(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C
ORGANISEREN VAN EEN EVENEMENT
COLOFON
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Boom beroepsonderwijs info@boomberoepsonderwijs.nl www.boomberoepsonderwijs.nl
Auteur(s): Bert Geenen Met medewerking van: CIOS Nederland Inhoudelijke redactie: Bert Geenen Titel: Organiseren van een evenement ISBN: 978 90 3726 430 2 1e druk / 1e oplage
Beeld met dank aan: NOC*NSF, Joeppoulsen/123RF, Budget Fitness Gouda, Fred Rompelberg, CVO 2013, bewerking SAMR, Goed bezig Oldebroek, Verbaal Visuele Communicatie BV, KNVB, Norbert Voskens, Gemeente Maasdriel, Janssen-Fritsen, Nauta BV, Stichting KMVK, SGK, Jan Kranendonk/Shutterstock.com. © Boom beroepsonderwijs 2022 Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van een (of meerdere) gedeelte(n) uit deze uitgave in bijvoorbeeld een (digitale) leeromgeving of een reader in het onderwijs (op grond van artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting Uitgeversorganisatie voor Onderwijslicenties (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-uvo.nl).
De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Door het gebruik van deze uitgave verklaart u kennis te hebben genomen van en akkoord te gaan met de specifieke productvoorwaarden en algemene voorwaarden van Boom beroepsonderwijs, te vinden op www.boomberoepsonderwijs.nl.
INHOUD
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Voorwoord ..................................................................................... 8
C
Thema 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
4
1.6 1.7 1.8
Organisatievormen-en-wedstrijdschema’s ........................... 12 Casus ............................................................................................. 13 Organisatievormen ...................................................................... 15 Niet-wedstrijdgerichte-vormen ................................................... 16 Wedstrijdgerichte-vormen-of-wedstrijdschema’s ..................... 24 Verdiepingsstof---Hulpmiddelen-bij-het-organiseren-van-eentoernooi-of-evenement ............................................................... 44 Verdiepingsstof---Spelvormen-en-wedstijdvormen .................. 45 Verdiepingsstof---Play-offs .......................................................... 45 Begrippen ..................................................................................... 46
Thema 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10
Voorbereiding-en-uitvoering-van-een-evenement ............... 48 Casus ............................................................................................. 50 Evenementen ............................................................................... 51 Voorbereiding ............................................................................... 59 Uitvoering ..................................................................................... 88 Themagericht-werken ................................................................. 91 Verdiepingsstof---Citymarketing ............................................... 103 Verdiepingsstof---Vergunning-en-evenementen ...................... 106 Verdiepingsstof---Richtlijnen-EHBO-bij-evenementen ............ 108 Verdiepingsstof---Websites-draaiboeken ................................. 109 Begrippen ................................................................................... 109
Thema 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Evaluatie-van-een-evenement ............................................... 110 Casus ........................................................................................... 111 Evaluatie-van-het-evenement ................................................... 113 Nazorg ......................................................................................... 122 Verdiepingsstof---Enquêtes-maken .......................................... 125 Begrippen ................................................................................... 129
Pr-en-vrijwilligers .................................................................... 130 Casus ........................................................................................... 131 Public-relations .......................................................................... 134 Vrijwilligers ................................................................................. 152 Verdiepingsstof---Doelgroepsegmentatie ................................ 163 Verdiepingsstof---Socialmediamarketing ................................. 164 Verdiepingsstof---Websites-pr-middelen .................................. 165 Verdiepingsstof---Motieven-en-klachten-van-vrijwilligers ...... 166 Begrippen ................................................................................... 167
Thema 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10
Evenement-en-sportbeleid ..................................................... 168 Casus ........................................................................................... 170 Maatschappelijke-ontwikkelingen ............................................ 171 Demografische-ontwikkelingen ................................................ 175 Culturele-ontwikkelingen .......................................................... 183 Sportbeleid-in-Nederland ......................................................... 191 Verdiepingsstof---Maatschappelijk-culturele-ontwikkelingen . 209 Verdiepingsstof---Belemmeringen-voor-migranten ................ 210 Verdiepingsstof---Motieven-sportdeelname ............................ 211 Verdiepingsstof---Buurtsportcoaches ....................................... 212 Begrippen ................................................................................... 214
Thema 6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10 6.11 6.12
Evenement-en-communicatie ................................................ 216 Het-communicatieproces .......................................................... 221 Vormen-en-niveaus-van-communiceren .................................. 228 Aspecten-van-communicatie .................................................... 238 Luisteren ..................................................................................... 243 Vragen-stellen ............................................................................ 252 Samenvatten .............................................................................. 257 Feedback .................................................................................... 260 Verdiepingsstof---Ruis ................................................................ 270 Verdiepingsstof---Lichaamstaal ................................................ 273 Verdiepingsstof---Effectief-communiceren .............................. 274 Verdiepingsstof---Actief-luisteren-in-de-praktijk ..................... 276 Begrippen ................................................................................... 277
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
5
Vergaderen-en-netwerken ..................................................... 278 Casus ........................................................................................... 280 Vergaderen ................................................................................. 281 Besluitvorming ........................................................................... 300 Belangrijke-organisaties-in-kaart-brengen .............................. 308 Netwerken-en-verbinden .......................................................... 315 Verdiepingsstof---De-opbouw-van-een-betoog ....................... 323 Verdiepingsstof---Voorzitten-van-een-vergadering ................. 326 Verdiepingsstof---DESTEP ......................................................... 329 Verdiepingsstof---Sportnetwerk ................................................ 330 Begrippen ................................................................................... 330
