De antropologische studie van Hetty Nooij-Palm uit 1971 ontkrachtte het concept van Staphorst als geïsoleerde, gesloten gemeenschap. Zij toonde aan dat Staphorst al vanaf heel vroeg uitgebreide contacten had met haar omgeving. Marktbezoek door Staphorster vrouwen aan de omliggende steden en de ligging aan de doorgaande weg tussen Zwolle en Meppel, hadden Staphorsters al eeuwen in contact gebracht met buitenstaanders, maar er niet van weerhouden zich vast te houden aan hun gebruiken en gewoontes. Kennelijk was er iets anders waardoor Staphorsters zo volhardden in het bewaren van de eigen cultuur. Voor Nooij-Palm ligt de verklaring in het strenge onderscheid dat Staphorsters maken tussen de eigen groep (“boeren”) en de anderen (“burgers”).’ Alle cultuuruitingen - kleding, inrichting, kerkbezoek, religie - drukken de sociaal-culturele identiteit van de Staphorsters uit en geven aan dat zij horen bij een groep.’ (Essay Wendelien Voogd)
onvoorwaardelijke verlorenheid van de mens (de uitverkorenen uitgezonderd), een toornende God over de zonde, een slaande hand van God (polio), nadruk op voorzienigheidsgeloof, uitverkiezing, eindoordeel. Niet zuiver Calvinistisch. Calvijn zou er, denk ik, niet mogen preken in de kerk. In Staphorst heeft de zogenaamde Nadere Reformatie veel grotere invloed gehad. Met leiders als Voetius en later de bevindelijke schrijvers als Schortinghuis, Smijtegelt, Verschuir, Brakel en anderen, die als zielepeuteraars werden gekwalificeerd, omdat ze rusteloos bezig waren de zielsgestalten van de bekeerde mensen te beschrijven.’ ‘Je hebt eigenlijk slechts een letterlijke en figuurlijke ruilverkaveling nodig’, besloot Van der Meiden zijn lezing, ‘om heel veel isolement voorgoed op te heffen. Geef de jeugd een brommer, zet ze op een school in een totaal andere cultuur en je hebt na jaren een wat andersdenkende generatie gekweekt, die voor het oog nog wel “meeloopt”, maar die denkt en beslist vanuit een anders gevoede reservatio mentalis. En toch komen ze er later graag nog eens terug om geur en sfeer van het vertrouwde weer te proeven. Je blijft natuurlijk Staphorster, net zoals je natuurlijk Twent blijft. Å
Kunstschilders ‘De eersten die Staphorst ontdekten waren de kunstschilders. Velen van hen vonden tussen 1900 en nu voor korte of langere tijd onderdak in het dorp. Onder hen bekende namen als Jan Sluijters en Stien Eelsingh, maar ook minder bekende kunstschilders, zoals de jonge kunstenares Jo Koster uit Hattem. (…) De schilderes Stien Eelsingh verhuisde in de Tweede Wereldoorlog naar Staphorst en ging er nooit meer weg. De excentrieke kunstenares en Staphorst sloten een eigenaardig verbond van wederzijds respect en tolerantie en de wilde kunstsalons die Stien Eelsingh organiseerde voor de Amsterdamse kunstscene in haar witte boerderij werden oogluikend toegestaan, zolang zij zich maar aan de zondagsrust hield.’ (Essay Wendelien Voogd) Staphorster figuren door Stien Eelsingh.
14-12-12 08:25
Geschiedenis van alledag
door Girbe Buist
21
Het bed
Een mens brengt heel wat tijd door in bed. Een derde van zijn leven zelfs. Zijn leven start in bed en eindigt daar meestal ook. Naast de tafel is het bed dan ook het meest gebruikte meubelstuk in een huis. Het bed is ook een van de meest nuttige uitvindingen van de mens. Toch is deze uitvinding niet iets wat iemand van het ene op het andere moment heeft bedacht. Auping Een bekende Nederlandse beddenfabrikant is de firma Auping uit Deventer. De historie van dit bedrijf gaat terug tot 1888, toen de smid Johannes Albertus Auping van het Sint Geertruiden Gasthuis in zijn woonplaats de opdracht kreeg om hygiënische bedden te leveren. Die moesten in plaats komen van de tot dan gebruikelijke bedden met stromatrassen. Auping leverde bedden met gevlochten ijzerdraden, die in een metalen frame waren gespannen. Toen hij in 1890 kon leveren aan het Burgerziekenhuis in Amsterdam verbeterde hij zijn ontwerp en zorgde hij ervoor dat bedbodem van gevlochten ijzerdraad verend was. Het bed onderging niet alleen een technische ontwikkeling, maar ook een sociale. Oorspronkelijk was het een luxe voorwerp, dat was voorbehouden aan de rijken. Geleidelijk werd het een gebruiksvoorwerp voor iedereen. Ook werd het bed in de loop van de tijd goedkoper, mede doordat het geen handwerk meer was, maar fabriekswerk.
Perikelen in en rond een bed, tekening uit1840 naar een schilderij van N. Pieneman (1779-1853).
ns huidige bed is het resultaat van een ontwikkeling, die duizenden jaren heeft geduurd. De voorloper van het bed, zoals dat tegenwoordig bekend is, is de hangmat gevuld met matten. In archeologische vondsten uit de bronstijd zijn resten hiervan gevonden. De Egyptenaren ten tijde van de Farao’s kenden verhoogde banken met een houten of bronzen frame, die waren bedekt met hoofdkussens en steunen. Ook de Grieken en Romeinen hielden deze vorm van een bed aan. In het middeleeuwse Europa hadden de mensen verhoudingsgewijs net zo’n bed als het tegenwoordige, met bodem, hoofd- en voetensteun. De bedbodem bestond meestal uit de met riemen aan het bedframe vastgebonden huid van een rendier of een rund. Tot ongeveer de twaalfde eeuw bleef dat zo, maar daarna begon men te slapen op een primitieve
O
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 21
matras, gevuld met wol, haar of veren. Dekens bestonden uit vellen. Dit deed men tot ongeveer de zeventiende eeuw. Meestal sliep men naakt en wikkelde men zich in een vel. Pas in de achttiende eeuw werd het dekbed geïntroduceerd, gevuld met veren of kapok. Ook werd in deze tijd het moderne matras uitgevonden, dat tot op de dag van vandaag nog steeds dezelfde vorm heeft. Wel is de inhoud van de matrassen veranderd.
Slaapgewoontes Onze voorouders sliepen niet alleen in andere bedden, ze hielden er ook andere slaapgewoontes op na. Uit onderzoek van de Amerikaanse historicus Roger Ekirch blijkt dat mensen vroeger niet de hele nacht doorsliepen, maar dit deden in verscheidene fases. In de Middeleeuwen gingen mensen binnen enkele uren na het ondergaan van de zon slapen. Na
Een kamer vol bedden in het Sophia Ziekenhuis te Zwolle, omstreeks 1946.
vier uurtjes nachtrust kwamen de meesten echter al weer uit bed. Zij bleven vervolgens één uur of twee wakker, waarna ze begonnen aan hun ‘tweede slaap’. Gedurende de nachtelijke uurtjes waarop ze wakker waren, ontplooiden de middeleeuwers allerlei activiteiten zoals huishouden, lezen of bidden. Aan deze manier van slapen kwam in de negentiende eeuw een einde door de industriële revolutie. Veel arbeiders werkten toen 12 tot 14 uur op een dag en hielden geen tijd meer over om ‘s nachts wakker te blijven. Å
14-12-12 08:25
22
door Emiel Stöpler
Films en foto’s uit de Werken bij Stork. Stills uit filmmateriaal.
In december 2009 droeg het Twents Techniekmuseum HEIM in Hengelo haar filmarchief over aan het HCO. Het ging om ruim 500 filmpjes, in lengte variërend van enkele minuten tot ruim een uur, met een totale omvang van naar schatting 125 uur. In een tijdsbestek van een slordige twee jaar zijn alle films door vrijwilligers bekeken, beschreven en ingevoerd in de databank van het HCO.
Uit de Fotocollectie Stork van het Historisch Centrum Overijssel.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 22
14-12-12 08:25
23
schatkamer van Stork e collectie van het HEIM bevatte films met een technische inslag, met de nadruk op bedrijven uit Hengelo. Grote onderdelen van de collectie, zoals de vele tientallen filmpjes van Stork Brabant, tegenwoordig Stork Prints, of de verschillende internationale filmpjes, hadden echter geen binding met Overijssel. Die zullen wellicht bij andere archieven worden ondergebracht. Bij de films kwamen onderwerpen aan bod als techniek in het onderwijs, technisch speelgoed, radarsystemen voor de Rotterdamse havens, promotiefilmpjes van het ministerie van Buitenlandse Zaken en nog veel meer. Van de grote hoeveelheid filmmateriaal konden uiteindelijk ruim zeventig filmpjes aan het archief van het HCO worden toegevoegd. Een elftal nieuwe filmpjes gaat over Stork, een bedrijf dat sinds 1868 van groot belang is geweest voor de Twentse industrie.
D
Vanuit idealen en zakelijk inzicht Stork B.V. in Hengelo werd in 1868 door Charles Theodoor Stork (1822-1895) opgericht als de machinefabriek Gebr. Stork & Co. Het bedrijf werd groot met het bouwen van machines voor de textielindustrie, maar produceerde ook rijstpelmachines, machines voor suikerverwerking, dieselmotoren voor treinen en schepen, complete installaties voor rubberfabrieken, elektriciteitscentrales et cetera. Stork werd echter niet alleen bekend door zijn producten, maar ook vanwege de vooruitstrevende maatregelen op sociaal vlak. ‘Ik had veel idealen, ze zijn alle werkelijkheid geworden’ schreef oprichter Stork al in zijn dagboeken. Vanuit die idealen ook voerde hij voor zijn werknemers een pensioenvoorziening in. In 1883 introduceerde hij een voorloper van een ondernemingsraad, de Kern genaamd; lang voordat dit van overheidswege in Nederland verplicht werd gesteld.‘Er zat ook een koopmansgedachte achter, en wel deze: als jij goed bent voor je werknemers en je betaalt ze wat meer dan ze elders kunnen verdienen, je schoolt ze goed en je geeft ze een mooi huis, dan hebben ze weinig reden om jouw zaak te verlaten’, aldus Wim Wennekes in De Aartsvaders.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 23
Hij geeft daarin ook een opmerkelijk voorbeeld: ‘Dirk Stork [de zoon van Charles Stork], altijd onvermoeibaar voor de machinefabriek in de weer, raakte in 1911 overspannen en kreeg vier jaar later een inwendige ziekte. Wekenlang balanceerde hij tussen leven en dood. Dagelijks kwam het personeel op het directie-secretariaat naar zijn gezondheidstoestand informeren. Een van de werklieden opperde in een vergadering van de Kern: “Als hij terugkomt, lopen we hem allen tegemoet zoals we zijn, in ons werkpak, alle 1500 man! Dat is de mooiste hulde, die wij hem kunnen brengen.” Op de dag dat hij zijn rentree maakte, naderde Stork nietsvermoedend, geschaduwd door uitkijkposten die elkaar fluitsignalen doorgaven. Toen hij voet op het fabrieksterrein zette kwam het werkvolk uit hoeken en gaten als één man op Dirk af, een geste die hem tot tranen toe roerde.’ Doordat het bedrijf zo goed was voor zijn medewerkers, kwam het voor dat hele generaties bij Stork in hun broodwinning voorzagen. Een item uit 1994 in het TV programma Van Gewest Tot Gewest, tevens opgenomen in het HEIM-archief (BB05446), doet hiervan verslag. Tot aan onze huidige generatie wordt de traditie voortgezet waar zowel ouders als hun kinderen bij het bedrijf werken. ‘In dienst komen bij Stork betekende een baan voor het leven en niet alleen voor jezelf, maar ook voor je zoon en je kleinzoon en je achterkleinzoon’, legt Wennekes verder uit. ‘En daar zullen ook nog wel gevallen van bekend zijn in Hengelo en omgeving; van generaties die bij Stork hebben gewerkt.’ Een baan bij Stork werd er bijna letterlijk met de paplepel ingegoten. Er was zelfs al opvang voor kleuters. De scholingsmogelijkheden bij Stork werden vastgelegd op het filmpje met de titel ‘Leerling bij Stork - Een overzicht van de vakopleiding tot vakman’ (BB00434). In dit zwart/wit filmpje (dat al in het archief van het HCO aanwezig bleek te zijn) is te zien hoe jonge mannen in Hengelo leerden om metaal te
bewerken, zodat ze uiteindelijk aan de slag zouden kunnen in de fabriek. Dit gebeurde destijds in de Wilheminaschool, waarin tegenwoordig het Twents Techniekmuseum HEIM is gevestigd. Maar de basis werd gelegd in 1868 vanuit het idealisme en het zakelijk inzicht van Charles Stork. Å
Beeldmateriaal Een boeiend filmpje dat naar voren kwam tijdens het beschrijven van de collectie van het Twents Techniekmuseum HEIM, is ‘Stork Ketels - IJzersterk in Energie’. Met de zoektocht tegenwoordig naar duurzame bronnen van energie heeft het ook actualiteitswaarde. De film toont onder andere het ontwerp- en bouwproces van door Stork Ketels gebouwde kolengestookte energiecentrales. Het filmpje duurt een kleine 15 minuten en is te bezichtigen door te surfen naar http://www.youtube. com. Vervolgens typt u catalogusnummer BB05419 boven aan de pagina bij het zoekveld in. Dan krijgt u de film ‘Stork Ketels - IJzersterk in Energie’ te zien bij de zoekresultaten. De volgende twee films van Stork waren al toegevoegd aan het HCO YouTube kanaal: BB02471 en BB03454.
Links 1. http://www.twentstechniekmuseum.nl 2. http://beeldbank.historischcentrumoverijssel.nl/ Typ de volgende catalogusnummers in voor de beschrijvingen van de nieuwe films met Stork als onderwerp die aan het archief van het HCO zijn toegevoegd: BB05418, BB05419, BB05422, BB05443, BB05446, BB05447, BB05464, BB05472, BB05474, BB05480, BB05481 3. http://www.youtube.com/user/hcoverijssel
Literatuur: Mirelle Thijsen, Fotocollectie Stork. Van Staalkaart tot Familiealbum, Zwolle (HCO) 2006. Wim Wennekes, De Aartsvaders. De grondleggers van het Nederlandse bedrijfsleven, Amsterdam 2010. Zie ook www.historischcentrumoverijssel.nl >het verhaal over > Fotocollectie Stork.
14-12-12 08:25
24
door Wim Coster
Mariënheem: het dorp dat er niet had moeten komen
Luchtfoto van de kern van Mariënheem in 1978.
Mariënheem. Een kerkdorp drie kilometer ten oosten van Raalte met ongeveer 2.000 inwoners. Een kleine kern als vele andere in en buiten Overijssel. Met identieke ontwikkelingen. Zo verdwenen ook hier de kruidenier, de bakker en de slager; plekken waar bewoners elkaar troffen. Andere ontmoetingsplaatsen als sport-, recreatie- en woonvoorzieningen kwamen er voor terug. Ook voor Mariënheem werd de wereld groter en bereikbaarder.‘Misschien zijn de bewoners zelf nog het minst veranderd’, zegt Harry Kleverkamp, voorzitter van Plaatselijk Belang Mariënheem, in het voorwoord van het boek over ‘het dorp dat er niet had mogen komen.’
Alle leerlingen van de St. Anthoniusschool in 1962 aan de achterzijde van hun schoolgebouw.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 24
14-12-12 08:25
25
De viering van het 25-jarig priesterschap van pastoor Kruse op 25 juli 1951.
Slager Harry Veltmaat en zijn vrouw Bets, kort voor de sluiting van de winkel in mei 1998.
Het plein voor de kerk, in 1951. Op de achtergrond de winkel van Dieke Overhein.
De cementfabriek van Jan Meijer (‘Jan Truun’) in 1912.
et dorp kwám er, omdat de parochieschool in Raalte omstreeks 1930 de toeloop niet meer aankon; net als de kerk, die met 1200 plaatsen veel te klein was geworden voor de ongeveer 3.000 parochianen . Maar het schoolgebouw verrees op een andere plaats dan door de bisschop van Utrecht was verordonneerd. Een nieuwe school moest er komen, vond ook pastoor C. van Dijk, maar het voornamelijk via zandwegen bereikbare Pleegste leek hem daarvoor niet geschikt. Hij zag ook graag een nieuwe parochie, om zijn eigen te groot geworden werkgebied te ontlasten. De pastoor wist de besluitvorming over de school te vertragen; niet in de laatste plaats, omdat hij vreesde dat de gewenste nieuwe parochie dan ook in het gebied van de geplande nieuwe school zou komen. Uiteindelijk wist hij te bereiken dat er in 1937 aan de Almeloseweg een school én een kerk verrezen. Ondanks protesten uit Haarle en Luttenberg, waar men concurrentie vreesde. Bovendien voelde men er weinig voor óók in de buidel te tasten; wat uiteindelijk op gezag van hogerhand wel gebeurde. De school en de kerk trokken nieuwe bewoners aan en zo ontstond langzamerhand een nieuw dorp.
H
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 25
Bij de naamgeving van het dorp wist een andere pastoor, de in 1937 aangetreden Mariavereerder W. de Jong, zijn stempel te drukken. Ondanks een tegenstribbelende burgemeester van Raalte werd het Mariënheem. De naam was bedacht door A.E. Rientjes, pastoor te Maarssen, maar afkomstig uit Heino en beschikkend over een grote kennis van de Overijsselse kerkgeschiedenis. Zo waren er drie pastoors met een stevige stem in het kapittel bij het ontstaan en de naamgeving van Mariënheem.
Na 75 jaar In oktober 2012 verscheen over de geschiedenis van Mariënheem een boek met 368 volle en zorgvuldig gedocumenteerde pagina’s van de hand van historicus Theo van Mierlo. Want Mariënheem mocht nu eenmaal niet achterblijven bij omliggende dorpen als Broekland, Haarle, Luttenberg en Nieuw-Heeten, die hun geschiedenis al hadden laten schrijven. Van Mierlo is een ‘buitenstaander’, maar wel een auteur met kennis van het voor het dorp zo bepalende rooms-katholieke leven. Hij sloot zich aan bij de wens van Plaatselijk Belang om ‘helemaal een
boek van en voor de Mariënhemers te maken’. En ook mét de Mariënhemers, want zij komen in het zeer gedetailleerd geschreven boek veelvuldig aan het woord en droegen ook de meeste van de 250 afbeeldingen aan. ‘Voor de ouderen zullen vele van deze foto’s een feest van herkenning zijn’, aldus Van Mierlo in zijn verantwoording. ‘De jongere generaties krijgen door de illustraties hopelijk een goed beeld over verleden en heden van de gemeenschap waarin zij opgroeiden en opgroeien.’ Die keuze is verdedigbaar, maar leidt uiteraard ook tot beperkingen. De gemiddelde lezer die niet direct iets heeft met het dorp, zal vele bladzijden of fragmenten ongelezen laten. Toch heeft het boek door de gekozen aanpak ook een andere waarde: het is juist door de vele gedetailleerde beschrijvingen ook een bronnenboek geworden. In die zin is het exemplarisch en daarmee een bouwsteen voor de geschiedenis van het ‘het rijke roomse leven’. Å Theo van Mierlo (redactie Mariska Vonk), Het dorp dat er niet had moeten komen. Mariënheem, 75 jaar een bloeiende gemeenschap (IJsselacademie), Kampen 2012, 386 pp. € 34,95.
14-12-12 08:25
26
door Leo Polhuys
Bond Heemschut: waakhon Erfgoedinstelling Heemschut doet er alles aan om bestaand cultureel erfgoed te beschermen. Heemschut Overijssel is een afdeling van de landelijke Bond Heemschut, die al meer dan honderd jaar bestaat. Heemschut probeert haar doel op verschillende manieren te bereiken.
Beeld van de excursie over hergebruik van oude industriële gebouwen in Twente. Op de foto ROC Twente. (Foto: Adriaan Velsink)
o wordt aandacht gevraagd voor cultureel erfgoed via excursies en door samenwerking met andere organisaties. Bovendien zijn leden van Heemschut actief in gemeentelijke commissies of monumentenraden. Als een uit cultureel, architectonisch en/of geschiedkundig oogpunt belangrijk gebouw dreigt te verdwijnen, komt Heemschut in het geweer. Dan wordt actie ondernomen richting gemeenten of Provincie. Soms met succes, soms zonder. In ieder geval zou Overijssel er heel anders uitzien als Heemschut er niet zou zijn.
Z
Samenwerking Heemschut werkt samen met andere organisaties. In Deventer gaat het om de Stichting Oud Deventer en Stichting Industrieel Erfgoed Deventer, in Zwolle om de Zwolse Historische Vereniging en de Vrienden van de Stadskern. Heemschutleden zijn actief in monumentencommissies of -raden van diverse gemeenten. Dat is bijvoorbeeld het geval in Hellendoorn, Zwartewaterland, Kampen en Zwolle.
Excursies Heemschut Overijssel houdt regelmatig excursies voor leden en belangstellenden. Recente voorbeelden zijn de excursie in 2009, waarbij de ontwikkelingen langs de IJssel, de IJssellinie en die
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 26
De Haere in Olst. (Foto Adriaan Velsink)
in de landgoederenzone van Deventer tot Olst centraal stonden. Een excursie in Hengelo in 2010 vroeg aandacht voor het hergebruik van de Twentse industrie in Hart van Zuid met een bezoek aan het ROC Twente, dat werd gebouwd in de voormalige ijzergieterij van Stork, en met een excursie door de woonwijk Tuindorp. In datzelfde jaar werd een excursie gehouden op landgoed Twickel in Delden. In 2012 werd in Kampen een goedbezochte wandelexcursie gehouden, met als leidend thema de verdediging van de stad tegen het water. De tocht leidde deelnemers langs recente restauratieprojecten in de binnenstad. Ook werd aandacht besteed aan de Kamper waterkering en de buitenhaven.
Een verdedigingswerk in de IJssellinie.
Een staalkaart van projecten Provincie Heemschut onderneemt actie richting gemeenten en de Provincie Overijssel voor het behoud en hergebruik van vele monumenten. In 2003 werd een brief gestuurd naar de Provincie voor het behoud van tientallen monumenten. Als reactie op de Omgevingsvisie van de Provincie pleitte Heemschut ervoor cultuurlandschappen beter te beschermen en verstening van het platteland tegen te gaan. Ook hield Heemschut in 2012 een pleidooi om de bouw van windmolens in onder andere de IJsseldelta en de Wieden/Weerribben te verbieden.
De staalkaart van Heemschut is rijk gevuld, zoals de selectie hierna laat zien.
Almelo, Willebrordskerk Heemschut heeft zich sterk gemaakt voor behoud van de kenmerkende Willebrordskerk in Almelo. De kerk is ontworpen door architect Jan de Jong en een uniek voorbeeld van een gebouw dat is gebaseerd op ideeën van de Bossche School, met als stuwende kracht de monnik Dom Hans van der Laan. Helaas is het niet gelukt deze kerk met wandschilderingen van Théodore Strawinsky te behouden.
14-12-12 08:26
27
ond voor cultureel erfgoed zonder meer herbestemd moeten worden. In Hengelo zijn door de vernielingen in de Tweede Wereldoorlog weinig waardevolle oude gebouwen bewaard. De eerste zwem- en badinrichting van fabrikant Stork en Dikkers was opengesteld van 1888 tot 1898. Daarna kreeg het personeel een nieuw badhuis, ontworpen door architect Karel Muller, tevens ontwerper van het markante tuindorp ‘t Lansink. In 1928 realiseerde Stork en Dikkers hier een eigen overdekte zwem- en badinrichting. Architecten H.W. Gijzen en A.K. Beudt ontwierpen het badhuis, dat in 1932 werd geopend. Het lot van het badhuis is op dit moment nog onzeker.
Dalfsen, buurtschap Hoonhorst, molen Fakkert
Hengelo, Waterstaatskerk Deldenerstraat
Heemschut heeft zich met succes verzet tegen sloop van de molen Fakkert in Hoonhorst bij Dalfsen. Inmiddels is de molen gerestaureerd en in mei 2012 wederom in bedrijf gesteld. De molen is gebouwd in 1862. Het is een achtkantige stellingmolen, gebouwd voor het malen van lijnzaad en koren. De molenaarswoning uit 1891 bevat nog de oorspronkelijke vloeren, paneeldeuren en bedsteden. De windkracht werd langzaam verdrongen door diesel- en elektromotoren en in 1964 werd de molen in fasen ontmanteld en omgeven door silo’s. De bevolking kwam in actie tegen de latere voorgenomen sloop van de molen, nadat de Gemeente Dalfsen het complex had gekocht om er woningbouw te kunnen realiseren. Oud burgemeester H. Smit van Dalfsen pleitte namens Heemschut voor behoud en herstel. Vervolgens werd de molen behouden en op de monumentenlijst geplaatst.
Waterstaatskerken werden gebouwd met steun van de overheid. De ingenieur van het ministerie van Waterstaat moest de bouw goedkeuren. Dit gebeurde om een einde te maken aan de ruzie tussen katholieken en protestanten over het bezit van oude kerkgebouwen. Waterstaatskerken zijn niet aan een bepaalde bouwstijl gebonden. De Waterstaatskerk aan de Deldenerstraat in Hengelo is in 1848 gebouwd in neoclassisistische stijl. In de toren is nog het oorspronkelijke slingeruurwerk uit 1893 aanwezig. In 1991 dreigde afbraak vanwege bouwvalligheid, maar Heemschut Overijssel werkte mee aan het behoud door onder meer te pleiten voor plaatsing op de monumentenlijst. De kerk bleef behouden en doet nu dienst als concertzaal en muziekschool.
Borne, Pellenhof Een object waar Heemschut zich in 2010 voor inzette, is het hofje De Pellenhof in Borne. Woningcorporatie Woonbeheer Borne heeft de huizen verkocht aan een particulier en deze worden na restauratie verhuurd door de J.P. van den Bentstichting voor gebruik door gehandicapten. Heemschut pleitte voor het uitvoeren van een cultuurhistorisch onderzoek.
Hengelo, badhuis
Enschede, vliegveld Twente Heemschut pleitte de afgelopen jaren regelmatig voor sluiting van vliegveld Twente bij Enschede. Het motief hiervoor was onder meer het behoud van de karakteristieke bebouwing die er tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers is neergezet. Zo is op het terrein van het vliegveld een aantal bunkers te vinden, vermomd als agrarische bebouwing. Ook andere karakteristieke bebouwing en natuurwaarden kunnen volgens Heemschut worden behouden als er geen vliegveld blijft.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 27
Heemschut heeft zich heel erg ingezet voor het behoud van het historische badhuis aan de Oldenzaalsestraat in Hengelo. De badinrichting uit het begin van de vorige eeuw is uit architectonisch en historisch oogpunt zeer waardevol en moet herbestemd worden. Heemschut is in het geweer gekomen tegen de sloopvergunning van het College van B en W. Naast het badhuis staat de classicistische Ariënsschool (rond 1900). Zowel school als badhuis zijn gemeentelijk monument. Heemschut heeft altijd gepleit voor een totaalvisie van de gemeente op het gebied rondom badhuis en school. Het badhuis is met zijn Berlage- of Dudokachtige uitstraling volstrekt uniek en zou volgens Heemschut
Deventer, Geertruidenziekenhuis Het uit 1940 stammende deel van het voormalig Geertruidenziekenhuis in Deventer dat na sloop van het eigenlijke ziekenhuis zelf nog overeind staat, is als gemeentelijk monument aangewezen. Het verzoek van projectontwikkelaar Synchroon tegen aanwijzing is inmiddels afgewezen. Een succes voor de Stichting Oud Deventer, die daarbij werd gesteund door Heemschut. Å
14-12-12 08:26
28 Peter Dekker, lid van Heemschut Overijssel, heeft zich als bestuurslid van de Stichting Oud Deventer altijd beziggehouden met het voormalige ziekenhuis. Hij heeft voor de stichting de aanvraagprocedure voor monumentale status gedaan, zowel bij het Rijk als bij de Gemeente Deventer. Voorts is hij betrokken geweest bij de bezwaarprocedure. Volgens Het Oversticht, dat het waardestellend rapport voor de Gemeente Deventer opstelde, versterken de verfijnde details (metselwerk, trappenhuizen, hoekoplossingen) de architectuurhistorische waarde van het gebouwencomplex. Synchroon wil het voormalige ziekenhuis slopen om woningen in een parkachtige setting te realiseren.
Heino, kasteel Het Nijenhuis Het historische kasteel Het Nijenhuis bij Heino werd voor het eerst vermeld in 1382. De aanzet tot de bouw van het huidige kasteel is in 1680 gegeven. In het kasteel is het museum ondergebracht met de particuliere verzameling van dr Dirk Hannema (18951984). Sinds 1957 is de Stichting Hannema-Stuers Fundatie in het kasteel gehuisvest. Heemschut schreef midden jaren negentig protestbrieven, toen bleek dat er uitbreidingsplannen lagen met een tuinpaviljoen en een brugverbinding aan de achterzijde van het kasteel. Architect was Gunnar Daan. Uiteindelijk is het uitbreidingsplan niet doorgegaan.
Het betreft een voormalige huidendrogerijfabriek, gebouwd in 1900 onder de naam ‘de Volharding’. In 1926 werd het fabrieksgebouw overgenomen door de firma Schaepman, een verffabriek. De oude voorgevel is na de sloop van de fabriek gestut en zal worden ingepast in de nieuwbouwplannen voor het Kraenbolwerk.
Deventer, nieuw stadskantoor De Deventer gemeenteraad heeft besloten tot de bouw van een nieuw stadskantoor. Een eerder plan sneuvelde vanwege de grote inbreuk op het karakter van de historische binnenstad. Heemschut vreesde aantasting van het beschermd stadsgezicht en archeologische schade door te hoge nieuwbouw en de bouw van een grote ondergrondse parkeergarage. Nadat de Stichting Oud Deventer montagefoto’s publiceerde, schrokken vele Deventenaren van de enorme omvang van het gebouw, dat een oppervlakte van 12.000 vierkante meter moest krijgen. Naar aanleiding van de kritiek sneuvelde zelfs het Deventer College van B en W. Uiteindelijk werd na de acties van Heemschut en Oud Deventer, en na protesten vanuit de bevolking, gekozen voor een minder pompeuze opzet. Heemschut Overijssel is blij dat in het nieuwe plan van architect Michiel Riedijk het stadskantoor minder hoog wordt. De Bond is echter kritisch over de sloop die nodig is om dit stadskantoor te realiseren. Het gaat om het voorgebouw van de voormalige schouwburg van architect Postma uit de wederopbouwperiode, een deel van het stadskantoor uit 1982 van architect Harry Rademaker en School A uit 1876 van W.C. Metzelaar. Heemschut vindt dat deze gebouwonderdelen geïntegreerd moeten worden in de nieuwbouw. Helaas heeft de gemeenteraad besloten sloop van de genoemde gebouwen te accepteren en is inmiddels begonnen met de sloop van een deel van de complexen.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 28
Zwolle, verlichting in de binnenstad Heemschutlid Marcel Overbeek heeft het initiatief genomen om passende verlichting in de oude binnenstad van Zwolle te (her)plaatsen. Dit gebeurde naar aanleiding van het voornemen van de Gemeente oude straatverlichting te vervangen door moderne, om zo een betere lichtopbrengst te krijgen. De oude lantaarns dateerden van 1925 en werden gemaakt door de firma G. J. Wispelwey. Heemschut maakte bezwaar tegen het vervangen van de oude gietijzeren armaturen en had succes. Samen met Heemschut en de werkgroep verlichting gaat de gemeente bekijken in hoeverre de oude verlichting kan worden behouden.
Zwolle, Schoenkuipersbrugje Ook het karakteristieke Schoenkuipersbrugje in Zwolle is door de actieve inzet van Heemschut behouden gebleven. Heemschut heeft in 2008 gepleit voor het terugbrengen van de vier verdwenen ijzeren hoeklantaarns van deze brug, die in 2008 werd gerestaureerd in opdracht van de Gemeente Zwolle. Door een extra bijdrage van de Gemeente konden vier replica’s van de oude lantarens worden geplaatst op de balustrades van de brug. Deze laatste oude draaibrug van Zwolle kreeg daarmee weer het oorspronkelijke uiterlijk van het bouwjaar 1909.
Zwolle, IJsselspoorbrug Zwolle, voorgevel voormalige verffabriek Actie van de kant van Heemschut heeft gezorgd voor het behoud van de oude voorgevel van de voormalige verffabriek van de firma Schaepman op het Kraenbolwerk in Zwolle. Heemschut heeft in 2006 al aangedrongen op het behoud van dit laatste bewaard gebleven voorbeeld van oude industriebouw in de Zwolse binnenstad.
Door inspanningen van Heemschut, de Werkgroep Zwols Industrieel Erfgoed en de Heemkundekring Hattem is het gelukt een deel van de oude IJsselspoorbrug te behouden als monument. Het ging daarbij om een oude brugpijler uit 1865, aan de Gelderse zijde van de rivier, waarin de oude gedenksteen die in 1862 door minister Thorbecke werd geplaatst, is ingemetseld. Naast de pijler staan
14-12-12 08:26
29
Voor meer info: www.heemschut.nl
later onderdeel van de Gemeente Zwartewaterland, en Heemschut heeft het Waterschap Groot Salland drie jaar geleden besloten over te gaan tot renovatie vanwege het cultuurhistorisch belang van het bouwwerk. De renovatie van de sluis heeft ruim 3,4 miljoen gulden gekost. Å
twee ijzeren hefwielen van de spoorhefbrug uit 1936 als monument opgesteld. Het spoorwegmonument is onlangs officieel geopend.
Zwolle, watertoren Turfmarkt De uit 1892 daterende watertoren aan de Turfmarkt in Zwolle is mede dankzij de inzet van Heemschut behouden gebleven. Er waren plannen voor sloop en vervolgens de nieuwbouw van een appartementencomplex, maar dat is niet doorgegaan. Hoewel Heemschut het unieke van de toren- in torenconstructie zag, pleitte de Bond toch voor sloop van de buitenste mantel om het industriële karakter weer goed tot uiting te laten komen.
