6
22
=
1
IN
In onderdeel B heb je geleerd dat het Romeinse Rijk in het oosten blijft bestaan en verder evolueert. Daar niet ver vandaan, in Arabië, ontstaat een nieuwe religie die uitgroeit tot een wereldgodsdienst en aan de basis ligt van een wereldrijk. Wat houdt dat nieuwe geloof in? Hoe verspreiden de volgelingen hun opvattingen? Wat is kenmerkend voor de Arabische cultuur?
1
F1
De wereld van de islam
monotheisme: het geloof in een enkele god
1
De islam
N
ISLAMITISCHE TIJDREKENING
In het begin van de 7e eeuw ontstaat op het Arabische schiereiland een nieuwe godsdienst: de islam. De Arabier Mohammed (ca. 570-632) begint op 40-jarige leeftijd met de verkondiging van het geloof in één God (Allah) en van wat de mensen moeten doen om een goed mens te zijn. In die verkondiging zitten ook elementen uit het jodendom, het christendom en de vroegere godsdienst van de Arabieren. Jodendom, christendom en islam zijn abrahamitische religies. Dat is een gezamenlijke benaming voor die drie verwante monotheïstische godsdiensten. Abraham wordt zowel door joden, christenen als moslims als aartsvader of stamvader beschouwd.
VA
BRON 1-2-7
©
Mohammed krijgt af te rekenen met tegenstand en moet in 622 van Mekka naar Medina vluchten (hidjra). Met dat jaar begint later de islamitische tijdrekening. Vanuit Medina verwerft Mohammed grote invloed en in 630 is hij machtig genoeg om terug te keren naar Mekka waar hij zijn tegenstanders verslaat. Hij maakt van die plaats het centrum van de islam. Mohammed sterft in 632. Na zijn dood ontstaat er tussen twee groepen een strijd over de opvolging van Mohammed. De grootste stroming is het soennisme. De soennieten menen dat de meest bekwame man onder de volgelingen van Mohammed hen moet leiden, de sjiieten vinden dat zijn schoonzoon en neef Ali dat moet doen. Soennitische moslims
146
F1 De wereld van de islam
baseren zich op de Koran en op de traditie over het leven van de profeet Mohammed. ‘Soenna’ is Arabisch voor ‘traditie’. Mohammeds vriend en adviseur Abu Bakr wordt als eerste kalief gekozen en wordt zo de politieke en godsdienstige leider van de islam. De andere belangrijke maar kleinere stroming in de islam is het sjiisme. Sjiieten geloven dat de profeet Mohammed zijn schoonzoon Ali tot zijn opvolger benoemd heeft. Zij gaan ervan uit dat naast de Koran vooral de afstammelingen van de profeet bepalen wat de islam inhoudt.
De Koran is het heilige boek van de moslims en telt 114 hoofdstukken (soera’s). Volgens de islamitische traditie is de tekst door de engel Gabriël (Djibriel) mondeling aan Mohammed ingegeven. Na de dood van de profeet wordt de tekst opgeschreven. De tekst van de Koran is van in het begin bedoeld als een tekst om voor te dragen. Islamitische schriftgeleerden bundelen in de eerste eeuwen na de dood van Mohammed een grote verzameling uitspraken en overleveringen die aan Mohammed en zijn volgelingen toegeschreven worden. Die verzameling staat bekend als de overlevering (Hadith). Centraal in de islam staat het kennen van en de totale overgave aan God. Het Arabische woord ‘islam’ betekent ‘overgave’ aan God. De volgelingen van de islam worden moslims of islamieten genoemd. Het woord moslim betekent ‘iemand die zich overgeeft’ aan God. Mohammed legt een aantal verplichtingen op aan zijn volgelingen. Het zijn de zogenaamde vijf pijlers of zuilen van de islam: de geloofsbelijdenis (sjahada),