Thema 8 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7
Werken-in-een-team ................................................................ 332 Casus ........................................................................................... 333 Goede-samenwerking ................................................................ 335 Kwaliteiten-en-rollen-in-een-team ........................................... 344 Groepsontwikkeling ................................................................... 349 Verdiepingsstof---Niveaus-van-samenwerken ......................... 356 Verdiepingsstof---Kernkwaliteiten ............................................ 357 Begrippen ................................................................................... 358
Thema 9 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6 9.7 9.8
Algemene-werkzaamheden .................................................... 360 Casus ........................................................................................... 362 Dagelijkse-coördinatie-en-regelgeving ..................................... 363 Administratieve-werkzaamheden ............................................. 373 Financiële-werkzaamheden ...................................................... 386 Klantvriendelijkheid ................................................................... 397 Afhandelen-van-klachten .......................................................... 404 Verdiepingsstof---Prioriteiten-stellen ....................................... 411 Verdiepingsstof---Klantvriendelijkheid-versusklantgerichtheid ......................................................................... 414 Verdiepingsstof---Tien-gouden-regels-voor-het-afhandelen-vanklachten ...................................................................................... 417 Begrippen ................................................................................... 419
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9 7.10
9.9
C
9.10
6
Het-sportaanbod-in-Nederland-1 .......................................... 420 Casus ........................................................................................... 422 De-georganiseerde-sport ........................................................... 423 Sportbonden-en-sportkoepels .................................................. 434 Anders-georganiseerde-sport-en-ongeorganiseerde-sport .... 445 Verdiepingsstof---Ontwikkelingen-fitnessbranche .................. 462 Verdiepingsstof---Sport-en-gemeenten .................................... 464 Begrippen ................................................................................... 465
Thema 11 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5 11.6 11.7 11.8
Het-sportaanbod-in-Nederland-2 .......................................... 466 Casus ........................................................................................... 467 Buurt ........................................................................................... 469 Sportieve-recreatie .................................................................... 474 Onderwijs .................................................................................... 486 Zorg-en-welzijn .......................................................................... 494 Verdiepingsstof---Belevingswerelden-van-de-recreant ........... 501 Verdiepingsstof---Sport-in-de-brede-school ............................ 503 Begrippen ................................................................................... 504
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 10 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5 10.6 10.7
C
Index .......................................................................................... 505
7
VOORWOORD
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Angerenstein SB (Sport & Bewegen) is een complete serie leermiddelen voor het kwalificatiedossier Sport & Bewegen. Angerenstein SB bestaat uit boeken met theorie en opdrachten, online verdiepingsstof en digitale toetsen. Dit boek is een van de boeken voor de basiskerntaken van het kwalificatiedossier Sport & Bewegen op mbo-niveau 3 en 4. In het volgende schema staan de boeken van Angerenstein SB. Niveau 4 Buurtsportcoach • Buurtsportcoach
Bewegingsagoog • Bewegingsagoog, deel 1 • Bewegingsagoog, deel 2.
Leefstijlcoach • Leefstijlcoach, deel 1 • Leefstijlcoach, deel 2.
Trainer-coach/Instructeur • Trainer-coach/Instructeur
Niveau 3 Sport- en bewegingsleider • Didactiek van een les of training (kerntaak 1) • Begeleiden van een les of training (kerntaak 1) • Trainingskunde van een les of training (kerntaak 1) • Organiseren van een evenement (kerntaak 2).
C
De opbouw van de thema's Ieder boek bevat thema's die de sport- en bewegingsleider in opleiding gedurende zijn of haar opleiding veelvuldig zal raadplegen. Deze thema's bestaan uit: • leerdoelen • theorie (+ online verdiepingsstof) • casuïstiek • verwerkingsopdrachten • digitale toetsen. Leerdoelen Aan het begin van elk thema worden de leerdoelen geformuleerd. Deze leerdoelen zijn afgeleid van de vakkennis en vaardigheden en van de gedragscriteria uit het kwalificatiedossier.
8
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Theorie De thema's bevatten de informatie die relevant is voor de sport- en bewegingsleider in opleiding. De theorie wordt verlevendigd met voorbeelden uit het SB-werkveld. Aanvullende informatie vind je in de verdiepingsstof die beschikbaar is op www.angerenstein.nl/sb.
Casus De casus bestaat meestal een situatie waar een sport- en bewegingsleider tegenaan kan lopen in beroepspraktijk. Aan de hand van een aantal kennisen vaardigheidsopdrachten probeer je te bedenken wat je het best in deze situatie zou kunnen doen.
Verwerkingsopdrachten Bij iedere paragraaf van een thema hoort een aantal verwerkingsopdrachten. Deze opdrachten helpen je de informatie uit de theorie te verwerken. Doordat je actief met de informatie aan de slag gaat, onthoud je de informatie beter. Bij iedere opdracht staat welk theoriedeel je kunt gebruiken om de opdracht op te lossen.
Je kunt zelf kiezen of je de opdrachten alleen maakt of met een groepje. Ook is het mogelijk om de opdrachten eerst alleen te maken en daarna met een groepje medestudenten. Bij sommige opdrachten, zoals de woordspin, werk je in een groepje. Je kunt zelf kiezen welke opdrachten je maakt. Soms zit er voor een deel overlap in de opdrachten. De opdrachten worden langzaam maar zeker moeilijker. Bij de eerste opdrachten ligt het accent op kennis, bij de laatste opdrachten gaat het meer om het begrijpen en toepassen. De laatste opdracht van elk thema is een reflectieopdracht, waarbij je terugkijkt naar de leerdoelen van het thema. Verwijzingen Bij sommige verwerkingsopdrachten of theorie staat een verwijzing naar de website van Angerenstein SB. Daar vind je dan de bron (bijvoorbeeld een filmpje, afbeelding of website) die je nodig hebt bij het maken van de opdracht. Digitale toetsen Bij ieder thema kun je een nulmeting doen waarmee je kunt laten zien wat je al kent en kunt. Je weet dan bijvoorbeeld aan welke onderwerpen je nog extra aandacht moet besteden. Zodra je een thema hebt afgerond, kun je een eindtoets maken. Daarmee laat je zien wat je hebt geleerd. Beide toetsen bevatten vragen over alle leerdoelen van het thema.