Genemuiden, Prinsensluis De in 1826 gebouwde Prinsensluis ligt tussen IJsselmuiden en Genemuiden. Vanaf 1990 is er gepraat over de in slechte staat verkerende oude zeesluis. Na overleg met de toenmalige Gemeente Genemuiden,
Meer info of lidmaatschap: www.heemschut.nl
JA, IK WORD LID VAN HEEMSCHUT Ja, ik word lid van Heemschut. Het lidmaatschap bedraagt 35 euro per jaar, bedrijven 70 euro. Ik ontvang als welkomstkado Het Monumentenboek! Naam
M/V
Adres Postcode/Plaats Email Telefoon Datum Handtekening Stuur deze bon of een kopie op naar: Erfgoedvereniging Heemschut |
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 29
Antwoordnummer 3808 |
1000 PB Amsterdam |
een postzegel is niet nodig
14-12-12 08:26
30
door Jos van Dalfsen
Archeologisch onderzoek rond kasteel Eerde bij Ommen Nabij Ommen staat het monumentale kasteel Eerde. Eens was het een adellijk huis, tegenwoordig is er een internationale school gevestigd. Om hoogwaardig onderwijs te kunnen blijven geven is besloten om de tijdelijke bijgebouwen die in de jaren tachtig werden gebouwd, te vervangen door een permanent schoolgebouw. Deze uitbreiding is inmiddels gerealiseerd en staat in de tuin ten oosten van het kasteel, op een terrein dat altijd intensief is gebruikt door de kasteeleigenaren. Omdat resten in de bodem en daarmee historische informatie door de bouwwerkzaamheden verloren zouden gaan, werd in april en mei 2011 een archeologisch onderzoek uitgevoerd. et kasteel ligt op een strategische plaats, vier kilometer stroomopwaarts van het punt waar Regge en Vecht nabij Ommen samenkomen. Vanaf deze positie was het mogelijk om de schepen op de Regge te controleren en daarnaast ook invloed uit te oefenen op de vaart op de Vecht.
H
Graven in grachten Kasteelheer Evert van Essen nam die controlerende taak in de veertiende eeuw met verve op zich. Hij had het kasteel in 1350 in bezit gekregen via zijn vrouw. Zij was een dochter van Johan Rading, schout van Vollenhove en eigenaar van huize ‘Hengelere’, zoals huize Eerde voordien vermoedelijk heette. Van Essen wordt door historici omschreven als een roofridder. Als gevolg van zijn activiteiten ondervonden de steden Zwolle Kasteel Eerde anno 2012, gezien vanuit het noordoosten.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 30
en Deventer grote economische schade. Tezamen met de landsheer, de bisschop van Utrecht, trokken beide steden in 1380 daarom tegen deze lastige opponent ten oorlog. Na een beleg van vijf weken kreeg Van Essen een veilige doortocht aangeboden, mits hij het kasteel zou opgeven. Hij koos eieren voor zijn geld. Na zijn vertrek werd het kasteel met de grond gelijk gemaakt. In het begin van de vijftiende eeuw werd het herbouwd. In de periode tussen 1380 en 1708 wisselde het met enige regelmaat van eigenaar. In het laatste jaar kwam het in handen van Johan Warner van Pallandt, die het inmiddels vervallen kasteel verbouwde tot een landhuis met parkachtige tuin. In 1715 werd dit project afgerond. In de bijna drie eeuwen nadien is het huis praktisch onveranderd gebleven. In 1934 stond
de toenmalige baron Philip Dirk baron van Pallandt het huis af aan de Quakers, een religieuze groepering die er nog in datzelfde jaar een internationale school vestigde. Op een onderbreking tijdens de oorlogsjaren na is deze school, inmiddels onderdeel van onderwijsorganisatie Landstede, nog steeds gevestigd in het kasteel.
Vragen na twee onderzoeksfasen De geschiedenis van het kasteel is op basis van informatie uit archieven nog goed te herleiden. Een vraag is of archeologisch onderzoek nieuwe informatie kan bieden en hoe deze zich verhoudt tot de bestaande bronnen. Om die vraag te kunnen beantwoorden, werd in april en mei 2011 door De Steekproef bv uit Groningen/Utrecht een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het werd uitgevoerd in twee fasen. Tijdens de eerste werd, door middel van een zogeheten ‘proefsleuvenonderzoek’, circa 10% van het totale gebied onderzocht. Op die manier moest worden vastgesteld welke archeologische resten nog in de grond aanwezig waren en welke kwaliteit en waarde deze hadden. Een groot deel van de bovengrond bleek verstoord, maar het onderzoek liet ook zien, dat onder de verstoorde lagen diverse diepe sporen aanwezig waren.
14-12-12 08:26
31
De moestuinbedden, zoals die tijdens het archeologisch onderzoek werden teruggevonden.
Die konden worden geduid als grachten. Vervolgens werd besloten tijdens een volgende opgraving de gehele bouwput te onderzoeken. Het gros van de gevonden archeologische sporen bestond uit delen van grachten. Met het huidige kasteel als middelpunt kwam een duidelijk patroon van vier concentrische grachten naar voren. Uit de grachten kwam vooral bouwpuin en steengoed, een soort aardewerk uit het Duitse Rijnland, uit de veertiende eeuw te voorschijn. De voorlopige conclusie van het onderzoek was, dat in de veertiende eeuw rond het kasteel vier grachten hadden gelopen. Maar dit beeld werd verstoord door de derde gracht, die duidelijk breder en dieper was en ook een dakpan met een glazuurlaag liet zien. In de veertiende eeuw kwamen dergelijke pannen nog niet voor. Deze wetenschap voedde de gedachte dat het niet ging om vier grachten die tegelijk hadden bestaan, maar om een opeenvolging van grachten die steeds verder naar buiten waren komen te liggen. Toch bleek uit nader historisch onderzoek, dat dit niet het geval was.
De vier concentrische grachten, geprojecteerd op de allesporenkaart.
Archieven en archeologie Een kasteel is volgens een bestaande definitie een middeleeuws gebouw dat de functies ‘verdedigbaarheid’ en ‘bewoonbaarheid’ combineerde door bescherming en woonruimte te bieden aan een beperkte groep mensen. Nadat kasteel Eerde in het begin van de vijftiende eeuw was herbouwd, werd het echter omschreven als een ‘hofstede’ of ‘havezate’. De definitie hiervan is een versterkt huis met uiterlijke kenmerken van een kasteel, maar zonder reële verdedigbaarheid. Hoewel het huis dus is herbouwd, is het niet zo sterk verstevigd als zijn voorganger.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 31
Luchtfoto van het kasteelterrein. Het plangebied ten zuidoosten van het hoofdgebouw is aangegeven door het rode kader.
Uit het feit dat de vier grachten perfect concentrisch waren, valt af te leiden dat zij tegelijk zijn aangelegd en in gebruik zijn geweest. Na de verovering van het kasteel in 1380 is het ontmanteld en in brand gestoken, waarbij de grachten waarschijnlijk zijn gedempt. Bij de bouw van de hofstede is de derde gracht echter opnieuw uitgegraven, omdat het bezit van een huis met gracht en ophaalbrug destijds een eis was om tot de adelstand te kunnen behoren. Archeologisch onderzoek naar de havezaten Werkeren en Kranenburg in Zwolle gaf een vergelijkbaar beeld. Rondom deze havezaten heeft in de zestiende en zeventiende eeuw naast een slotgracht, rond het huis
één enkele concentrische gracht gelegen. De derde gracht van huize Eerde is rond 1708 weer gedempt door baron Van Pallandt, die het toen vervallen kasteel verbouwde tot een landhuis. Hij liet ook een parkachtige tuin aanleggen, maar daarvan werden bij het onderzoek in 2011 geen sporen meer aangetroffen. De combinatie van informatie uit archieven en de archeologische bevindingen bevestigde in dit geval dus niet alleen het bestaande historische beeld, maar zorgde ook voor nieuwe kennis over de ruimtelijke indeling van het kasteelterrein door de eeuwen heen.
Å
14-12-12 08:26
32
door Wim Coster
< De liggende leeuw ging in 1934 zitten.
Een leeuw in een park op de Lemelerberg Zo’n 150.000 jaar geleden, tijdens de voorlaatste IJstijd, het Saalien, rukte Scandinavisch landijs op tot Midden-Nederland. Veel eerder al hadden verschillende rivieren hier dikke lagen zand en grind afgezet, met daar tussenin dunnere lagen klei. Het oprukkende landijs bracht deze rivierafzettingen omhoog en daardoor ontstonden stuwwallen, onder andere op de Veluwe en in de gebieden van de Utrechtse en de Sallandse Heuvelrug. Eén van de opstuwingen in Overijssel is de Lemelerberg, gelegen in een natuurgebied ten westen van Lemele en ten noordoosten van Lemelerveld. In 1913 verscheen hier een leeuw... e komst van dit exemplaar, van steen weliswaar, had direct te maken met het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden precies honderd jaar eerder. Deze Nederlandse Leeuw kreeg namelijk een plaats in Park 1813, dat in 1913 op de Lemelerberg werd aangelegd om de bevrijding van de Fransen en de overwinning in de Slag bij Waterloo te herdenken. Initiatiefnemer voor de aanleg was de Oranjebond van Orde, die in 1893 in Utrecht was opgericht met het doel een dam op te werpen ‘tegen het opkomend socialisme en trouw te zijn aan het Oranjehuis.’ Deze bond verwierf woeste gronden in Drenthe (bij Assen en Uffelte en in het Drouwenerzand), Gelderland (het Ughelerbos), Noord-Brabant (bij Hilvarenbeek) en Overijssel, waar verpauperde arbeiders aan het werk konden. Net zoals dat in de eerste helft van de negentiende eeuw was gedaan door de Maatschappij van Weldadigheid. Zo hoopten de oprichters een tegenwicht te kunnen bieden aan het opkomende socialisme. Koninginregentes Emma nam in het oprichtingsjaar drie aandelen van elk duizend gulden, om zo haar steun te betuigen aan het werk van de bond en daarmee ook de bouw van goede arbeiderswoningen op heidegronden mogelijk te maken. Vanaf de beginjaren werd bij de uitvoering van de plannen nauw samengewerkt met de Nederlandsche Heidemaatschappij, die ook de administratie voerde. In Overijssel verwierf de bond op en om de Lemelerberg gronden met steun van de gelijkgezinde Kwartguldens-Vereeniging voor Heideontginning. Deze vrouwenorganisatie zamelde overal in het land
D
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 32
kwartjes in om woeste gronden te kunnen aankopen, die vervolgens moesten worden ontgonnen. De Lemelerberg leende zich daarvoor uitstekend, want toentertijd was het daar nog één groot uitgestrekt heidegebied zonder veel bomen. Rond 1913 werd er een groot park aangelegd met de hiervoor genoemde leeuw als een kenmerkend element. De toen nog liggende leeuw moest gelden als de symbolische ‘waakhond’ van de Oranjebond van Orde.
Na 1913 In de loop van de twintigste eeuw werden grote delen van het park bebost. Een flink stuk van het westelijk deel werd ingericht als ‘sterrenbos’. Vanuit het hart van een dergelijk bos had men door verschillende lanen een goed overzicht en kon vanuit één punt het wild in de gaten worden gehouden. Het sterrenbos in Park 1813 werd echter niet aangelegd voor de jacht, maar vanwege de aantrekkelijke vorm. Kort na de stichting kon men volgens de NRC voor tien gulden een boom planten en die noemen ‘naar een geschiedkundig persoon, naar een gestorven familielid of naar zichzelven.’ Het park groeide uit tot een geliefde plaats voor natuurgenieters en recreanten . Men legde wandelroutes aan en ski-liefhebbers kwamen in sneeuwrijke winters van heinde en verre. Ook kwam er een restaurant met de, niet geheel verrassende, naam De Lemelerberg. In 1923 werd de Oranjebond van Orde opgeheven en kwamen haar bezittingen aan de Nederlandsche Heidemaatschappij. Het park was op dat moment
14-12-12 08:26
33 Een boom planten in de Gedachtenishoek Net als in het begin van de twintigste eeuw kan men ook in het begin van deze eeuw een boom planten om iemand of een moment te gedenken. De hernieuwde Gedachtenishoek, in het hart van het sterrenbos, is nu nog een lege ruimte die wordt omgeven door een rand van Amerikaanse eik. Binnenin deze ruimte staan enkele bijzondere bomen die zo’n honderd jaar geleden op deze plek zijn aangeplant. In de vakken er omheen kunnen nog zo’n 200 nieuwe bomen ‘om te gedenken’ worden
geplant. Gekozen kan worden uit - een linde, een zoete kers, een eik of een beukallemaal vanuit hun eigen symboliek. Voor een bedrag van € 500 kan op deze unieke plek een boom van zo’n twee à drie meter hoog worden geplant. Landschap Overijssel kan mede dankzij deze bijdrage het Park 1813 in stand houden. Heeft u belangstelling voor het planten van een boom in de Gedachtenishoek in Park 1813? Kijk op www.landschapoverijssel.nl of neem contact met ons op.
Sfeerbeeld Gedachtenishoek.
nog niet klaar, maar een uitdrukkelijke voorwaarde bij de overdracht was dat het naar de oorspronkelijke bedoeling zou worden afgewerkt en onder dezelfde naam in stand zou worden gehouden. De inmiddels al enigszins verweerde leeuw bleef staan, maar kreeg voortdurend te maken met baldadigheid en vernieling. In 1934 werd hij daarom vervangen door een zittend exemplaar, gemaakt door de beeldhouwer Gijs Jacobs van den Hof. Al in 1928 had de in dat jaar overleden stichter van de Oranjebond, jhr. Johan Hora Siccama van de Harkstede, een geldbedrag bestemd voor de oprichting van het nieuwe monument. In de loop der jaren begon het park aan kwaliteit in te boeten. De oorspronkelijke aanplant stierf af en in de lanen begonnen bomen te groeien die er van origine niet thuishoorden. Al vrij snel nadat Landschap Overijssel in 2001 het park had overgenomen van Boreas - een werkmaatschappij van Arcadis, zoals de Heidemij was gaan heten - ontstonden de eerste plannen voor herstel. Een mooie aanleiding vormde het honderdjarig bestaan van het park in 2013 en dus tegelijkertijd het tweehonderdjarig bestaan van het Koninkrijk der Nederlanden.
Aan de vooravond Aan de vooravond van het herdenkingsjaar 2013 zijn de plannen reeds ver gevorderd. De leeuw heeft
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 33
weer letterlijk en figuurlijk een centrale functie en wel als middelpunt van de assen van het park. Ook de hernieuwde ‘Gedachtenishoek’, in het hart van het sterrenbos, krijgt een meer prominente entree. De plek wordt begrensd door het binnenste, volledig uit Amerikaanse eik bestaande vierkant van het sterrenbos. De plantvakken binnen het vierkant stonden vol met naaldbomen ten behoeve van de houtproductie, maar die zijn inmiddels allemaal gekapt. Zo ontstond een volkomen lege ruimte, te midden van het donkere bos. Midden in de ruimte staan oorspronkelijke bomen van bijzondere soorten, zoals die honderd jaar geleden werden aangeplant. Zij ‘bewaken’ de lege ruimte, die de komende jaren weer gevuld gaat worden met gedachtenisbomen. Ook de toegangen tot de Gedachtenishoek hebben een impuls gekregen. Van de kant van het restaurant wordt deze plaats ingeleid door de geheel vernieuwde, strak met beuken beplante TrompZijlingalaan. Om de hoek voor iedereen toegankelijk te maken worden aan de Ommerweg parkeerplaatsen voor mindervaliden aangelegd en komt er ook een rolstoelpad. Behalve naar gezonde en afwisselende bossen streeft Landschap Overijssel op de Lemelerberg ook naar vitale heide, waar gezonde populaties van onder andere de zandhagedis voorkomen en waar ook Å
Lanen en paden Kenmerkend voor het park met een omvang van ruim 160 hectare zijn de vele paden, lanen en wegen die worden begeleid door laanbeplanting of bomenrijen. Midden door het park lopen enkele kaarsrechte lanen, die samen met het orthogonaal (rechthoekig) opgezette sterrenbos een klassiek onderdeel vormen. Twee van de rechte lanen zijn gericht op het monument van de leeuw. De tegenwoordige Tromp-Zeilingalaan vormt daarbij een verbinding tussen de leeuw en een ander monument, de zogeheten Gedachtenishoek. Het overige deel van het park is minder formeel en meer landschappelijk aangelegd. Het kent ronde vormen en bochtige paden.
14-12-12 08:26
34
1 6 5
2 3
Schaapskudde over de heide.
4 7
1
Lanen, met in roze de herstelde lanen. De bruine lijnen geven lanen en paden aan met een naam.
Lanen, een weg, een hoogte en hun naam 1 F.B.’s Jacobweg - F.B.’s Jacob (1850-1935), burgemeester van Rotterdam 2 F.B. Löhnislaan - F.B. Löhnis (1851-1927), directeur der Maatschappij van Weldadigheid 3 A.W.J.J. Baron van Nagell-laan - A.W.J.J. Baron van Nagell (1851-1936), burgemeester van Barneveld 4 Jhr. Hora Siccama hoogte - Jhr. J. Hora Siccama van de Harkstede (1853-1928), oprichter van de Oranjebond van Orde
5 Mej. v.d. Huchtlaan - Mej. B.L.W.van der Hucht (18311927), presidente van de Kwartguldenvereniging 6 Mr. Dr. W.C.A. Baron van Vredenburchlaan - Mr. Dr. W.C.A. Baron van Vredenburchlaan (1866-1948), lid Algemene Rekenkamer en voorzitter Nederlandse Adelsvereeniging 7 Tromp-Zeilingalaan - familie Tromp-Zeilinga droeg in 2011 middels een legaat bij aan de opknapbeurt voor Park 1813.
ruimte is voor het zo typerende jeneverbesstruweel. Hiervoor zijn grote en vooral aaneengesloten stukken heide nodig. Sommige bospercelen die zorgden voor geïsoleerde heidegebiedjes werden daarom gekapt. De herder en zijn kudde met ruim 400 schapen hebben weer volop ruimte en werk, want zij houden de heide in stand. Bij de plannen voor de ‘heidekoppeling’ wordt echter ook rekening gehouden met de cultuurhistorie. Hoewel over het oorspronkelijke ontwerp maar weinig is overgeleverd, laat het verleden van het landschap op de Lemelerberg zich nog steeds lezen. De typerende combinatie van rechte en slingerende paden, de rechte en de gebogen lanen, de zichtlijnen, het sterrenbos en de met houten hekken begrensde panoramapunten blijven intact. Een gevolg van de heidekoppeling is ook, dat de panoramapunten onderling weer in contact staan. Vergezichten op de wijde omgeving – in het westen tot aan Zwolle en in het oosten tot aan Duitsland - zijn hiermee hersteld. Zo geeft de herinnering aan 1913 en 1813 in het jubileumjaar van Landschap Overijssel een krachtige impuls voor de toekomst! Å
Een wandeling in 1919 In een gids uit 1919 wordt een wandeling beschreven langs ‘de Leeuw’ naar Lemele, waarbij eerst nog ‘den grooten steen’, een overblijfsel uit de ijstijden, wordt gepasseerd. ‘Deze steen, bijna 11 meter in omvang en 2.70 meter hoog, bestaat uit zand en klei, terwijl er zich sporen van metalen, lood, koper, ijzer en tin, in bevinden.’ In de buurt bevonden zich ook twee bronnen, waaronder de Blikken Fontein, vlakbij de steen. ‘Een goed voetpad’, aldus de gids, ‘voert ons verder langs den oostrand van den berg, waar nog steeds de geheel oostelijke vlakte voor ons open ligt; aan het pad kunt ge merken, dat ge in een terrein zijt gekomen, dat in ontginning is.’ De leeuw moest een prominente plaats krijgen in een park ‘met olmen en iepen, beuken en eiken, dat een waardig nationaal monument moge worden onder de hoede der Nederlandsche Heidemaatschappij.’
Oude wandelkaart van Park 1813.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 34
14-12-12 08:26
ADVERTENTIE
35
Park 1813, een cultuurhistorische parel Help Landschap Overijssel deze parels te behouden
Hof Espelo (foto Ruud Ploeg).
Boomgaard gefotografeerd door Ruud Ploeg.
Narcissen voor de Horte (foto Ruud Ploeg)
Als liefhebber van cultuurhistorie en natuur & landschap weet u als geen ander hoe waardevol bijzondere plekjes als Park 1813 zijn in Overijssel. U kunt op de voorgaande pagina’s meer lezen over dit bijzondere park. Landschap Overijssel deelt uw belangstelling en draagt zorg voor deze bijzondere en unieke plekken in onze mooie provincie.
Grenssteen Aamsveen (foto Ruud Ploeg).
Steun ons! Erve Groot Brunink, nabij Enschede.
aast natuur&landschap beheert Landschap Overijssel ook historische landgoederen voor u, zoals Hof Espelo bij Enschede en Landgoed De Horte bij Dalfsen. Unieke plekken met een kleurrijke geschiedenis en prachtige natuur. Landschap Overijssel houdt deze plekken, maar ook eeuwenoude boerderijen als Groot Brunink met hun fraaie erven en natuur, voor u in stand. Onze aandacht gaat niet alleen uit naar grote cultuurhistorische elementen. Ook kleine elementen als grenspalen, aardappelkelders of bijzondere begraafplaatsen zijn bij ons in goede handen. En laten we niet de karakteristieke en cultuurhistorische houtwallen, poelen, eikenbosjes en boomgaarden vergeten. Zij geven de verschillende streken in Overijssel ieder hun
N
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 35
eigen karakter en vertellen een uniek verhaal over de streek en de gebruiken. Landschap Overijssel draagt bij om ook deze groene elementen in goede conditie te houden en te behouden voor de toekomst. En dat allemaal bij u in de buurt.
Landschap Overijssel Al tachtig jaar beschermt, beheert en ontwikkelt Landschap Overijssel prachtige natuur en cultureel erfgoed. Daardoor kunt u ervan genieten. Hopelijk blijft het niet alleen bij genieten. We hebben u ook hard nodig om ervoor te zorgen dat natuur&landschap en ons erfgoed bewaard blijven. Helpt u ons mee al dat moois te beschermen en te behouden voor de toekomst? Å
Steun ons voor slechts €20,- per jaar Het kost veel geld om het mooie Overijsselse landschap te beheren. Steunt u ons daarom? Zo draagt u bijvoorbeeld bij aan het herstel van Park 1813 en al die andere cultuurhistorische elementen in Overijssel. Voor slechts €20,- per jaar helpt u ons natuur & landschap in Overijssel te beschermen. En u krijgt er veel mooie cadeaus voor terug! Kijk op de www. landschapoverijssel.nl hoe u mee kunt helpen en meldt u aan als donateur. Uw hulp is hard nodig. Als donateur ontvangt u maar liefst vier keer per jaar ons mooie tijdschrift Natuurlijk Overijssel gratis. Bovendien krijgt u gratis entree bij al onze activiteiten, evenementen en excursies. Maar het mooiste cadeau is dat we met uw hulp onze prachtige natuur kunnen beschermen.
14-12-12 08:26
36
door Tineke Stein-Wilkeshuis
Reiziger op papier en in het verleden Cornelis Wilkeshuis (1896-1982), schrijver voor de jeugd Mijn vader, Cornelis Wilkeshuis, werd in 1896 geboren te Harlingen, in die tijd een kleine bedrijvige havenstad, waar handels- en vissersschepen binnenliepen en weer vertrokken. Hij woonde er, tot hij vertrok naar Terschelling.
‘Cees’ Wilkeshuis, verstokt pijproker.
Harlingen (1954). Schuin stond er nog die paal van d’ophaalbrug, waar ik als jongen vaak naar boven klom: ik zag dan ver en hoe het water glom... maar zuchtend gleed ik eindlijk weer terug: Want sloeg de klok niet van een oude kerk? Om nog te spelen werd het wel te laat, en droomrig ging ik door een stille straat terug naar huis en naar mijn jongenswerk. En stijgt men later naar die lichte sferen, waar klaar als water glanst het pure Zijn, dan blijft ook hier dat stage wederkeren, Eerste jeugdboek, 1934.
Zijn meest bekende boek, 1948.
p de dijk in Harlingen stond het standbeeld de Stenen Man met zijn twee hoofden. Het moest Caspar de Robles voorstellen, de stadhouder van Friesland voor de hertog van Alva. Hij zette zich in voor het herstel van de dijken na de Allerheiligenvloed in 1570, en uit dankbaarheid eerde men hem met een standbeeld.
O
Harlingen, stad van zijn jeugd De inwoners van het stadje voelden zich nauw betrokken bij de natuur: de zee met al zijn gevaren, vissersvrouwen die bij storm op de dijk wachtten op de terugkeer van man en zoon. Ook kende men de angst voor hevig onweer dat vaak lang duurde. ‘De zee neemt het niet aan’ werd dan gezegd, men hing een doek voor de spiegel, hield het geldkistje met de papieren binnen handbereik en op het platte land zetten boerinnen hun glanzende oorijzers af. Immers de bliksem had het op glimmende voorwerpen voorzien, zei men. Ook maakten velen zich zorgen over de aanstaande verschijning van de
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 36
Over het Rampjaar 1672 in 1972.
komeet ‘Halley’, die talloze rampen, mogelijk zelfs de ondergang van de wereld zou veroorzaken. Maar kinderen, onder wie Cornelis en zijn beide zusters, hadden er een gelukkige jeugd. Hun vader had een drukkerij aan de Heiligeweg, waar onder andere een advertentieblad werd uitgegeven. In de er naast gelegen winkel verkocht hij kantoorbenodigdheden. Hij was een vriendelijke, wat dromerige man die graag een praatje maakte en bereid was een ongeletterde klant te helpen bij het schrijven van een kaart of een briefje. Al op elfjarige leeftijd werd Cornelis junior door zijn vader bij het bedrijf ingeschakeld: hij moest de krant rondbrengen en al gauw schreef hij zijn eerste publicatie, een Nieuwjaarsvertelling. Later ging hij onder het pseudoniem Dorus graaggelezen stukjes in het blad schrijven: ‘Brieven van Dorus aan zijn vriend’. Mijn vader liet enkele onuitgegeven gedichtjes over Harlingen na, waarvan er hierna één wordt geciteerd.
dat naar-beneden-moeten in het eind, en van het hart ‘t vergeefse rebelleren, wijl ‘t niet omhoog en niet omlaag kan zijn.
In zijn eerste jeugdboeken, Het gezin aan de veenplas en Een jongen van de zee, die hij tussen 1936 en 1940 schreef, zijn nog veel autobiografische elementen en jeugdervaringen verwerkt. De zee met al zijn uitdagingen en gevaren, het kattenkwaad samen met zijn vriendje Homme, of het nachtelijk onweer waarbij de blikseminslag in een molen voor een spookachtige aanblik zorgde, boden hem nog volop inspiratie toen hij al in Deventer woonde.
Deventer, stad van zijn leven Na het doorlopen van de lagere school in Harlingen en de Rijkskweekschool in Haarlem was mijn vader werkzaam in het onderwijs; eerst op Terschelling, vervolgens in Leeuwarden. Later, vanaf 1932, woonde hij met zijn gezin in Deventer, de stad waarmee hij een bijzondere band kreeg en die hij niet meer zou verlaten. Hij hield van de levendige plaats
14-12-12 08:26
37 De Waag Géén vraagt hier, waar de jaren zijn gebleven, men ziet wel dat ze nog springlevend zijn, en dat er koggen over d’IJssel streven belaân met stokvis, koek en bombazijn. Want jeugdig staat de Waag aan ‘t wijde plein, haar speelse torentjes omhooggeheven, haar ruitjes glinstrend in de zonneschijn, zomer en winter zijn haar glad om ‘t even. Er glijden leeuwtjes langs haar balustrade, de wijzers van haar kleine klok zijn goud, met vrolijk beeldhouwwerk is z’overladen. Mensen en dingen worden spoedig oud, maar moog’ een steen haar leeftijd schalks verraden, zij blijft een meisje, gistren pas getrouwd... Gepubliceerd in: Lofdicht op Deventer.
Collectie De ouders van Cornelis vol trots bij de nieuwe drukpers. Harlingen circa 1920.
met zijn rijke historie, zijn ligging aan de IJssel, de historische binnenstad met oude kerken, huizen, smalle steegjes en rondelen. Hij had het druk met onderwijstaken aan een lagere school, aan Rollecate, waar landbouwhuishoudleraressen werden opgeleid, en aan een avondschool voor een lerarenopleiding bij het nijverheidsonderwijs. Hij doceerde pedagogiek en psychologie en publiceerde daar ook over in vaktijdschriften. Hij was voorstander van openbaar onderwijs en het deed hem dan ook veel genoegen dat later een openbare basisschool aan de Johannes van Vlotenlaan in Deventer zijn naam ging dragen: de Cees Wilkeshuis school.
Schrijven tot diep in de nacht Het schrijfwerk deed hij in zijn vrije tijd. Geen wonder dus, dat hij vele uurtjes doorbracht in ‘het kamertje’, een klein, rommelig vertrek op de begane grond van ons huis. Met verwarde haren zat hij daar vaak tot diep in de nacht achter zijn Remington. Zo kenden ook voorbijgangers hem. Er waren tijden dat wij, mijn broer en ik, hem maar weinig zagen. Maar wilde je een praatje maken, dan had hij tijd voor je. Wel moest je je eerst een weg zien te banen door de tabaksrook, want zoals op veel foto’s te zien is, was mijn vader een verstokt pijproker. Het leek wel of het roken zijn concentratie bevorderde. Zorgvuldig in de jaszak gestopt gingen pijp, tabak en lucifers ook mee naar het werk. Die zorgvuldigheid was overigens maar betrekkelijk, want de pijp was niet altijd goed uit, zodat door het smeulende vuur brandgaten in zijn kleren ontstonden. Eén keer dreigde het uit de hand te lopen toen hij, op de fiets op weg naar zijn werk, door voorbijgangers werd gewaarschuwd: ‘Meneer, meneer u staat in de brand’. Dat voorval kon hij naderhand met veel smaak opdissen.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 37
Geïnspireerd door de geschiedenis Na de oorlogsjaren gingen historische gebeurtenissen steeds meer een inspiratiebron vormen. Ik denk daarbij aan boeken als Vuur over Sumerië, een historisch verhaal over de val van Ur, Tipa, het Incameisje, dat gebaseerd is op een legende uit het oude Incarijk, Kleine Sneeuwveer over de Indiaanse prinses Pocahontas en ook Rook en as over Tristan, over de vulkaanuitbarsting op Tristan da Cunha. Met het boek Patava de holenjongen, waarin het leven van holbewoners in het Zuid-Franse bergland wordt beschreven, heeft hij veel succes gehad. Veel lezers dachten dat hij een zeer bereisd man was, maar niets is minder waar: hij reisde niet graag en het materiaal voor zijn boeken verzamelde hij gewoonlijk door boeken of artikelen over het onderwerp te bestuderen. Het was vooral de Deventer middeleeuwse geschiedenis die hem na aan het hart lag: een aantal boeken, waaronder De spion van Deventer en De gekroonde stokvis spelen zich in Deventer af en geven een prachtig beeld van de stad en zijn bewoners. Ter gelegenheid van de herdruk van dat laatste boek mocht hij in 1963 de culturele prijs van de stad Deventer, de Gulden Adelaar, in ontvangst nemen voor zijn hele oeuvre. Daarnaast is in de verhalenbundels Hoe het vroeger was, Omnibus en Zwart op Wit veel historie van de stad terug te vinden. Voor dit laatste boek, in het Duits vertaald als Die goldene Schatztruhe, werd hem de Oostenrijkse Staatsprijs voor jeugdlectuur toegekend. Naast al die erkenning heeft de waardering van jonge lezers voor zijn boeken hem toch altijd nog de grootste voldoening gegeven. Op 30 april 1982 is mijn vader in Deventer overleden.
Op 26 augustus 2010 kwam SAB Deventer door een schenking van de verzamelaar Willy Hoogstraten in het bezit van diens Wilkeshuis collectie. Het ging om een grote hoeveelheid boeken, artikelen en tijdschriften. Om daarin enige structuur aan te brengen werd een stagiaire aangetrokken, Marleen van der Sluijs, studente Literatuurwetenschap aan de Universiteit van Utrecht. Haar verslag, Stukgelezen boeken; de glorie van een auteur. Over Cornelis Wilkeshuis, is ter inzage aanwezig bij SAB. Å
Met Leonard Roggeveen op de boekenmarkt in de Bijenkorf. Den Haag 1956.
14-12-12 08:26
Een schilderij van de Zwolse stadstekenmeester Adrianus Serné uit 1834. Links de Grote of Sint Michaëlskerk.
38
door Philomène Bloemhoff de Bruijn
Dat Zwolle welig voort mag bleujen/ Dat Zwolle vinnig an mag greujen Een proefschrift over anderhalve eeuw Zwols
Over de auteurs Op 15 november 2012 promoveerde Philomène Bloemhoff - de Bruijn, projectleider streektaal bij de IJsselacademie, aan de Rijksuniversiteit Groningen bij prof. dr. H.W.H. Niebaum (Nedersaksische taal- en letterkunde) op het proefschrift Anderhalve eeuw Zwols. Vocaalveranderingsprocessen in de periode 1838-1972. Goaitsen van der Vliet is projectleider en conservator van de Twentse Taalbank, onderdeel van de Oudheidkamer Twente. Hij ontdekte een bijzondere uitgave met Overijsselse dialecten. Philomène Bloemhoff - de Bruijn geeft hierop, op pagina 40, een reactie waar het gaat om Zwolle.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 38
Het boek is in feite het verslag van een onderzoek naar taalverandering, en daardoor niet echt toegankelijk voor een breed publiek, maar toch zijn met name de beide eerste hoofdstukken voor de geïnteresseerde leek goed te lezen. In een bijlage zijn voor de liefhebber van het negentiende-eeuwse Zwols alle besproken teksten in zijn geheel te vinden. n hoofdstuk 1 wordt een korte impressie gegeven van het leven in de negentiende-eeuwse stad en de positie van het Zwols in de samenleving van toen en nu. Enkele kenmerkende elementen van het Zwols als stadstaal worden gegeven en ook wordt ingegaan op de taalverschillen tussen de taal van de binnenstad en die van enkele andere wijken. Vervolgens worden de negentiende-eeuwse verhalen en gedichten, waarvan de meeste zijn gebruikt voor het vergelijkende onderzoek, één voor één besproken.
I
Daarna volgen de bronnen voor het hedendaagse Zwols. Hoofdstuk 2 handelt over wijzigingen die werden gevonden na vergelijking van het hedendaagse Zwols met de taal van de oudere schriftelijke bronnen. Het bleek daarbij vooral te gaan om woorden en uitdrukkingen die verouderd raakten en om betekenissen die verdwenen. Opvallend zijn de wijzigingen binnen de categorie van de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden. I’j en ow (2e pers.
14-12-12 08:26
Ph. Bloemhoff-De Bruijn, Anderhalve eeuw Zwols. Vocaalveranderingsprocessen in de periode 1838-1972 is een uitgave van de IJsselacademie. Het boek is te bestellen via de website van de IJsselacademie of bij de boekhandel: ISBN 978-90-6697-228-5. In de Volkskrant van 23 november 2012 werd dit boek in een artikel over regionale geschiedenissen uitverkoren als dé ‘must-read’ voor Overijssel.
enk.) werden ingeruild voor ie en oe, i’jlu en owlu (2e pers. mv.) voor jullie, ie (3e pers. enk.) voor ij, aar(lu) (3e pers. mv.) voor un(nie) en mi’j/mie (bez. vnw.) werd mien. Vervolgens worden de verschillende vocaalveranderingen besproken.
