Column
SÜleyman van den Broek • Levenskunstenaar
Dankbaar, niet trots
H
et is gebakken lucht, de bron van veel kwaad in de wereld, een van de zeven hoofdzondes in de katholieke wereld en het wordt ook in andere religies en culturen als zeer negatief gezien: trots
Ik heb in New York gestudeerd. Daar waren studenten uit alle hoeken van de wereld. Iedereen was trots op zijn afkomst, land en cultuur. Ook ik natuurlijk, want ik stelde mijn Turkse en Nederlandse culturele bagage über alles. Ik kon uren praten over Amsterdam, Istanbul, Turkse muziek en de Turkse keuken, de Nederlandse schilders en over verdraagzaamheid. Ook ik maakte van een bonte koe een engeltje, van een beekje een rivier van honing en van een eensnarig instrument een groot orkest. Ik merkte dat iedereen deed alsof de dingen waar hij trots op was, zo uniek en zo goddelijk waren dat ze alle andere zaken ruimschoots in kwaliteit overtroffen. In feite was de ene kleur in het wereldmozaïek niet beter dan de ander, maar anders. Doordat de liefde voor het eigen ‘zijn’ zo overdreven werd, sloeg die liefde door en veranderde in chauvinisme en in gevoelens van superioriteit. Toen ik dat begon in te zien, vijftien jaar geleden, schudde ik mijn trotse veren van me af. Ik voelde mij bevrijd zoals filosoof Nietzsche, toen hij verklaard had dat god dood was. Vanaf dat moment hoefde ik mijn gevoelens voor het vaderland, de vlag en de wimpel niet langer meer op te blazen. Ik hield van iets of van iemand. Dat was het. Niet meer en niet minder. Zo begon ik in harmonie te leven met mijn eigen natuur. Het rookgordijn tussen mij en mijn ware ik verdween. Ik begon in te zien dat mijn gedrag en mijn idealen, allemaal mede gevormd waren door en dus besmet met trots. Aanvankelijk wilde ik à la Che Guevara de wereld redden, de politiek ingaan en desnoods sterven voor mijn
idealen, maar ik ontdekte dat ik eigenlijk helemaal niet op mensen kon schieten en dat liefde voor de mens, de natuur en literatuur mijn ware idealen waren. Ik was bang en bevrijd tegelijkertijd. Deze innerlijke revolutie ging gepaard met worstelingen, terugvallen en eenzaamheid, maar ik ontdekte ook wat voor een prachtige bron van creatieve ideeën eenzaamheid was. Ik genoot ervan samen te zijn met mezelf en greep naar de pen. Zomaar openbaarden zich twee gedichten die ik kort daarop in het universiteitsblad heb gepubliceerd. Als ‘verlichte’ begon ik mijn studiegenoten een spiegel voor te houden. In mijn preken spoorde ik mensen aan de muren tussen de ‘kleuren van de wereld’ af te breken en van alles te genieten alsof alle rijkdom van de wereld hun eigendom was. Wat heerlijk om naar klassieke muziek te luisteren, zonder je daarbij voortdurend bezig te houden met de vraag of de componist afkomstig was uit een vijandig land of een vijandelijke cultuur, of hij een Oostenrijker, een Italiaan of een Rus was. Zonder trots te zijn, vereer ik dichters zoals de Indiase Rabindranath Tagore, de Pakistaanse dr. Mohammed Ikbal, de Pers Ghayyam, Hafez, de Turk-Perzische Mevlana, de Turkse Nazim Hikmet. Ik ben Shakespeare, Dante en Goethe eeuwig dankbaar voor hun erfenis die de hele mensheid toebehoort. Ik houd van dit land met zijn rivieren, schilders, dichters, van de vrije manier van denken en van zijn mensen. Ik ben Nederland dankbaar dat ik hier mocht aarden, de kans kreeg om mijn schrijverstalent te ontwikkelen en zelfs om naar Amerika te gaan en daar mezelf te ontmoeten. Ik probeer mij nog altijd niet te bezondigen aan trots en vaar niet mee met volksmenners. Zonder trots te zijn, drink ik van Marsman’s rivieren, adem ik de lucht onder de lage hemel en loop met liefde op deze kelim, dit Mondriaanse schilderij, dat Nederland heet.
Tulpia • ja argang 04 • nr 11
63