9
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C Veel plezier en succes met het werken met Angerenstein SB!
10
11
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C
THEMA 1 ORGANISATIEVORMEN EN WEDSTRIJDSCHEMA’S
Inhoud thema • organisatievormen • niet-wedstrijdgerichte vormen • wedstrijdgerichte vormen of wedstrijdschema’s • verdiepingsstof • begrippen.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Als sport- en bewegingsleider moet je in staat zijn tot het organiseren van toernooien en evenementen. Bij het organiseren van dergelijke sportieve activiteiten moet je bewust een keuze maken voor een bepaalde organisatievorm of voor bepaalde wedstrijdschema’s. Zo kun je een judotoernooi organiseren waarbij je de deelnemers verdeelt over een aantal poules of waarbij je gebruikmaakt van een afvalsysteem. In dit thema komen de verschillende organisatievormen aan de orde. De voor- en nadelen van dergelijke organisatievormen en wedstrijdschema’s worden besproken. Eerst komen de niet-wedstrijdgerichte vormen aan bod en daarna de organisatievormen met juist wel een wedstrijdkarakter.
Relatie met werkproces Het thema ‘organisatievormen en wedstrijdschema’s’ heeft een relatie met het werkproces B1-K2-W1: Bereidt het toernooi of evenement voor.
Leerdoelen
• Je kunt het onderscheid tussen wedstrijdgerichte en niet-wedstrijdgerichte organisatievormen beschrijven. • Je kunt de voor- en nadelen van een instuif beschrijven. • Je kunt vier roulatiesystemen met een vaste volgorde beschrijven. • Je kunt vijf wedstrijdgerichte organisatievormen onderscheiden en toepassen in de praktijk. • Je kunt tot een juiste keuze komen voor een organisatievorm.
1.1 Casus
Opdracht 1 Casus
Hoe gaan we het organiseren?
Een projectgroepje van Sport & Bewegen in het noorden van het land krijgt de opdracht een jeugdtennistoernooi te organiseren. De inschrijving is bijna te voorspoedig verlopen. Er hebben zich 143 deelnemers aangemeld. Het projectgroepje heeft voor de afwerking van het toernooi twee weken lang de beschikking over vier tennisbanen van tennisvereniging Deuce. De banen
13
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
kunnen gebruikt worden aan het einde van de middag van 16.00–18.00 uur. Tijdens de eerste vergadering komt er van alles op tafel. Gaan ze werken in meerdere leeftijdscategorieën? Delen ze de spelers in naar niveau? Gaat het om de winst? Gaat het erom iedereen toch een redelijk aantal wedstrijden te laten spelen? Ook allerlei organisatievormen passeren de revue. Wordt het een afvalcompetitie, een poulesysteem, een laddercompetitie … of misschien wel een combinatie? Het hele projectteam vindt het belangrijk dat iemand er niet na één wedstrijd uitligt. Ook zijn ze het met elkaar eens dat er in meerdere categorieën gewerkt moet worden.
Suggesties voor het gebruik van de casus Een casus kan op verschillende manieren vormgegeven worden en je kunt er op verschillende manieren gebruik van maken. In dit voorbeeld zijn de vormgeving en aanpak min of meer afgeleid van wat gangbaar is binnen het probleemgestuurd onderwijs. Je kunt gebruikmaken van een binnen dit concept passende aanpak, zoals de achtbaan of de zevensprong. Globale aanpak van de casus 1. Bespreek en bepaal de kern (centrale probleemstelling) van de casus. 2. Verhelder onduidelijke begrippen (door opzoeken, discussiëren). 3. Wat wil jij leren van deze casus? Bepaal een aantal voor jou belangrijke leerdoelen. 4. Werk de leerdoelen uit. 5. Rapporteer de gevonden resultaten.
Voorbeelden van sturende vragen bij deze casus Zo gewenst, kun je kiezen voor een meer gestructureerde aanpak en kun je gericht kennisdoelen (reproductief, toepassen) of vaardigheidsdoelen aan de casus koppelen.
C
Kennis a. Bij de projectgroep komen allerlei vragen op, zoals het eventueel indelen in categorieën en het zorgen dat iemand er niet al na één wedstrijd uitligt. Welke vragen kun je nog meer bedenken die van belang zijn voor een dergelijk toernooi? b. Op grond waarvan kun je die 143 jeugdspelers indelen? Wat zijn de vooren nadelen van de verschillende indelingsmogelijkheden?
14
Thema 1 Organisatievormen en wedstrijdschema’s
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
c. Er passeren een aantal organisatievormen de revue, zoals afvalsysteem, poulesysteem en de laddercompetitie. Wat houden deze organisatievormen in? d. Welke organisatievormen ken je nog meer? e. Welke organisatievorm vind je het meest geschikt? f. Kies voor een bepaalde organisatievorm en maak een planning voor dit toernooi binnen de beschikbare tijd en accommodatie.
1.2 Organisatievormen
Toernooien en evenementen kun je op verschillende manieren organiseren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen organisatievormen die uiteindelijk tot een winnaar leiden (wedstrijdgerichte vormen) en organisatievormen waarbij winnen of tegen elkaar strijden helemaal geen rol speelt (niet-wedstrijdgerichte vormen).
Zoals bovenstaand voorbeeld, graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.Links: Wedstrijdgericht: https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=363333116&page=1&pos=16Rechts: Niet-wedstrijdgericht: https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=150465969&page=1&pos=20&title=Deelnemers-van-The-Color-Run
Twee soorten organisatievormen voor evenementen.