Vocaalveranderingen Centraal in het onderzoek staat echter een ander type veranderingen. Dat zijn de wijzigingen die zich bij de vocalen (de klinkers) van het Zwols hebben voorgedaan. Enkele voorbeelden: zeen ‘zien’, neet ‘niet’ worden thans uitgesproken met een ie: zien, niet; waor ‘waar’, jaor ‘jaar’ met een öö: wöör, jöör. In de loop van 150 jaar is de ee van zeen, neet, in de klinkerruimte verhoogd tot ie en de ao van waor, jaor is naar voren geschoven en een öö geworden. In totaal worden in deze studie acht klinkerveranderingen besproken. Van elk van deze wijzigingen wordt nagegaan: wat de aard van de verandering is (verhoging, palatalisering, diftongering, verkorting, verlenging),of is vast te stellen wanneer deze heeft plaatsgevonden, of de verandering uitsluitend heeft plaatsgevonden in een bepaalde fonologische context; wat de herkomst is van de veranderende vocaal; hoe de geografische context van het verschijnsel eruit ziet en of de standaardtaal een rol in het veranderingsproces heeft gespeeld. Nadat alle vocaalveranderingen aan de orde zijn geweest, wordt een nadere analyse van de verschillende verschuivingen gegeven en wordt nagegaan of de veranderingen elkaar hebben beïnvloed of veroorzaakt. Dat blijkt niet het geval te zijn. Aan deze conclusie worden er in het laatste hoofdstuk van het boek nog een aantal toegevoegd. Eén ervan is dat de invloed van de standaardtaal de veranderingsprocessen niet heeft veroorzaakt, maar soms in negatieve of positieve zin wel heeft beïnvloed.
De aanvang van de Klaeppermans Ny-jaors-Zegenwens (1840), een nieuwjaarswens die Leonard van Laar (1826-1898) op veertienjarige leeftijd voor de kleppermannen schreef. Van deze auteur is ook een Nieuwjaarswensch bekend uit 1877, en daarnaast de Breef van mi’j an de Hoogeváeners en het kolderieke gedicht Wanhopige Triene. Al deze teksten zijn te vinden in bijlage 1 van het boek. De titel van dit stuk is genomen uit zijn eerste nieuwjaarswens.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 39
Betekenisveranderingen Opvallend zijn de betekenisveranderingen bij enkele woorden die in de negentiende-eeuwse bronnen als bijwoord een hoge graad aanduidden, maar thans uitsluitend als bijvoeglijk naamwoord of bijwoord een eigenschap noemen. Dat geldt onder meer voor braaf, ellendig en vinnig, zoals de volgende voorbeeldzinnen laten zien. Braaf (gespeld als brâef of braef): Lachten ze oew niet brâef uut en heij niet un boel mutten lieden? ‘Lachten ze jou niet erg uit en heb je niet veel moeten doorstaan?’ De eileuver dee toe overal braef zien best.
39 ‘De ooievaar deed toen overal erg zijn best’. Ellendig: ’k Was strâeks, ’n hallef uur verlèden, Nog zoo ellendig best te vrèden ‘k Was straks, ’n half uur geleden nog zo heel best tevreden’. Vinnig (in drie teksten van de auteur Leonard van Laar): Dat Zwolle welig voort mag bleujen/ Dat Zwolle vinnig an mag greujen. ‘Dat Zwolle welig verder mag bloeien/ Dat Zwolle flink aan mag groeien’. Van dâege zui’w ons vinnig tieren,/ En mâergen krie’w het veur de nieren. ‘Vandaag zullen we nog hard aan het werk zijn,/ En morgen krijgen we last van de nieren’.
door Goaitsen van der Vliet
De Twentse Taalbank ‘Wel wat in de kaste hef, zit nich verleagn’ Op grond van een voorstel van de auteur startte de Vereniging Oudheidkamer Twente het project Twentse Taalbank, bedoeld om te redden wat er nog te redden valt aan geschriften en opnames in het Twents. Een subsidie van de Mondriaan Stichting voor een projectplan resulteerde in juni 2010 in het rapport Ontwikkeling Twentse Taalbank en de toezeggingen van deze stichting en de Provincie Overijssel om het project tot vier jaar financieel mogelijk te maken. Per 1 september 2010 was de Twentse Taalbank een feit en konden we beginnen aan onze vijf kerntaken: het vinden, in kaart brengen, verzamelen, behouden en toegankelijk maken van alle mogelijke uitingen in en over de streektaal van Twente. Ook vrijwilligers en andere betrokkenen kunnen hier een steentje bijdragen. Voor het in kaart brengen van het gevondene -auteurs, geschriften en geluidsopnames -is het afgelopen jaar een geavanceerde ‘online database’ ontwikkeld, die via computer, laptop, tablet en zelfs smart phone kan worden aangesproken en van gegevens voorzien. We stellen dit systeem graag beschikbaar aan andere regio’s die een streektaalbank willen opzetten. De inventarisatie zelf is deels een inhaalslag. Over Twentstalige grammofoonplaten bijvoorbeeld, was tot voor kort nauwelijks iets te vinden. Ondertussen beschikken we over honderden (gedigitaliseerde) nummers van de laatste veertig jaar. Een nog groter onontgonnen gebied is dat van de Twentstalige geschriften. Het leeuwendeel ervan is al lang vergeten en moeilijk te vinden. Vanzelfsprekend zijn we onze inventarisatie begonnen met de grote eigen collectie van de Oudheidkamer Twente die bij het museum TwentseWelle is ondergebracht. Daarnaast zijn er veel Twentse teksten die we níet voor het grijpen hebben, maar die zich elders in het land bevinden. Al het door de Twentse Taalbank verkregen materiaal wordt toegevoegd aan
de collectie van de Oudheidkamer Twente. Een belangrijk deel van van de verworven materialen wordt publiek gemaakt. Fysiek, door objecten in bruikleen te geven aan openbare collecties, en inhoudelijk, door ze in digitale vorm beschikbaar te stellen en er artikelen en uitgaven aan te wijden. Op dit moment werken we aan de website waar de wereld straks kennis kan nemen van een paar eeuwen Twents, in woord en gebruik. Na de jaarwisseling wordt deze verbonden met de databank waarin we alles vastleggen. Twentse teksten kunnen er worden gelezen of beluisterd. Er kunnen allerlei overzichten worden gemaakt van auteurs en taaluitingen van waaruit dan weer beschrijvingen en afbeeldingen zijn op te roepen. Lang vergeten streektaalauteurs krijgen de aandacht die ze verdienen. Als een monument voor een oude volkstaal. Zie ook www.twentsetaalbank.nl
Zwols uit de zeventiende eeuw? De plannen voor de Twentse Taalbank kwamen voor een deel voort uit vondsten die ik deed in 2008, toen ik was begonnen aan een boek over de Twentse taal- en letterkunde in de negentiende eeuw. Het wereldwijde web bleek daarbij een uitstekend hulpmiddel. Zo stuitte ik op een Proeve eener bibliographie der Nederlandsche dialecten. Bewerkt door Louis D. Petit, Conservator bij de Bibliotheek der Rijks-Universiteit te Leiden. Eén titel trok mijn bijzondere aandacht: Zestienregelige verzen in den tongval van twaalf Overijsselsche steden. Met penteekeningen van deze steden. Handschrift in drukletters uit de 17e eeuw. 24 blz. 80. obl. Het boekje bleek vervolgens ook te vinden in de online catalogus van de Leidse Universiteitsbibliotheek als ms. LTK Å
14-12-12 08:26
Leidse Universiteitsbibliotheek, ms. LTK 114, f003v en f004r.
40
114. Verdere zoekacties leverden niets op, zodat er mogelijk nog niets van was gepubliceerd. Dat was verbazingwekkend, omdat er aan Overijsselse dialectteksten uit de 17e eeuw niet veel meer is overgeleverd dan de Over-Ysselsche Boere-Vryagie van 1641. Onlangs heeft de Twentse Taalbank het boekje laten scannen, in hoge resolutie om publicatie van onderdelen mogelijk te maken. De twaalf vereeuwigde ‘Overijsselsche steden’ lagen jammer genoeg alle buiten Twente, dat in de 17e eeuw regelmatig oorlogsgebied was. Het handschrift op zich is er natuurlijk niet minder interessant om. Niet bekend is van wie de teksten en de tekeningen zijn. Ook een exacte datering ontbreekt. Het boekje was in het bezit van de in Zwolle geboren Meinard Tydeman (1741-1820), die er de titel Gezichten van de steden van Overijssel aan gaf. Zijn zoon Hendrik Willem Tydeman (1778-1863), eveneens hoogleraar, schonk het aan de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.
Een publicatie over en van de twaalf Zestienregelige verzen en de bijbehorende Penteekeningen is in voorbereiding. Als voorproefje, ter gelegenheid van de aandacht elders in dit nummer voor het proefschrift Anderhalve eeuw Zwols van Philomène Bloemhoff-de Bruijn, staan hierbij de tekening en de bijbehorende tekst van Zwolle afgebeeld. Aan haar dan ook de vraag wat haar eerste indruk is van de weergegeven taal, die nog anderhalve eeuw vroeger is gedateerd dan de oudste Zwolse bron van haar studie: “Erg Zwols komt me de tekst naast de tekening van Zwolle helaas niet voor. Faarken, waarken hebben in het Zwols geen lange aa en hebben die zeer waarschijnlijk ook eeuwen terug in deze woorden niet gehad. Kum(m) in regel 1 en 5 zou kom moeten zijn, en gief (regel 2) gèèf of eventueel gef. Evert is ook nu nog Èvert (regel 15), en mit (regel 9) is met. De taal lijkt veel meer op die van Oldemarkt (een plaats die ook in het bundeltje voorkomt) dan op Zwols.”
Duidelijk is in ieder geval, dat er nog heel wat te onderzoeken valt. Zoals het auteurschap, de betekenis, de datering en de latere lotgevallen van het boekje. En vooral ook, door vergelijking van de twaalf teksten met elkaar en met latere teksten uit de betreffende steden en stadjes, hoe serieus de maker zijn taak opvatte bij het weergeven van de plaatselijke tongvallen. Waarna we vast weer iets meer kunnen zeggen over de taalontwikkeling in het Overijssel van een paar eeuwen geleden. Bij dit onderzoek moeten we niet alleen rekening houden met een eventueel andere datering van (met name) de teksten in het boekje, maar ook met de mogelijkheid dat de verkeerde tekst bij het plaatje van Zwolle terechtgekomen is. Niet alleen de taal en de vermelding van de Sint-Lambertusmarkt wijzen in die richting, ook de naam Evert Keetel. Volgens de plaatselijke volkstelling van 1795 was iemand met die naam kastelein in, jawel, Oldemarkt. Kortom: een bijzonder interessante bijvangst van de Twentse Taalbank. Elsijn kumm’ ries gauw van ‘t Faarken; Gief het nog wet Kroggen-Maeel: ‘k Sal veur dat dink niet langer waarken, ‘t Is rontum nog al even kael. Kum an ik loop ries na Jan Raechies; Die Man is selver Slagters Baas: Daar op te Maark daar staan zijn Maechies, En maeken daar en groot geraas. Mijn Vaeder mit mijn Nigte Stijne; Gaan maargen na sunt Lamers-Maark: Maar ik bin by mijn Meuje Trijne, Want ik heb’ alle daegen waark. Ik weyd’ en Koe veur Doktor Tittel; En veur Juffer Spanjers Breur, Die wortte slagt tut Evert Keetel, Kijk taar staat hy veur de Deur.
ries = eens (Fries: ris) kroggen-maeel = wikkemeel? (Middelnederlands crocke = wikke) sunt Lamers-Maark = Sint-Lambertusmarkt (sinds 1437 in Oldemarkt) meuje = tante
Hierboven de eerste bladzijde van de Twentsch-Taalige en andere taalkundige aantekeningen van de Bornse hoofdonderwijzer G.H. te Velthuis (1823-1891) uit de collectie van het Meertens Instituut. Dit was al de vijfde ontdekking van een nog niet eerder vermelde of gepubliceerde lijst van Twentse woorden en uitdrukkingen, na de Woordenlijst van het Twentsch dialect van J.H. Behrns (1803-1883), de Denekamper Woordenschat van W.H. Dingeldein (1894-1953), de Oertwensche woorden van A. Velthuis-Veldman (1893-1986) en de Hengelose Woordenverzameling van Georg Huzink (1884-1962).
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 40
Letterlijke vertaling: Elsje kom gauw van dat varken af; / Geef het nog wat wikkemeel: / Ik werk niet langer voor dat beest, / ‘t Is rondom al zo goed als kaal. // Komaan, ik loop maar ‘ns naar Jan Radjes; / Die is zelfstandig slager: / Daar op de Markt staan zijn (dienst)meisjes, / Een hoop kabaal te maken. // Mijn vader en mijn nicht Stijne; / Gaan morgen naar de SintLambertusmarkt: / Maar ik ben bij mijn tante Trijne, / Want ik heb alle dagen werk. // Ik weid een koe voor dokter Tittel; / En voor juffrouw Spanjers broer, / Die wordt geslacht bij Evert Keetel, / Kijk daar staat hij Å voor de deur.
14-12-12 08:26
41
door Wim Coster ‘Vertrek van de Rusluie uit Vriezenveen’ door de Vriezenveense schilder Bernard Jaspers Fayer (1903-1979). Collectie Historisch Museum Vriezenveen.
Overijssel en de Russen In 2013 krijgen de lange historische betrekkingen tussen Nederland en Rusland gedurende het gehele jaar aandacht door tal van festiviteiten en publicaties. De eerste contacten tussen beide landen dateren al uit de Middeleeuwen, toen in het Noord-Russische Novgorod één van de vier kantoren van de Hanze was gevestigd. Ook Overijsselse steden als Deventer, Zwolle en Kampen hadden dus, zij het soms indirecte, handelsbetrekkingen met het land van de tsaren.
en directe band tussen Overijssel en Rusland ontstond in het begin van de achttiende eeuw toen Vriezenveense kooplieden, die later bekend zouden worden als ‘de Rusluie’, naar Petersburg trokken en zich daar ook vestigden. Zij dreven handel in textiel, maar ook in wijn, tabak, thee, cacao en bloemen. Aan het hof van de tsaren waren zij graag geziene gasten, tot de Russische Revolutie van 1917 een einde maakte aan hun bestaan in Rusland. Een geheel ander contact met Rusland en de Oekraïne ontstond in november 1813, toen kozakken hier op hun kleine paardjes de grens overtrokken om ook Overijssel te bevrijden van de Fransen. In die zin is het jaar 2013 - hoe toevallig ook gekozen, na een staatsbezoek van de toenmalige premier Balkenende, eind 2007 - een mooie aanleiding voor een herdenking. Een andere reden zou kunnen zijn dat honderd jaar geleden in Leiden de eerste hoogleraar in de slavistiek in Nederland werd benoemd. Het was de in Delden geboren domineeszoon Nicolaas van Wijk (18801941), die zijn jeugd doorbracht in Zwolle en daar in 1898 ook eindexamen deed voor het gymnasium. De ‘grande dame’ van het Russische onderwijs in Nederland, de lerares Margreet van Brink, zette de taal sinds 1971 in Deventer op het programma van de school waar zij werkzaam was. In die stad, vanwege het rode karakter ook wel ‘Moskou aan de IJssel’ genoemd, zal het Nederland-
E
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 41
Het voorplat van Hoofdmomenten der Russiese letterkunde door Nicolaas van Wijk, 1919.
Ruslandjaar extra aandacht krijgen. Net als in Vriezenveen, waar vooral het Historisch Museum en de Koninklijke Vriezenveense Harmonie actief zijn bij het uitwerken van ideeën. Het Museum kent al geruime tijd een complete afdeling over de ‘Rusluie’. De Harmonie is een ‘uithangbord’ voor de Gemeente Twenterand, waarbinnen Vriezenveen ligt, en heeft goede contacten gelegd voor een optreden in Sint Petersburg in 2013. Commissaris van de Koningin Ank Bijleveld heeft het belang van de culturele uitwisseling onderstreept. Verschillende bedrijven
Het land van de leeuw, een verhaal op basis van herinneringen van de Zwolse soldaat van Napoleon Jan Willem van Wetering.
uit de gemeente werken mee om een aantal ideeën ook daadwerkelijk uit te voeren. Een bijzonder evenement in 2013 is een fietstocht van 2400 kilometer van Vriezenveen naar Sint Petersburg. Op het gebied van onderwijs heeft Hogeschool Saxion uit Enschede laten weten mee te willen werken. Ook werd de Stichting Twente - Rusland 2013 opgericht, een gezamenlijk initiatief van het bedrijfsleven, de culturele sector, de sport, het onderwijs en de overheid. Informatie: Stichting Rusland Twente 2013: info@ruslandtwente2013.nl. Å
14-12-12 08:26
42
Hanzeboog, treinhistorie en -
Op zaterdag 4 juni 1864 werd er feest gevierd aan de IJssel: de treinverbinding tussen Utrecht en Zwolle was voltooid. De spoorbrug over de rivier, waarvoor minister Thorbecke op 7 oktober 1862 de eerste steen had gelegd, was de eerste vaste oeververbinding op deze plek. Om 15.35 uur op die 4de juni in 1864 arriveerde, onder de tonen van het Stedelijk Muziekkorps, de eerste, feestelijk versierde, stoomtrein uit de richting Utrecht. De stad had er lang op moeten wachten, want al in 1845 werden de eerste plannen voor de Overijsselsche Spoorweg Maatschappij (OSM) gepresenteerd; maar die waren op niets uitgelopen. De uiteindelijke verbinding kwam tot stand dankzij de Nederlandsche Centraal Spoorwegmaatschappij (NCS). Van een gecombineerde trein- en verkeersbrug was het niet gekomen. Een vaste oeververbinding op die plek werd, onder andere vanwege de geringe omvang van het wegtransport, niet urgent geacht. Tot 1930 fungeerde nog het Katerveer, even verderop stroomafwaarts. Pas toen kwam er bij Zwolle een brug over de IJssel, in 1970 gevolgd door een tweede.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 42
14-12-12 08:26
43
n -geluiden
Treingeluiden Van alle eerste keren herinner ik mij ook de trein. We moesten in Zwolle zijn voor nieuwe zondagse kleren. En achter de lijn op het perron mocht ik ab-so-luut niet komen, want daar werd je meegezogen; de gruweldood op het station. Op zaterdag 8 december 2012 was er wederom feest ter gelegenheid van een nieuwe treinverbinding: de lijn tussen Zwolle en Lelystad, de Hanzelijn, werd voor het publiek geopend. Twee dagen eerder had koningin Beatrix de officiële opening verricht. De oude brug uit 1864 was toen al niet meer te zien, want die was in september 2011 gedemonteerd. Wat restte, was de plaquette die in 1862 was aangebracht ter herinnering aan de eerste steenlegging door minister Thorbecke. Precies anderhalve eeuw nadien werd dit gedenkteken, gerestaureerd en geflankeerd door twee hefwielen op een pijler van de oude brug, opnieuw onthuld. Zo vonden, twee maanden voor de opening van de nieuwe brug, historie en toekomst elkaar.
Foto: John Davids Fotografie, 2011. www.johndavids.nl
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 43
Moederangst, herinneringen over ‘t voorbijgaan der dingen, tijdens mijn gang naar een trein. Achter de streep is het dringen, wachtend op rails die gaan zingen voor onze vorstin en de Hanzelijn. Dick Schlüter Dichter bij Overijssel (Geschreven ter gelegenheid van de opening van de Hanzelijn op 6 december 2012 door koningin Beatrix.)
14-12-12 08:26
44
door Clemens Hogenstijn en Arnold Gevers
De kaart van Overijssel v In 1648 kwam Zwollenaar Nicolaas ten Have (1604-1650) met een nieuwe kaart van het grondgebied van de provincie Overijssel. Andere cartografen hadden Overijssel al eerder in kaart gebracht en velen zouden Ten Have nog volgen. Zijn kartering van ‘Transisalania’, dat wil zeggen Overijssel, bleef echter een bijzondere en unieke uitgave. Ongeveer 175 jaar lang zou deze kaart, vervaardigd in opdracht van Ridderschap en Steden ofwel de regering van het gewest, dé kaart van Overijssel blijven.
De grote versie van de kaart van Ten Have, zoals opgenomen in de reuzenatlas van ‘de Grote Keurvorst’, Friedrich Wilhelm I van Brandenburg (1620-1688). Deze zogeheten reuzenatlas – in de collectie van de Staatsbibliotheek in Berlijn – staat ook bekend als de ‘Mauritiusatlas’, naar de opdrachtgever ervan, graaf Johan Maurits van Nassau-Siegen, bijgenaamd ‘De Braziliaan’ (1604-1679).
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 44
n 1648 was met de Vrede van Munster eindelijk een einde gekomen aan een oorlogstoestand, die gewoonlijk de Tachtigjarige Oorlog wordt genoemd. Binnen de Republiek der Verenigde Nederlanden was nu ook de status van Overijssel als een van de zeven zelfstandige gewesten duidelijk geworden. Voortaan zou er hier één provinciale regering zijn en bestonden er duidelijke bestuurlijke
I
en politieke verhoudingen. Nieuwe perspectieven op de herleving van ambacht en handel, verkeer en vervoer openden zich.
Verschillende functies Bestaande kaarten bleken verouderd te zijn en voldeden daarom niet meer. De grenzen van het gewest moesten voortaan ondubbelzinnig vaststaan;
14-12-12 08:27
45
l van Nicolaas ten Have zowel extern, met de omliggende territoria, als intern tussen de onderscheidene bestanddelen. Ridderschap en Steden wisten precies in welke vorm zij zich een nieuwe kartering wensten: die van een landtafereel of landtafel. Een dergelijke vorm bood een representatieve voorstelling van een gebied met een rijke detaillering en een schilderachtig karakter. Al in de zestiende eeuw waren schilders daarmee begonnen en in de zeventiende eeuw namen cartografen die manier en die rol over. Zij voorzagen de landtafels van fraaie decoratieve titels, maatstokken, legenda, detailkaarten, gedrukte toelichtingen, pittoresk weergegeven personen, verwijzingen naar de regionale folklore, klederdrachten en middelen van bestaan. Landtaferelen steunden de wetenschap en de praktijk van het alledaagse leven, ze boden esthetisch genot en dienden om de provincie en haar regeringsleden te representeren. Een harde politieke functie, het uitdragen van gewestelijke territoriale pretenties, ontbrak evenmin. Als het om Overijssel ging, was dit een delicaat onderwerp. Immers, met Friesland, Drenthe en Gelderland hadden zich in het verleden regelmatig grensconflicten voorgedaan, waarbij Overijssel zelf ook een actieve rol speelde. Zo was er al eens een kaart verschenen waarop heel Drenthe bij Overijssel werd gerekend. Op hun beurt kwamen de Drenten met een kaart waarin zij een deel van het kwartier van Vollenhove claimden. Naar aanleiding van een conflict rond het landgoed de Eze bij Steenwijk drongen betrokkenen er bij Ridderschap en Steden op aan een kaart te laten vervaardigen die de correcte situatie zou weergeven. Daarop werd besloten ‘een betere ende perfecte lantcaerte van dese provintie’ te laten maken. Ook Overijssel moest een eigen landtafereel krijgen. Nicolaas ten Have, conrector van de Latijnse School in Zwolle, werd gezien als een persoon die zoiets zeker kon vervaardigen, hoewel hij geen professionele cartograaf was. Zaak was ook, dat de gewestelijke pretenties op het grondgebied van de provincie door middel van die kaart tot uitdrukking moesten komen. Ten Have kreeg de opdracht in 1639 en het duurde daarna nog een aantal jaren voor hij klaar was met zijn werk. Die tijd had hij nodig om door de hele provincie opmetingen te verrichten en de juiste stand van zaken te registreren. Hij kweet zich uitstekend van zijn taak en omdat het een opdracht betrof van Ridderschap en Steden kreeg zijn kaart direct publiek gezag.
Ook van de tweede en derde staat zijn niet veel exemplaren overgebleven. Wel is er nog een redelijk aantal exemplaren van de vierde staat. De grote kaart van Overijssel was gedrukt op vier dubbelfoliobladen;
aan elkaar geplakt besloegen ze een oppervlakte van ongeveer 110 x 90 centimeter. Vaak werden dergelijke kaarten aan de bovenkant en van onderen bevestigd aan een stok en werden ze daarna met een touw aan
Plattegrond van de stad Kampen, door Ten Have gebruikt als versiering.
Drukken en versies Het resultaat, het landtafereel, dus de kaart met bijwerk, is in zijn ‘eerste staat’ of eerste druk slechts bewaard gebleven in enkele reuzenatlassen. Å
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 45
Plattegrond van de stad Zwolle, met rechts een gedeelte van de militaire linie in de richting van de IJssel.
14-12-12 08:27
46
Plattegrond van de stad Deventer, zoals eerst opgenomen op het ‘landtafereel’ en later in de ‘Weghwyser’ van Jan de Lat.
de wand gehangen. Op tal van oude schilderijen is die vorm in interieurs te zien. Meer handzaam was een kleinere versie van de kaart op dubbelfolio. Ook het Overijsselse provinciebestuur betaalde voor het drukken van een kleinere provinciekaart. Een grotere verspreiding, wist men ook toen al, was nuttig voor de bekendheid van de provincie. De kleinere kaarten waren ook populair bij kaartverzamelaars en bij het gebruik in atlassen. De handel in de koperplaten waarmee de kaarten waren gedrukt, zorgde ervoor dat ze ook bij andere drukkers en uitgevers terecht kwamen. Op hun beurt publiceerden ook die de kaart, al dan niet in bewerkte vorm. Deventernaar Jan de Lat, die prenten, kaarten en boeken uitgaf en er ook in handelde, bracht in 1743 een nieuwe versie van Ten Haves kaart op de markt. Als één van de weinigen buiten Amsterdam gaf hij kaarten en atlassen uit en hij plaatste zich daarmee in de grote traditie van Deventer als stad van auteurs, vormgevers, drukkers, uitgevers, boekverkopers, antiquaren, veilingen en bibliotheken. De Lat had in 1724 bij de uitgave van zijn gidsje Weghwyser door de Provintie van Overijssel al gebruik gemaakt van de plaat van de kleine Ten Have. Zijn heruitgave uit 1743 verschilt op diverse plaatsen van de oudere versies en kent een hoge informatiedichtheid . Zo is onder meer een lijstje van havezaten binnen het stadgericht van Vollenhove opgenomen en is er ook een extra kaartje te zien met de postwegen naar Groningen en Leeuwarden. Deze aanpak geeft enerzijds het officiële karakter
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 46
van de kaart weer en biedt anderzijds praktische en toeristische informatie. Het totale beeld is evenwichtig en decoratief. De rivier de IJssel, de drie hoofdsteden Deventer, Kampen en Zwolle, gelegen binnen hun uitgebreide vestingwerken en de grote veengebieden, domineren de kaart. Overeenkomstig de opdracht van Ridderschap en Steden heeft de cartograaf de buiten- en binnengrenzen van het gewest scherp weergegeven. Dat schiep meteen de mogelijkheid om de volledige interne administratieve en rechterlijke indeling van Overijssel in kaart te brengen.
Monument In de reeks provinciekaarten uit de zeventiende eeuw is de kaart van Ten Have een van de laatste, maar ook een van de beste. De kaart was vrij nauwkeurig en kende een voor die tijd uitstekende geografische inhoud. Niet alleen de steden en dorpen stonden erop vermeld, maar ook alle havezaten en minder belangrijke gehuchten, plus de belangrijkste verbindingwegen, wateren, dijken en bos- en veengebieden. Pas toen de militaire topografie een eeuw later begon op te komen, nam de betekenis van de kaart af. Maar nog in het begin van de negentiende eeuw gebruikte het Overijsselse provinciebestuur, bij gebrek aan beter, de kaart om er na de Franse Tijd de gemeentegrenzen op aan te geven. Zo werd deze momentopname uit 1648 een monument. Å
Ten Have Nicolaas ten Have, in 1604 geboren in Zwolle, studeerde eerst in Groningen en Leiden wiskunde en landmeetkunde en daarna theologie in Franeker. Vanaf 1635 was hij conrector aan de Zwolse Latijnse school. In 1639 kreeg hij de opdracht een nauwkeurige kaart van Overijssel te maken. Hoewel het karteringswerk al in 1644 gereed was, werd de kaart pas in 1648 gedrukt. Twee jaar later overleed de cartograaf. Zie voor Ten Have ook www.wieiswieinoverijssel.nl Boven: Het wapen van Nicolaas ten Have, met een wereldbol en drie rode anjers, in het wapenboek van de GeldersOverijsselse studentenvereniging in Leiden.
Over de auteurs en het boek Bij wijze van cadeau ter gelegenheid van zijn afscheid koos jhr. A.J. Gevers - sinds 1973 verbonden aan het Rijksarchief in Overijssel, dat in 2001 onderdeel werd van het Historisch Centrum Overijssel - er voor om zes bij het HCO aanwezige kaarten van Ten Have te laten restaureren. In de zomer van 2012 werd dit specialistische werk uitgevoerd door Atelier Hoogduin in Delft. Dr. C. Hogenstijn, verbonden aan Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek (SAB) in Deventer, schreef Een perfecte lantcaerte van Overijssel. De kaarten van Overijssel door Nicolaas ten Have in het licht van hun tijd, uitgegeven door de IJsselacademie in Kampen. Zie voor dit project ook: www.ijsselacademie.nl.
14-12-12 08:27
47
De kaart van Overijssel onder de titel ‘Transisalania Provincia vulgo Over-yssel’, in 1743 uitgegeven door Jan de Lat, ‘Konst-Kaert en Boekverkoper’ in Deventer. Dit was de vierde staat of druk van de kaart uit 1648. In het boek Een perfecte lantcaerte van Overijssel, door C.M. Hogenstijn samengesteld en geschreven, en uitgegeven door de IJsselacademie in Kampen, is van deze kaart een facsimile opgenomen. Aan weerszijden van de kaart is een ‘Korte Beschryvinge van de Provincie van Over-Yssel’ door Wilhelm Nagge opgenomen. Het was, aldus deze historieschrijver, ‘de seste Provincie van ’t Vrye Vereenigde Nederlandt’ en ‘na het Oosten met het Graefschap Benthem, ende het Bisdom Munster, Zuydwaert met het Graefschap Zutphen, ten Westen met de Veluwe en de Zuyder Zee, van’t Noorden met Frieslant ende Drenthe besloten.’ De IJssel ‘die te voren onbequaem was tot Schepen’ gaf rond 1700 ‘groet gelegentheit tot Neeringe ende Welvaert van de aenliggende Steden en Landen voornamelyken voor de Ingesetenen van Over-Yssel.’ Behalve de IJssel kende de provincie ‘de Rivier de Vechte,welke haren name verliest in ’t Swarte Water, ende nog andere mindere Rivierkens namelijken de Schipbeeke, Reeste, Aa, Dinckel ende Regge dese twee laetste Rivierkens haer verment hebbende met de Vec ht, ook de naeme daarvan behouden.’ Ook langere beschrijvingen door Nagge van de drie IJsselsteden Zwolle, Kampen en Deventer en korte teksten over Hasselt, ‘Genemuyden’, Ommen, ‘Hardenbergh’, ‘Wilssem, Grafhorst ende Gramsberge’, ‘Oldensael’, ‘Ootmarsheym’, Vollenhove, ‘Steenwyk’, ‘Blokzyl’, ‘Cuynre’ en ‘Swarte-Sluis’ werden opgenomen bij de kaart.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 47
Restauratie Het Historisch Centrum Overijssel herbergt zes exemplaren van de grote kaart van Overijssel, uitgegeven door Jan de Lat in 1743. Drie daarvan waren afkomstig uit de verzamelingen van het voormalige Rijksarchief in Overijssel. Eén daarvan had inderdaad altijd aan stokken aan de wand van de Sassenpoort gehangen, toen die middeleeuwse stadspoort als archiefdepot in gebruik was. Verder was er een exemplaar afkomstig van het voormalige Gemeentearchief Zwolle. Uit de verzamelingen van de provinciale bibliotheek kwamen ten slotte nog eens twee exemplaren. Een daarvan was ingelijst en de ander verkeerde in een slechte staat. Gezien het grote formaat en de niet altijd even adequate berging in het verleden was het nodig dat deze zes kaarten - om ze voor de toekomst te behouden - geconserveerd werden. Een specialistisch werk dat plaatsvond in de zomer van 2012.
14-12-12 08:27
48
door Willem Hoogduin
Kaarten van Overijssel van Nicolaas ten Have gerestaureerd en geconserveerd Restauratieatelier Hoogduin in Delft kreeg een verzameling binnen van zes kaarten, met een formaat van 90 x 112 centimeter, afkomstig uit de collectie van het Historisch Centrum Overijssel. Deze provinciekaarten uit 1648 waren, in opdracht van de Staten van Overijssel, gemaakt door Nicolaas ten Have uit Zwolle. In principe waren ze allemaal gelijk, maar toch hadden ze stuk voor stuk een eigen identiteit. Ze zijn dan ook voor verschillende doeleinden gebruikt en dat maakt deze verzameling uniek.
Kaart PBO 113 heeft aan stokken gehangen en vertoont ernstige mechanische schade (scheuren, ontbrekende delen, losse fragmenten).
Kaart PBO 139 zit op dik strobord geplakt. Om verdere degradatie te voorkomen, moet de kaart worden verwijderd van dit strobord .
Om de kaart te kunnen spoelen, wordt de linnen drager droog verwijderd. Deze zal worden vervangen door een drager van Japans papier.
De kaart wordt tussen twee steundragers in een warm bad gespoeld. De oude lijmlagen weken op, waardoor oude reparaties kunnen worden verwijderd.
De kaartdelen worden voorbereid om te worden aangevezeld.
Het aanvezelen, waarbij de ontbrekende delen worden gevuld met papiervezel, gebeurt machinaal.
wee kaarten (PBO 113 en PBO 114) waren voorzien van stokken, omdat ze in het verleden werden gebruikt als informatiebron en ter versiering aan de wand. Om ze te beschermen tegen omgevingsinvloeden waren ze behandeld met schellak, een type hars dat ook werd gebruikt bij het maken van lakzegels. Kaart 508 was opgebouwd uit stukken van 10 x 15 centimeter en op linnen gezet, zodat deze zich gemakkelijk liet
opvouwen tot een klein en handzaam formaat. De kaart werd tevens gebruikt als wandkaart . Kaart KDOO 1127 was eerder gerestaureerd. Kaart PBO 139 was een fraai ingekleurd en ingelijst exemplaar op dik strobord, dat ernstige verkleuringen en verzuring had veroorzaakt. Kaart 508A was donkerbruin verkleurd, vertoonde ernstige mechanische schade en was ook eerder gerepareerd.
