A
Over oude en nieuwe dingen
Vragen stellen over het verleden en het heden
2
Wanneer we het verleden bestuderen, stellen we vragen over gebeurtenissen, personen, gewoonten, samenlevingen … uit dat verleden. We kunnen die zaken ook vergelijken met het heden. De historische vragen worden in vier soorten ingedeeld: A Vragen over het verleden Voorbeeld: Waarom bouwen de oude Egyptenaren piramides?
©
B Vragen over de relatie tussen heden en verleden Voorbeeld: Op welke wijze verschilt de Atheense democratie van de hedendaagse democratie in België?
C Vragen over hoe we tot kennis over het verleden komen Voorbeeld: Hoe komen we aan onze informatie over de neanderthaler? D Vragen over het beeld dat we over iets of iemand uit het verleden hebben Voorbeeld: Klopt het beeld dat Julius Caesar van de Belgae schetst?
17
5
4
19
±
±
14
±
MIDDELEEUWEN
50
50
0
50
±
KLASSIEKE OUDHEID
HEDENDAAGSE TIJD
MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
Situeren in het historisch referentiekader
VA
1
OUDE NABIJE OOSTEN
N
PREHISTORIE
IN
±
±
35
0
80
0
0
v. C
v. C
.
.
In de eerste graad heb je kennisgemaakt met het ‘historisch denken’. Voor de tweede graad krijg je in dit onderdeel opnieuw de uitgangspunten van historisch denken met wat extra uitleg. In het leerboek ga je dat dan verder toepassen. Geschiedenis is de wetenschap die het verleden bestudeert. Historisch denken is een methode om dat te doen en bestaat uit vijf onderdelen: vragen stellen, situeren, werken met bronnen, een beeld vormen en nadenken over de relatie tussen verleden, heden en toekomst.
Het referentiekader is een schema dat je helpt om je te oriënteren in het verleden. Het deelt zaken uit het verleden in volgens tijd, ruimte (plaats) en maatschappelijk domein. Het gebruikt daarvoor structuurbegrippen die je helpen om die te zaken te benoemen. Om je te oriënteren in de tijd heb je verschillende hulpmiddelen. Je kent al de begrippen jaar, eeuw en millennium. Meestal gebruik je de christelijke tijdrekening die de geboorte van Christus gelijkstelt aan het jaar 1. Daarnaast zijn er nog andere tijdrekeningen zoals de islamitische en de joodse tijdrekening. Het westerse verleden wordt ingedeeld in zeven tijden of periodes: prehistorie, oude nabije oosten, klassieke oudheid, middeleeuwen, vroegmoderne tijd, moderne tijd en hedendaagse tijd. Je vindt ze met hun beginen einddatum op de tijdlijn bovenaan deze les. Niet alle tijden zijn even lang.
KENNISCLIP HISTORISCHE VRAAG
KENNISCLIP STRUCTUURBEGRIPPEN
KENNISCLIP REFERENTIEKADER
Dikwijls gebruikt men een belangrijke verandering in de samenleving om een nieuwe periode te laten beginnen. Als bepaalde zaken echt anders worden, spreekt men van een breuk. Voor zaken die hetzelfde blijven, spreekt men over continuïteit. Niet-westerse samenlevingen, zoals de Chinese samenleving,
A Over oude en nieuwe dingen
9