Soms is de keuze voor de hand liggend, zoals bij het jaarlijkse handbaltoernooi van Hellas. Daar doen zestien teams aan mee en aan het einde van de dag moet het toernooi een winnaar opleveren. De zestien teams zijn verdeeld over vier poules en de vier winnaars vormen de zogenaamde winnaarspoule. Deze
15
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
vier teams spelen opnieuw een halve competitie en dat levert uiteindelijk de winnaar van het toernooi op. Het is duidelijk dat het hier om een wedstrijdgerichte vorm gaat. De wedstrijdgerichte vormen worden ook wel wedstrijdschema’s genoemd. Bij andere toernooien of evenementen ligt de organisatievorm minder voor de hand. Zo wil buurtvereniging ‘de Zuidhoek’ op koningsdag een sportief evenement organiseren en schakelt hierbij de hulp in van een SB-opleiding. De leerlingen mogen zelf weten hoe ze het evenement organiseren. Wat gaan ze kiezen? Moet het evenement een winnaar opleveren of is meedoen winnen?
1.3 Niet-wedstrijdgerichte vormen
Bij veel evenementen gaat het helemaal niet om een winnaar. Daar geldt meer dat meedoen op zich al winnen is. Bij dergelijke evenementen maak je keuzes. Neem je individueel deel of neem je met een team deel aan het evenement? Mogen de deelnemers of teams kiezen wat ze willen of moeten de onderdelen in een bepaalde volgorde afgewerkt worden?
Individueel of team De keuze tussen individueel of in teamverband spreekt voor zich. Deze keuze is wel sterk bepalend voor de inhoud van het evenement. Daarbij maakt het natuurlijk nog wel uit hoe groot de teams moeten zijn. In sommige gevallen werk je met een minimaal en maximaal aantal deelnemers per team. Een dergelijke invulling vergroot wel de flexibiliteit en is handig wanneer je niet precies weet hoeveel deelnemers er zullen komen. Wel of geen vaste volgorde
C
Geen vaste volgorde: open instuif of spelenkermis Wanneer deelnemers mogen doen wat ze willen, spreek je van een open instuif of van een spelenkermis. De spelenkermis bestaat uit activiteiten waarbij de SB-deelnemers zelf kunnen bepalen waaraan zij deelnemen. Het lijkt dus op een kermis. Wat je doet en in welke volgorde je dat doet, kun je zelf bepalen. Als een SB-deelnemer de hele dag op het springkussen wil springen of wil klimmen in de klimwand, is dat in principe geen probleem. Hooguit moeten de deelnemers af en toe even wachten omdat het te druk is. In die zin kan er in de praktijk toch wel sprake zijn van enige sturing. Als je ziet dat het bij jouw
16
Thema 1 Organisatievormen en wedstrijdschema’s
onderdeel erg druk is, kun je deelnemers erop wijzen even iets anders te doen. De activiteiten zijn meestal afwisselend, kort en eenvoudig. Iedereen moet kunnen deelnemen, maar kan ook toeschouwer zijn.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
De spelenkermis wordt vaak gebruikt voor kinderen. De onderdelen moeten aangepast zijn aan het niveau en er moeten voldoende spelen zijn, zodat er geen lange wachttijden ontstaan. Door punten toe te kennen aan de diverse onderdelen, kun je de spelenkermis ook gebruiken als wedstrijdgerichte vorm. Bij het organiseren van een spelenkermis is het handig om met de volgende richtlijnen rekening te houden: • Zorg dat de activiteiten afwisselend zijn, zodat ze uiteenlopende deelnemers aanspreken. • Zorg dat de activiteiten kort en eenvoudig/laagdrempelig zijn. Vrijwel elke deelnemer moet de activiteit uit kunnen voeren. • Zorg dat de activiteiten veilig zijn. • Voorkom lange wachttijden. Stuur eventueel deelnemers door naar een andere activiteit. • Overweeg structuur in de kermisactiviteiten aan te brengen met behulp van een afvinkkaart. Op die manier kunnen de deelnemers alle activiteiten in hun eigen volgorde afwerken, maar voorkom je dat iemand steeds bij hetzelfde onderdeel blijft.
Spelenkermis
De kinderen kunnen of in een bepaalde volgorde of naar keuze de verschillende stands (kraampjes) aflopen. Scoren is niet belangrijk, wel plezier beleven aan de activiteiten. De kinderen hebben een kaart bij zich, waarop de onderdelen vermeld staan. Als een kind een onderdeel gehad heeft, wordt dat afgestreept. Op zich is het geen bezwaar als kinderen sommige onderdelen dubbel doen. Dat geldt wel bij die onderdelen waar iets te krijgen is, zoals de grabbelton en de limonadekraam. Alternatieven zijn: • Spelen met namaakgeld. Kinderen krijgen een hoeveelheid geld en kunnen dit naar eigen goeddunken op de kermis besteden.
17
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• Kinderen zelf kraampjes laten versieren met daarin hun attractie. Kinderen bemannen of bevrouwen hun eigen kraampje. Het geld dat ze daarmee verdienen, kunnen ze zelf weer ergens anders op de kermis besteden. Ter afsluiting van het spel kunnen de hoogste scores per onderdeel bekend worden gemaakt. Hier kun je eventueel een kleinigheidje voor uitreiken.
C
De volgende onderdelen zijn mogelijk: • spijkerpoepen Aan een touwtje om het middel hangt een grote spijker of een tentharing. Het is de bedoeling om deze in een melkfles te laten zakken. • grabbelen In een ton, gevuld met zaagsel, zitten verpakte prijsjes. De kinderen mogen grabbelen naar een van de prijsjes. • spijkers slaan Grote spijkers met een kleine hamer in een brede balk slaan. • blikgooien Een stapel van tien blikjes waar je drie keer naar mag gooien met een tennisbal of een zachte (foam)bal. • dokter Bibber Volg met het oog de spiraal zonder deze aan te raken. Gebeurt dat toch, dan gaat de bel. Laat de bel zo min mogelijk rinkelen. • autotrek Trek een autootje zo snel mogelijk naar je toe door het touw dat aan het autootje vastzit om een stokje te winden. • kaars uitspuiten Spuit met een waterpistool een brandende kaars uit. • watje blazen Blaas met een rietje een stukje watten over een tafel of over de grond in een bepaald doel. • reuktest In een aantal donker gekleurde flesjes zitten (vloei)stoffen. Probeer er met ruiken achter te komen wat in de flesjes zit. • sterren raden Op een vel zijn foto’s geplakt van diverse sterren. Probeer te raden wie wie is.