Restauratieplan
T
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 48
In overleg met Peter van der Most, restaurator bij het Historisch Centrum Overijssel, werd een conserverings- en restauratieplan gemaakt. Hierbij werd rekening gehouden met het karakterbehoud van de collectie. De kaarten kregen in de eerste plaats een conserverende behandeling. Het vuil aan de oppervlakte werd droog verwijderd en schades werden gestabiliseerd door scheuren te repareren
14-12-12 08:27
49
Op een vacuümtafel wordt een kaartdeel aangezogen, zodat de oude lijmlaag kan worden verwijderd.
De kaartdelen worden voorbereid om ze machinaal aan te vezelen.
Na het opweken van de natuurlijke lijmen kunnen de oude reparaties worden verwijderd.
Vóór het samenvoegen van de kaartdelen, worden de randen afgewerkt.
De vier kaartdelen na het afwerken weer samen voegen.
Nadat de kaart op de tafel is opgespannen, kunnen de ontbrekende delen worden geretoucheerd.
Van kaart PBO 139 wordt met teflon spatels het strobord nat verwijderd.
Kaart PBO 139 na restauratie.
en losse fragmenten vast te zetten. Afgesproken werd om tot een uitgebreide restauratie over te gaan indien er sprake zou zijn van verlies van informatie of versnelde degradatie van het materiaal. Dit was bij twee kaarten, PBO 113 en PBO 139, het geval. Verder werd de collectie voorzien van een maatberging, waarbij materialen werden gebruikt die voldoen aan de richtlijnen voor permanente berging.
ernstig beschadigd. Het papier was donkerbruin verkleurd, vertoonde craquelé en ernstige mechanische schade. Het linnen werd verwijderd om een natte behandeling van de kaart mogelijk te maken. De kaart werd machinaal aangevezeld en de daarna nog ontbrekende delen werden ingevuld met katoenvezels. Het linnen is niet teruggebracht, maar vervangen door een drager van Japans papier. Nummer PBO 139 was ingekleurd en verlijmd op dik strobord, waardoor de kaart ernstig was verkleurd en verzuurd. Om verdere degradatie te voorkomen werd hier het strobord verwijderd. Een ingrijpende behandeling, waarbij de kleuren vooraf zijn gefixeerd. Het overgrote deel van het strobord is droog mechanisch verwijderd, de rest werd opgeweekt in
Restauratie van PBO 113 en PBO 139 Nummer PBO 113 was, zoals gezegd, voorzien van stokken en behandeld met schellak. De schellak was grotendeels ernstig aangetast. Door omgevingsinvloeden (rook, roet, vocht en temperatuurverschillen) en het gebruik was de kaart
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 49
een waterbad en voorzichtig afgeschraapt met teflon spatels. Hierna heeft ook deze kaart een vervangende drager gekregen van Japans papier. In hun nieuwe hoedanigheid konden deze twee kaarten worden gepresenteerd tijdens een symposium op 2 november 2012 ter gelegenheid van jhr. Arnold Gevers, die gedurende bijna veertig jaar werkzaam was geweest bij het Historisch Centrum Overijssel en als afscheidscadeau had gevraagd, de conservering en restauratie van deze zes kaarten van Nicolaas ten Have mogelijk te maken. Å
14-12-12 08:27
50
ADVERTENTIE
Restauratieatelier Hoogduin papierrestauratoren Voor het behoud van geschiedenis voor de toekomst Hoogduin papierrestauratoren in Delft is een atelier gespecialiseerd in advies, conservering en restauratie van papier, perkament en leer. Opgericht in 1992 heeft het atelier een ruime ervaring opgebouwd in grootschalige conservering- en restauratieprojecten en is het werkzaam voor musea, rijksarchieven, bibliotheken en andere instellingen. Naast grote projecten is er ook plaats voor kleinere projecten en kunnen ook particulieren hier terecht. aanvezelstraat. Ook het reinigen en ompakken van archieven voor permanente bewaring valt onder de werkzaamheden. Opdrachten komen onder andere vanuit Metamorfoze, het Nationaal Programma voor het Behoud van het Papieren Erfgoed. Hierbij worden archieven of collecties voorbereid voor digitalisering.
De conservering en restauratie en berging van prenten, kaarten en tekeningen Dit betekent het behandelen van grote formaten, ofwel met een natte, ofwel met een droge behandeling en het bieden van een juiste berging. De wensen van de opdrachtgever staan voorop, maar daarbinnen wordt altijd gezocht naar een hoogwaardig en verantwoord behoud van cultureel erfgoed. Het atelier telt momenteel elf enthousiaste restauratoren en restauratieassistenten. Met bevlogenheid en kennis stropen zij de mouwen op en zetten zij graag hun tanden in de diverse projecten. Het atelier huisvest een geautomatiseerde aanvezelstraat, een handmatige aanvezelunit en alle verdere benodigdheden om kwalitatief goede restauraties voor papier, perkament en leer uit te voeren.
Vóór en na de restauratie.
De conservering en restauratie van boeken Papieren, linnen, leren en perkamenten banden worden behandeld met oog voor de originele materialen en technieken die zijn gebruikt voor het boek. De bewaaromstandigheden en het toekomstig gebruik spelen ook een belangrijke rol.
De meest voorkomende werkzaamheden Schade-inventarisatie Door middel van onderzoek wordt de schade of raadpleegbaarheid van een archief of collectie in kaart gebracht. Dit kan horen bij de aanvraag voor een offerte voor een restauratie- of conserveringsvraag of het kan een voorbereiding zijn op een beleidsplan voor een instelling, archief of bibliotheek.
Restauratie en conservering van papieren archieven Hoogduin papierrestauratoren heeft ruime ervaring in de conservering en restauratie van grote archieven. Door interne of externe factoren beschadigd papier kan handmatig gerestaureerd worden of worden aangevezeld op een geautomatiseerde
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 50
Advies en ondersteuning bij schimmelen ongediertebestrijding
De conservering, restauratie en berging van charters en zegels
Is er een vermoeden van schimmel of ongedierte binnen een archief of depot, dan geeft het atelier advies uit voor het nemen van maatregelen. Ook kan er over langere termijn onderzoek worden gedaan naar het klimaat binnen een depot.
Charters en charterzegels zijn bijzonder kwetsbaar. Vaak ontstaat door een verkeerde berging schade aan de schrijflaag, het perkament zelf, de zegels en de zegelstaarten of -koorden. Hoogduin papierrestauratoren heeft een berging ontworpen om deze beschadigingen tijdens gebruik en bewaring te voorkomen.
Bekijk voor meer informatie: www.atelierhoogduin.nl of neem contact op via: Hoogduin papierrestauratoren Lagosweg 39-41 2622 CZ Delft T: +31(0)15 257 4464 Å E: info@atelierhoogduin.nl
14-12-12 08:28
51
door Wim Coster
Grensgang: een grensverleggend boek
Linksonder: Auteur Jan ten Hove, uiterst rechts als een stip aan de horizon gefotografeerd door zijn partner Saskia Zwiers, nabij grenspaal 107, op de grens tussen Duitsland en Nederland bij Venebrugge; op pagina 73 van Grensgang.
Op verzoek van directeur Jos Mooijweer van de IJsselacademie ontwikkelde historicus Jan ten Hove in de zomer van 2011 een concept voor een boek over de grenzen van Overijssel. Het moest gaan over de vele facetten van de grensthematiek en de geschiedenis van de Overijsselse scheidslijnen. Halverwege de herfst later lag er een voorstel, waarvoor de IJsselacademie een belangrijke subsidie verkreeg van de Provincie Overijssel en van Grenswerte, een grensoverschrijdend kunst- en cultuurprogramma in de Euregio, het gebied rond de grens van Overijssel en Duitsland. Over de auteur
e speurtocht zoals Ten Hove die voor ogen had, richtte zich nadrukkelijk op de externe afbakening van de provincie. Interne grenzen, zoals marke- of gemeentegrenzen, kwamen dus niet of nauwelijks aan bod. ‘Het eerste hoofdstuk’, aldus de inleiding op het boek, ‘geeft een chronologisch overzicht van de historischgeografische vorming en ontwikkeling van de grenslijnen die het huidige grondgebied van Overijssel omsluiten. (…) Hierin wordt als een rode draad door middel van kaders en illustraties aandacht besteed aan de markering van de Overijsselse begrenzing, die in toenemende mate door grensstenen werd bepaald.’ (…) ‘Het vervolg van het boek is onderverdeeld in negen “etappes”, waarin de lezer wordt meegenomen op een imaginaire historische reis langs de provinciale grenzen. In elk deeltraject wordt aan de hand van een aantal gevarieerde verhalen een rijk geschakeerd beeld van de grensgeschiedenis geschetst. Daarbij staan twee vragen centraal: waarom ligt de grens juist hier en in hoeverre heeft de afbakening in deze contreien een scheidende dan wel een verbindende werking gehad? Verder wordt in elke etappe ingegaan op typisch plaatselijke omstandigheden en op de rol die de grens in het leven van de grensbewoners heeft gespeeld. Ook hier ligt bij de afbeeldingen de nadruk op de nog aanwezige cultuurhistorische sporen in
D
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 51
het grenslandschap. Bovendien wordt elk traject door zowel moderne als oude kaarten nader in beeld gebracht. Zo kan de lezer als het ware vanuit de luie stoel langs de Overijsselse grenzen reizen, terwijl hij of zij eveneens wordt uitgenodigd om interessante locaties zelf te bezoeken. De titel van het boek is niet voor niets ontleend aan het woord laakgang (laak = grens), waarmee vroeger een inspectietocht langs de markegrenzen werd aangeduid.’ Na een periode van literatuurstudie en een digitale reis rond de Overijsselse grenzen (‘Zonder internet zou het een compleet ander boek zijn geworden.’) begon Ten Hove in het voorjaar met zijn partner Saskia Zwiers - zijn ‘Lebensgefährtin’, aldus het Duitstalige deel van de inleiding - aan zijn tocht langs de Overijsselse grenzen. Aan de etappes langs de Duitse grens begonnen zij vanuit een centraal punt (een hotel in Gronau en een huisje in Uelsen), al fietsend en wandelend met een lijst van objecten bij de hand. Voor de overige etappes vertrokken zij vanuit huis. Het was - soms letterlijk - hard aanpoten, maar eind augustus, precies een jaar na de eerste gesprekken, lag er een manuscript. Daarmee gingen redacteur Jeroen Kummer van de IJsselacademie en de Deventer vormgever Floris Santema aan de slag. ‘Ook weer een boeiende fase’, aldus Ten Hove, ‘die het boek zeker ten goede is gekomen.’
Jan ten Hove (Kampen 1960) kreeg in de zomer van 2011 de vraag om mee te denken over een boek over de grenzen van Overijssel. Juist vanwege zijn grote ervaring als publicist over de geschiedenis van deze provincie. Na zijn studie geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en een periode als dienstweigeraar op het toenmalige Rijksarchief in Overijssel, tegenwoordig onderdeel van het Historisch Centrum Overijssel, begon hij in 1987 als zelfstandig historicus. In 1988 verscheen zijn eerste boek, over het raadhuis van Kampen, in 1989 volgde Meer dan stenen muren, over het Huis van Bewaring in Zwolle, ondertussen werd hij genealogisch correspondent. Daarna ging het snel. Van zijn hand verschenen onder andere ook Overijsselaars gezocht (1999), een veelgebruikte gids voor stamboomonderzoek in Overijssel en Flevoland, het standaardwerk de Geschiedenis van Zwolle (2005), Het Overijsselse Geschiedenisboek (2007), een handzame historie van Overijssel, en nog zo’n twintig andere boeken plus tientallen artikelen en bijdragen over de geschiedenis van de provincie. Grensgang is een boek geworden waaruit overduidelijk de ervaring van een kwarteeuw onderzoek en schrijverschap spreekt. Zonder de grote kennis en bekwaamheid van de auteur ten aanzien van de bronnen voor de Overijsselse geschiedenis had het boek zeker niet zijn rijke inhoud kunnen krijgen. Het is niet alleen een lust voor het oog, prikkelend, verrassend, uitermate leerzaam en prettig lezend, maar ook grensverleggend. ‘Het is het mooiste en leukste boek dat ik ooit heb gemaakt’, zegt Ten Hove er zelf over, op weg naar een volgende etappe in zijn Å bestaan als historicus.
14-12-12 08:28
52
door Jan ten Hove p 19 mei 1778 stonden ’s morgens om acht uur tien sterke mannen bij de Muntenberg, de huidige Mönkesbelt ten noorden van Langeveen, klaar om met schoppen en hefbomen aan het werk te gaan. Zij waren ingehuurd om in het bijzijn van gezagsdragers uit het soevereine gewest Overijssel en het graafschap Bentheim een aantal zandstenen grenspalen op hun plek te zetten. Deze handeling vormde de bekroning van langdurige onderhandelingen tussen de buurlanden over de correcte afbakening in deze onherbergzame contreien. De eerste ontginningen van de veenmoerassen en heidevelden op de grens van Salland, Twente en Bentheim waren in de vijftiende en zestiende eeuw ondernomen door de monniken en lekenbroeders van het nabijgelegen cisterciënzer klooster Sibculo. Een groep vrome aanhangers van de Moderne Devotie uit Zwolle had zich in 1403 in ‘de wildernisse van Zybbekeloe’ gevestigd om zich te wijden aan een godsdienstig, contemplatief bestaan en om delen van de omgeving in cultuur te brengen. Op een temidden van desolate venen gelegen lange zandrug, waar pas veel later de bebouwing van het Duitse Striepe en het Nederlandse Bruinehaar zou verrijzen, weidden de kloosterlingen hun schapen. Landsgrenzen vormden in deze tijd geen enkele belemmering. De broeders maakten gebruik van een hoger gelegen weggetje door het drassige gebied, de Strieper- of Monnikendijk, om zich tussen het onbewoonde niemandsland en het klooster te verplaatsen. Na de Reformatie viel de religieuze gemeenschap uiteen en confisqueerde de Overijsselse overheid de kloostergoederen. Langzaam maar zeker namen de bewoning en het agrarische gebruik van de grond toe, waardoor ook de behoefte groeide om de grenslijnen duidelijk te boekstaven.
O
Een grensverdrag uit 1779 ‘De wildernisse van Zybbekeloe’
Ruzie over de grens Bij het eindeloze gebakkelei over de plaatselijke eigendomsrechten waren de provincie Overijssel, de heerlijkheid Almelo, de Drieschichtige marke van Geesteren, Mander en Vasse en de bewoners van het in Bentheim gelegen Striepe en Balderhaar betrokken. Een overeenkomst van 30 augustus 1770 moest een punt zetten achter een jarenlang grensgeschil tussen de heer van Almelo en Ridderschap en Steden. Het markeren van de overeengekomen scheidslijnen riep een jaar later echter weer een nieuwe controverse in het leven. De bal werd aan het rollen gebracht toen de twee in Striepe woonachtige boeren, Grubbe en Mensink, zich aan het einde van 1771 bij de richter van Uelsen meldden. Zij beklaagden zich erover dat de heer van Almelo op 8 oktober jongstleden samen met twee Overijsselse afgevaardigden een eenzijdige en illegale grenswijziging had doorgevoerd.
Å
Enkele van de op 19 mei 1778 opgestelde grenspalen staan nog altijd op hun originele plek, waaronder Gp 98. Een andere fraaie steen, Gp 97, is in 2004 ontvreemd en nog altijd spoorloos. Inmiddels is op deze plek een nieuw granieten exemplaar neergezet.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 52
14-12-12 08:28
53
Overijssel en Bentheim betaalden ieder de helft van de kosten voor het plaatsen van de grenspalen. In deze op 30 oktober 1780 in Bentheim ondertekende kwitantie verklaart Regierungsrat H.N. Funck dat Overijssel zijn aandeel van 114 gulden en 14 stuiver heeft voldaan.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 53
14-12-12 08:28
54
Het erve Maatman of Lohuis in de buurschap Breklenkamp lag precies op de grens tussen Overijssel en Duitsland. De grenslijn liep dwars door het huis. Op deze foto uit 1958 leest moeder Lohuis op Nederlandse bodem de krant, terwijl de kinderen op Duits grondgebied zitten.
De hoge heren hadden namelijk in het midden van de ‘kruiskuyle’ langs de Strieperdijk een grenssteen laten plaatsen. Een kruiskuil diende doorgaans om een grenslijn te markeren. Het ging dan om een in de vorm van een kruis gegraven gat, dat met veldkeien was gevuld. Een dergelijke kuil had dezelfde functie als een kruisje op een landkaart, waarvan een paar armen de richting van de grens aangeeft. De kruiskuyle bij Striepe was echter geen afbakening, maar een ondiepe waterplas die de bewoners gebruikten om hun paarden en vee te laten drinken en om de was te bleken. Door hier een lijn te trekken kwam een deel van hun weide- en bouwland op het territorium van Almelo te liggen. De regering van Bentheim protesteerde bij de Staten van Overijssel tegen deze gang van zaken en stelde voor om tijdens een gezamenlijke grensinspectie de zaak op te lossen. Ridderschap en Steden wezen twee leden, de edelman Derk Ernst van Voorst tot Averbergen en de Zwolse burgemeester Lucas Gijsbert Rouse, aan om samen met de buren ‘de limiten aldaar tusschen het territoir van deeze provincie en het Graafschap Benthem volgens de oude bepalingen door het setten van steenen paalen te fixieren’.
Het ‘stellen der grenspaelen’ In de jaren die volgden werd met horten en stoten vooruitgang geboekt. Het eerste grensoverleg tussen de afgezanten van Overijssel en Bentheim vond plaats in de herfst van 1772. Na de situatie in ogenschouw te hebben genomen, kreeg landmeter Johann Schrader uit Gildehaus opdracht om de hele grensstreek tussen de Muntenberg of Monnikensbelt en een oude, uit 1548 daterende grenssteen bij Balderhaar in kaart te brengen. Zijn werk zou als houvast bij de verdere onderhandelingen dienen. Na uitvoerige gesprekken en veel correspondentie over en weer lag er in juni 1775 een eindvoorstel op tafel. Het resultaat van deze gulden middenweg is nog altijd herkenbaar tussen de huidige grenspalen 95 en 96, waar de strakke grenslijn een opmerkelijke deuk laat zien. Deze afwijking was nodig om het weiland van het erve Mensink binnenboord Bentheims grondgebied te houden. Om ‘alle verduistering voor het vervolg voor te koomen’, was men in eerste instantie van plan zes nieuwe grensstenen te plaatsen. Maar omdat later werd geconstateerd dat de grenslinie ten zuiden van Balderhaar ‘wegens haare lengte niet wel afgezien kan worden’, besloten de onderhandelaars op dit traject twee extra stenen neer te zetten (nu Gp 100 en 101). Nadat de beide regeringen het akkoord hadden goedgekeurd, werden de acht stenen in de zomer van 1776 in een Bentheimer steengroeve uitgehouwen en met paard en wagen naar de boerderij van Grubbe De rechterkant van een kaart van het grensgebied tussen Overijssel en Bentheim bij Striepe en Balderhaar, die in de eerste helft van de 18de eeuw door landmeter G. Kloppenburg is vervaardigd. Het noorden is rechts. Op de kaart is onder meer de kruiskuil langs de Strieperdijk aangegeven.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 54
14-12-12 08:28
55
Op deze uitsnede van de in 1824 getekende Topographische Kaart van de grensscheiding tusschen de provincie Overijssel en het graafschap Bentheim zijn onder meer het “drielandenpunt” bij Gp 99 en de Muntjesberg bij Gp 95 te zien. De laatste heuvel, die ook wel bekend stond als de Monnikenberg, staat op moderne kaarten vermeld als de Mönkesbelt. Hoewel de verhoging maar zo’n dertig meter hoog was, had men van hieraf en weids uitzicht over het kale veen- en heidegebied.
De misplaatste drielandensteen De conventie van 30 augustus 1770 tussen de heerlijkheid Almelo en de provincie Overijssel had ook betrekking op het snijpunt van de grenzen van Salland, Twente en Bentheim. Om deze bijzondere locatie te markeren, lieten Ridderschap en Steden - vermoedelijk zonder overleg met de regering van het buurland - een driekantige zandstenen paal vervaardigen. Aan elke zijde was de naam van één van de drie af te perken gebieden gegraveerd. Toen een Overijsselse afvaardiging in de volgende zomer de steen op het beoogde ‘drielandenpunt’ wilde plaatsen, wees een boer uit Striepe de heren er laconiek op dat ze op de verkeerde plek bezig waren. Ze bevonden zich namelijk op Bentheims grondgebied. De Overijsselaars wilden zich geen problemen op de hals halen en besloten na ampel overleg de steen ‘provisioneel’ een eind landinwaarts op het eigen territorium neer te zetten. Na de definitieve vaststelling van het grensverloop werd op het echte ontmoetingspunt van de twee Overijsselse kwartieren en het graafschap Bentheim een nieuw merkteken (nu Gp 99) opgericht. De driehoekige paal was niet meer nodig, maar bleef staan waar hij stond. De verweerde steen is tegenwoordig nog altijd langs een commiezenpad op zo’n 250 meter van de grens met Duitsland te vinden. Boven: De inscripties op de zwaar verweerde steen zijn vandaag de dag niet meer allemaal even goed leesbaar.
in Striepe vervoerd. De plechtige plaatsing van de palen liep wel vertraging op. Het maken van een afspraak bleek lastig te zijn. Telkens was één van beide partijen verhinderd. Pas op 19 mei 1778 kon men eindelijk overgaan tot het ‘stellen der grenspaelen’, waarin aan de ene kant Overijssel en aan de andere zijde ‘Bentheim’ was gebeiteld. Bij de twee extra stenen tussen de Strieperdijk en Balderhaar werden enkele maanden later in aanwezigheid van landmeter Schrader voor de zekerheid ook nog vier eikenhouten palen in de bodem gedreven, ‘alzoo de steenen wegens de moerigen grond aldaar verzinken konden’. Ter afronding van de langdurige procedure werden de gemaakte afspraken formeel vastgelegd. Dit proces ging eveneens met haken en ogen gepaard. Overijssel eiste onder meer dat het verdrag in het ‘nederduytsch’ oftewel in het Nederlands zou worden opgesteld, omdat de onderhandelingen ook in deze taal waren gevoerd. Nadat deze en andere hobbels waren genomen, werd het zogenoemde ‘vergelijkreces’ op 1 april en 3 september 1779 in respectievelijk Zwolle en Bentheim ondertekend. Å
De Vanekerstenen In de buurt van de grensovergang KnalhutteSandersküper, ten zuidoosten van Enschede, staan in een veld langs de Aamsveenweg twee grensstenen vlak bij elkaar. Ze zijn voorzien van de initialen O en M, het jaartal 1792, de oude nummers 43 en 44 en het nieuwe nummer 844. De stenen bevinden zich niet op hun originele plek. Ze zijn kort geleden opgedoken toen een oude bakspieker, een stenen huisje waarin brood werd gebakken, van het erve Vaneker werd verplaatst naar de historische boerderij in het Ledeboerpark in Enschede. Bij de afbraak bleek dat de twee grenspalen dienst hadden gedaan als fundering van het bakhuis. Deze functie hebben ze meer dan een eeuw vervuld. In een proces-verbaal van een grensschouw uit 1885 staat namelijk aangetekend dat men op de landsgrens bij de boerderij Vaneker twee nieuwe markeringen had neergezet. De oude waren spoorloos verdwenen. Kennelijk hadden de bewoners van het erve een betere bestemming voor de op een in hun ogen niet relevante scheidslijn in het land geposteerde stenen gevonden.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 55
De leden van de familie Vaneker hebben als ‘wönners’ of bijwoners van het Groot Hundfeld vele generaties lang nauwe familie- en vriendschapsbanden over de grens onderhouden. De boerderij is aan het einde van de twintigste eeuw verlaten en met de grond
gelijkgemaakt. De redelijk ongeschonden grensstenen zijn in juni 2007 door de Historische Sociëteit EnschedeLonneker in samenwerking met de Heimatverein Alstätte op het oude boerderijperceel geplaatst.
14-12-12 08:28
56
door Esther Boontje en Erna Oosterveen
Van Eufraat en Tigris naar Regge en Dinkel Christenen uit het Oosten trokken naar Overijssel Eind jaren zestig arriveerden in Twente de eerste christen-Turken. Zij waren onder andere door Stork geworven om hier te komen werken en hadden veelal de bedoeling om in Nederland geld te verdienen en dan terug te keren naar hun dorpen. Maar juist in die tijd begon de situatie van christenen in Turkije te verslechteren. Verhalen van land- en geloofsgenoten die al in het Westen woonden, maakten dat menigeen daar besloot ook de geboortegrond te verlaten en naar het Westen te trekken. De mannen van het eerste uur vormden zo het bruggenhoofd voor een grote groep vluchtelingen. uryoye’ is de meervoudsvorm van het Aramese woord ‘Suryoyo’, dat christen betekent. Het is ook de verzamelnaam voor christenen die hun wortels hebben in een groot gebied dat zich uitstrekt over ZuidoostTurkije, Noord-Irak, Syrië en Libanon: het land van Eufraat en Tigris, het ‘Tweestromenland’. Er zijn voor de leden van deze, ook wel als Syrisch-orthodox omschreven, gemeenschap verschillende benamingen in omloop. Men noemt zich Arameeër, Assyriër, Syriër, Syrisch-orthodox of Suryoyo, maar er lijkt geen paraplubegrip te bestaan, waar werkelijk iedereen van dit volk zich bij thuis voelt. Zelfs binnen gezinnen worden verschillende termen gehanteerd.
‘S
Kanteling in het bestaan De Suryoye die in Overijssel wonen, hebben veelal hun wortels in Tur Abdin, een streek in ZuidoostTurkije. Een kleiner aantal komt uit Syrië en Irak. Het Tur Abdin uit de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw was een streek met veel kleine dorpjes en een enkele grotere stad. Een overzichtelijke wereld, waar landbouw en ambachten de belangrijkste bron van inkomsten vormden. De gezinnen waren groot, de huizen klein, er was veelal geen stromend water en geen elektriciteit. Het onderwijsaanbod was beperkt, velen waren dan ook analfabeet. Het speelgoed van de kinderen bestond uit takjes en steentjes en wat
Gewargis Acis uit Rijssen, die aan de Radboud Universiteit in Nijmegen afstudeerde als theoloog.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 56
Hatun Eksen kwam in 1991 in Nederland. Zij studeerde politicologie in Amsterdam.
er verder maar voorhanden was. Er werd veel buiten geleefd en in de zomer werd op de daken geslapen. Veel gezinnen waren zelfvoorzienend; fruit, vlees en granen waren er in overvloed en ruilhandel was vanzelfsprekend. Een enkeling zocht emplooi in de buurlanden, zoals Syrië of Libanon, of in één van de grote Turkse steden en kwam dan met echt geld terug. Voor kleding en huisraad ging men naar de stad, net als voor de aangiftes van geboortes.
Uien bij het ontbijt
De Suryoye die niet in Nederland zijn geboren, weten dan ook vaak niet hun juiste leeftijd. Velen van hen spreken met weemoed over de plek waar hun wortels liggen. Over het leven daar: een wereld van zon en eenvoud. Maar tegelijkertijd kunnen zij niet voorbijgaan aan de schaduwkant van die plek, de onderdrukking, die vaak de reden was voor vertrek naar Nederland en zorgde voor een kanteling in hun bestaan.
Een wereld van verschil was het, tussen Turkije en Nederland, tussen Tur Abdin en Twente. De huizen, de straten, de auto’s, f ietsen, de deurbel, de aan- en uitknop van het licht, de televisie, het eten, de winkels, het klimaat en ook nog eens een compleet andere taal. De mannen van de eerste lichting, die destijds als gastarbeider naar Nederland kwamen, moesten alles op eigen kracht uitzoeken. Dat gold ook voor de eerste vrouwen en kinderen die in het kader van gezinshereniging naar Nederland kwamen. Maar in Twente voelden de Suryoye zich veilig. In die beginperiode was het nog gemakkelijk om familie naar Nederland te laten komen. ‘Als je een eigen huis had, kon je vrij eenvoudig je familie hierheen halen’, aldus één van de geïnterviewden. Een visum was niet nodig. Vanaf 1975 gingen de Suryoye als vluchteling naar Nederland en zo kwam hier een ware stroom uit het Oosten op gang. De gastarbeiders die hier inmiddels gesetteld waren, hielpen hun volksgenoten door hun huizen open te stellen. Als de overlast te groot werd, regelde de betreffende gemeente meestal een huis voor één van de inwonende gezinnen en dat gaf weer wat lucht. Nederlandse gastgezinnen ontfermden zich over de nieuwkomers en maakten hen wegwijs in de Nederlandse samenleving. Vluchtelingenwerkers van het eerste uur waren onder
Foto’s: links en rechts: David en Ayten Sener (Messo) uit Hengelo.
Het eerste Aramese echtpaar getrouwd in Nederland op 29 maart 1973.
‘In ons dorp was iedereen analfabeet, inclusief de burgemeester. Eens per jaar ging hij naar Midyat en dan vertelde hij uit zijn hoofd wie er allemaal kinderen had gekregen. Die waren allemaal geboren op 1 januari… Vastleggen van dit soort dingen werd niet zo belangrijk gevonden. Er waren geen pensioenen en andere zaken waarvoor je leeftijd van belang zou kunnen zijn.’
14-12-12 08:28
57 je niet meer zichtbaar bent? Vragen als ‘wie ben je en wat is essentieel aan jouw cultuur?’ dringen zich dan op. ‘Wat je ziet is dat veel immigranten, ook van onze gemeenschap, willen vasthouden aan hoe het vroeger in het land van herkomst was. Maar daar heeft de tijd ook niet stilgestaan en is het vaak veel moderner dan men hier denkt en leeft.’Jongere generaties ervaren de oude jas van het verleden soms ook als een korset; een knellend kledingstuk dat ook nog eens uit de mode is: wie wil er nou in de jas van z’n vader, moeder, opa of oma lopen?
De wijding van aartsbisschop Y.Y. Ciçek in 1979. Uit een interview met een medewerkster van Vluchtelingenwerk; ‘Wat me is bijgebleven van die ontmoeting met Ciçek is, dat hij als eerste een doopvont zei nodig te hebben voor een echte kerk. Ik heb hem nog kinderen zien dopen in een plastic kinderbadje met water uit een melkfles. Maar een echt doopvont was van levensbelang vond hij.’
anderen Dick Turk, Wijnie de Jongh en Fien Nederlof. Bekende namen voor de Suryoye-gemeenschap. De hulpverleners op hun beurt ervoeren het als verrijkend om in contact te komen met een andere wereld en een andere cultuur en om zich gezamenlijk met anderen in te zetten voor een bevolkingsgroep die hier zijn heil zocht. Over en weer ontstonden vriendschappen, soms voor het leven. Veel van deze gastgezinnen werden geworven via de kerk. Het ging immers om mensen die vanwege hun geloof waren gevlucht. De betrokkenheid van de gastgezinnen werd door veel Suryoye erg gewaardeerd. Vooral de kinderen kregen via de gastgezinnen een inkijkje in het Nederlandse gezinsleven. ‘Mevrouw Schuurmans kwam spelletjes met ons doen en boekjes met ons lezen. Ze nam mij en mijn broers mee naar haar eigen huis en gaf ons daar les. Ze had zelf zes kinderen waar we mee speelden en soms bleven we logeren. Zo hebben we in een paar maanden tijd Nederlands geleerd. Alles was nieuw voor ons: de taal, fietsen, vrije tijd, boodschappen doen in de winkel. In plaats van eten van het land te halen, haalden we het hier uit de schappen van de winkel…’
familie of vrienden in te wonen, maar werden in een asielzoekerscentrum geplaatst of kregen een tijdelijke woning. In afwachting van een verblijfsvergunning vermaakten de kinderen zich wel met vriendjes en vriendinnetjes. Maar de ouders maakten zich zorgen over hoe het verder moest en vroegen zich af of ze wel mochten blijven en of hun vluchtverhaal werd geaccepteerd. Hoewel velen spreken over een gastvrij onthaal en de goede zorgen van gastgezinnen, kwam de verwachting om als christenen met open armen in Europa te worden ontvangen, niet altijd uit. De asielprocedure duurde soms erg lang en bracht onzekerheid, spanning en stress met zich mee. De bezetting van de Sint-Janskathedraal in Den Bosch, in 1979, om uitzetting van een groep Suryoye te voorkomen, vormde de climax van deze spanningen.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 57
Ook de sociale controle wordt door sommigen als benauwend ervaren. ‘Ik erger mij aan de onderlinge bemoeienis binnen onze gemeenschap. Dat vind ik echt verschrikkelijk. Laat iedereen zich met zijn eigen leven bemoeien. Die sociale controle maakt dat mensen dingen stiekem gaan doen. (...) Ik ben daarom ook niet erg betrokken op onze gemeenschap, maar wel op mijn familie.’ Het is het zoeken naar een nieuwe jas die past in de huidige tijd, maar die ook de warmte biedt van de eigen cultuur. Misschien is die behoefte er juist in een
Å
Onderzoek naar nieuwe Overijsselaars
‘Tussen’ of ‘met’ twee culturen? De Suryoye staan in Twente bekend als een ambitieuze gemeenschap. Ouders stimuleren hun kinderen om een zo hoog mogelijke opleiding te volgen. De sterke neiging van de beginperiode tot goed meedoen in Nederland, roept bij sommigen de vraag op waar dit proces stopt. Waar blijf je als volk als
Cultuurkloof Maar alle goedbedoelde hulp had soms ook schaduwzijden. Het gezamenlijke christelijk geloof bleek niet altijd voldoende om de cultuurkloof te overbruggen. Sommige vrijwilligers wilden de nieuwkomers wel eens te veel hun eigen normen en waarden opleggen. ‘Ze doen niet wat ik zeg’, riep een vrijwilliger dan uit. Of: ‘Ze eten rauwe uien bij het ontbijt; dat kan toch niet!’ Vanaf het einde van de jaren zeventig werd de opvang van de vluchtelingen steeds meer een zaak van de Nederlandse samenleving. Vluchtelingenwerk en overheidsinstanties namen de begeleiding en opvang op zich. Nieuwkomers hoefden niet langer bij
‘Ik heb ook veel losgelaten van mijn cultuur: het schijnheilige, de hypocrisie. Dat de man de baas in huis is. Het altijd gehoorzamen aan een geestelijke, het kussen van de handen van een geestelijke, het vasten. Ik ga niet meer naar allerlei bijeenkomsten van de kerk, naar alle herdenkingen. En op bezoek gaan zonder afspraak doe ik ook niet meer. Andersom stel ik het ook op prijs als bezoek ons van tevoren belt om een afspraak te maken.’
Mor Ignatius III (1912-1980), de 121-ste Syrisch-orthodoxe patriarch, die in 1977 de St. Johannes de Apostelkerk in Hengelo inwijdde; de eerste Syrisch-orthodoxe kerk in Europa.
