De temperatuur kun je meten met een koortsthermometer en met een buitenthermometer. De koortsthermometer is veel nauwkeuriger dan de buitenthermometer. Hoe laat je dat zien in de meetwaarden?
Figuur 1.7
1.4
Meetonzekerheid en significante cijfers
Meetonzekerheid Als je een grootheid meet, vind je meestal niet precies de juiste waarde. Je hebt te maken met een meetonzekerheid of meetfout. Meetonzekerheden kun je onderverdelen in toevallige fouten en systematische fouten. Als je de ampèremeter in figuur 1.8 afleest, maak je een schatting tussen twee streepjes. Zo’n schatting is soms te hoog en soms te laag. Dat geeft een toevallige fout. Soms lees je de gemeten waarde af op een display. Zie figuur 1.9. Die lijkt heel nauwkeurig, maar de display kan maar een beperkt aantal cijfers weergeven. Het apparaat rondt af. Ook het aflezen van zo’n meetinstrument geeft een toevallige fout.
Figuur 1.8
Figuur 1.9
Als er geen stroom door de ampèremeter gaat, moet de wijzer op nul staan. Is de nulstand niet goed ingesteld, dan meet je voortdurend een te hoge of een te lage waarde. Een dergelijke fout noem je een systematische fout .
Basisvaardigheden
25