18
Thema 1 Organisatievormen en wedstrijdschema’s
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• bonen raden Een pot is gevuld met bonen. Hoeveel zitten er in de pot? • hoepelslalom Rol de hoepel om pylonnen heen zonder de hoepel te laten vallen. • tastkim In een kussensloop zitten een aantal (minimaal tien) voorwerpen. Probeer er door voelen achter te komen welke dat zijn en noem ze / schrijf ze op. • muntwerpen Van enkele meters afstand een munt werpen op een blad met puntenverdeling. • dropveter eten Met de handen op de rug een dropveter zo snel mogelijk opeten. • hengelkraam Hengelen naar genummerde ringetjes. Elk nummer correspondeert met een bepaald prijsje. • enveloppe trekken • een bal werpen in een omhooglopende plank met daarin gaten • ringgooien • waarzegger Tent met dekens afgedekt, kaarten, kaarsen en een glazen verlichte bol. In de tent zit de waarzegger. • slingerkegelbal Probeer kegels om te werpen met een bal aan een hangend touw. • eet- en drinkkraampjes Kraampjes met limonade, popcorn, suikerspin en dergelijke.
Vaste volgorde: roulatiesystemen Het nadeel van een open instuif is al even aangehaald. Het kan erg druk worden bij bepaalde populaire onderdelen. Vandaar dat je in veel gevallen zult kiezen voor rouleren. Dit noem je dan ook roulatiesystemen, deze kun je ook toepassen bij wedstrijdgerichte organisatievormen. Enkele roulatiesystemen zijn: • klokopschuifsysteem • levend ganzenbord • Zweeds loopspel • spinnenwebloop.
19
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Klokopschuifsysteem Bij dit systeem zijn er meestal evenveel activiteiten als deelnemers of teams. Het kan ook zijn dat er meer activiteiten zijn dan deelnemers of teams. In dat geval worden een of meerdere activiteiten op toerbeurt niet gedaan. Ook kun je ervoor kiezen om meer deelnemers of teams te hebben dan activiteiten. De deelnemers hebben dan op toerbeurt pauze. Na elke ronde schuiven de deelnemers door naar het volgende onderdeel. De spelactiviteiten zijn genummerd en de deelnemers van spel 1 gaan naar spel 2 en de deelnemers van spel 2 gaan naar spel 3 enzovoort.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Klokopschuifsysteem.
Meestal staan de spelen logisch gerangschikt en wordt er met de klok meegedraaid. De speeltijd en de duur van de onderdelen staat vast. Iedereen doet elk onderdeel even lang. Dit gaat door totdat alle deelnemers elke activiteit hebben gedaan. Levend ganzenbord Het echte ganzenbordspel is de basis voor dit spel. Het officiële ganzenbordspel kent 63 nummers. Natuurlijk kun je van dit aantal afwijken. Door het gooien van een dobbelsteen leggen de deelnemers een route af en voeren zij opdrachten uit. Die route kun je binnen of buiten uitzetten, of gecombineerd. Dit maakt de organisatie heel flexibel. Het is belangrijk om de richting waarin gewerkt wordt helder aan te geven en de stations duidelijk te nummeren. Een plattegrond van de hele route kan hierbij helpen. De deelnemers kunnen de route individueel of in groepjes afleggen.
C
De SB-deelnemers verplaatsen zich met behulp van een dobbelsteen. Net zoals bij het bordspel, bepaalt het aantal ogen van de dobbelsteen het aantal plaatsen dat je vooruit mag. Bij bepaalde nummers moet je een opdracht vervullen. Bij de finish moet je precies het aantal ogen gooien. Lukt dit niet, dan moet je vooruit en weer terug. Na de finish kun je eventueel weer opnieuw starten en sla je de nummers die je al hebt gehad over.
20
Thema 1 Organisatievormen en wedstrijdschema’s
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Zweeds loopspel Het Zweeds loopspel bestaat uit een zelf te bepalen aantal opdrachten. De opdrachten zijn op een of andere manier genummerd met een cijfer of letter. Elk individu of groepje start bij een bepaalde opdracht. Is de opdracht uitgevoerd, dan gaan de deelnemers naar de volgende opdracht, totdat alle opdrachten gemaakt zijn. De opdrachten kunnen een heel verschillend karakter hebben, variërend van sportieve opdrachten tot denkopdrachten.
Het Zweeds loopspel kun je ook prestatief toepassen. Hierbij gaat het er meestal om alle opdrachten zo snel mogelijk goed uit te voeren. De deelnemers rennen dan van opdracht naar opdracht. Als je dit rennen belangrijk vindt, kun je de afstand tussen de opdrachten groot maken. Een andere mogelijkheid is dat de deelnemers bij elke goed uitgevoerde opdracht een of meerdere letters verdienen. Wie het langste woord maakt, heeft gewonnen.
C
Spinnenwebloop Een spinnenwebloop lijkt enigszins op het Zweeds loopspel. Het bestaat uit een zelf te bepalen aantal verschillende opdrachten die individueel en in groepjes gedaan kunnen worden. Bij een spinnenwebloop keren de deelnemers steeds terug naar een bepaald vast punt, vanwaaruit de volgende opdracht gegeven wordt. Op deze manier ontstaat er een soort web. Stel dat we dit punt X noemen, dan krijgt de groep vanuit dit punt de eerste opdracht. De groep gaat op zoek naar de betreffende opdracht en keert met het goede antwoord terug bij punt X. Daar ontvangt de groep de volgende opdracht. Dit doet de groep net zo lang tot alle opdrachten voltooid zijn. Ook de spinnenwebloop kun je prestatief toepassen.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Spinnenwebloop.