Dit artikel is een voorpublicatie van het in december 2012 verschijnende boek Van Eufraat en Tigris naar Regge en Dinkel. Het is gemaakt in opdracht van de Provincie Overijssel en wordt uitgegeven door het Historisch Centrum Overijssel. Enerzijds heeft deze bundel met levensverhalen van Suryoye als doel ‘oude’ Overijsselaars kennis te laten maken met nieuwe Overijsselaars, anderzijds, aldus een ander uitgangspunt voor het onderzoek, is het voor nieuwe Overijsselaars van belang om de geschiedenis van hun migratie vast te leggen. Bijna alle afgenomen interviews worden bewaard in het Historisch Centrum Overijssel en zijn beschikbaar voor verder onderzoek.
Over de auteurs Esther Boontje en Erna Oosterveen (www.boontjeoosterveen.nl) werken aan bewustwording en ontwikkeling van mens en organisatie. Zij doen onderzoek, schrijven boeken en artikelen en verzorgen trainingen en workshops.
14-12-12 08:28
58 behoefte om ook de aantrekkelijke aspecten van de Nederlandse maatschappij over te nemen. Het moet dus een jas zijn die het goede van twee werelden in zich verenigt. ‘Nederland heeft betere structuren, is beter georganiseerd, heeft betere leiders. Daar kunnen wij van leren.’ Voor een volk zonder land kan juist de gezamenlijke geschiedenis als een ankerplaats fungeren. Als je weet hebt van je geschiedenis en een manier hebt gevonden om het waardevolle van de cultuur van je volk te combineren met het positieve van je nieuwe vaderland, dan kan je voluit zeggen: ‘Ik leef niet tussen twee culturen, maar met twee culturen.’ Å
Oral history Het interviewen van mensen over hun ervaringen van vroeger, over hun leven, over wat er toen gebeurde. begint ook in de Nederlandse geschiedschrijving een steeds belangrijkere plaats in te nemen. Selma Leydesdorff bekleedt sinds 2004 aan de Universiteit van Amsterdam de leerstoel Oral History. Zij belicht het schrijven van levensverhalen als bron van historische kennis vanuit wetenschappelijk perspectief, onder andere in haar boek De mensen en de woorden. Naast de wetenschappelijke invalshoek is er ook nog een andere invalshoek, die te maken heeft met zingeving. Werken met levensverhalen is momenteel met name in de zorg een hot item. De ervaring leert dat het helend kan zijn voor mensen om hun verhaal te doen en daarmee zicht te krijgen op hun leven en de rode draad daarin.
De familie van Hanna Kulhan (Challma) uit Hengelo in 1969 in Midyat (Zuidoost-Turkije). Hanna kwam in 1965 naar Hengelo. De foto is genomen kort voor de gezinshereniging in Nederland.
koud land als Nederland wel, waar je je soms -hoe geïntegreerd ook- van tijd tot tijd een buitenstaander voelt. Velen noemen de familiebanden een belangrijk element om vast te houden. Tegelijkertijd is er de
< Bahe Uncu kwam in 1965 samen met Hanna Kulhan naar Nederland, waar hij ging werken als lasser. Linksonder: Ninos Gouriye, Heracles.
Voetballers In Nederland is een opvallend aantal Aramese profvoetballers actief of actief geweest. Volgens Johny Messo, die zich intensief bezighoudt met achtergronden van de Soryoye in Nederland, gaat het om: 1 Kennedy Bakırcıolu: geboren op 2 november 1980 in Södertälje (Zweden), waar hij weer woont en uitkomt voor Hammarby IF (1e divisie niveau). Hij heeft twee seizoenen (2005-2007) gevoetbald voor FC Twente en drie voor Ajax (2007-2010). 2 Christiaan Cicek: geboren op 3 december 1988 in Hengelo. Voetbalde in 2010-2011 voor FC Lienden (topklasse), van 2011-heden bij PEC Zwolle . 3 Chris David: geboren op 6 maart 1993 geboren in de Bijlmer. Verhuisde in 1996 verhuisd naar Enschede, waarna hij de jeugdopleiding bij FC Twente doorliep. Hij speelt er nog, maar gaat in de winterstop hoogstwaarschijnlijk naar Fulham in Engeland. In het seizoen 2009/2010 werd David verkozen tot Beste B-junior van de Eredivisie in Nederland. 4 Ninos Gouriye: geboren op 14 januari 1991 in Hengelo. Speelde één seizoen bij FC Twente (20112012), nu bij Heracles Almelo. Opzienbarend waren de drie doelpunten die hij op 28 oktober 2012 scoorde in de met 6-3 gewonnen thuiswedstrijd tegen Heerenveen. 5 Gaby Jallo: geboren op 1 januari 1989 in Kamishli, Syrie. Speelde drie seizoenen (2009-2012) bij Heracles Almelo, momenteel bij Willem II. 6 Johan Kulhan: geboren op 7 januari 1992 in Amsterdam. Heeft de jeugdopleiding doorlopen bij AZ, heeft vorig seizoen bij Syrianska FC in Zweden gespeeld, maar komt dit seizoen uit voor Telstar uit Velsen-IJmuiden. 7 Sanharib Malki: geboren op 1 maart 1984 in Kamishli, Syrië. Hij verhuisde later met de familie naar België en heeft naast de Syrische ook de Belgische nationaliteit. Vanaf 20007 speelde hij op het hoogste niveau in België (2007-2009 bij Germinal Beerschot, 2009-2010 bij Sporting Lokeren; in 2010-2011 bij het Griekse Panthrakikos). Vanaf 2011 tot heden speelt hij bij Roda JC. Malki maakte deel uit van de Syrische nationale selectie voor de Asian Cup 2011. 8 Jasar Takak: geboren op 4 maart 1982 in ‘s-Hertogenbosch. Heeft bij diverse clubs gevoetbald, vanaf 2002-2003 bij PSV, vervolgens bij FC Zwolle, RKC, NEC, Vitesse, VVV en nu bij SC Cambuur. 9 Sharbel Touma: geboren op 25 maart 1979 in Beiroet (Libanon) maar later geëmigreerd naar Zweden, waar hij nu uitkomt voor de Aramese voetbalclub Syrianska FC in Södertälje (Zweden; eredivisie niveau). Hij heeft drie seizoenen (2004-2007) gevoetbald voor FC Twente.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 58
14-12-12 08:28
door Ad van Liempt
Foto Nanda Plasschaert
59
Eeuwig zonde Een stuk of vijftien columns heb ik de afgelopen jaren geschreven voor MijnStadMijnDorp, het prachtige historische blad van Overijssel. Met veel plezier, en vandaar dat ik licht chagrijnig aan de laatste begin - waarom moet ook dit mooie, leerzame blad verdwijnen? Ik word niet gehinderd door al teveel kennis van de achtergronden (het heeft nu eenmaal altijd met geld te maken), maar ik stel vast dat er een soort gelatenheid in ons land bestaat, waardoor we het verlies van allerlei moois zonder veel gemor accepteren. oneelgezelschappen, symfonie-orkesten, bibliotheken, culturele centra - voor van alles wat ons leven in de laatste decennia kleur en extra inhoud gaf, is opeens geen geld meer in dit land dat altijd tot de rijkste van de wereld wordt gerekend. We begeven ons welgemoed naar de publieke armoede, die we accepteren omdat onze particuliere welstand nagenoeg op peil blijft. Wat sneu toch allemaal. Ik geloof eerlijk gezegd helemaal niet dat we dit echt willen. Ik merk alleen maar dat er, om maar eens een sector te noemen, veel meer mensen dan vroeger in geschiedenis geïnteresseerd zijn. De zalen zitten vol bij lezingen; er kijkt elke week een half miljoen mensen naar Andere Tijden; de tv-serie De Oorlog had zelfs bijna een miljoen kijkers per aflevering, de serie De Slavernij ruim 700.000; allerlei historische boeken zijn bestsellers; het Historisch Nieuwsblad is in twaalf jaar gegroeid van een schamele 3.000 abonnees naar tegen de 25.000; de universiteiten kunnen de groei van het aantal geschiedenisstudenten nauwelijks aan. Maar, blijft dat zo? Ik vrees dat de neergang is ingezet. We zagen met overgave aan de tak waarop we zelf zitten. Het Nationaal Historisch Museum werd als eerste weggesneden, nog voor het goed en wel op papier stond. Veel musea, ook die over de Tweede Wereldoorlog, staan op omvallen. Het Historisch Nieuwsblad (waarnaar ik de ontredderde lezers
T
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 59
van MijnStadMijnDorp graag wil verwijzen) heeft zijn katern ‘geschiedenis in de media’ al geschrapt. En de omroep krijgt er nog eens honderd miljoen bezuinigingen bovenop; dat zou zomaar ten koste van, onder andere, geschiedenisprogramma’s kunnen gaan. En de geschiedenisstudenten? Te vrezen valt dat velen van hen worden opgeleid voor de werkloosheid, zoals in het verleden ook wel gebeurde. Zullen we dan nu allemaal maar naar boven gaan en van het dak springen? Nou nee, dat zou ik u met klem willen ontraden. Want er blijft gelukkig veel moois om van te genieten. Ik ontmoet zoveel mensen die verslingerd zijn geraakt aan geschiedenis, vaak aan die van hun eigen familie. Die dagenlang in archieven doorbrengen, op zoek naar een snippertje nieuws over de fabriek van hun overgrootvader of het doopbewijs van een familielid van een paar eeuwen terug. Er komt een schitterende dertiendelige serie aan op zondagavond (Nederland 2) over de Gouden Eeuw, van Hans Goedkoop. En er komen ook weer zulke prachtige boeken uit. Let bijvoorbeeld op Het Nieuwe Land van Eva Vriend, dat binnenkort verschijnt bij Balans. Het gaat over de manier waarop de inwoners van de Noordoostpolder destijds zijn geselecteerd. Daar heeft MijnStadMijnDorp ook al eens over geschreven. Eva Vriend heeft de boeren opgezocht die destijds in de prijzen vielen, maar ook degenen die niet door de
selectie heenkwamen. Het is een bizar verhaal over de maakbaarheidsidealen die Nederland in hun greep hielden. Prachtig: de schrijfster sprak met de zoon van de heer A.W. Lindenbergh, die destijds de selectie van inwoners deed. De zoon houdt zich tegenwoordig, bij een grote bank, bezig met… kredietbeoordeling. En dan komt er in het voorjaar, in de Boekenweek, ook nog een boek uit over hoe in de oorlog de Duitse Sicherheitsdienst en de Nederlandse politie hun best deden om dat verdomde verzet eronder te krijgen. De jacht op het verzet, gebaseerd op onderzoek in een paar honderd strafdossiers – je weet niet wat je leest over ongekende gruwelijkheden, begaan door agenten en landwachters, ook uit de Overijsselse contreien. Er is, kortom, nog genoeg om ons aan te laven, om kennis op te doen, om daarmee te proberen dichter bij het wezen van de mens, en zijn streven, te komen. Alleen, we zullen het veel meer zelf moeten doen, en zelf moeten betalen. Want we zitten nu eenmaal in een periode dat mensen die denken dat de overheid kleiner moet worden, daarmee blijken te bedoelen dat er van alles moet verdwijnen dat, zoals gezegd, ons leven in de laatste decennia kleur en extra inhoud gaf. Zoals MijnStadMijnDorp. Eeuwig zonde. Vaarwel, tot betere tijden!
Å
14-12-12 08:28
60
door Aafke Brunt
Unico Wilhelm van Wassenaer Obdam (1692-1766): de ontmaskerde meester In 1740 verscheen in Den Haag onder de titel VI. Concerti Armonici een bundel met zes werken voor strijkinstrumenten en de begeleidende, ondersteunende partij in barokcomposities, de ‘basso continuo’. Deze uitgave was opgedragen aan een graaf Bentinck en uitgegeven door C. Ricciotti. De naam van de componist ontbrak. De muzikale meester wenste anoniem te blijven. De uitgever vermeldde dat de ‘concerti’ afkomstig waren van een ‘Illustre mano’, een ‘vermaarde hand’. Meer gaf hij niet prijs. De componist, zoveel was wel duidelijk, was van hoge afkomst. a een periode waarin de succesvolle compositie werd toegeschreven aan de uitgever Carlo Ricciotti (1675/1681-1756) raakten de concerti in de vergetelheid. Toen rond 1830 de belangstelling voor barokmuziek weer opleefde, werden de heruitgaven van de partituren van de Concerti Armonici te boek gesteld op naam van bekende componisten als Händel en Pergolesi. Aan de laatste, de Napolitaanse componist Giovanni Battista Pergolesi (1710-1736), waren, ondanks zijn korte leven, zó veel werken van een verschillend karakter toegeschreven, dat rond hem een veelzijdigheidsmythe kon ontstaan. Gaandeweg werd hij bestempeld als dé componist van de Concerti Armonici. Maar er klopte iets niet, want de schoenmakerszoon Pergolesi kwam uit zeer eenvoudige kringen.
N
De bibliotheek van Twickel De sleutel die zou leiden tot de ontmaskering van de ware meester bleef 240 jaar verscholen in de bibliotheek van de graven Van Wassenaer Obdam. Na de verkoop in 1816 van hun huis aan de Kneuterdijk in Den Haag verhuisde het deel dat er van hun boeken resteerde naar Delden, waar de familie kasteel Twickel bezat. Hier trof de musicoloog Albert Dunning in 1980 een manuscript aan met een voorwoord in het handschrift van de eigenaar van Twickel, Unico Wilhelm graaf van Wassenaer Obdam (1692 – 1766). Hoe was de in 2005 overleden muziekwetenschapper op de gedachte gekomen om op zoek te gaan in de bibliotheek van Twickel? Voor deze onderzoeker, die volgens zijn eigen woorden was toegerust met een grote ‘Kombinationsgabe’, was het ook een kwestie van een beetje geluk. Uit de opdracht van de eerste uitgave in 1740 had hij afgeleid dat de componist een Een portret van Unico Wilhelm van Wassenaer Obdam (1692-1766) uit 1717 door J.F. Douven.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 60
adellijke vriend was van graaf Willem Bentinck (17041774). Het kwartje viel, toen Dunning op vakantie in Frankrijk iemand ontmoette, die hem vertelde dat hij tijdens een beschrijving van de bibliotheek van Twickel een muziekmanuscript uit de achttiende eeuw had aangetroffen. Dunning wist al dat Bentinck in de wintermaanden een huis bewoonde aan het Haagse Voorhout en dat hij daar een vriendenkring ontving waarin ook Unico Wilhelm van Wassenaer verkeerde. Hij trok dus naar Twente. Het manuscript dat hij daar aantrof, leverde het bewijs. In het eigenhandige, in het Frans gestelde voorwoord van Van Wassenaer stonden de woorden die het mysterie ontsluierden. ‘Partituur van mijn concerten, gedrukt door de heer Ricciotti, bijgenaamd Bachiche. Deze concerten zijn op verschillende tijdstippen gecomponeerd in de jaren 1725 en 1740. Al naar gelang zij klaar waren, bracht ik ze naar het Concertgezelschap in Den Haag, dat door de heren Bentinck, mij en enige buitenlandse heren was opgericht. Genoemde Bachiche speelde er de eerste viool. Ik stond hem toe successievelijk kopieën te maken. Toen het halve dozijn vol was, vroeg hij mij toestemming deze te drukken. Op mijn herhaalde weigering riep hij de hulp in van de heer Bentinck van Rhoon, aan wiens sterke aandringen ik ten slotte heb toegegeven, op voorwaarde echter dat mijn naam er beslist niet op zou voorkomen.’ Bentinck, zo gaat het voorwoord verder, stelde voor de werken aan hem op te dragen. Zo werden de concerten tegen de aanvankelijke bedoeling van de componist in toch gepubliceerd. Andere aanwijzingen ondersteunden het bewijs, dat het stuk moest worden toegeschreven aan graaf Unico Wilhelm.
Veel muziek, veel thee en koffie Verwijzingen naar ‘het Concertgezelschap in Den Haag’ komen ook voor in het archief van de hertogin van Portland. Zij was de moeder van de beide ‘Heren Bentinck’. Na het overlijden van haar echtgenoot
14-12-12 08:28
61
Uitvoering in de tuinen van Twickel door het straatsymfonieorkest, Het Ricciotti Ensemble, op 23 juli 2003.
De componist vond het vijfde deel het meest geslaagd.
Hans Willem Bentick had zij aan graaf Johan Hendrik van Wassenaer gevraagd om de voogdij op zich te nemen over haar beide zoons. Van hen zou Willem de Hollandse goederen van zijn vader erven en zou Charles opvolgen in Overijssel. De beide broers gingen in Leiden studeren, waar zij omgingen met Johan Hendrik’s jongere broer, Unico Willem van Wassenaer. Na de studiejaren werd de vriendschap voortgezet in Den Haag. Brieven aan de hertogin van Portland maken melding van wekelijkse muziekavonden van de broers Bentinck met Unico Wilhelm van Wassenaer, zijn vrouw, zijn zusjes en enkele buitenlandse heren, waaronder een prins uit Moskou, de Franse ambassadeur en de prins van Nassau-Siegen. Het gezelschap vermaakte zich uitstekend: On eut beaucoup de musique, beaucoup de Thé et de Caffé. Willem Bentinck en zijn vriend Unico kregen beiden les van Carlo Ricciotti, die tijdens de uitvoeringen de eerste viool speelde. De organist Quirinus van Blankenburg gaf de beide vrienden les op het klavecimbel. Hun spel was ongetwijfeld van hoog niveau. Het voorwoord van de Partituren had in feite al bewezen dat Van Wassenaer de componist was. Degenen die daaraan nog twijfelden, omdat de maker van het meesterwerk uit het niets was verrezen, moesten hun ongelijk accepteren, toen Dunning in 1992 in een bibliotheek in Rostock drie sonates voor blokfluit en basso continuo van diens hand ontdekte. Daarmee was de meester definitief ontmaskerd. Å Aafke Brunt is archivaris van het huisarchief Twickel. www.twickel.nl Het door Van Wassenaer geschreven voorwoord bij de Concerti Armonici.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 61
14-12-12 08:28
62
door Ab Gellekink Hij was de ambassadeur van de jazz in de jaren vijftig van de twintigste eeuw. De man met drie onafscheidelijke attributen: zijn brede lach, zijn witte zakdoek en zijn trompet. Hij veroverde er de wereld mee; hij kwam, speelde, overwon. Overal en altijd. Tijdens een concert in Italië werd zijn triomfantelijke intocht treffend aangekondigd met: ‘Hannibal crossed the Alps in 218 bC with thirty seven elephants and twelve thousand horses. Louis Armstong crossed the Alps in the mid twentieth century with one trumpet and five musicians.’ Waarna het concert, als overal elders, losbarstte met de standaard openingstune When it’s sleepy time down South. nschede vormde daarop op die gedenkwaardige zaterdagavond 9 mei 1959 in het Stadion Diekman geen uitzondering. Daar was veel aan voorafgegaan. De studentenvereniging van de plaatselijke Hogere Textielschool had bij de voorbereiding van zijn lustrum het oog laten vallen op de band van Armstrong, van wie bekend was dat die rond de tijd van de lustrumviering een tournee door Europa zou maken. Voor de financiële ondersteuning zorgde een aantal winkeliers uit de Haverstraat. In de laatste week verschenen dagelijks advertenties in de lokale pers, waarin werd afgeteld naar de grote datum. Ingeschat was dat geen enkele zaal in Enschede de verwachte massale toestroom van jazzliefhebbers zou kunnen bergen. Alleen het Stadion Diekman zou voldoende capaciteit bezitten om het hoogtepunt van het lustrum ten uitvoer te brengen.
E
Louis Armstrong in Enschede Louis Armstrong betreedt het Stadion Diekman
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 62
Draaiend podium Een van de problemen daarbij was: waar moeten we de band neerzetten zodat alle bezoekers van de zit- en staanplaatsen op de tribunes rondom het veld de musici goed kunnen zien? De keuze viel op het construeren van een draaiend podium bij de middenstip, dat voorzien van acht gummiwielen en een elektromotor elke twee minuten en vijftien seconden precies één keer zou ronddraaien, zodat alle toeschouwers even vaak een blik konden werpen op Satchmo Louis Armstrong en zijn All Stars. Niet te snel; de bandleden mochten eens draaierig worden… Straalelementen moesten de bandleden beschermen tegen het wisselvallige Nederlandse weer. De geluidsinstallatie op de tribunes werd aangesloten op zes podiummicrofoons. Om het geluid te testen werd trompettist Willy Bovenius ingehuurd: staande op de plek waar de maestro zou komen, blies hij zich de longen uit het lijf. Alles leek te kloppen.
14-12-12 08:28
Naar de plek van
Het einde der tijden Biologieleraar dr. W. Beekman van het Enschedese Gemeentelijk Lyceum koppelde in de week na het concert een slecht gemaakt proefwerk van klas 4 van de HBS-B aan een onvoldoende voorbereiding van zijn pupillen en vroeg ‘wie er naar die jazzgek waren geweest’. Toen ongeveer de helft van de leerlingen de hand opstak verviel hij achter zijn dikke zwarte wenkbrauwen in een somber gepeins. Uit zijn onverstaanbaar gemompel maakten de aanwezigen op dat het einde der tijden nabij was …
Advertentie uit Tubantia van 5 mei 1959
Optocht Op de bewuste dag stond om zes uur ’s avonds de Enschedese Burgerharmonie klaar bij de Ambachtsschool aan de Boddenkampsingel, om samen met drumband De Bonte Boertjes de All Stars vooraf te gaan tijdens een rondrit door de stad. Na anderhalf uur wachten – de band had oponthoud gehad in Amsterdam – vertrok de stoet met Armstrong c.s. in een oude paardentram. Voorop reed een platte wagen met daarop een levensgrote stoffen olifant, omhangen met allerlei soorten textiel. Langs de route Deurningerstraat, Stationsplein, Ripperdastraat, Boulevard 1945, Kuipersdijk, Varviksingel en Hendrik Smeltweg zagen velen de koning der jazz aan zich voorbijtrekken. Om half tien kwam de stoet in het stadion aan, waar een erehaag van Sportclub-junioren stond opgesteld. Na een ererondje met de textielolifant kon het concert beginnen. Omdat het aantal bezoekers sterk was
63
achtergebleven bij de voorspellingen, was slechts een beperkt aantal tribunevakken voor het publiek opengesteld. Later in de krant genoemde aantallen bezoekers van vijfduizend waren behoorlijk naar boven afgerond. Het ingenieus geconstrueerde draaipodium hoefde dan ook geen dienst te doen; podium én band stonden stil.
Het concert Het werd een onvergetelijke avond en iedereen realiseerde zich dat het optreden van zo’n uniek gezelschap wel eens eenmalig zou kunnen zijn: Louis Armstrong (trompet en zang), Trummy Young (trombone), Peanuts Hucko (klarinet), Billy Kyle (piano), Mort Herbert (bas), Danny Barcelona (drums) en Velma Middleton (zang). Een scattende Satchmo in Lazy River, een snelle Tiger Rag, een prachtig uitgevoerde Twelfth Street Rag, een melancholieke versie van La Vie en Rose en uiteraard Mack the Knife
Het centrum van de wereld Voor de toen vijftienjarige Ab Gellekink, en ongetwijfeld voor menigeen met hem, leek het Diekman Stadion in Enschede in de zomer van 1959 het centrum van de wereld. Eerst verscheen daar begin mei de koning, om niet te zeggen de keizer, van de jazz, Louis Armstrong. Een goede maand later maakte een ander wereldster zijn opwachting: de voetballer Pelé, die het jaar tevoren met het Braziliaanse elftal in Zweden wereldkampioen was geworden. Beiden verkeerden ze in uitmuntend muzikaal, respectievelijk, sportief gezelschap.
brachten het publiek in vervoering. Velma Middleton blonk uit in de St. Louis Blues. Hoewel de wind debet was aan het ‘wegwaaien’ van sommige klanken, bleef iedereen geboeid kijken en luisteren naar de legende die Armstrong ook toen al was.
You’ll never walk alone
Hoes van de EP met daarop het openingsnummer When it’s sleepy time down South
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 63
Tot de instrumentale nummers die de band ten gehore bracht, hoorde ook een melodie die enkele jaren later - in 1963 - pas echt bekend werd door de hituitvoering van de Liverpoolse band Gerry & The Pacemakers: You’ll never walk alone. Het werd al in 1945 gecomponeerd door Richard Rodgers en Oscar Hammerstein II voor de musical Carousel. De fans van Liverpool FC omarmden het lied in 1963; het wordt nog steeds bij elke thuiswedstrijd massaal gezongen. In Nederland hoort het ook tot het repertoire van de fans van onder meer Feijenoord, FC Utrecht en FC Twente. Jarenlang heeft men zich in Enschede afgevraagd wanneer het lied voor de eerste keer in het Stadion Diekman heeft geklonken. Totdat op YouTube een stukje film opdook van het concert van Armstrong in 1959 in Enschede, waarop na de topper High Society de laatste regels van het lied klinken. Wie de woorden ‘YouTube Armstrong Enschede’ googelt kan zichzelf overtuigen. Rond half twaalf verlieten de fans, onder wie burgemeester Wim Thomassen, voldaan de tribunes. Vijf weken later zou de volgende wereldster zich in het Stadion Diekman melden: Pelé met FC Santos. Voor volle tribunes en zonder draaiend podium. Å
14-12-12 08:28
64
door Ab Gellekink
Pelé in Godenzonen waren het, spelers van een andere planeet. Brazilië was in 1958 wereldkampioen voetbal geworden door in Zweden in de finale het gastland met 5-2 te verslaan. Heel Europa kwam superlatieven tekort bij het beschrijven van het spel van de Brazilianen. De namen van Pelé, Pepé, Zito, Garrincha en anderen werden met het diepste respect uitgesproken. Die verering ontging ook de Braziliaanse clubs niet. FC Santos en Botafogo, leveranciers van diverse internationals, maakten zich op om de belangstelling voor het ZuidAmerikaanse voetbal in klinkende munt om te zetten. e Braziliaanse regering stelde een speciaal vliegtuig beschikbaar, waarmee FC Santos na afloop van het seizoen 1958/1959 naar Europa vloog voor een reeks van maar liefst 22 wedstrijden in 45 dagen. Negen landen werden aangedaan in een moordend tempo van gemiddeld één wedstrijd per twee dagen, met een selectie die uit slechts zeventien spelers bestond. Daaronder zelfs twee jonkies van zestien jaar, onder wie Coutinho, die na Pelé zou uitgroeien tot de beste speler van Santos.
D
Naar Nederland Het bestuur van Sportclub Enschede kreeg al enkele maanden tevoren lucht van de geplande komst naar Europa. De Enschedese vereniging behoorde in die tijd tot de topclubs van Nederland en was in het vorige seizoen 1957/1958 het landskampioenschap in de Eredivisie op een haar na misgelopen door in een noodzakelijk geworden beslissingswedstrijd met 0-1 te verliezen van DOS Utrecht. Penningmeester Henny Walhof informeerde op 21 januari 1959 per brief aan Santos naar de mogelijkheden en de condities om tijdens de Europese tournee ook Enschede in het speelschema op te nemen. Na enig geharrewar bleek dat alle contacten dienden te verlopen via de officiële vertegenwoordiger van Santos in Europa, Roberto I. Fauszlegier, die in Hamburg woonde en ook domicilie hield in Rio de Janeiro. Op 5 april kwam van hem het verlossende woord: Santos bevestigde dat het op zondag 14 juni 1959 in Enschede zou uitkomen Pelé op een foto uit 1959
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 64
14-12-12 08:28
Naar de plek van
n Enschede
65
Expositie 1-1, 11 idolen en Jan Mulder TwentseWelle, Enschede, 24 november 2012 – 19 mei 2013 In deze expositie staat niet de bal centraal, maar gaat het om de speler, de supporter en de wereld om hen heen. Wat is de maatschappelijke betekenis van het immens populaire voetbal? Welke rol spelen clubs en voetballers in onze veranderende samenleving? Ex-profvoetballer en auteur Jan Mulder interviewde elf bekende Nederlanders over hun voetbalidool. Zangeres Karin Bloemen koos Frank Rijkaard, presentator Matthijs van Nieuwkerk David Beckham en acteur Kasper van Kooten ziet in Youri Mulder zijn jeugdheld. Ook Pelé behoort tot de gekozen idolen.
elftal had er op dat moment al twaalf duels opzitten en arriveerde vermoeid uit Hannover, waar het daags tevoren met 7-1 had gewonnen van een selectieteam uit Niedersachsen. Het meespelen van Pelé was onzeker. Henny Walhof was echter onverbiddelijk door met het contract te zwaaien: ‘Geen Pelé, geen geld!’ En dat gaf de doorslag, want uiteindelijk was het de Brazilianen alleen maar te doen om geld.
Mythevorming tegen Sportclub Enschede tegen een vergoeding van zesduizend dollar, in die tijd ruim 22.000 gulden. Daarnaast werden voor de spelers en begeleiders 84 overnachtingen geclaimd met bijbehorend volpension.
‘Geen Pelé, geen geld!’ Sportclub Enschede ging akkoord met deze voorwaarden, maar was wel zo slim om zelf ook eisen te stellen. Zo werd bedongen dat Santos niet
Het elftal van Santos in 1959. Pelé gehurkt 3e van rechts.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 65
in de nabijheid van Enschede een tweede wedstrijd zou spelen, uitgezonderd in plaatsen als Dortmund, Düsseldorf, Essen en Amsterdam. Van meer belang was de eis dat Santos met zijn sterkste elftal zou aantreden. Naast het meespelen van Pelé werd overeengekomen dat ook onder meer Zito, Pepé en Dorval in het veld zouden komen. Naar later zou blijken geen overbodige voorwaarde, want diverse spelers van Santos zaten er bij aankomst in Enschede helemaal door. Dat was niet verwonderlijk, want het
Het nieuws van de komst van Pelé en de zijnen sloeg in Enschede en omgeving in als een bom. Voetballiefhebbers waren in die jaren nog niet vertrouwd met beelden van de grootheden der aarde. Hoewel het WK van 1958 het eerste grote voetbaltoernooi was dat rechtstreeks op TV werd uitgezonden, had nog lang niet iedereen thuis een TV-toestel staan en velen kenden de Brazilianen alleen maar van nieuwsflitsen en bioscoopjournaals. Over de kwaliteit van de wereldkampioenen werd uitsluitend gesproken in superlatieven die doorgaans slechts gebaseerd waren op de eigen fantasie. Pelé was in korte tijd uitgegroeid tot een jonge god aan wie naast zijn balvirtuositeit ook andere atletische vermogens werden toegedicht. Zo werd verkondigd dat hij de honderd meter binnen elf seconden kon lopen en tegen de twee meter hoog sprong. Het kon niet anders of het Diekman-stadion zou uit zijn voegen barsten om plaats te bieden aan alle aficionados, een begrip dat toentertijd overigens nog niet in zwang was. Het bestuur van Sportclub Enschede begon daarom al in een zeer vroeg stadium met de voorbereidingen. Vanwege de aan de wedstrijd verbonden hoge kosten golden verhoogde entreeprijzen. Op 27 april werden de Sportclub-leden in de gelegenheid gesteld kaarten in de voorverkoop te verkrijgen. De overdekte tribuneplaatsen, waarvoor maar liefst zes gulden werd gevraagd, waren al meteen die dag uitverkocht. De overige zitplaatsen kostten vier tot vijf gulden, staanplaatsen twee gulden vijftig en jongenskaartjes vijftig cent. In de vrije verkoop waren medio mei alleen al in het district Nordhorn 1.700 kaarten aan de man gebracht. Uiteindelijk zouden volgens Tubantia 21.000 en volgens de Twentsche Courant ruim 24.000
Å
14-12-12 08:28
66
naar de plek van
De spelers van Santos betreden het Stadion Diekman, door een erehaag van Sportclub-junioren. (Foto Henk Brusse)
toeschouwers de wedstrijd aanschouwen, waarmee het Diekman-stadion vrijwel uitverkocht was.
Pelé en de zijnen op te vangen. Exploitant Sjoerd Mandemaker, gewend om buitenlandse tegenstanders van Sportclub Enschede te ontvangen, had moeite om aan de eisen van zijn gasten te De inwendige mens voldoen. Tubantia berichtte de dag daarna: ‘Men kon Rond één uur ’s middags op de dag van de wedstrijd de Zuid-Amerikanen niet een goede Nederlandse arriveerden de Brazilianen per trein in Enschede. burgerpot voorzetten, want zij zijn het in hun warme Bij het Parkhotel aan de Hengelosestraat, waar het vaderland anders gewend. Vandaar dat het etentje, gezelschap zou verblijven, stonden honderden dat aan de siësta van de spelers voorafging, bestond nieuwsgierigen te wachten om een glimp van uit een soort rumpsteak (vooral geen rood vlees), een tomatensoep met allerlei ongewone dingen erin, salade, aangemaakt Wedstrijden Europese tournee FC Santos 1959 met veel olie, rijst en fruit, in ongelooflijke Datum Duel Uitslag Goals Pelé hoeveelheden. Na het middagslaapje 23 mei Bulgarije B – Santos 3-3 2 volgde weer een licht etentje, met veel 24 mei Bulgarije A – Santos 0-2 1 melk. “Ik heb 50 liter ingeslagen”, vertelde 26 mei Standaard Luik – Santos 0-1 0 de heer Mandemaker. “Ze zullen mij 27 mei Anderlecht – Santos 2-4 2 niet leegdrinken.” Na de wedstrijd aten 30 mei Gent – Santos 2-1 0 de spelers kip met patates frites en fruit, 3 juni Feijenoord – Santos 0-3 1 opnieuw in porties, welke wij nauwelijks 5 juni Internazionale – Santos 3-2 2 gewend zijn.’ 6 juni Fortuna Düsseldorf – Santos 4-6 1 7 juni Nürnberg – Santos 3-3 0 Gastspelers 9 juni Servette – Santos 1-4 1 Het was overigens niet de eerste wedstrijd 11 juni Hamburg – Santos 0-6 1 van Santos op Nederlandse bodem. Elf 13 juni Hannover – Santos 1-7 3 dagen eerder, op 3 juni, speelden de 14 juni Sportclub Enschede – Santos 0-5 3 Brazilianen in het Oosterpark in Groningen 17 juni Real Madrid – Santos 5-3 1 tegen Feijenoord. In Groningen wilde 19 juni Sporting Lissabon – Santos 2-2 1 men de afgezwaaide topscheidsrechter 21 juni Botafogo – Santos 1-4 1 Klaas Schipper een passend afscheid 24 juni Valencia – Santos 4-4 1 aanbieden. Omdat het eigen GVAV - in 26 juni Internazionale – Santos 1-7 4 1956 naar de Eredivisie gepromoveerd - als 28 juni Barcelona – Santos 1-5 2 tegenstander veel te zwak werd geacht, 30 juni Genoa – Santos 2-4 0 hadden de organisatoren Feijenoord 2 juli Wenen – Santos 3-0 bereid gevonden als tegenstander te 5 juli Betis Sevilla – Santos 2-2 fungeren. De Rotterdammers verloren [Bron: Voetbal International, 5 augustus 2009] met 3-0, waarbij Pelé één keer scoorde.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 66
NB! Zie voor voetbal in Twente ook: ‘1-1, elf idolen en Jan Mulder’, in Twentse Welle Enschede, t/m 20 mei 2013.
