In de zeventiende en achttiende eeuw waren port en madeira de voornaamste exportproducten van Portugal. In de havenstad Porto waren in de zeventiende eeuw onder anderen Engelse en
Nederlandse wijnhandelaren gevestigd, die voor hun thuismarkten Portugese wijnen uitvoerden. Alle port (vinho do Porto) werd in Vila Nova de Gaia opgevoed en vandaar geëxporteerd. De
Dourovallei was immers, zo was het argument, te heet voor een goede opvoeding van de wijnen. De sterke vraag naar portwijn in Engeland leidde in de loop van de achttiende eeuw tot overpro-
ductie, met een dramatische prijsval tot gevolg. Met name Engelse handelaren kregen in de loop van de achttiende eeuw steeds meer invloed op de portmarkt. Dubieuze praktijken kwamen veel voor. Praktisch overal werden wijnstokken aangeplant en dat kwam de kwaliteit van port niet ten
goede. Marquês de Pombal, eerste minister onder koning José I, besloot in 1756 de Companhia
Geral da Agricultura das Vinhas do Alto Douro op te richten. Deze compagnie kreeg, onder protest
van Britse handelaren, het exclusieve recht om brandewijn te leveren en port te versterken. Pombal nam tegelijkertijd een aantal andere maatregelen om de authenticiteit van port te waarborgen en
ging in datzelfde jaar over tot demarcatie van het Dourogebied om de authenticiteit en de kwaliteit van port te beschermen. De wijngaarden van de Dourovallei vormden daarmee de eerste geografisch afgebakende wijnstreek van Portugal. Negentiende eeuw Napoleon besloot in 1807, tot groot ongenoegen van de Britten, het Iberisch Schiereiland binnen te vallen. Portugese troepen, geholpen door de Engelsen, sloegen tussen 1807 en 1810 meer-
dere invasies van de Fransen af. De oorlog met de Fransen had als gevolg dat er vanuit Groot-
Brittannië veel vraag ontstond naar Portugese wijnen, in het bijzonder uit Bucelas, Carcavelos en Lissabon. Door de sluiting van de Spaanse en Franse havens stegen de exporten van Madeira
tot een jaarlijks niveau van 18.000 pipes of pipas (99.000 hl). Halverwege de negentiende eeuw
maakten Portugese wijnen, port in het bijzonder, een enorme bloeiperiode door. In 1849 bereikte
de verschepingen van port het niveau van 43.000 pipes (236.500 hl). Rond 1870 was dat al meer dan 50.000 pipes (275.000 hl). Groot-Brittannië en Brazilië waren de belangrijkste markten.
In de tweede helft van de negentiende eeuw teisteren twee plagen de Portugese wijnbouw:
eerst oïdium en vervolgens de druifluis phylloxera. Phylloxera bereikte het noorden van Portugal
omstreeks 1868. Veel inheemse rassen gingen voor altijd verloren en sommige wijnstreken zijn de
ramp nooit te boven gekomen. Het duurde lang voordat de druifluis ook in Centraal- en Zuid-Portu-
gal toesloeg. De wijnboeren daar konden een tijdlang profiteren van de rampspoed in het noorden, mede door liberalisatie van de handel. De export van port haalde niettemin nog het niveau van
60.000 pijpen (330.000 hl) in 1880. Vanaf 1880 werden nieuwe wijngaarden aangelegd, waarbij Portugese stokken op Amerikaanse onderstokken werden geënt.
114
Hoofdstuk 23 - Portugal (2022-2023) TERUG NAAR INHOUD