21
Verdiepingsstof - Hulpmiddelen bij het organiseren van een toernooi of evenement
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Opdracht 2 Woordspin spelenkermis (groepsopdracht) Bron - Niet-wedstrijdgerichte vormen
Deze opdracht doe je in een groepje van vier studenten. a. Maak een woordspin met in het midden het woord ‘spelenkermis’. Om de beurt bedenken jullie woorden die met een spelenkermis te maken hebben. Zet deze woorden rondom het woord Spelenkermis en trek lijnen tussen Spelenkermis en de andere woorden. Als je niets meer weet, mag je passen en gaat je beurt over naar de volgende. b. Bespreek de termen in de woordspin en kom tot een lijstje met onderwerpen die met een spelenkermis te maken hebben. c. Vergelijk dit lijstje met de lijstjes van je medestudenten. Filmpje - Sportinstuif
d. Wat vinden jullie van de activiteit in het filmpje Sportinstuif? Leg jullie antwoord uit.
Opdracht 3 Open instuif (groepsopdracht) Bron - Niet-wedstrijdgerichte vormen
C
a. b. c. d. e.
Wat versta jij onder een open instuif? Ben jij weleens bij een open instuif geweest? Voor welke doelgroepen is een open instuif geschikt? Welke activiteiten worden meestal aangeboden tijdens een open instuif? Wat is het verschil tussen een open en een gesloten instuif?
Filmpje - Instuif Gym
f. Vind je de activiteit in het filmpje een instuif? Zo ja, is het een gesloten of een open instuif? Leg je antwoord uit.
22
Thema 1 Organisatievormen en wedstrijdschema’s
Opdracht 4 Spelenkermis (theorieopdracht)
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Niet-wedstrijdgerichte vormen a. Wat zijn de belangrijkste kenmerken van een spelenkermis? Denk hierbij ook aan de eisen aan de activiteiten. Filmpje - Spelenkermis
Filmpje - Spelletjeskermis
b. In welke mate voldoen de getoonde activiteiten aan de kenmerken van een spelenkermis?
Opdracht 5 Organiseren van een instuif (groepsopdracht) Bron - Niet-wedstrijdgerichte vormen Deze opdracht doe je in een groepje.
De sportdeelname van kinderen in het speciaal onderwijs valt tegen. Jullie krijgen de vraag om ter kennismaking met verschillende sporten een instuif te organiseren in de plaatselijke sporthal. a. Welke sportspelen bied je aan? b. Wat is het belangrijkste doel van de bijeenkomst? c. Vind je het belangrijk dat iedereen kennismaakt met het complete aanbod? d. Hoe ga je dit organiseren?
Opdracht 6 Zweeds loopspel en spinnenwebloop (theorieopdracht) Bron - Niet-wedstrijdgerichte vormen a. Wat is het Zweeds loopspel? b. Wat is een spinnenwebloop?
23
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
c. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen deze twee organisatievormen? d. Geef een voorbeeld van een situatie waarin het Zweeds loopspel een ideale organisatievorm is. e. Geef een voorbeeld van een situatie waarin een spinnenwebloop een ideale organisatievorm is.
1.4 Wedstrijdgerichte vormen of wedstrijdschema’s Bij veel evenementen en toernooien speelt het een belangrijke rol dat deelnemers zich meten met elkaar. Uiteindelijk gaat het om een winnaar. Je kunt een krachtmeting op verschillende manieren organiseren: • uitdaagsystemen • afvalsystemen • poulesystemen • roulatiesystemen • competitiesystemen.
Uitdaagsystemen Bij dit systeem daagt een speler of een team, een hogergeplaatste speler of team uit. Als zij deze verslaan, wisselen zij van plaats. Bij het uitdaagsysteem worden de deelnemers nooit uitgeschakeld. Iedereen kan dus mee blijven doen en dat is een groot voordeel. Ook blijft het tot het laatst spannend wie de winnaar is. Bij de uitdaagsystemen kun je de deelnemers rangschikken op basis van sterkte (bijvoorbeeld speelsterkte bij tennis), maar je kunt dit ook willekeurig doen. Dit laatste kan bijvoorbeeld door loting. De meest voorkomende uitdaagsystemen zijn: • laddersysteem • waslijnsysteem • piramidesysteem • schoorsteensysteem.
C
Laddersysteem Je plaatst de deelnemers verticaal op een lijst. Het is de bedoeling dat de deelnemers aan de top van de ladder proberen te komen. Dit kunnen zij doen door een hogergeplaatste uit te dagen en ervan te winnen. Verliest de uitdager, dan gebeurt er niets en blijven de plaatsen gehandhaafd. Een deelnemer mag alleen iemand uitdagen die vlak boven hem staat of één plaats verder. De winnaars zijn diegenen die na verloop van tijd bovenaan staan.
24
Thema 1 Organisatievormen en wedstrijdschema’s
Laddersysteem Jan Margo Iwan Silvia Piet Henk.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• • • • • •
Henk kan Jan niet meteen uitdagen, maar wel Piet of Silvia. Stel dat Henk wint van Piet, dan komt Henk op plaats 5 en Piet op plaats 6. Zo kan Henk opklimmen naar de eerste plaats.
Waslijnsysteem Het waslijnsysteem werkt als het laddersysteem, maar nu plaats je de deelnemers op een horizontale lijn van links naar rechts. Je kunt hier een echte waslijn voor gebruiken met aan de wasknijper de naam van de deelnemer of het team. Uiterst links komt de uiteindelijke winnaar te hangen.
Waslijnsysteem.