Affiche van de wedstrijd. Ook opgenomen in Enschede zoals het was, deel 15, over de sport.
Ook de Enschedeërs wilden zoveel mogelijk tegenstand van formaat bieden. Desgevraagd had de KNVB toestemming gegeven om maximaal twee gastspelers op te stellen. Dat werden midvoor Dick Tol van Volendam en linksbinnen Tonny van der Linden van DOS Utrecht. Vooral het meespelen van Van der Linden werd als pikant beschouwd, want uitgerekend hij had Sportclub Enschede de das omgedaan door in de beslissingswedstrijd om het landskampioenschap van Nederland in 1958 het winnende doelpunt voor DOS te maken. Er gingen zelfs geruchten dat beide gastspelers naar Sportclub Enschede zouden worden getransfereerd voor het volgende seizoen. Maar dat verhaal bleek later niet te kloppen.
De wedstrijd Ook met de beide versterkingen kon Sportclub Enschede geen potten breken tegen het superieure Santos. Tot aan de rust zagen de Enschedeërs kans de nul te houden, maar daarna was er geen houden meer aan. Pelé zorgde hoogstpersoonlijk voor de eerste drie doelpunten, het eerste met het hoofd, het tweede via het lichaam van stopperspil Joke Weustink en het derde na een snelle combinatie van het binnentrio. Twaalf minuten voor het einde van de wedstrijd werd Pelé onder applaus gewisseld, waarna Coutinho met een kopbal en Dorval in de slotseconden de eindstand op 0-5 brachten. De dag daarop vertrokken de Brazilianen naar Schiphol voor hun volgende ontmoeting. Die tegenstander was Real Madrid, dat met 5-3 zou winnen. Pelé zou in de 22 ontmoetingen in totaal 28 keer het net weten te vinden. Å
14-12-12 08:28
door Anne-Marie Oudejans
Anne-Marie Oudejans schreef het boek Categorie één. Dierlijk afvalverwerking door de eeuwen heen. 196 pp. € 25,95. www.VermeerBestseller.nl
67
De ‘krengfabriek’ in Nijverdal Bijna 85 jaar af- en aanvoer van dierlijk afval Afvalverwerking is tegenwoordig een zaak van gespecialiseerde bedrijven, die gericht zijn op hergebruik van materialen. Daarbij is het belangrijk dat zij voldoende volume hebben, want de noodzakelijke installaties zijn peperduur. Ook de zuivering van rioolwater wordt gecentraliseerd. Dierlijk afval moet eveneens worden verwerkt. In deze laatste sector vonden belangrijke ontwikkelingen plaats dankzij bepalingen in de Vleeskeuringswet en de Veewet van 1923. Ze leidden in 1928 tot de stichting van een destructiebedrijf (de NTF) in Nijverdal. kilometer verder gelegen productiebedrijf in Bergum vervoerden. De NTF groeide gestaag en de vrachtwagens groeiden mee, ook in technische zin. Ze werden voorzien van een takelinstallatie en een afstandsbediening teneinde het contact tussen de chauffeur en het kadaver tot een minimum te beperken. Op 31 december 1985 telde de NTF in totaal 225 personeelsleden, waarvan er toen 49 werkzaam waren in Nijverdal.
Krengen in de kringloop
De NTF in 1985, toen er in Nijverdal 49 personeelsleden waren.
e bepalingen in de Vleeskeuringswet en de Veewet zeiden dat vlees dat na keuring ongeschikt was als menselijk voedsel, moest worden vernietigd. Hetzelfde gold voor de kadavers van dieren die een natuurlijke dood waren gestorven. Ze zouden namelijk een gevaar met zich mee kunnen brengen voor de volksgezondheid en, in geval van besmettelijke ziekten als miltvuur of kwade droes, ook voor de veestapel. De ‘destructie’ bleek vaak moeilijk. Begraven bijvoorbeeld, kon leiden tot verontreiniging van het grondwater. Ook verbranden, stomen of koken behoorden tot de mogelijkheden, maar die oplossingen waren niet goedkoop. In Friesland sloten alle gemeenten zich daarom aan bij de ‘destructor’ van de N.V. Thermo-Chemische Fabrieken in Bergum, waardoor de vernietiging kon worden gecentraliseerd. Niet minder belangrijk was, dat kadavers en slachtafval werden verwerkt tot waardevolle en gezonde producten. Zo werd er vet geproduceerd voor de chemische industrie en konden het vet, maar ook het vlees, het bloed, de beenderen en de veren, weer worden gebruikt in de veevoederindustrie. Friesland liep hiermee landelijk voorop.
D
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 67
Gemeenten in het westen van Groningen en Drenthe sloten zich aan, waarna ook Overijssel mee ging doen, hoewel er in deze provincie eerst plannen waren om een nieuwe destructor te bouwen. Vanwege de hoge kosten werd er uiteindelijk voor gekozen in Nijverdal een verzamelplaats in te richten.
‘Krengfabriek’ In de volksmond werd het gebouw van de Nederlandsche Thermo-Chemische Fabrieken (NTF) de ‘krengfabriek’ genoemd. Het gebouw, neergezet door de firma Bouwhuis en Schothans uit Nijverdal, stond aan de Almeloseweg 2 in Haarle. De naam suggereerde dat het, volgens het woordenboek, een fabriek zou zijn van dode dieren die reeds min of meer tot bederf waren overgegaan. Geproduceerd werden dergelijke dieren er uiteraard niet, verzameld wel. Op 2 juli 1928 werd het bedrijf officieel in gebruik gesteld. Per 1 januari 1929 werd G.W. Stroink uit Enschede aangesteld als chef. Binnen zijn werkgebied was de NTF verplicht om alle aangemelde kadavers snel op te halen. Bij het ‘overlaadstation’ reden de ophaalwagens dus af en aan, waarna grote vrachtwagens de resten naar het 130
De wetgeving rond het dierlijk afval werd in de loop der tijd aangepast. Ook gingen hiervoor Europese richtlijnen gelden. De uitbraak van verschillende dierziekten rond de eeuwwisseling leidde tot vergaande verscherping van de regels. Met name door de uitbraak van ‘gekke-koeien-ziekte’ of BSE werd het gebruik van producten uit kadavermateriaal in veevoer verboden. Kadavers of delen daarvan, en bijvoorbeeld het ruggenmerg en de hersenen van herkauwers, werden sindsdien bestempeld als ‘categorie-1-materiaal’. Het moest, volgens de definitie ‘voortaan wettelijk gedurende 20 minuten met verzadigde stoom een hittebehandeling krijgen bij 133 graden Celsius en een druk van 3 bar. Daarna moet het bij hoge temperaturen worden verbrand.’ In één klap waren dierlijke eiwitten en vetten daarmee veranderd van waardevolle toevoegingen in dieren- en veevoer in een lastig afval. Letterlijk en figuurlijk was de verwerking van dierlijk afval in een kwalijke reuk komen te staan. In feite was de sector terug bij af. Maar er zijn volop nieuwe ontwikkelingen gaande, want het blijft een feit, dat dierlijk afval veel heeft te bieden. In plaats van ‘destructie’ doet tegenwoordig het woord ‘animal rendering’, te vertalen als ‘splitsing en teruggave’, opgang. Het materiaal wordt inderdaad gesplitst en geeft daarbij vet en diermeel terug. In feite vormt de verwerking van dierlijk afval daarmee één van de vroege voorlopers van het huidige principe van ‘cradle-to-cradle’, ofwel duurzaamheid, op basis van de kringloop der natuur. ‘Nijverdal’ is nog steeds in gebruik als overslagstation. Kort voor de eeuwwisseling zijn de NCB in het Brabantse Son en de NTF in Burgum samengegaan tot Rendac, waarna de fabriek in Son verder draaide. Å
14-12-12 08:28
68
door Gerrit van Hezel
Observaties te Vollenhove in 1918 Vollenhove was in de zomer van 1918 voor de journalist M.J. Brusse een tussenstation, nadat hij de Zuiderzee was overgestoken. Hij nam er zijn intrek in ‘ ’t veel te groote ouderwetsche’ hotel Van der Veen. Op basis van hetgeen hem ‘telkens door een andere over de anderen’ in vertrouwen werd verteld, schetste hij een levendig beeld van het wel en wee in de havenplaats in de Kop van Overijssel. Toen hij de volgende ochtend om zes uur met de stoomtram weer vertrok, had hij voldoende opgestoken om er zijn rubriek ‘Onder de menschen’ in de Nieuwe Rotterdamsche Courant mee te kunnen vullen. pijp ondersteunend, pleegt hij zijn after-dinner cognac, zijn oude Bols te nemen in de herbergen, waar zijn overheerschende stem, waar zijn amechtig proestende lachbuien het glaswerk op den toog laten rinkelen. En … iedereen zwijgt. De visscherlui, de boerenknechten, het bleeke kleermakertje, de waard zelf. Zij zitten met den gemeenzamen landheer om de ronde tafel te drinken, te rooken, en hem zwijgend aan te staren, als zijn eerbiedig gehoor. Hij zegt dat de Duitschers den oorlog zullen winnen, winnen móeten, omdat een Duitscher hier en ginder een kèrel is, en de geallieerden papventjes, tuig! Hij zegt, wie er in den Raad, in de Staten, in de Kamer
gekozen worden. Hij is christelijk-historisch en vloekt of het dondert in de rookerige herbergkotjes. Hij zegt hoe het gewas staat, hoe de veeteelt, de paarden- en varkensfokkerij, hoe de trek is van de haring, ansjovis en bot; hoe de dominee gepreekt heeft, en dat de veearts een uilskuiken is, de burgemeester een ezel in folie is. En ze hooren hem aan, en knikken en lachen witjes, als hij, met een slag van zijn glas, dat vaak den voet breekt, er nog een aan laat rukken. Tja, en zij allemaal bestellen ook nog een borrel…’ Niemand was veilig voor de baron, als die in een van de plaatselijke herbergen – het zij de Zwaan, het zij ’t Gouden Hert – frequenteerde. Plotseling kon hij, ‘met
De journalist en schrijver Marie Joseph (‘Rie’) Brusse (18731941), toen hij in 1919 zijn ‘zilveren schrijversjubileum’ vierde.
e dokter, die er uitzag als een jagersman en die hij al kende uit de gelagkamer, zat al op het achterbalkon. Brusse begreep niet waarom deze notabele hem nu niet groette. Juist toen hij een gesprekje met hem aan wilde knopen, klopte de dokter - ‘een zeer intelligent en geenszins veroesterd, vrijgevochten man’- zijn pijp uit en stopte de tram. De conducteur wist te vertellen dat er ‘ergens wijdweg door de lange peppellanen’ een vrouw krankzinnig was geworden, omdat haar man onder zijn eigen wagen met hooi te pletter gereden was. De andere passagiers stopten daarom even hun ‘morgenkout’. Ze gingen snel weer verder met hun verhalen over ‘den landheer’ met zijn feodale opvattingen, die aan de volgende halte woonde op Oldruitenborg, ‘het middeleeuwsche landgoed zijner voorvaderen.’ Antony baron Sloet van Oldruitenborg was als vanzelf ook de – door Brusse ‘graaf’ genoemde – hoofdfiguur in het verhaal. Sinds 1903 was hij burgemeester van Ambt en Stad Vollenhove. ‘De graaf, in het stage bewustzijn van zijn grafelijkheid, die hem veroorlooft een minzaam, robuust-minzaam man te wezen. ’s Avonds na tafel met zijn pet op, met zijn linkerhand de zwaar neerhangende moffe-
D
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 68
De familie Sloet tot Oldruitenborgh voor de havezate Oldruitenborgh, eind negentiende eeuw. Zittend baron Anthony (18511935) en zijn vrouw Frederika Margaretha Lewe van Middelstum (1860-1925). Staand hun kinderen, van links naar rechts: Maria Machteld Florentina (1884-1939), Anthony Frederik (1893-1982), Egbert (1882-1945) en Anton Henri (1880-1950).
De Brusse’s Ze hadden het niet van een vreemde: Jan Brusse werd correspondent in Parijs en Peter Brusse in Londen. ‘De voortreffelijke journalist en onovertroffen reporter’, aldus De Groene Amsterdammer in 1919, Marie Joseph Brusse was hun vader. Hij werd bewonderd om zijn mensenkennis, om de rijkdom van zijn taal en om zijn mnemo-techniek, een vorm van snelschrift waarmee hij dialogen in al hun directheid noteerde. Uit zijn drie huwelijken kreeg Brusse nog vijf zonen. Kees Brusse werd acteur, Mark Brusse beeldhouwer en graficus, Wim Brusse grafisch vormgever, Ytzen Brusse cineast en Henk Brusse architect. Zijn broers Willy en Jo richtten W.L. en J. Brusse’s Uitgeversmaatschappij in Rotterdam op en gaven zijn boeken uit.
14-12-12 08:28
69 Onderliggend op pagina 68: Brief van Brusse van 2 april 1906 aan zijn vriend, de schilder en schrijver Jacobus van Looij: ‘Dag in, dag uit oorspronkelijk werk leveren … is moordend voor je zenuwgestel.’
slag op z’n schouder, die er als ie zich uitkleedde, blauw van zag.’ Maar op een keer, toen hij met een zware vracht langs de weg sjouwde en de baron hem passeerde in zijn ruituig met de beide vossen ervoor, had deze geweigerd hem een stukje mee te laten rijden. ‘k Rij geen Jid!’, had hij geroepen. En direct erachteraan: ‘k Beleedig je toch niet?’ ‘Ik u ook niet, graaf!’, had de koopman teruggeroepen. Hij kon er wel om lachen, net als de anderen in de tram. Zo ging het nu eenmaal, in die dagen.
De grootvader van de baron
Het verzamelde personeel van de havezate Oldruitenborgh, begin twintigste eeuw.
de onverbiddelijkheid van een rechter van instructie’, botweg aan iemand vragen wat die nu betaalde aan hoofdelijke omslag. Of vragen stellen over een zekere Willem en een vrouw, over de hoeveelheid rogge die iemand had achtergehouden. Jovialiteit, ‘schouwe boertigheid’ en ‘brutale anecdoten over alle notabelen’, van wie hij niemand spaarde, gingen bij de baron hand in hand. Als hij onder de bruine beuk voor zijn ‘kasteel’ zat, mochten de rentmeester, de tuinbaas, de huisknecht of de gouvernante zich haasten om zijn bevelen uit te voeren. Hij ontving er iedereen – ‘de paardenkoopers, den veldwachter, meneer de notaris, den meester, den volder, den koopman met ’t pak, die ook scharrelt in antiek.’ Hij liet hen naast zich plaatsnemen en gaf hun een sigaar. Of hij liet hen over de marmeren trappen,
waar langs de wanden ‘de wapenschilden en de oude familieportretten’ hingen, naar zijn kamer komen. In dit ‘jagersarsenaal’ schonk hij hun ‘’n borrel, ’n glas morgenport, in ruil voor de vertrouwelijkste relazen over alles en nog wat.’ ‘Tot zijn feodale begrippen’ behoorde ook, dat hij ‘betalen, ’t grabbelen in den zak met dat smerige geld’ beneden de waardigheid van zijn stamboom achtte. Dààr spraken ze over, in de tram Een exportslachter uit de stad, een welgedijd man, dik en blozend, keurig in het pak en met gouden sieraden en glinsterend aangedaan zou hebben gekost.’ Een joodse koopman had óók naast de baron op de bank gezeten, had óók een sigaar en drank van hem gekregen, was óók met koffie bediend op een zilveren blad. ‘En ’t was Mozes voor, Mozes na, bij iederen
De grootvader van de baron, had Brusse gehoord van een slager, kon op het laatst van zijn leven niet meer lopen, ‘zóó dik als ie was.’ Hij was ‘driehonderd pond schoon aan den haak, op zoo’n ouderwetschen hoogen eiken stoel, de zitting met ‘n driehoek vooruit; daar lag z’n onderbuik op. Zo liet ie de pachters voor zich roepen, en soms ook den schoolmeester, en ’t stalpersoneel, de lui van de jacht, de tuinknechts, lakeien, elk op z’n beurt. In den hoek bij de hand stond ’n zweep. En rechtop gezeten als op ’n troon, rammelde hij ze stuk voor stuk af… Op handen, op handen werd die man gedragen…’ Å
Dankzij de digitale doorzoekbaarheid Marie Joseph Brusse schreef zijn ‘vingers blauw’ en bundelde veel van zijn werk, onder andere in 1920 en 1940. De vier artikelen die hij in 1918 schreef over Kraggenburg en Vollenhove, zaten daar echter niet bij. De digitale doorzoekbaarheid van kranten en tijdschriften in de Koninklijke Bibliotheek leidde tot hun herontdekking. En zo kwam ook Anthony baron Sloet van Oldruitenborg, sinds 1903 burgemeester van Stad en Ambt Vollenhove en woonachtig op de havezate Oldruitenborg, weer voor het voetlicht.
Vollenhove op een prentbriefkaart uit 1905.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 69
14-12-12 08:29
70
door Ben Morshuis
Een plaats van herinnering: het stadhuis in Ootmarsum Tegenwoordig staan gemeentelijke herindelingen, niet voor het eerst, volop op de politieke agenda. Ook in Overijssel. Eens telde deze provincie 62 gemeenten. Na de laatste gemeentelijke herindeling in 2001 zijn het er nog 25. Of dat aantal blijft bestaan, zal de toekomst uitwijzen. Een van de gevolgen van een dergelijke ingrijpende reorganisatie is vaak, dat gemeentehuizen, als ze niet worden afgebroken, een nieuwe functie moeten krijgen. Zo ook in Ootmarsum, een stad in het noordoosten van Twente met een lange geschiedenis. Rond 1300 verleende de bisschop van Utrecht aan Ootmarsum het stadsrecht, waarmee de landsheer het belang van het kleine plaatsje aan de grens van zijn bisdom onderstreepte. Als godsdienstig centrum en als drukke handelsplaats met een rijk gildeleven had Ootmarsum dit privilege dubbel en dwars verdiend. n een stad hoort een stadhuis, maar kennelijk hechtte de magistraat minder waarde aan deftig vertoon, want er werd slechts een klein ‘raedthuys’ geplaatst. Het moet een eenvoudig pand zijn geweest, dichtbij de Stenen Poort, dat als Huys der Stadt dienst deed. Het was in elk geval zo’n onopvallend gebouw dat Jacob van Deventer het in 1560 niet eens aangaf op de stadsplattegrond, die hij als zoveel andere tekende in opdracht van Philips II, die toen het gezag voerde over de Nederlanden.
I
Stadhuis in centrum
Het stadhuis aan het begin van de 20e eeuw. Ingekleurde foto
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 70
In 1564 was er een groter en meer representatief gebouw nodig, beter passend bij de stad, die in die tijd ook bestuurlijk heel wat in de melk had te brokkelen. Men bouwde het in het centrum van de stad, tussen de Markt en het Kerkplein, op een kruispunt van enkele straten. Zo hadden de vroede vaderen zicht op het doen en laten van hun burgers. Het gemeentebestuur ging bij de bouw nauwgezet te werk. Er vertrok een afvaardiging naar Delden om in de zagerij van Twickel hout uit te zoeken, dat voor de betimmering van het interieur kon worden gebruikt. De vroede vaderen namen de aannemer en enkele bouwlieden mee. Ook hun dames bevonden zich in het gezelschap. Een overzicht van de kosten laat zien, welke consumpties onderweg werden gebruikt. Het nieuwe stadhuis werd een zogenoemd vakwerkhuis met gebinten, zoals er in Ootmarsum meer van die panden stonden. Voor het hout voor het gebint ging een delegatie naar ‘de bossen van de marken Mander, Vasse en Geesteren.’ Voor de fundering viel de keuze op Bentheimer zandsteen, materiaal dat ook werd gebruikt voor de onderste rand van de ‘opgaende buitenmuur’. Het vervoer van al die materialen werd geregeld door middel van hand- en spandiensten. Boeren uit Ootmarsum en omgeving werden gecharterd om zonder geldelijke
Een gildebeker uit de 17e eeuw met het stadswapen van Ootmarsum. Een der historische kunstschatten uit het oude stadhuis
beloning af en aan te rijden met hout en stenen. Ze werden wél getrakteerd op ‘grauw- en schoon brood, spek en eieren.’ Met een flinke portie gratis bier kon het voedsel worden weggespoeld en de dorst worden gelest. Het inzetten van vrijwilligers was overigens geen zeldzaamheid in die tijd. Zo hielpen leden van het Sint Anna Schuttersgilde met het optrekken, het richten, van het gebintwerk. Bij het bereiken van het hoogste punt werd een ‘meyboom’ geplaatst, waarna het ‘richtmöälke’ volgde. De kussentjes waarop de stadsbestuurders in het vorige stadhuis hadden gezeten, konden opnieuw dienst doen. Wel moesten ze opnieuw worden gevuld. ‘Zes pont vlocken’ moest Gerrit Schroder in de kussens stoppen. Bij de opening was de Commandeur der Duitse Orde, Bernhard de Bever, eregast. Over het aantal genodigden is niets bekend, maar wel staat genoteerd dat er zestien vaatjes Lübecks Bier werden leeggedronken.
14-12-12 08:29
71
In 1314 werden door bisschop Guido van Henegouwen de stadsrechten bevestigd. Deze waren rond 1300 aan Ootmarsum verleend.
Opnieuw een nieuw stadhuis Ruim twee eeuwen lang werd Ootmarsum vanuit dit in vakwerk opgetrokken stadhuis bestuurd. Het te besturen gebied was wel aanmerkelijk groter dan het huidige Ootmarsum. Tot het ambtsgericht behoorden namelijk ook Denekamp, de tussenliggende kerkdorpen en Tubbergen. Het stevige stadhuis weerstond de schermutselingen die de Tachtigjarige Oorlog met zich meebracht. Het kon in 1597 ook Prins Maurits, die de Spaanse bezetting had verjaagd, officieel ontvangen. Maar het stadhuis was eveneens getuige van soms heftige botsingen tussen roomskatholieken en protestanten, waarbij meestal de Grote Kerk de inzet was. In 1777, toen de Tachtigjarige Oorlog al ruim een en een kwart eeuw ten einde was, achtte het stadsbestuur de tijd opnieuw rijp voor een nieuw stadhuis. Het bleek achteraf een juist moment, want een halve eeuw later zou een dergelijk plan vanwege geldgebrek niet meer uitvoerbaar zijn geweest. Bouwmeester Egbert Schrader uit het Duitse Gildehaus maakte het ontwerp voor een stadhuis waarvan met name de voorgevel een voor die tijd deftige en fraai versierde aanblik bood. Het kwam vanzelfsprekend op dezelfde plaats te staan als het vorige: centraal in de stad.
Geen brand Er is wel eens geschreven dat het oude, uit 1564 daterende vakwerkstadhuis door brand was verwoest. Maar er zijn voldoende bewijzen aan te voeren die deze bewering logenstraffen. Zo werd drie maanden vóór de bouw van het nieuwe stadhuis de schoorsteen van het oude raadhuis nog geveegd. Het kreeg twee maanden voor de start van de nieuwbouw nog een grondige opknapbeurt en op 22 februari 1777 vond er nog de verkiezing van de nieuwe burgemeesters plaats. Een ander bewijs dat een brand uitsluit, is dat veel sloopmateriaal, zoals hout en vensterruiten, kon worden verkocht.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 71
Tussen maart 1778 en oktober 1779 kwam de nieuwbouw tot stand en ook van deze bouwwerkzaamheden aamheden zijn interessante gegevens bewaard gebleven. geb bleven. Boeren uit de omgeving n werden geronseld om m materialen aan te voeren. Ze Ze kregen geld mee om m onderweg af en toe een pond pon ond on d zeep te daarmee kopen om da aarmee de wagenassen te smeren. sm mer eren e . Ook kregen ze geld om onderweg tol te kunnen betalen. Als beloning kreeg elke voerman na terugkeer een pijp en een zak tabak. Elke uitgave werd zorgvuldig bijgehouden, zoals rekeningen aantonen. Er werden bij de bouw 14.500 spijkers verwerkt, 60 tonnen kalk en 60 wagens zandsteen. Want ook bij dit stadhuis werd Bentheimer steen gebruikt, zoals onder andere de plinten en de voorgevel laten zien. Van het oude afgebroken stadhuis werden de bakstenen opnieuw gebruikt: 13.000 in totaal, die voor een bedrag van 3 gulden en 13 stuivers werden afgebikt. Het hergebruik van deze stenen is opnieuw een bewijs dat het oude stadhuis niet is afgebrand.
Toren en klok In oktober 1779 werd het hoogste punt bereikt. Een feestelijk moment. Enkele dames hadden voor een versiering gezorgd. ‘Volgens order aan de meiden die de croone op het stadhuis gemaakt hebben, twee ducaten gegeven’, staat geschreven. Dat hoogste punt was echter niet het torentje, zoals dat nu nog op het stadhuis staat, want voor een toren was in 1779 geen geld meer. Stadssmid B.W. Kotte maakte voor 4 gulden een koperen windvaan en daarmee moest het stadhuis het tot 1839 doen. In dat jaar werd de grote toren die vóór de rooms-katholieke kerk stond, afgebroken. Het puin daarvan werd verkocht en van die opbrengst werd 780,50 gulden besteed aan een torentje op het stadhuis, compleet met klok en uurwerk, afkomstig uit de gesloopte kerktoren. De klok en het uurwerk werden in 1936 verwijderd en na restauratie van de toren niet meer herplaatst. In 1965 werd het stadhuis met twee vleugels uitgebreid en in 1993 kwam er weer een tijdsaanduiding in de toren in de vorm van de Beatrixklok.
Het stadhuis, zoals het er eind 19e eeuw uitzag. Nog met uurwerk in de toren
tot de Gemeente Dinkelland verloor het stadhuis in Ootmarsum zijn functie. Ondanks pogingen van de bevolking om het gebouw in elk geval voor de gemeenschap Ootmarsum te behouden en het bijvoorbeeld een museale bestemming te geven, werd het gehele complex door het nieuwe gemeentebestuur verkocht. Een tijdlang deed het dienst als meubelzaak en sinds 2012 is er een kunstgalerie gevestigd. Zo werd het stadhuis een plaats van herinnering aan de status van zelfstandige stad die Ootmarsum zo lang en zo trots heeft gevoerd. Å
Een nieuwe functie voor oud stadhuis Nadat de Gemeente Ootmarsum in 2001 met de gemeenten Denekamp en Weerselo was gefuseerd
14-12-12 08:29
72
door Frits Schmidt
Reizen door Overijssel Rond het midden van de negentiende eeuw, met de komst van moderne vervoermiddelen zoals de stoomtrein en de stoomboot, nam het aantal reizigers sterk toe. Tot die tijd was reizen vooral afzien. Je ging alleen op pad als de noodzaak daartoe aanwezig was; bijvoorbeeld om elders zaken te regelen. Slechts een minderheid besloot huis en haard tijdelijk te verlaten om familiebezoeken af te leggen of om zijn nieuwsgierigheid te bevredigen. Wie vóór ongeveer 1850 andere landstreken wilde bezoeken, moest daar om te beginnen de tijd voor nemen, ook weinig comfort accepteren en bereid zijn de nodige risico’s te aanvaarden. en goede indruk van de ongemakken waar de reiziger soms mee te maken had, biedt een aantal brieven van Constantijn Huijgens, niet alleen dichter en componist, maar ook secretaris van twee prinsen van Oranje. In november 1640 zag zijn tweede meester, stadhouder Frederik Hendrik zich op korte termijn genoodzaakt, in een ongunstig jaargetijde, naar Groningen te reizen. Vanuit Zwolle schreef Willem baron van Haersolte aan de secretaris van de prins dat die het beste via Zwolle naar Coevorden kon reizen, omdat hij de weg zodanig had laten repareren dat deze met wagens berijdbaar was. Wel was het wegdek ondanks alle inspanningen vanwege de vele regen in slechte staat blijven verkeren. De baron roerde in dezelfde brief ook nog een ander probleem aan. Als de prins rechtstreeks van Zwolle, via Coevorden naar Groningen zou reizen, was er onderweg voor hem geen waardige plaats om te overnachten. Het eerste advies van Van Haersolte werd niet opgevolgd, want uiteindelijk reisde het gezelschap via Hasselt. Van deze tocht deed de secretaris in een brief verslag aan de prinses.
E
‘We reden uit Zwolle richting Hasselt. We werden daarbij vergezeld door Baron Van Haersolte, de kleine koning van deze kwartieren. Vanwege de bagage meden we zoveel mogelijk de wegen. In Hasselt namen we enige rust en
zetten de reis richting Rouveen voort met kleine schuiten, die door paarden werden getrokken. Daar stapten we over in koetsen en reden richting Drenthe. De tocht leidde ons over slecht begaanbare wegen. Regen en sneeuwval zorgden nog eens voor extra oponthoud. Het was al donker toen we in Echten aankwamen.’ De prins had achteraf spijt van de gekozen route. Drie dagen later schreef Huygens opnieuw een brief aan de baron. De stadhouder had een slechte weg aangetroffen en hij vermoedde dat de wegen er sindsdien door het veelvuldige gebruik niet beter op waren geworden. Uiteindelijk besloot de prins om toch maar via Coevorden terug te keren.
Reysboek Het geringe comfort, de reisduur en het feit dat het reizen niet helemaal zonder gevaar was, maakten dat de lust om op stap te gaan niet bepaald groot was. Wie toch niet anders kon, maakte dankbaar gebruik van reisgidsjes met allerlei praktische raadgevingen. Zoals het in 1689 verschenen werk van Jan ten Hoorn, Reysboek door de Vereenigde Nederlandse provincien en derselver aangrensende lantschappen. Dit boek gaf tips over logementen en herbergen, overzichtslijsten van trekschuiten, hun afvaarttijden en tarieven en idem voor de postwagens. Over Hasselt vermeldde deze gids:
Het eerste grote hotel in Zwolle, het logement De Zeven Provinciën. Rondom het hotel lagen verschillende stalhouderijen, omdat sinds 1475 binnen de Stadsgracht een ‘parkeerverbod’ gold dat pas in de twintigste eeuw werd opgeheven.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 72
Steenwijk door Cornelis Pronk, in 1732.
‘Gelegen aan het Zwartewater die haar oorsprong in Graaf Bentheim heeft. De stad ligt rondom in groen en grasrijke weiden. Ze is zeer plaisant en vermakelyk en ligt ongeveer twee mijlen van Vollenhove af. Naast de kerk heeft men hier ook een wees-, pest en ziekenhuis. Als men onderdak zoekt, kan men het beste terecht in Schoonhoven, Het wapen van Hasselt of De Groninger toren. En elke dinsdag, donderdag en zaterdag vaart ’s morgens om 11 uur een veer op Amsterdam.’ Van Steenwijk was eveneens een beschrijving opgenomen. De stad lag te midden van een koren- en turfgebied. Er waren drie kerken: de St. Clemens, de St. Maria kerk en de Gasthuiskerk. Goed onderdak was te krijgen ‘In’t Vergulde Hoofd en in het op de markt gelegen In Zwoll. Wie van hier naar Holland wilde reizen, kon gebruik maken van het veer. Elke zaterdag vond een afvaart plaats naar Amsterdam. Ook voor de reizigers naar het Oosten had Ten Hoorn raadgevingen. Als men het aan de Vecht gelegen Ommen gepasseerd was, dan lag daar twee mijlen verderop Hardenberg. Hier kon het beste geslapen worden in ‘De Engel’. In de achttiende eeuw worden de beschrijvingen minder zakelijk. Het zijn nu vooral persoonlijke ervaringen die de reisverslagen vullen. Er komt een categorie van reizigers, die erop uittrekt omdat ze, overigens net als de thuisblijvers, nieuwsgierig zijn. Reispublicaties ondervinden in die tijd dan ook gretig aftrek.
14-12-12 08:29
73 Schoemaker en Pronk Een mooi verslag, dat later ook in druk verscheen, is afkomstig van de 71-jarige Andries Schoemaker, de dertig jaar jongere Cornelis Pronk en diens 23-jarige leerling Abraham de Haen. Ze waren in 1732 op weg naar het Noorden en deden ook Overijssel aan. Met potlood en pen legden zij allerlei bezienswaardigheden vast, waardoor voor elke dag van hun reis een uniek verslag ontstond, bestaande uit schetsen en dagboekaantekeningen. Op zondag 29 juni 1732 bijvoorbeeld bezochten zij het kerkdorp Mastenbroek. Daar maakte Cornelis een pentekening van het over de Wetering gelegen bruggetje. Op de achtergrond heeft hij de boven de bomen uitstekende toren van de Mastenbroeker kerk geschetst. Na hun tussenstop vervolgden zij hun reis richting Hasselt via Genemuiden. Vanaf de linkeroever van het Zwarte Water werd nog even vlot een rivieraanzicht van het op twee uur van Hasselt gelegen plaatsje Zwartsluis getekend. Schoemaker typeerde het als ‘een schoon en deftig dorp’. ( Het leidde tot de titel van een boek over deze plaats.) Ook van Hasselt werd vanaf de rivierzijde een soortgelijke schets gemaakt. Op de prent vormt de gehavende toren een markant punt. Op 13 mei 1725 was deze om half zeven ‘s avonds door de bliksem getroffen geweest. De hele torenspits was afgebrand. De stedelijke financiën verkeerden in zodanige staat, dat zeven jaar later de stad nog steeds een geschonden aanblik vertoonde. Op de door Cornelis op 29 juni vervaardigde prenten, die hij vanaf de rivierzijde gemaakt heeft, treffen we een gehavend stadsaanzicht aan. De stad wist blijkbaar haar relatieve neergang goed te verbergen, want Pronks reisgenoot Schoemaker omschreef Hasselt als ‘een steedje’ in Overissel, ’t welke in sijn omtrek niet groot en is.’t Is egter een welvarend en rijk steedyen.
