COLUMN
Lock up Beste lezer, Weet dat alles wat hierna verteld wordt, ongelogen is. Nu ik tijd en geld zat heb wou ik al lang eens door het mysterieuze China reizen. En in februari was het zo ver en één van mijn bestemmingen was Wuhan. Niet omdat het een fraaie stad is, want dat is ze niet. Een zee van wolkenkrabbers en mensen (met elf miljoen zijn ze!) belet immers het uitzicht en je kan met niemand een babbeltje slaan, want ze begrijpen je niet. Maar ik wou er beslist naartoe omdat er een unieke wet market is, je weet wel een markt waar je levende dieren onverdoofd voor je neus ziet slachten, verser kan het niet. Ik had al lang mijn zinnen gezet op een filet pur van civetkat en een tournedos van kaaiman (seignant), delicatessen die ze hier in onze beschaafde contreien niet eens kennen. En als presentje voor de thuis gebleven vrienden een paar hoefijzerneusvleermuisjes in mijn bagage gestopt. De Chinese douaniers deden eerst wat moeilijk. Ze verdachten mij drager te zijn van het COVID-19-virus en er werd gemompeld dat ik in quarantaine moest. Maar dan werd er een hogere pief bij gehaald. Wou ik naar Europa? Hij zei geestdriftig dat men mij moest laten gaan. In Brussels Airport zocht men naar springstof in mijn bagage. ‘Heeft u iets te declareren?’, vroeg een keurige hostess. ‘Een beetje corona’, antwoordde ik lachend en ik mocht gaan. En toen, geheel onverwacht, kwam de lockdown. Maggie – de grote wijsgeer Blaise Pascal indachtig (‘Tout le malheur des hommes vient d’une seule chose, qui est de ne savoir pas demeurer en repos dans une chambre’) – vaardigde het bevel uit dat iedereen in zijn kot moest blijven. Het consumptiepretpark ging dicht. Iedere dag werd de wurggreep steviger. Gedragseconomen kwamen in paniek. Banken snelden gratis ter hulp met vers gedrukt geld. Niemand nog naar de opera. Festivals (en dat zijn er nogal wat): opgedoekt. Gentse Feesten: schluss damit! Radeloze flatbewoners met bleke kinderen overspoelden het rurale Vlaanderen. Ouderlingen vielen bij bosjes dood in hun zuur betaalde WZC’s. En elke dag verschenen viruskenners met nauwelijks ingehouden glimlach op TV. Maar vooral: de horeca werd opgedoekt. Gedaan met ons jarenlang zondags vertier. En ook nog: geen alcoholcontroles meer bij gebrek aan gegadigden. Velen droomden koortsig van een back to normal, enkele zonderlingen zagen aan de einder een nieuwe beschaving dagen. Zelf had ik de mond vol van een ethisch reveil, zonder te beseffen
DEGEUS
dat dit een zeer Roomse gedachte is. En hoe ging het met de vrienden? Iedereen zat dag en nacht voor zijn laptop. Mails werden blitser, gedurfder, vrank en vrij. Er werd gefacebookt dat het een lieve lust was. Messenger stond roodgloeiend. Er werd virtueel vergaderd, geaperitiefd en gesekst. Onder het mom van telewerk brachten lanterfanters hun luie eindeloze dagen al surfend en teleshoppend door. Het onrustig kroost werd af en toe murw geslagen. Hier en daar werd een echtgenoot langzaam vergiftigd of sloeg een overspannen man de schedel in van zijn zeurende wederhelft. Fuivende buren werden verklikt. Zorgverleners kregen aria’s van op het balkon, dwangmatig applaus en luidende kerkklokken, iedere dag, stipt om 20.00 uur. De wanhopigsten onder ons begonnen gedichten te schrijven. En toen kwam de nacht van 26 op 27 mei. Om vijf uur in de ochtend werd plots hevig gebonsd op mijn voordeur. De coronapolitie! Snel doorzochten ze mijn stulp en toen ze mijn laptop zagen riep één van hen triomfantelijk: ‘Hebbes!’ Ik begreep er niets van, tot de jongste zei dat ze aan mijn scherm duidelijk konden zien dat ik al die tijd de anderhalve meter afstand aan mijn laars lapte. En dat klopte nog ook! Hij liet de monitor oplichten en overal zag je minuscule speekselspatjes. ‘Je moet bijna met je neus op je scherm gezeten hebben’, zei de oudste wrevelig. In een wanhopige poging haalde ik mijn wandelstok met stalen punt te voorschijn. ‘Kijk eens hier’ zei ik, ‘ik heb die speciaal laten maken op anderhalve meter. Daarmee heb ik iedereen voortdurend gepord om die regel na te leven.’ Ik vertelde er niet bij dat ik mij had laten inspireren door Alfred Birneys laatste roman (In de wacht): ‘Met de wandelstok kunnen we een minimalistische bejaardenvariant ontwikkelen op het Japanse Kobujutsusysteem, waar we opgeschoten jongelui met haat jegens ons te lijf kunnen gaan.’ Want als er één ding duidelijk is geworden tijdens de (afgelopen?) crisis is het wel dat wij, ouderlingen, extra geviseerd worden. Beste lezer, zoals steeds eindig ik met een hoopvolle boodschap. Na regen komt zonneschijn. Na lockdown komt lock up. Het is opwindend om te begrijpen wat Wikkionay daaronder verstaat: nauwer aanhalen, opwinden, spannen, strekken, uitrekken, dringen, drukken, knellen, persen, pressen, aandrukken, bijschuiven, insluiten, opsluiten, wegbergen, wegsluiten, bergen, opbergen, aaneensluiten, binden, verdichten. Willem de Zwijger
juli 2020 > 21