Piramidesysteem Het piramidesysteem kent hetzelfde principe als het laddersysteem. Je maakt een verticale indeling, nu in de vorm van een piramide. Zo ontstaat een aantal niveaus. Een speler of team moet eerst een ander van hetzelfde niveau verslaan,
25
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
voor een hogergeplaatste speler of team uitgedaagd mag worden. Het voordeel van het piramidesysteem is dat er veel meer deelnemers kunnen meedoen en dat je sneller op kunt klimmen.
Piramidesysteem.
Schoorsteensysteem Het schoorsteensysteem is een combinatie van het laddersysteem en het piramidesysteem. Het voordeel van het schoorsteensysteem is dat je een groot aantal deelnemers kunt verwerken. Voor het bovenste gedeelte gelden de regels van het laddersysteem, voor het onderste gedeelte de regels van het piramidesysteem. Bij het schoorsteensysteem duurt het langer dan bij het piramidesysteem om je helemaal van onder naar boven te werken. Dit systeem biedt dus een soort bescherming aan de betere spelers of teams.
C
Schoorsteensysteem.
Voor- en nadelen van het uitdaagsysteem Het voordeel van een uitdaagsysteem is dat iedereen mee kan blijven doen en er spanning blijft tot het einde. Het nadeel is dat na verloop van tijd de volgorde wel bepaald is en steeds dezelfde spelers of teams tegen elkaar
26
Thema 1 Organisatievormen en wedstrijdschema’s
spelen. Het laddersysteem en het waslijnsysteem zijn geschikt bij kleinere aantallen. Bij grotere aantallen kun je het piramidesysteem of het schoorsteensysteem inzetten.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Afvalsystemen In het afvalsysteem komen de deelnemers in paren tegen elkaar uit. De verliezers van elk paar zijn uitgeschakeld of degraderen naar de verliezers- of herkansingsronde. De winnaars gaan een ronde verder. Dit systeem wordt vaak gebruikt bij grote toernooien met een groot aantal individuele deelnemers of paren (dubbelspel). Denk hierbij aan tennis, judo en boksen. Bij judo wordt vaak met een herkansingsregel gewerkt. Het recht op een herkansing is afhankelijk van de prestaties van degene waarvan verloren werd. Verlies je in de eerste rondes van een judotoernooi en bereikt degene waarvan je verloor de halve finale, dan geeft dat recht op een herkansing. Dit voorbeeld geeft al aan dat er verschillende afvalsystemen bestaan.
Meestal wordt gewerkt met een zogenaamde plaatsing en worden de spelers aan elkaar gekoppeld op basis van speelsterkte. Bij de grandslamtoernooien worden op deze manier de 32 sterkste spelers geplaatst. Ze worden zodanig in het afvalsysteem geplaatst dat het mogelijk is dat de finale gespeeld wordt tussen de nummers 1 en 2. In een dergelijk schema speelt nummer 1 tegen nummer 32, nummer 2 tegen nummer 31 en spelen de nummers 15 en 16 tegen elkaar. Soms is het niet gewenst of onmogelijk de sterkte te bepalen en komt het wedstrijdschema tot stand op basis van loting.
Aantal deelnemers Bij het afvalsysteem wil je meestal komen tot een finale van twee spelers of twee duo’s. Dit betekent dat je een schema moet gebruiken met een macht van twee. Het gaat dus om 2, 4, 8, 16, 32, 64, 128 … deelnemers die je in een schema plaatst. Het zal regelmatig voorkomen dat je geen mooi aantal spelers hebt; bijvoorbeeld 14 of 27. Je gaat dan uit van een schema met een macht van 2 die groter is dan het aantal deelnemers. Bij 14 deelnemers hanteer je een schema alsof je 16 spelers hebt en bij 27 spelers reken je met 32. De spelers die ontbreken vul je met vrijplaatsen (bye). Het toekennen van een bye kan op basis van sterkte of op basis van loting. In het voorbeeld van 14 spelers zullen de twee sterkste spelers in de eerste ronde een bye krijgen. Zo heb je in de tweede ronde 8 spelers over en kan het toernooi vervolgd worden. In de tweede ronde is het aantal deelnemers dan altijd gelijk aan een macht van 2.
27
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Een andere oplossing is om een aantal spelers een voorronde te laten spelen. Dit is aan te bevelen bij een aantal spelers dat maar net boven een bepaalde macht ligt. Zo speelt bij 9 deelnemers de nummer 9 een voorronde tegen de nummer 8 en bij 5 deelnemers de nummer 5 tegen de nummer 4. Aantal wedstrijden en aantal rondes Aangezien je voor het toernooi afhankelijk bent van tijd en accommodatie is het handig om het aantal wedstrijden en het aantal rondes te berekenen. Een ronde is de reeks van wedstrijden die nodig is om het aantal deelnemers te halveren. Het aantal wedstrijden bij een enkel afvalsysteem is altijd één minder dan het aantal deelnemers. Bij 60 deelnemers heb je dus 59 wedstrijden nodig. X = N - 1 (waarbij X het aantal wedstrijden is en N het aantal deelnemers).
Je berekent het aantal rondes door eerst het aantal deelnemers af te ronden naar boven naar de eerstvolgende macht van 2. Dat betekent dus afronden naar 2, 4, 8, 16, 32 enzovoort. Het aantal rondes is dan gelijk aan de exponent van de macht van 2. Stel dat je 29 deelnemers hebt. Dit aantal rond je naar boven af tot 32; 32 is gelijk aan 2 tot de macht 5. Het aantal rondes is dan vijf.
C
Voorbeelden van afvalsystemen • enkel afvalsysteem – met voorronde – met verliezersronde – met verliezersronde voor alle deelnemers. • dubbel afvalsysteem.
28
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 1 Organisatievormen en wedstrijdschema’s
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B,
Enkel afvalsysteem.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B,
Enkel afvalsysteem met voorronde.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B,
Enkel afvalsysteem met verliezersronde.