In Hasselt werd de nacht doorgebracht. De volgende dag trok het gezelschap door naar Rouveen en Staphorst, waar men de Reest overstak, de grensrivier met Drenthe. Op 1 juli was men weer even in Overijssel terug.Via Zuidveen en Steenwijk werd naar Friesland gereisd. In Steenwijk maakte Pronk nog een stadsaanzicht. Schoemaker maakte van deze plaats een beschrijving van de kerk en de erin hangende wapenborden. Hij vermeldde bovendien dat de stadswallen heerlijke gelegenheid boden om te wandelen. Wanneer men deze wandeling zou maken, zou men zien dat de stad omringd werd door weiden, bouwland, heide en veen. Via het bosrijke Steenwijkerwold, waar Pronk een schets van de daar aanwezige kerk maakte, kwam men in Friesland terecht. In dat gewest verbleef men maar korte tijd, want op 5 juli was men al weer in Zuidwolde beland. Vanuit hier wilde men in zuidelijke richting dwars door het veen trekken. De keuze was daarbij gevallen op de weinig gangbare route via de Ommerschans. Een verbinding die alleen ‘s zomers en tijdens een periode van langdurige droogte begaanbaar was. Na een lange tocht door het veen en over de heide werd het in verval geraakte fort bereikt. Daar werd gegeten en gedronken. Op de tekening die Pronk maakte van de sinds 1714 verlaten versterking, komt het verval niet direct tot uitdrukking. Hierna werd de moeizame tocht vervolgd. Pas in de namiddag bereikte men het aan de Vecht gelegen Ommen. ‘Het is een open steedye en is na de overzeese plaatsen nogal een redelijk steedye. Het land daarom heen is des winters zeer quaat doordien het dan dras leght. ‘t Steedye is ook redelijk groot met bestrate wegen. De revier de Vidrus loopt daar dwars door, over welke revier al een vrij langhe brugh legt. De kerk aldaar is redelijk groot,
Diligence en postkoets bepaalden mede het straatbeeld.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 73
doch vrij out; welke aan de agthereynde al vrij wat vervalt. Hier en is geen toorn bij de kerk. Daar is een ophaalbrugh, alwaar men tol moet betalen.’ Schoemaker noteerde verder in zijn dagboek dat ze geslapen hadden in een op de Lemelerberg gelegen herberg. De stal was er goed en het eten was er beter dan dat wat ze eerder op hun reis elders voorgeschoteld hadden gekregen, maar ze hadden wel enige overlast ondervonden van het feit dat het logement vertimmerd werd. Na de overnachting werd op zondag 6 juli 1732 de reis vervolgd richting Almelo.
In de negentiende eeuw De negentiende eeuw levert een mengsel van zakelijke en toeristische verslagen op. De laatste categorie werd ook steeds persoonlijker. De verslagen waren niet bedoeld voor het eigen archief maar steeds meer voor de buitenwacht. Ze werden gedrukt om anderen te laten delen in hun bevindingen, zoals de voorbeelden van een zekere ‘Willem Reislust’ en van de journalist Harm Boom laten zien. De verslagen van de laatste werden rond 1850 met graagte gelezen in de kranten, die in die tijd ook op begonnen te komen. Net als de nieuwe, door stoom aangedreven vervoermiddelen te land en te water. De reizende predikant Jacob Craandijk maakte in het laatste kwart van de negentiende eeuw mee, dat oude transportmiddelen op hun retour raakten en nieuwe zich aandienden. Hij had toen al vele wandelingen door Nederland gemaakt. Over de stoomtram, die niet alleen in de stad, maar ook tussen steden onderling het reizigersvervoer zou gaan verzorgen, schreef hij in 1881: ‘Het zal tot gevolg hebben dat het aantal wandelaars zal verminderen, zeker zal het hun, die van het gilde blijven, onschatbare diensten bewijzen. Welke voordelen vereenigt het niet. (....) Het zoekt juist de dicht bewoonde plaatsen (...) ‘t Vergunt hem (den reiziger), uit te stappen of in te stijgen waar hij wil.(...) ‘t Is veel goedkoper dan eigen gehuurd rijtuig, en (...) veel aangenamer dan de enge, voor wie wat wil zien hoogst ongeschikte dilligences. (...) Waren de trams een tiental jaren vroeger ten onzent in gebruik gekomen, hoeveel meer hadden wij misschien kunnen doen en hoeveel kosten hadden we kunnen besparen.’ Craandijk constateerde dat er in zijn eeuw snel werd geleefd. ‘En wie zal het zeggen’, riep hij zijn lezers toe, ‘wat onze kinderen nog weer boven ons voor zullen hebben!’ Het antwoord op die laatste vraag is anno 2012 bekend. Er wordt tegenwoordig massaal gereisd. Het reizen op zich is alleen maar aangenamer geworden, de vervoermiddelen zijn alleen maar spectaculairder en de afstanden die overbrugd worden alleen maar groter geworden. Vergde het reizen vroeger vooral veel inspanning, tegenwoordig biedt het ons ontspanning. Å
14-12-12 08:29
74
van wie ben jij er een?
door Wim Coster
Sabine Uitslag: optreden vanuit een sterke band met muziek, mens en maatschappij Albertje Sabine Uitslag werd op 4 maart 1973 geboren nabij Vriezenveen, een dorp binnen de tegenwoordige Gemeente Twenterand. Haar eerste naam kreeg ze van de moeder van haar moeder. De tweede, omdat moeder Uitslag tijdens de zwangerschap een streekroman las waarin de naam ‘Sabine’ voorkwam. Haar vader, de metaalarbeider Jan Willem Uitslag, kwam uit Vriezenveen. Na zijn huwelijk ging hij wonen in Westerhaar, de geboorteplaats van zijn echtgenote Geertje Bakhuis. Daar, aan de Rozenstraat op nummer 100, kwam ook Sabine ter wereld. Er volgden nog twee kinderen: Barbara in 1975 en Jan Willem in 1982. meer te betrekken bij de kerk. De muziek was daarbij een belangrijke en bindende factor. Een carrière in de zwemsport was ook mogelijk geweest, want ze bracht het tot de A-selectie van de Vriezenveense zwemvereniging VZPC. Het bleef bij een bestuurslidmaatschap van de Sportraad Overijssel. Uiteindelijk werd het een combinatie van muziek en maatschappelijke betrokkenheid, die haar naar het diepe zuiden en naar het westen van het land bracht en ten slotte weer terug in Overijssel. Daar vestigde ze zich in september 2012 met haar gezin in Welsum, een klein dorpje aan de IJssel; niet ver van het Gelderse Wezep, vanwaar haar voorouders van vaders kant omstreeks 1885 waren vertrokken.
Vanaf de eerste Overijsselse Jan Willem
Sabine in 1973.
n Westerhaar bezocht Sabine, zoals ze werd genoemd, eerst de Rehobothschool en daarna de MAVO in Vriezenveen. Na één jaar maakte ze de overstap naar het Christelijk Lyceum in Almelo. Dat ze later ook zou gaan optreden als zangeres in verschillende popbands, is niet geheel verwonderlijk. Want de muziek in huize Uitslag, waar aanvankelijk werd gestemd op de Christelijk Historische Unie (CHU) en later op het CDA, lag zeker niet alleen in de kerkelijke sfeer. Vader en moeder hadden weliswaar hun eigen strenge regels en waren niet direct vooruitstrevend, maar toch: ‘Mijn moeder luisterde altijd naar Toppop en Radio Veronica stond bij ons altijd aan. ‘s- Zondags luisterden we allemaal naar “De geheime zender”, de piraat.’ Ondertussen zette Sabine zich vanaf haar puberjaren in voor de Jeugddienstcommissie van de hervormde kerk van Vriezenveen. Zij organiseerde daar met leeftijdgenoten diensten om ‘randkerkelijke jongeren’
I
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 74
Sabine’s betovergrootvader Jan Willem Uitslag trok omstreeks 1885 naar het kanaaldorp Vroomshoop, binnen de toenmalige Gemeente Den Ham. Twee van zijn broers gingen respectievelijk naar IJsselmuiden en Amerika. De vierde bleef wonen op boerderij ’t Uitslag, die stond op ‘een buiten de enk gelegen terrein’. Al sinds 1568 was op deze plaats een boerderij te vinden, die in 1746 was vervangen door een nieuwe. De toen negentienjarige arbeider Jan Willem Uitslag trouwde in 1885 met de drie jaar oudere Ida Wolters uit Ambt Ommen. Negen jaar later werd Ida weduwe, want Jan Willem overleed in 1894 aan een longontsteking. Hun in 1888 geboren zoon Hilbert, die in 1910 in Vriezenveen trouwde met Johanna Wessels uit Rijssen, manifesteerde zich als een actief vakbondsman, gemeenteraadslid namens de CHU en kerkbestuurder. Toen Sabine’s overgrootvader in mei 1955 werd begraven, sprak niet alleen de dominee, maar kwamen ook de burgemeester van Vriezenveen, twee vakbondsbestuurders en directeur C.B. Tilanus van de firma Jansen & Tilanus N.V. aan het woord. Meer dan veertig jaar had Sabine als kleuter, met een duif van haar vader.
Trotse ouders Sabine Uitslag en Menno Braakman en hun dochter Anna-Belle.
Hilbert Uitslag voor zijn bedrijf gewerkt, memoreerde de laatste. Hij had hem leren waarderen ‘om zijn juiste kijk op personen en toestanden, iemand die steeds het welzijn der arbeiders op het oog had. Hij gaf zich steeds geheel en al, ook onder moeilijke omstandigheden. Wel was er soms verschil van inzicht, maar er was toch ook waardering voor de wederzijdse standpunten.’ Ruim een kwart eeuw ook had Uitslag zich ingezet voor de plaatselijke afdeling van de christelijke vakvereniging Unitas. ‘Hij gaf zich steeds met geheel zijn persoonlijkheid als het de belangen der arbeiders betrof. Door de kracht en lust die God hem gaf om dit werk te doen, mocht zijn werk tot rijke zegen zijn.’ Sabine’s in 1918 te Vriezenveen geboren opa, ook weer een Jan Willem, trouwde met Lamberta Koning uit Daarlerveen. Oma ‘Berta’ kon geweldig breien en handwerken; de truien, de sjaals, de sokken en ook de
14-12-12 08:29
4
3
2
1
75
5
De familie(s) Uitslag in 1995 tezamen ter gelegenheid van het vijftigjarig huwelijk van opa en oma Jan Willem en oma Lamberta Koning. Op de derde rij als tweede van rechts Sabine (1), met naast haar zus Barbara(2). Vader (4) en moeder (3) staan in dezelfde rij. Broertje Jan Willem (5) zit op de eerste rij als derde van rechts.
doopjurken vlogen haar uit de vingers. Haar man was niet alleen als meteropnemer bekend in een wijde regio, maar ook als auteur van jongensboeken zoals ’t Spook van de grens en Het geheim van de visser en vooral als voetbalverslaggever in de rubriek ‘Langs en binnen de lijnen’. Geheel onpartijdig was opa Jan Willem in die laatste hoedanigheid niet – al klopte de uitslag steevast wel – want hij had een geel-zwart hart: een hart dat vurige klopte voor DOS ’37 uit Vriezenveen. Zijn wedstrijdverslagen krabbelde hij soms achterop een van de vele sigarendoosjes die hij leegrookte, waarna het eindresultaat in de krant gretig werd gelezen door de rijke supportersschare. Opa Uitslag zat ook in een koor en speelde mondharmonica, letterlijk voor de vuist weg. Tijdens de oorlog zat hij in het verzet, net als zijn vrouw. Hij bracht wapens weg, zij verspreidde de illegale krant Trouw. Verschillende leden van de familie Uitslag waren of zijn eveneens actief in de sport, in het bestuur of de politiek. Oom Hans Uitslag, een oudere broer van Sabine’s vader, was in de regio niet alleen bekend als voetballer van DOS’37, maar ook in de waterschapswereld. Hij zat net als zijn broer Hilbert in de kerkeraad en was voorzitter van sportvereniging ASC in Dalfsen. Piet, de jongste van de vier broers en twee zussen van Sabines vader is in Vriezenveen gemeenteraadslid namens de Partij van de Arbeid. Haar schoonzuster treedt op namens Plaatselijk Belang Sibculo, neef Jan Uitslag is in Dalfsen fractievoorzitter voor het CDA. Haar vader is actief lid van de kerkeraad en voorzitter van de duivensportvereniging.
Via via van Westerhaar naar Welsum Ook Sabine sloeg haar vleugels uit: in de zorg, in de politiek en in de muziek. Eerst trok zij met haar ouders naar Vriezenveen, waar vader Uitslag werkte bij metaalbedrijf Witte van Moort. Sabine ging na het Lyceum verpleegkunde studeren in Enschede en daarna Gezondheidswetenschappen in Maastricht. Ze ging werken in de zorg, eerst als verpleegkundige, later ook als docente en in leidinggevende functies en richtte haar eigen zorgorganisatie op. In de tussentijd studeerde ze verder en rondde ze aan de Hogeschool
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 75
Arnhem Nijmegen de opleiding Opleidingsmanager HRM af en de Topclass Bestuurskunde in de gezondheidszorg aan de Erasmusuniversiteit in Rotterdam. In januari 2007 werd ze, onder leiding van Ab Klink, stafmedewerker van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA. In april 2008 volgde namens het CDA het lidmaatschap van de Tweede Kamer, waarin ze, met enige korte onderbrekingen, zitting had tot 20 september 2012. Haar terrein lag op het gebied van zorg en preventie. Ook was ze ‘woordvoerder industrie’. Tegelijkertijd maakte ze, tot september 2011, onder andere furore als zangeres van de coverband Spinrock. Haar vader en moeder bleven haar volgen vanuit Vriezenveen. Jan Willem Uitslag werkte ook nog bij metaalbedrijf IJmker en Trebbeman in Vriezenveen en maakte, vertelt Sabine met genoegen, ‘na ruim 25 jaar trouwe dienst de overstap naar Uitslag Metaal, het bedrijf van zijn eigen zoon: de vierde Jan Willem in deze lijn van de familie. Mijn moeder heeft op latere leeftijd, nadat ze jarenlang vrijwilligster is geweest bij het Rode Kruis, zorgopleidingen gevolgd en in die sector haar diploma’s behaald. Ze werkt al jaren met veel plezier als verzorgende in de thuiszorg in Vriezenveen. Mijn ouders wonen nu naast mijn broer.’
Van en naar het zuiden Zus Barbara trouwde, nadat ze in Maastricht de opleiding SPH had gevolgd, met de Limburgse econoom Ruud Smeets en ging wonen in Roermond. Ver van huis voor de begrippen van de familie; althans van vaders kant. Sabines overgrootouders van moeders kant waren namelijk afkomstig uit het zuiden. De veenarbeider Fedde Snippe, in 1895 geboren in het Limburgse Horst, trouwde in 1918 met Geesien Botter uit Deurne, geboren in 1897. Zij trokken, net als drie broers van Fedde, naar het noorden en kwamen uiteindelijk terecht in Westerhaar, in het veenkoloniale gebied van Overijssel. In die omgeving wortelden de Snippes. In 1930 kregen Fedde en Geesien hun dochter Albertje.
Zij trouwde met de in 1926 te Westerhaar geboren wever Geert Bakhuis uit Westerhaar, die werkzaam was bij de bontweverij in Bergentheim en ook koster werd van de hervormde kerk in Westerhaar. Geert en Albertje kregen twee dochters en vier zonen. De oudste, Geertje, werd in 1952 geboren en trouwde in 1972 met Jan Willem Uitslag uit Vriezenveen. Zij op hun beurt kregen drie kinderen; als eerste Sabine, die in het volgende jaar werd geboren.
De waarde van het leven Het jaar 2012 was voor Sabine vol van gebeurtenissen, geheel in lijn met een uitspraak van haar moeder: ‘Jij leeft drie levens in één.’ In januari kreeg ze met haar partner Menno Braakman dochter Anna-Belle. Op de dag van haar terugkeer in de Tweede Kamer viel het kabinet. In juni maakte ze bekend dat ze uit de politiek zou stappen. Een nieuwe periode van vier jaar zag ze niet zitten. ‘Er zal ongetwijfeld wat op mijn pad komen, daar twijfel ik geen moment aan’, liet ze kort daarna weten in de Twentse Courant Tubantia. ‘Iets op het vlak van maatschappij en verzorging, zaken die dicht bij me liggen. Ik wil leven vanuit mijn hart.’ Vanuit die gedachte deed de kersverse moeder ook mee aan het tv-programma Strictly Come Dancing, waarin ze met haar danspartner Pascal Maassen derde werd. Ze ging weer zingen, samen met enkele leden van haar oude band Spinrock, in een nieuwe band, S.O.S: Sabine on Stage. In oktober startte ze haar eigen onderneming SALIJN, waarmee zij ‘op haar eigen wijze de zorg iets beter wil maken’. Ze wil organisatieadviezen gaan geven, scholing & training, dagvoorzitterschappen doen, spreken op congressen, binnen én buiten de zorg. Zij wil ‘de wereld graag iets beter achter laten en uitgaan van de kracht van de mensen. De kracht van de samenleving. Het positieve. Kijk eens om je heen. Je bent niet alleen.’ Of zoals ze het in het programma de Kist van de EO aangaf : ‘Als ik er niet meer ben, hoop ik dat ik niet herinnerd word als een gedreven politicus, maar gewoon als een lief en warm betrokken mens. Dat is de waarde van het leven.’ Å
14-12-12 08:29
76
agenda
Met medewerking van Ans Borst, (Kunst en Cultuur Overijssel)
ALMELO: Stadsmuseum Via Twente; topografisch tekenaars op reis t/m 2 februari 2013 www.stadsmuseumalmelo.nl
LUTTENBERG: Museum De Laarman Waarom mensen geen eikels eten t/m 6 januari 2013 www.delaarman.nl
DEVENTER: Historisch Museum Geknoopt en geweven. Kleurrijke Deventer Tapijten t/m 2 april 2013 www.deventermusea.nl
OLDENZAAL: Museum Het Palthe-Huis In Stijl 1860-1930: historische foto’s en stijlkleding t/m 6 januari 2013 www.palthehuis.nl
hoepels en popjes. OMMEN: Nationaal Tinnen Figuren Museum Oude kerstversiering aan de Vecht in Ommen t/m 6 januari 2013 Reinier Paping, de man van ’63 15 december 2012 t/m 10 maart 2013 www.tinnenfigurenmuseum.nl
De hel van 1963
DEVENTER: Speelgoedmuseum Er was eens... Speelgoed in Sprookjesland t/m 20 januari 2013 www.speelgoedmuseumdeventer.nl ENSCHEDE: Rijksmuseum Twenthe Jop Ubbens: ‚De drie smaken van Jop‘ t/m 24 februari 2013 Pieter Baan Müller: ‘Spelen op de grens van het onmogelijke’ | t/m 24 februari 2013 Rewind. De verbeelding van het verleden van Gerard de Lairesse tot Brad Pitt | t/m 1 september 2013 Het ideaal als werkelijkheid. Landschappen uit het Mauritshuis en Rijksmuseum Twenthe t/m 1 september 2013 www.rijksmuseumtwenthe.nl
De winter van 1963 kondigde zich al in november aan. Op de 16e ging West-Europa gebukt onder sneeuwstormen en ook in Nederland viel sneeuw. De temperatuur zakte die maand tot -8 graden. Op veel plaatsen zou het bijna drie maanden achtereen elke dag vriezen, terwijl het noordoosten van Nederland al die tijd onder de sneeuw lag.
ENSCHEDE: TwentseWelle Van Dedem, onze man in Constantinopel t/m 19 mei 2013 1-1, elf idolen en Jan Mulder’ t/m 20 mei 2013. www.twentsewelle.nl HEINO/WIJHE: Museum de Fundatie Topstukken uit de collectie van de Fundatie: Van Gogh, Israëls en vele anderen t/m 6 januari 2013 www.museumdefundatie.nl HENGELO: Historisch Museum Van Aanleg Twentekanalen tot Combi Terminal Twente 2012 van af 1 november 2012 www.historischmuseumhengelo.nl KAMPEN: Frans Walkate Archief Het Landschap; najaarstentoonstelling, uit eigen collectie www.walkatearchief.nl KAMPEN: Ikonenmuseum Helmantel in Kampen, Bezieling werken van Helmantel (kerkinterieurs en stillevens) gecombineerd met Ikonen uit eigen collectie vanaf 13 november 2012 www.ikonenmuseumkampen.nl KAMPEN: Stedelijk Museum Bling Bling in Kampen t/m 27 januari 2013 www.stedelijkemuseakampen.nl
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 76
Het wandelkostuum van mevrouw Molkenboer-Trip uit circa 1900 en een foto van de wandelclub zijn onderdelen van de expositie ‘In Stijl’ in Museum Het Palthe-Huis in Oldenzaal, met historische foto’s en stijlkleding uit de periode 1860-1930. Deze tentoonstelling laat voor het eerst een combinatie zien van stijlkleding, gedragen in Oldenzaal en stedelijk Twente, en historische atelierfoto’s van de burgerij. Een drietal secties toont de stadskleding, de zomerkleding en de sportkleding, zoals een wandelkostuum uit 1900, een badpak uit 1925, een tennisjurkje uit 1930 samen met foto’s van de Enschedese fietsclub uit 1895, de Oldenzaalse tennisclub uit 1919 en de zwemclub uit 1925. De expositie laat fraaie kanten zomerjaponnen zien, die rond 1910 in Losser gedragen werden, met in scène gezette strandfoto’s. Ook het aloude matrozenpakje is te zien, in combinatie met de verstilde portretten van kinderen in dergelijke kleding met
Sneeuwduinen bereikten een hoogte van 3 meter. In de Waddenzee lagen ijsbergen. De eerste dagen van maart vroor het nog 10 tot 16 graden, maar op 5 maart 1963 trad toch eindelijk de dooi in. Op 18 januari daalde de temperatuur in Joure tot -21 graden en juist die dag zou de Elfstedentocht worden verreden. ‘s Middags was het minder koud, maar door de bij vlagen stormachtige wind maakte dat voor de schaatsers weinig uit. De gevoelstemperaturen daalden zelfs en lagen in de middag tegen de -20 graden. Op woensdag 16 januari was bekendgemaakt dat de wedstrijd op vrijdag zou worden verreden. ‘De kranten stonden er helemaal vol van. Anton Verhoeven, Jeen van den Berg, Appie Weijs, al die oude cracks werden genoemd als kanshebber voor de overwinning. Alleen in de Volkskrant werd Paping genoemd. Maar die had nog nooit een Elfstedentocht gereden. Deze Elfstedentocht ging de geschiedenis in als ‘De hel van ‘63’. Niet echter voor Reinier Paping. Hij leek die dag wel vleugels te hebben. Halverwege de tocht, bij Bolsward, maakte hij zich los uit de kopgroep. Bij Harlingen had hij al twee minuten voorsprong. Bij Franeker, vijftien kilometer verder, was die opgelopen tot acht minuten. Bij de finish in Leeuwarden bleek Paping 22 minuten voor te liggen op Jan Uitham en 24 minuten op Jeen van den Berg. Slechts één procent van alle deelnemers bereikte de finish. Reiner Paping had zich op 18 januari 1963 regelrecht de legende ingeschaatst.
14-12-12 08:29
77
Cultuur en Historie in Land van Vollenhove Sinds in 2005 de Stichting Cultuur Historisch Centrum Land van Vollenhove werd opgericht, is er in Vollenhove het nodige tot stand gebracht. In 2008 kreeg de Stichting als onderkomen het gebouw aan de Bisschopstraat 36. Daar werd ook een deel van de collectie van de voormalige Oudheidkamer ondergebracht, die inmiddels is aangepast en uitgebreid in het museale gedeelte. In een deel van de tentoonstellingsruimte worden wisselexposities op het gebied van kunst, cultuur en historie ingericht, niet alleen over Vollenhove en directe omgeving, maar ook over het gehele Land van Vollenhove; ofwel ‘De Kop’, zoals de Gemeente Steenwijkerland ook wel wordt genoemd. De collectie wordt voortdurend uitgebreid. Zo kreeg het CHC in november 2012 van de Gemeente Steenwijkerland een, volledig gerestaureerd, olieverf op paneel uit 1858 in eeuwigdurende bruikleen. Het laat de ontberingen zien die de botvisser Bording en zijn twee zoons Klaas en Jacob moesten doorstaan, toen ze in de winter van 1849 veertien dagen op een ijsschots ronddreven op de Zuiderzee. De op drift geraakte botvissers werden uiteindelijk door Vollenhover collega’s gespot, gered en aan land gebracht. Ook een topstuk als dat van Willem Bastiaan Tholen (1860-1931), een kunstenaar uit Haagse School, die de
STEENWIJK: Stadsmuseum Steenwijk Bert en Miek Brante: ‘De Ploeg’ in Steenwijk t/m 14 december www.stadsmuseumsteenwijk.nl VOLLENHOVE: Cultuur Historisch Centrum Land van Vollenhove Verborgen schatten & Een zoen van de juffrouw t/m 1 juni 2013 www.chcvollenhove.nl ZWARTSLUIS: Museum Schoonewelle ‘Blijf bij de tijd’ Het jaar van de grauwe klauwier www.schoonewelle.nl ZWOLLE: Stedelijk Museum Pronken 9 december 2012 t/m 5 mei 2013 De millenniumdoelen in de geschiedenis van Zwolle vanaf 12 december 2012 www.stedelijkmuseumzwolle.nl ZWOLLE: Historisch Centrum Overijssel Mijn Buurt Mijn Verhaal: de Zwolse wijken Westenholte, Voorst, Frankhuis t/m 4 januari 2013 www.historischcentrumoverijssel.nl
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 77
viering van Sint Maarten in Vollenhove schilderde, kwam in beheer bij het CHC. Beide werken zijn te zien in de tentoonstelling ‘Verborgen schatten’ die tegelijk met de oude schoolfoto’s van ‘Een zoen van de juffrouw’ loopt tot 1 juni 2013. De tijdelijk niet verborgen schatten zijn gerangschikt binnen de categorieën geestelijkheid, adel en burgerij. Zo is in een vitrine over de geestelijkheid een vergulde kelk te zien, die nog is gebruikt in het bisschoppelijk paleis van Vollenhove. Ook veilig achter glas is de tafel gedekt met porselein en tafelzilver van het gegoede geslacht Sloet. Maar de expositie biedt ook ruimte voor eenvoud: zoals het poëziealbum van ‘zomaar’ een Vollenhoofs meisje of de dienstfiets van de gemeentebode: mét carbidlamp! Voorzitter Jan Wester van het CHC Land van Vollenhove hoopt dat er in de loop van de tentoonstelling ook vanuit de burgerij nog veel zal binnenkomen. Å
Rondleiding(en) en lezingen in het Historisch Centrum Overijssel Rondleidingen Rondleidingen in het Historisch Centrum Overijssel zijn normaliter alleen mogelijk door aanmelding van groepen vanaf zeven personen. Maar op dinsdag 15 januari 2013 vanaf 10 uur kunnen bezoekers ook individueel, of in kleinere groepen, kennismaken met de schatten van HCO. Zij worden dan gedurende twee uur rondgeleid door het bijzondere gebouw aan de Van Wevelinkhovenstraat in Zwolle en krijgen zo een indruk van de organisatie en van de collecties: achttien kilometer aan archiefstukken, kaarten, tekeningen, affiches, foto’s, films, boeken, kranten, tijdschriften et cetera. Onderdeel van de rondleiding is een bezoek aan één van de, normaal niet voor het publiek toegankelijke, depots waar ook topstukken worden gepresenteerd.
Waanders-Lezingen Zondag 3 februari, 14.00 uur: Hans den Hartog Jager. Het sublieme - het einde van de schoonheid en een nieuw begin. Zondag 3 maart, 14 uur: Hans Goedkoop. Familiegeheimen. Zondag 7 april, 14 uur: Gerard Aalders. Het Lockheed-schandaal, corruptie en Prins Bernard. Hoe ging Nederland ermee om? Zondag 28 april, 14 uur: Marja Vuijsje. Ons kamp, een min of meer Joodse geschiedenis. Aanmelding en kosten Opgave door een e-mail te sturen naar contacthco@historischcentrumoverijssel.nl of telefonisch via 038 426 6300. Vermeld aantal personen, naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres. De kosten voor de rondleiding (inclusief koffie/thee en een Zwolse lekkernij) bedragen € 10, die voor de lezing € 8.50. Zie ook www.historischcentrumoverijssel.nl.
14-12-12 08:29
78
Gesignaleerd
door Tonny Peters, Overijsselse Bibliotheekdienst.
Ineke Baan, Henk Hengeveld, Martien Knigge en Henk van der Velde [teksten] ; Michiel Pothoff [foto’s]. De landschappen van Overijssel. WBOOKS Zwolle, 2012. 192 pp. € 24,95.
Henk Boom. Onze man in Constantinopel: Frederik Gijsbert baron van Dedem, 1743-1820. Walburg Pers Zutphen, 2012. 272 pp. € 24,95.
Overijssel kent een grote variatie aan landschappen en Landschap Overijssel bestaat tachtig jaar. Aanleiding om de acht karakteristieke landschappen van Overijssel – ijstijdlandschap, oud zandlandschap, jong ontginningslandschap, beekdallandschap, rivierenlandschap, zeekleilandschap, laag- en hoogveenlandschap - in een boek zichtbaar te maken. Er zijn, verdeeld over de verschillende landschapstypen, 34 plekken geselecteerd, gefotografeerd en beschreven. Historische (van rond 1900) en recente kaarten laten zien waar de locaties zich bevinden, maar tonen ook de ontwikkeling in de laatste honderd jaar. GPS- en X- en Y-coördinaten zijn toegevoegd om ter plekke het beschreven gebied te kunnen bekijken. Een bijzonder fraai uitgegeven boek.
Henk Boom schetst een beeld van de omstandigheden waaronder de Overijsselse baron Frederik Gijsbert van Dedem zijn functie van ambassadeur van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden tussen 1785 en 1808 met grote volharding verrichtte. Zijn standplaats was de hoofdstad van het Osmaanse Rijk, in de jaren dat de Turkse suprematie tanende was. Frederik Gijsbert van Dedem, eigenaar en bewoner van Huis De Gelder bij Wijhe, koesterde de wens om ambassadeur te worden in de Verenigde Staten van Amerika, die nog maar net hun onafhankelijkheid hadden bevochten. Als Overijssels edelman zat hij echter niet dicht genoeg bij het vuur voor een benoeming. Wel kon hij terecht in Constantinopel, waar hij uiteindelijk Nederlands langst zittende ambassadeur zou worden. Van Dedem, levend in de turbulente tijd van patriotten en orangisten, moest laveren om niet te botsen met een van de partijen. Uiteindelijk, in 1808 definitief teruggekeerd uit Constantinopel, raakte hij uitgerangeerd. Het werd hem niet toegestaan zijn plek in de Overijsselse Staten en de Staten Generaal weer in te nemen. De Oranjegezinden vonden blijkbaar dat hij zich toch teveel had ingelaten met de patriotten. Hij stierf eenzaam en werd snel vergeten. In het jaar waarin 400 jaar diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Turkije herdacht worden, betekent dit boek een eerherstel voor een in de geschiedschrijving onderbelichte, maar opmerkelijke Overijsselse baron.
Tilly Hesselink-Van der Riet, Wilhelm Kohl, Caspar van Heel [et al.]. Oldenzaal in Twente: Merovingisch Karolingisch Koningsgoed: overgedragen aan St. Maarten en Hanzestad ca. 55 v Chr.-ca. 1800. Stichting de Twentse Krans Albergen, 2012. - 808 pp. € 35. Oldenzaal heeft een geschiedenis die bijzonder ver teruggaat en was al rond 800 een voorpost in het rijk van Karel de Grote. In deze roerige tijd, waarin de Saksen zich niet zonder slag of stoot lieten kerstenen, legde graaf Balduinus van Kleef op verzoek van Karel versterkingen aan. Oldenzaal werd geschonken aan het klooster Prüm en kwam in 917 in handen van de bisschoppen van Utrecht. In het boek wordt aan de hand van vele feiten en mede op grond van nieuw onderzoek de belangrijke positie van Oldenzaal, dat ooit een bisschopshof kende, als religieus en bestuurlijk centrum voor Oost-Nederland in met name de Middeleeuwen, onderstreept. Het boek leest niet als een spannend verhaal, daarvoor is het ook meer een bronnenboek, een naslagwerk. Maar de historisch geïnteresseerde vindt er wel vele interessante feiten. Het boek bevat een uitgebreid register, alsmede afbeeldingen en kaarten. Hans van Dijk. Carel Jacobs: zijn leven, zijn werk, zijn vrienden, zijn vijanden. Soest: Boekscout, 2012. 340 pp. € 23,95. Op het eerste oog een biografie van dirigent, organist, bestuurder en directeur van het Twents Muzieklyceum Carel Jacobs, maar eigenlijk een geschiedenis van het muziekleven in Twente in de periode 1930-1980. Orkesten, dirigenten, componisten en musici uit die tijd en tal van onderwerpen passeren de revue.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 78
Marcel R. van Winsen, Hugo J. van Velzen. Binnen de poorten: ontstaan en ruimtelijke ontwikkeling van de binnenstad van Kampen. IJsselacademie Kampen, 2012. 208 pp. € 24,95. Het dagelijks werk van beide auteurs bestaat uit het adviseren over de waarden van historische omgevingen en hoe deze te beschermen en verder te ontwikkelen. De Gemeente Kampen verleende hen de opdracht om de cultuurhistorische waarden van de binnenstad te onderzoeken, te beschrijven en met beelden en kaarten aanschouwelijk te maken. De rapportage werd omgevormd tot dit boek, dat zowel interessant is voor een breed publiek als voor de specialist op het gebied van stadsgeschiedenis, bouwhistorie, architectuur etc. De vele foto’s, plattegronden en andere afbeeldingen maken de uitgave tot een prachtig lees- en kijkboek. Gert Banis, Peter Kooij en Zeno Kolks ; met medewerking van Mark Kuipers [et al.]. H.W. van der Worp (1849-1941): met fotografisch oog geschilderd: een biografie en een oeuvrecatalogus van schilderijen en werken op papier. Stichting Cultureel Erfgoed Hof van Twente, 2012. - 237 pp. € 25. Herman van der Worp was – net als zijn vader – fotograaf en schilder in Zutphen. Hij
was al 57 toen hij in 1904 in Delden kwam wonen. Toch werd hij een bekende Deldenaar. Dit had hij mede te danken aan het feit dat hij 92 jaar oud is geworden. Maar het kwam ook door zijn uiterlijk (lange witte baard) en zijn levenswijze. Hij ‘logeerde’ tientallen jaren bij Hotel Carelshaven, waar hij zijn eigen kamer had, en zwierf door de omgeving op zoek naar plekken om ‘met een fotografisch oog’ zijn landschappen en stillevens te schilderen. Het op fraaie wijze uitgegeven boek bestaat uit een uitgebreide levensbeschrijving en een oeuvrecatalogus, met alle tot nu toe bekende werken. Dirk Otten ; [red.: Sybrand Buve]. Hoe God verscheen in Saksenland: Widukinds knieval voor Karel de Grote: met een korte geschiedenis van de Saksen en een gedeeltelijke vertaling van de ‘Annales Regni Francorum’ (Frankische Rijksannalen 753-804). Universitaire Pers Deventer, 2012. 175 pp. € 18,50. Het Saksenland (OostNederland en NoordwestDuitsland) was nog niet gekerstend, toen de Franken begonnen met het uitbreiden van hun rijk. De eerste zendelingen die onder de Saksen werkten, zoals Lebuïnus, lukte het niet om het evangelie te verbreiden. Men gaf de voorkeur aan de eigen Germaanse godsdienst. Ook Karel de Grote maakte een misrekening, toen hij dacht de Saksen zonder veel problemen met geweld te kunnen onderwerpen en kerstenen. Het kostte hem 32 jaar, voordat de Saksen in 804 hun verzet staakten, ook al had hun aanvoerder Widukind zich in 785 laten dopen. De oorlogvoering was uiterst wreed: de leer van Gods liefde werd met terreur verbreid. Ook na hun capitulatie lieten de Saksen zich niet door prediking alleen bekeren: het was de relikwieëncultus die hen vooral aansprak. Achterin is een gedeeltelijke vertaling van de ‘Annales Regni Francorum’ (Frankische Rijksannalen) opgenomen. Op een heldere manier wordt deze in onze hedendaagse ogen verbijsterende geschiedenis, die voor Nederland van grote betekenis is geweest, uit de doeken gedaan. Geslaagde popularisering van wetenschappelijk onderzoek. Christine Sinninghe Damsté-Hopperus Buma. Jonker in de 19e eeuw: George van Heeckeren van Wassenaer, de kleine heer van Twickel. -Sinninghe Damsté Beheer, 2012. 112 pp. € 19,50. De schrijfster deed gedurende een lange periode archiefonderzoek naar de jeugd van Marie (1855), George (1856) en Rodolphe (1858) van Heeckeren van Wassenaer. Zo heeft zij onder meer al hun speelgoed geïnventariseerd. Ze deed dit vooral vanuit haar interesse voor historische pedagogiek. Ze las hun kinderboeken en bestudeerde kasboeken, agenda’s, schriften en briefwisselingen in het huisarchief van Twickel. Dit resulteerde in ‘Jonker in de 19e eeuw, George van Heeckeren van Wassenaer, de kleine heer van Twickel’. Zijn opstellen en brieven zijn de basis voor dit boek. Deze geven niet alleen een beeld van het leven op een buitenplaats, maar ook inzicht in de opvoeding en educatie van kinderen uit adellijke families in de 19e eeuw.
14-12-12 08:29
79 [Met medewerking van] Marjan Berk, Henk de Velde, Lucie de Lange [et al.]. Dit land vraagt om een boot: verhalen en gedichten uit de Kop van Overijssel. Free Musketeers Zoetermeer, 2012. 108 pp. € 9,95. Niet de minste auteurs werkten mee aan deze bundel met verhalen en gedichten over de Kop van Overijssel: Marjan Berk, Jan en Geke Mateboer, Henk de Velde, Jannie Bakker, Dick Schlüter en vele anderen. Uiteraard hebben zij allen iets met de Kop. De grote diversiteit in onderwerp en stijl maakt het boekje zeer lezenswaardig. Adri van Drielen [auteur]; Tom van Dijke [portretfoto’s]; Gerrit Jansen [schilderijen]. Twaalf prominente Zwollenaren over Zwolle en over zichzelf. D33 Publicaties, 2012. 169 pp. € 17,50. Uitgebreide interviews met twaalf Zwollenaren over Zwolle en over zichzelf. Levensverhalen van Zwollenaren die zich hebben onderscheiden op hun vakgebied en meestal ook nog op diverse andere terreinen. De auteur was jarenlang journalist op de stadsredactie van De Stentor/ Zwolse Courant. Gert-Jan Westhoff. Dwangarbeid in Staphorst: Joodse werkkampen in Staphorst en Rouveen. IJsselacademie Kampen, 2012. 144 pp. € 39,50. Vanaf begin 1942 werden vanuit het hele land duizenden joodse mannen naar ‘werkverruimingskampen’ in de noordelijke en oostelijke provincies gestuurd, waar ze vooral ontginningswerkzaamheden moesten verrichten. Drie van de veertig kampen lagen in de gemeente Staphorst: Conrad, Beugelen en Het Wijde Gat. Ze vormden het voorportaal tot de vernietigingskampen, waaruit slechts 6 van de 344 personen, die in Staphorst waren tewerkgesteld, terugkeerden. De auteur interviewde oudere Staphorsters en Rouveners en verzamelde ooggetuigenverslagen, handgeschreven brieven uit de kampen binnen de Gemeente Staphorst, oproepformulieren en foto’s. Ook had hij intensieve contacten met een van de overlevenden, de onlangs overleden Coenraad Rood, die in Amerika woonde. Met dit boek worden deze kampen aan de vergetelheid ontrukt. Verlichte geesten: de IJsselstreek als internationaal religieus-cultureel centrum in de late middeleeuwen. Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek Deventer, 2012. 74 pp. € 12,95. Teksten van vier lezingen die in het voorjaar plaatsvonden bij Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek (SAB)
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 79
over het thema Moderne Devotie. Na een algemene inleiding over de vernieuwingsgeest van de Moderne Devotie door prof. dr. Catrien Santing, gaat dr. Mathilde van Dijk in op de leescultuur van de Moderne Devoten en vertelt dr. Sabrina Corbellini over het veelvuldig gebruik van boeken, ook door vrouwen, in de late Middeleeuwen. Dr. Ad Tervoort belicht ten slotte de belangrijke rol van de IJsselsteden in het laatmiddeleeuwse onderwijs. [zie ook het artikel op de pagina’s 14-17 van dit blad] Henk de Koning. De zaak Siebrand: de omstreden dubbelrol van een drankenhandelaar in oorlogstijd. Aerie Kampen, 2012. 141 pp. € 14,95. Zie ook Mijn Stad Mijn Dorp 2012-2, pp. 12-14. ‘Jan Willem Siebrand (18991970) uit Kampen was al voor de oorlog één van de grootste wijnhandelaren van Nederland. Iedereen wist te vertellen dat hij tijdens de bezetting had gejaagd met Rauter, de hoogste nazi-politiechef in Nederland. Maar weinigen wisten dat hij met tonnen smeergeld, drank en sigaren ook tientallen mensen uit handen van de nazi’s bevrijdde. De rechter stelde hem direct na de oorlog, vlak voordat de zaak zou dienen, buiten gerechtelijke vervolging, met heftige publieke emoties als gevolg. Het blazoen van Siebrand, die wel
degelijk oorlogswinsten had gemaakt, bleef besmeurd. Maar de vraag of ‘JW’ tijdens de oorlog nu ‘goed’ of ‘fout’ was, is nimmer definitief beantwoord. De Kamper oud-journalist Henk de Koning beet zich 65 jaar na dato vast in ‘de zaak Siebrand’ die hij reconstrueert op basis van zowel bekende als jarenlang verborgen gebleven feiten. Jos Mooijweer. Armenzorg en Nabuurschap: de armvoogdij Muggenbeet. IJsselacademie Kampen, 2012. 127 p. € 17,50. Muggenbeet was ooit, gelegen aan een knooppunt van vaarwegen en profiterend van de turfhandel, een welvarende buurtschap. Gelegen tussen de kerken van Steenwijkerwold en Blokzijl werd de armenzorg een twistpunt tussen de diaconieën van beide kerken. Ingrijpen van de Staten van Overijssel in 1681 maakte de Muggenbeters verantwoordelijk voor hun eigen armen. Hieruit kwam de Armvoogdij Muggenbeet voort. In deze publicatie wordt de meer dan drie eeuwen oude geschiedenis van deze instelling maar ook de geschiedenis van Muggenbeet in bredere zin beschreven. Opvallend zijn de unieke en karakteristieke afbeeldingen. Zie ook Mijn Stad Mijn Dorp 2012-4, pp. 16-17.
Uitgelicht J.C. Streng. Wat vlamme woelt mij inde sinnen?: literatuur en literair leven in Overijssel en Gelderland van 1600 tot 1880. Strenghansenpublicaties.nl Epe, 2012. 249 pp. € 22. Overzichtsartikelen en werken over de literatuurgeschiedenis van Overijssel en Gelderland waren tot nu toe óf zeer beknopt en onvolledig óf het betrof biografische beschrijvingen, waarbij bijvoorbeeld werd gezocht naar nog aanwezige plaatsen die herinneren aan de aanwezigheid van schrijver of schrijfster en waarbij het letterkundig werk een secundaire rol speelde. Ook zijn er dissertaties verschenen over een select aantal schrijvers en dichters afzonderlijk. Een breed overzicht van Overijsselse en Gelderse literatoren was er nog niet. In deze publicatie passeren meer dan honderd schrijvers de revue. Niet allemaal hebben ze kwalitatief hoogstaand werk afgeleverd. Auteur J.C. Streng sluit, aldus het voorwoord, aan bij de moderne trend in het onderzoek naar literatuurgeschiedenis waarbij steeds vaker het gebruik van literatuur onderzocht wordt in de bevordering, de bevestigingen of de botsingen van sociale, politieke en religieuze liggingen. De literatuurgeschiedenis is steeds vaker een vehikel om zicht te krijgen op de onvoorstelbare gevarieerdheid van de samenleving in het verleden’. De indeling van het boek is een mix van chronologie en thematiek. Uit de lange literatuurlijst blijkt onder meer dat aan het moment van publicatie een lange zoektocht vooraf is gegaan. Het resultaat is een overzicht van Overijsselse en Gelderse literatoren tussen 1600 en 1880 dat te beschouwen is als het eerste standaardwerk op dit terrein.
Redmar Alma, Conrad Gietman en Albert Mensema (red), Adel en Heraldiek in de Nederlanden. Adellijke identiteit en representatie, Hilversum 2012, € 35. Adel en heraldiek zijn vanaf de verschijning van de eerste wapens nauw met elkaar verbonden. De heraldische vormentaal werd al snel geadopteerd door burgers en steden, maar in de beleving van velen hebben wapens nog altijd een adellijk karakter. Voor edelen was de heraldiek het middel bij uitstek om hun identiteit te uiten, op grafmonumenten, gevelstenen of zegels. In de vroege tijd is het een van de weinige bronnen die inzicht bieden in het adellijke zelfbeeld. In deze bundel wordt voor het eerst in Nederland aandacht besteed aan de vele facetten van de symbiose van adel en heraldiek van de Middeleeuwen tot de twintigste eeuw. Met onder andere de artikelen: Voorouderbewijs in Overijssel (Arnold Gevers), Jonkers en juffers. Riddermatigheid bij het geslacht Van Twenhuysen? (Johan Seekles), ‘Doch de doodt is verslongen tot overwinning’. De Riddermatige lijkstaatsie in Zwolle in de zeventiende eeuw. (Albert Mensema), Een wapenkaart van de Overijsselse Ridderschap uit 1663 (Clemens Hogenstijn), Overijssel op het bord. Provinciewapens op Chinese schotels (Lydie van Dijk), ‘Dit syn onse adellijcke kwartieren…’ De heraldische kwartierstaat van Goossen Palick Grubbe en Sophia Adelheid Moerbecke (Jan Wigger) en een bibliografie van Arnold Gevers over de jaren 1974-2012.
14-12-12 08:29
IJsselacademie
80
IJsselacademie
Postbus 244
T 038 331 52 35
I www.ijsselacademie.nl
8260 AE Kampen
F 038 333 42 04
E info@ijsselacademie.nl
KENNISCENTRUM VOOR IMMATERIEEL ERFGOED IN OVERIJSSEL Onderzoek en publicaties De IJsselacademie is een onderzoeksinstituut en kenniscentrum voor taal, geschiedenis en traditie in Overijssel. U kunt er terecht met vragen over dit immaterieel erfgoed in de regio. De Academie stimuleert en begeleidt onderzoek van wetenschappers en van amateurs en organiseert educatieve programma’s en bijeenkomsten. Daarnaast is de IJsselacademie een uitgeverij. Veel onderzoek resulteert in publicatie van boeken, dvd’s, cd’s.
WORDT U DONATEUR? DAN ONDERSTEUNT U DAADWERKELIJK ONZE INSPANNINGEN VOOR DE TRADITIES EN DE REGIONALE TAAL EN GESCHIEDENIS VAN ONZE PROVINCIE. VAN UW BIJDRAGE VAN MINIMAAL € 20,- PER JAAR WORDT € 5,- RECHTSTREEKS BESTEED AAN ONDERZOEK. VERDER KRIJGT U 20% KORTING OP ONZE UITGAVEN.
Ruim dertig jaar De stichting IJsselacademie is opgericht in 1977. Haar werkzaamheden worden gefinancierd door de provincie Overijssel, door gemeenten in het werkgebied en door de opbrengst van producties. Ook zijn er incidentele subsidies, zoals van het Prins Bernhard Cultuurfonds, het bedrijfsleven en particulieren die speciaal bij een project betrokken zijn. Het werkgebied spitst zich toe op Salland en het Land van Vollenhove (van Gramsbergen tot Schokland en van Bathmen tot Steenwijk), maar de Academie realiseert op verzoek ook projecten op de Veluwe en in Flevoland.
AAN ONZE DONATEURS! MOGELIJK LAS U HET AL, OP DE PAGINA’S 5, 59 EN 83: DIT DUBBELNUMMER IS DE LAATSTE MIJNSTADMIJNDORP OP PAPIER. DE UITGEVER, HET HISTORISCH CENTRUM OVERIJSSEL, HEEFT HELAAS MOETEN BESLUITEN DE UITGAVE VAN DIT HISTORISCHE TIJDSCHRIFT VOOR OVERIJSSEL TE STOPPEN. WIJ INFORMEREN U BEGIN 2013 PER BRIEF OVER DEZE ONTWIKKELING. MET UW VRAGEN KUNT U MIJ MAILEN: JMOOIJWEER@IJSSELACADEMIE.NL. JOS MOOIJWEER, DIRECTEUR.
Canonkijker-update Hellendoorn, Bathmen, Vollenhove, Denekamp. Zomaar wat plaatsen waar de Canonkijker al voor beschikbaar is. De teller staat inmiddels op tien. En bij elke presentatie komen er nieuwe plaatsen bij. Eind 2013 kan vrijwel de hele provincie over deze flitsende app(licatie) beschikken. e Canonkijker is een onderdeel van het project Canon & Ruimte, dat de IJsselacademie in opdracht van de provincie Overijssel uitvoert. Met deze app krijgt u de vensters uit de lokale canons in Overijssel in een handomdraai op uw smartphone of tablet. Bijna elke plaats in de provincie beschikt inmiddels over zo’n canon, een eigentijds cultuurhistorisch overzicht. Met de ingebouwde routefunctie is het eenvoudig de locaties van de vensteronderwerpen te vinden. Audiofragmenten, historische afbeeldingen en oude films zuigen u vervolgens mee in de geschiedenis. Zo beleeft u het verleden op de plaats waar die zich daadwerkelijk afspeelde. Tot voor kort kon de Canonkijker alleen nog worden gebruikt met het programma Layar op uw tablet of smartphone. Vanaf nu is hij als zelfstandige app gratis rechtstreeks te downloaden uit de App-store en de Google Play-store. Zoek simpelweg op Canonkijker en uw reis door de tijd kan beginnen! Raadpleeg onze website om te zien of de Canonkijker ook al voor uw canon is te gebruiken.
D
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 80
Frits de Zwerver Schrijfwedstrijd
Presentatie Tuinen en parken in Vollenhove
Begin november gaven de IJsselacademie en het Frits de Zwerverfonds het startsein voor de dertiende editie van de Frits de Zwerver opstel-/essaywedstrijd. e competitie staat open voor jongeren van 14 tot en met 18 jaar in het Overijsselse deel van het gemeentelijk samenwerkingsverband Regio IJssel-Vecht. Aspirant-schrijvers kunnen tot en met 31 januari 2013 hun schrijftalent beproeven op het thema Verlies Verdriet Verzet Vrijheid. Er zijn drie prijzen beschikbaar gesteld, van € 300,-, € 200,en € 100,-. Ze worden uitgereikt op 26 april 2012 in het gemeentehuis van Hardenberg. Onder de schuilnaam Frits de Zwerver opereerde verzetsstrijder ds. F. Slomp, die in de bezettingstijd predikant was in HeemseHardenberg. Hij gaf daar de aanzet voor de oprichting van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO). In 2000 is het Frits de Zwerverfonds opgericht met het doel de belangstelling voor de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, speciaal bij jongeren, levend te houden en te stimuleren. Voor informatie en het deelnameformulier: www.ijsselacademie.nl>Geschiedenis>Frits de Zwerverprijs.
D
De tuin van Marxveld. Op de achtergrond de Mariakerk.
Binnenkort zal Tuinen en parken in Vollenhove van auteur J.B. Wester worden gepresenteerd. De publicatie verschijnt als deel 7 van de reeks Kunst en cultuur in Steenwijkerland. De stad Vollenhove is opmerkelijk rijk aan historisch groen. a een algemene inleiding over de historische ontwikkeling van tuinstijlen neemt Wester de lezer mee naar de tuinen van Marxveld, park Oldruitenborgh en tuin en park De Oldenhof. Niet alleen de totstandkoming en ontwikkeling van deze complexen worden beschreven, maar ook de huidige situatie, zodat de tekst uitstekend geschikt is als wandelgids. Het boekje, verlucht met tal van schitterende illustraties, nodigt Vollenhovenaren en buitenstaanders uit het unieke groene erfgoed van de stad te (her-)ontdekken. De precieze verschijningsdatum van de publicatie zal worden bekendgemaakt op de website van de IJsselacademie.
N
14-12-12 08:29
81
Slotbijeenkomst canonproject Een stijlvolle afsluiting van een succesvol project. Dat is de opzet van de eindmanifestatie van het canonproject op 27 februari. Havezate het Nijenhuis bij Heino vormt het decor van een terugblik op de ontwikkeling van tientallen lokale canons, de presentatie van de overkoepelende canon van Overijssel en een aanverwant educatief programma.
CANON KIJKER
STAP IN DE
e bijeenkomst is primair bedoeld voor alle betrokken vrijwilligers bij het project van de Stichting IJsselacademie. Gezamenlijk kijken we terug op de bereikte resultaten. Aanvankelijk werd het fenomeen cultuurhistorische canon nog wel eens afgedaan als een hype. Inmiddels heeft het canonstramien zich bewezen als een eigentijdse manier om de geschiedenis voor een breed publiek toegankelijk te maken. Circa 1250 belangrijkste momenten, personen en objecten uit de geschiedenis van vrijwel alle gemeenten in Overijssel zijn op toegankelijke wijze beschreven. Tienduizenden bezoekers weten hun weg naar de website canonvanoverijssel.nl te vinden. De gepubliceerde canons in boekvorm vinden gretig aftrek. De canons blijken ook inspiratie te geven aan tal van nieuwe toepassingen op toeristisch, educatief, museaal en kunstzinnig terrein. Tijdens de bijeenkomsten zullen diverse voorbeelden daarvan de revue passeren.
D
Provinciale canon Mede op basis van alle lokale canons heeft een commissie van deskundigen een overkoepelende provinciale canon samengesteld. De geselecteerde vijftig onderwerpen zijn naar aanleiding van reacties door betrokkenen uit de provincie nader aangescherpt. Historicus Ewout van der Horst, projectleider van canonvanoverijssel.nl, voorziet de onderwerpen van adequate beschrijvingen.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 81
Tijdens de happening op 27 februari zal Hester Maij, gedeputeerde van de Provincie Overijssel, de provinciale canon lanceren. Iedereen kan vervolgens via internet commentaar leveren op het resultaat. Na verwerking van deze kritieken zal de canon ook in boekvorm verschijnen.
Canon in de klas In het middagprogramma is er volop aandacht voor de resultaten van het educatieve deel van het canonproject. Gekoppeld aan de canon van
TIJD
Overijssel presenteren de Stichting IJsselacademie en het Historisch Centrum Overijssel een lesprogramma over tien centrale thema’s uit de provinciale geschiedenis. Elk van de tien onderwerpen is voorzien van een lesmodule, met een flitsend introductiefilmpje, een eigentijdse poster ter bespreking in de klas en opdrachten als individuele verwerkingsstof. Vanuit de centrale thema’s kunnen steeds relaties gelegd worden met corresponderende onderwerpen uit de lokale canons. Voor dit programmaonderdeel worden ook de cultuurcoördinatoren van alle basisscholen in Overijssel uitgenodigd. Een dezer dagen kunnen betrokkenen een persoonlijke uitnodiging verwachten. Aan de manifestatie zijn geen kosten verbonden. Een lunch en rondleiding door museum het Nijenhuis is bij het programma inbegrepen. Belangstellenden kunnen zich opgeven via info@ijsselacademie.nl. Gezien de beperkte ruimte geschiedt de aanmelding op volgorde van binnenkomst. Å
14-12-12 08:29
82
VORG
Nieuwe voorzitter voor de VORG Op 19 november 2012 vond de jaarlijkse ‘wintervergadering’ van de VORG plaats. Wintervergadering is een wat misleidende term, want de winter moet nog beginnen en de vergadering duurde maar kort. De dag stond vooral in het teken van een mooi uitstapje naar de vroegere bedelaarskolonie Frederiksoord en het landgoed De Eese bij Steenwijk, waarover u in het vorige nummer van MijnStadMijnDorp uitvoerig hebt kunnen lezen. Marri de Wilde, Berendina Hertgers (gemengde techniek op doek, acryl, 120 hoog / 160 breed, 2007)
och was de vergadering zeker niet onbelangrijk. Tijdens deze vergadering kozen de leden van de VORG namelijk een nieuwe voorzitter. Na ruim tien jaar nam Wim Zuidwijk afscheid. Hij heeft de vereniging al die jaren voortreffelijk geleid en steeds zijn best gedaan om van het wat elitaire karakter van de VORG af te komen door aansluiting te zoeken bij plaatselijke historische verenigingen en door een breder publiek te trekken. Onder zijn leiding kwam het tijdschrift Historisch Overijssel tot stand, dat de VORG samen met de IJsselacademie, Kunst & Cultuur Overijssel en het Historisch Centrum Overijssel uitgaf, totdat Mijn StadMijnDorp hiervoor in 2010 in de plaats kwam. Hoogtepunt van het voorzitterschap van Wim Zuidwijk was ongetwijfeld de viering van het 150-jarig bestaan van de VORG in 2008, in aanwezigheid van koningin Beatrix. De leden beloonden de vertrekkende voorzitter op 19 november j.l. met een erelidmaatschap en een zilveren gedenkpenning.
T
De scheidende voorzitter, Wim Zuidwijk.
De aantredende voorzitter, Geert Jansen. (Foto’s Robert Kemper Alferink)
Gelukkig heeft de VORG voor hem een uitstekende opvolger gevonden in de persoon van mr. G.J. (Geert) Jansen. Voor Overijsselaars is hij geen onbekende, want van 2002 tot 2011 was hij Commissaris van de Koningin in onze provincie. Hoewel geen historicus van huis uit heeft Geert Jansen al sinds zijn studietijd een ruime belangstelling voor regionale geschiedenis en ook voor rechtsgeschiedenis. Tegelijk is hij zeer geïnteresseerd in de moderne digitale media, dus we zullen daar bij de VORG zeker wat van merken. We zijn dan ook uitermate verheugd dat de heer Jansen de uitnodiging om voorzitter te willen worden heeft aanvaard. Zoals u elders in dit blad heeft gelezen, is dit het laatste nummer van MijnStadMijnDorp. De VORG betreurt het zeer dat dit medium, waarvoor zij mede de basis heeft gelegd, al zo snel weer van het toneel verdwijnt, althans in papieren vorm. Hoe wij de communicatie met onze leden en andere geïnteresseerden in de Overijsselse (rechts)geschiedenis vorm zullen gaan geven, is nu nog onderwerp van intern beraad. Daar komt bij, dat de VORG zich door het wegvallen van de provinciale subsidie ook zal moeten beraden op andere manieren om haar doelstelling – mensen blijven interesseren voor de geschiedenis van Overijssel – vorm te geven. De uitgave van een medium, in wat voor vorm dan ook, hoort daar bij. U hoort nog van ons! Å
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 82
Marri de Wilde In 2008 exposeerde de Kamper kunstenares Marri de Wilde in het Historisch Centrum Overijssel haar abstract-expressionistische schilderijen onder de titel ‘De wilde deerne gevangen in verf’. Zij liet zich daarbij inspireren door documenten met een bijzonder verhaal over de Overijsselse geschiedenis, waaronder dat over een ‘kindermoordenares uit Oele’ . n 1748 raakte de jonge Twentse vrouw Berendina Hertgers zwanger van de Pruisische soldaat Christoffer Jordan, die met zijn Wolfenbüttelse compagnie was gelegerd in de buurschap Oele, nabij Hengelo. Toen haar ouders erachter kwamen dat Berendina zwanger was, werd ze naar elders gestuurd om als dienstmeid te gaan werken. In afzondering en zonder medeweten van haar werkgeefster beviel zij en verstopte haar – naar zij later verklaarde – doodgeboren kind in het stro van haar bed. De vrouw des huizes bleek echter achterdochtig en ontdekte het babylijkje. Berendina werd gevangengezet en wegens moord ter dood veroordeeld. Op weg naar de galg wist zij met behulp van de Wolfenbüttelse soldaten echter te ontsnappen en te vluchten over de Duitse grens. Er werd nooit meer iets van haar vernomen. Behalve het schilderij bij het verhaal over Berendina waren in 2008 ook nog te zien: ‘De wilde deerne’, ‘Krishnamurti in Ommen’, ‘Etty Hillesum’, ‘De sijde van Gerrisheim’, ‘Baron Sloet tot Oldhuis’, ‘Maria van Beckum’, ‘Boerenopstand in Tubbergen’, ‘Heksenvervolging in Kampen’, ‘Liefdesbrieven van Thorbecke’, ‘De Kamper koopman Virgilius Hoebler’ en ‘J.C. Bloem, dichter’. De schilderijen en de bijbehorende teksten zijn nu te zien via www.historischcentrumoverijssel.nl . Enkele van de in totaal twaalf werken, met een gemiddelde omvang van ruim één vierkante meter, zijn nog te koop. Zie ook www.marridewilde.com. Å
I
Marri de Wilde, De Wilde Deerne (gemengde techniek op doek, acryl, 140 hoog / 160 breed, 2007)
14-12-12 08:29
Dit was het laatste nummer van MijnStadMijnDorp Historisch Tijdschrift Overijssel.
Brief aan de lezers en lezeressen Laatste nummer MijnStadMijnDorp Zoals in het redactioneel al werd gemeld, verschijnt met dit dubbelnummer na drie jaar de laatste aflevering van MijnStadMijnDorp Historisch Tijdschrift Overijssel. Vorig jaar gaf uitgeverij WBooks, opvolger van uitgeverij Waanders, aan het tijdschrift niet langer te willen uitgeven. Sindsdien brengt het HCO het tijdschrift in eigen beheer uit, in samenwerking met de VORG en de IJsselacademie. Ook het HCO heeft echter moeten bezuinigen, waardoor een uitgave op papier niet meer haalbaar is. MijnStadMijnDorp zal voortaan worden uitgebracht als een digitaal magazine. Een tweede reden voor een digitaal magazine is, dat we u zo ook historische informatie kunnen aanbieden die is gelinkt aan de website www.mijnstadmijndorp. nl. Op die manier kunnen we méér artikelen, méér illustraties en actuelere informatie aanbieden en zijn directere reacties over en weer mogelijk. Het eerste nummer van het digitale magazine komt uit in 2013. Zelfstandige abonnees van het papieren tijdschrift kunnen zich hiervoor aanmelden via contacthco@historischcentrumoverijssel.nl. Donateurs van de IJsselacademie en leden van de VORG zullen hierover door hun organisatie worden geïnformeerd (zie ook de pagina’s 80 en 82). Het digitale magazine zal gratis worden aangeboden, hoewel we hopen dat u voor een bedrag naar keuze donateur wilt worden, zodat u ook van andere voordelen kunt gaan genieten. U ontvangt hierover in 2013 nadere informatie in het eerste digitale nummer. Vriendelijke groet, Bert de Vries, directeur Historisch Centrum Overijssel
Colofon Jaargang 3, nummer 5-6 november-december 2012/januarifebruari 2013. MijnStadMijnDorp Historisch Tijdschrift Overijssel is/was een uitgave van het Historisch Centrum Overijssel. Hoofd- en eindredactie Wim Coster. Redactie Ab Gellekink, Menno van der Laan, Dick Schlüter. Vormgeving Frank de Wit. Druk Èpos Press Zwolle. Columnist Ad van Liempt. Correspondenten Niels Bakker (Gemeentearchief Hengelo), Ans Borst (Kunst en Cultuur Overijssel), Girbe Buist (Kunst en Cultuur Overijssel), Jan Taco te Gussinklo (Dutch Button Works), Lamberthe de Jong, Robert Kemper Alferink, Hans Kobes, Marlies Mencke (Historisch Centrum Overijssel), Tonny Peters (Overijsselse Bibliotheek Dienst), Ben Siemerink, Vincent Sleebe (VORG), Ester Smit (Historisch Centrum Overijssel), Dinand Webbink (Stadsarchief en Athenaeum Bibliotheek), Jook van Zeeland (IJsselacademie). Overige medewerkers aan dit nummer Johan Alferink, Aly Beekhof, Johan Bakker, Francis van den Berg, Philomène Bloemhoff-de Bruijn, Esther Boontje, Aafke Brunt, Minie Buit-Zielman, Annelotte Coster, Cultuurhistorisch Centrum Land van Vollenhove, Jos van Dalfsen, Tiem van Dalfsen, John Davids, Evert Dikken, Marta Filippo, Arnold Gevers, Eric Giesbers, Heemschut Overijssel, Henk Hengelveld, Heracles Almelo, Gerrit van Hezel, Clemens Hogenstijn, Willem Hoogduin, Ewout van der Horst, Jan ten Hove, Roland de Jong, Henk Koopman, Geertjan Lassche, Landschap Overijssel, Anne van der Meer, Johny Messo, Ben Morshuis, Gerdinand Nijhuis, Bernard Ollivier, Erna Oosterveen, Rennie Oosterveld, Anne-Marie Oudejans, Ruud Ploeg, Leo Polhuys, Restauratieatelier Hoogduin, Madelon Schiferli-Maarsse, Frits Schmidt, Dinie Schoorlemmer, SIED, Pien Schlaepfer, Piet Sloot, Stichting Sous Les Arbres, Emiel Stöpler, Liedewijde Tielbeek, Adriaan Velsink, Tineke Stein-Wilkeshuis, Geertje Uitslag, Jenny Uitslag, Sabine Uitslag, Goaitsen van der Vliet, Wendelien Voogd, Waanders In de Broeren, Jan Wester, Jan H. Wigger, JessicaWinter, Chiel Zwiers, Saskia Zwiers.
83
Vragen over abonnementen Zie redactie-adres. Illustraties De uitgever heeft zijn uiterste beste gedaan de rechten met betrekking tot de illustraties te regelen volgens de bepalingen van de Auteurswet. Hij die desondanks meent zeker rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht contact op te nemen met de uitgever. © Historisch Centrum Overijssel / auteurs. Illustratieverantwoording L = Links, R = Rechts, B = Boven, O = Onder, M = Midden. 6 RB Collectie Evert Dikken; LM Collectie Dinie Schoorlemmer; LO Madelon Schiferli-Maarse (HCO); 7 LB HCO, RB Antiquariaat Kruimeltje; LO Particuliere collectie; 8 LB, LM, LO SIED, RB Walburg Pers; 9 Particuliere collecties, IJsselacademie; 10 LB Minie Buit-Zielman, RB Collectie Albert van den Berg; 11-14 Zwolse boeken voor een markt zonder grenzen, De Sarijshandschriften, Historisch Centrum Overijssel; 15-17 Zie pagina’s; 18-20 www.staphorstinbeeld.nl; 21 Historisch Centrum Overijssel; 22-23 Historisch Centrum Overijssel; 24-25 Particuliere collecties; 26-29 Heemschut Overijssel, Adriaan Velsink, Marcel Overbeek; 30-31 Jos van Dalfsen / De Steekproef bv; 32-35 Landschap Overijssel; 36-37 Mevrouw T. Stein-Wilkeshuis; 38-40 Landschap Overijssel / Ruud Ploeg; 41 B Collectie Historisch Museum Vriezenveen, M Particuliere collectie; 42-43 Luchtfoto John Davids, tekening HCO; 44 Staatsbibliotheek Berlijn, 45-47 Historisch Centrum Overijssel; 48-50 Restauratieatelier Hoogduin; 51-52 Saskia Zwiers; 53 Historisch Centrum Overijssel; 54 B Particuliere Collectie, O Historisch Centrum Overijssel; 55 LB, MO, RO Saskia Zwiers, RB Historisch Centrum Overijssel; 56 Nancy Gaorie RO Particuliere collectie; 57-58 Particuliere collectie, O Heracles Almelo; 59 Nanda Plasschert; 60-61 Huisarchief Twickel; 62-65 Particuliere collectie; 66 LB Henk Brusse, RO Collectie Sportclub Enschede; 67 Collectie Johan Alferink; 68-69 Particuliere collectie; 70-71 Ben Morshuis Stichting Ootmarsum; 72-73 Historisch Centrum Overijssel; 74-75 Particuliere collectie; 82 LB, LO Robert Kemper Alferink; RB, RO Marri de Wilde; 83 John Davids Fotografie.
Zwolle in Vogelvlucht Een boek van 148 pagina’s vol panoramische luchtfoto’s van John Davids: Zwolle in vogelvlucht. De groei van een stad. Met onder andere de Hanzeboog en de oude spoorbrug over de IJssel in 2011 nog naast elkaar. Genomen onder een hoek van 45 graden op een hoogte van 1500 voet (450 meter). De oudste foto werd medio 2011 gemaakt, de meest recente in november 2012. Sinds Zwolle op de kop gekiekt uit 1976 is dit het eerste boek met luchtfoto’s van stad en omgeving, ingedeeld per wijk. Luchtfotograaf John Davids (64), in Kampen geboren als Jan David Schlaepler en tegenwoordig woonachtig in Zwartsluis, werkt veelal in opdracht van gemeenten, bedrijven en Rijkswaterstaat. Hij was langere tijd actief in Suriname en Canada als bedrijfs- en persfotograaf. In Nederland begon hij in de jaren negentig met het fotograferen van gebouwen en landschappen uit de lucht. Zo ontstonden ook de plannen voor een boek. Na het boek over Zwolle werkt hij aan een boek over de Kop van Overijssel, dat in het voorjaar van 2013 moet verschijnen. Zwolle in vogelvlucht is voor € 29,95 te verkrijgen in de boekhandel en te bestellen via www.johndavids.nl . (Zie ook de pagina’s 42 en 43.)
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 83
14-12-12 08:29
Waanders In de Broeren Media Kunst Cultuur
OPENING VOORJAAR 2013
Broerenkerk Zwolle Van ‘Huis van het Woord’ naar ‘Huis voor het Woord’. Een unieke symbiose van verleden, heden en toekomst.
120482_MSMD_Dubbelnummer.indd.indd 84
14-12-12 08:29