29
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B,
Enkel afvalsysteem met verliezersronde voor alle verliezers.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B,
Dubbel afvalsysteem of herkansing.
C
Voor- en nadelen van een afvalsysteem Een voordeel is dat je gemakkelijk met grote hoeveelheden deelnemers kunt werken. Een groot nadeel bij een afvalsysteem zonder herkansing is dat je na één wedstrijdje al uitgeschakeld kunt zijn. Overweeg een combinatie van een poulesysteem met een afvalsysteem. Zo worden de deelnemers eerst ingedeeld in een poule van vier, waardoor iedereen drie wedstrijden speelt. De poulewinnaars komen in een afvalsysteem. Alleen de winnaar gaat steeds door. De Champions League voetbal wordt op die manier georganiseerd.
30
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 1 Organisatievormen en wedstrijdschema’s
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=434430184&page=19&pos=912&title=OS:-Klamer-en-Kinga-in-olympische-triatlon
Triatlon: wedstrijdgerichte vorm.
Poulesystemen We spreken van een poulesysteem als de deelnemers met drie of meer groepsgewijs zijn ingedeeld en elke deelnemer alle tegenstanders van zijn poule minimaal één keer ontmoet. Daarna spelen de winnaars van de poules tegen elkaar of de nummers 1 en 2 van elke poule spelen kruiswedstrijden tegen elkaar. Uiteindelijk volgt de finale. Bij internationale competities wordt dit vaak gebruikt (voetbal, hockey, volleybal).
Voorbeeld van een poulesysteem met uitslagenlijst Poule A Team
A
B
C
D
Punten
Plaats
A
X
2-1 (3)
3-3 (2)
0-4 (1)
6
…
B
1-2 (1)
X
C
3-3 (2)
X
X
D
4-0 (3)
31
Het team krijgt 3 punten bij winst, 2 punten bij gelijkspel en 1 punt bij verlies.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Kruiswedstrijden: A: winnaar poule A tegen de nummer 2 van poule B B: winnaar poule B tegen de nummer 2 van poule A Finale: winnaar poule A tegen winnaar poule B.
Als er een klein aantal is, bijvoorbeeld vier ploegen, kun je eenvoudig de reeks wedstrijden van een poule opstellen.
Reeks van wedstrijden bij een poule van vier teams 1e ronde
2e ronde
3e ronde
A tegen B
A tegen C
A tegen D
C tegen D
B tegen D
B tegen C
Diagonaal systeem In het voorbeeld van vier teams is het vrij gemakkelijk om per ronde de wedstrijden te bepalen. Bij een groter aantal teams kun je twee systemen gebruiken. Het diagonaal systeem en het kloksysteem.
C
Bij het diagonaal systeem zijn twee punten belangrijk: • Na de eerste ronde worden de wedstrijden bepaald door diagonalen te trekken van linksboven naar rechtsonder. • De tweede ploeg staat in de eerste ronde rechtsboven, in de tweede ronde linksonder, vervolgens weer rechtsboven enzovoort.
32
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 1 Organisatievormen en wedstrijdschema’s
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B,
Diagonaal systeem.
De laatste reeks (omlijnd) moet dezelfde wedstrijden aangeven als de eerste en dient als controle. Heb je een oneven aantal ploegen, dan maak je één fictieve ploeg en laat je daarna deze wedstrijd vervallen.
Diagonaal systeem met oneven aantal teams 1-2 3-4 5-x
Team x is een fictief team. De wedstrijd 5 - x wordt dus niet gespeeld.
C
Kloksysteem Je kunt ook gebruikmaken van het kloksysteem. Hierbij zijn de uitgangspunten: • Na de eerste ronde schuiven alle nummers behalve nummer 1 (bij een oneven aantal de fictieve ploeg) een plaats op tegen de wijzers van de klok in. • Ploeg nummer 1 of de fictieve ploeg blijft altijd linksboven staan.
33
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B,
Kloksysteem.
C
Roulatiesystemen Bij een roulatiesysteem rouleren de deelnemers en spelen ze in diverse spelof vaardigheidsvormen met of tegen elkaar. Bij niet-wedstrijdgerichte vormen is kort aandacht besteed aan verschillende roulatiesystemen en opgemerkt dat deze vormen ook prestatief te gebruiken zijn. De meest voorkomende roulatiesystemen zijn: • klokopschuifsysteem • vakopschuifsysteem • move-up/move-down • levend ganzenbord • Zweeds loopspel • spinnenwebloop. De nog niet besproken roulatiesystemen, vakopschuifsysteem en move-up/move-down, komen hier aan de orde.
34
Thema 1 Organisatievormen en wedstrijdschema’s
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Vakopschuifsysteem Bij het vakopschuifsysteem schuiven de oneven genummerde teams één veld naar rechts op en de even genummerde teams schuiven één veld naar links op. Stel je hebt vijf spelen (A-E) en tien teams (1-10), dan ziet het schema er als volgt uit:
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B,
Vakopschuifsysteem.
Na vijf rondes en een wisseling heeft ieder team een ander spel gespeeld, tegen of met een ander team. Ga altijd uit van een oneven aantal spelen of activiteiten. Bij een even aantal activiteiten speel je twee keer tegen dezelfde tegenstander.
Voorbeeld vakopschuifsysteem met even aantal activiteiten Ronde 1
Ronde 2
Ronde 3
1234
4123
3412
5678
6785
7856
Ronde 1 en 3 zijn gelijk! Dit voorkom je door te werken met een oneven aantal activiteiten of spelen.
Move-up/move-down De teams of deelnemers starten op een willekeurig veld. Na elke ronde schuiven de winnaars een plaatsje op naar links en de verliezers naar rechts. Uiteindelijk komen de winnende teams aan de linkerkant te staan.
35
Eerste ronde badminton Veld 2
Veld 3
Veld 4
Veld 5
Veld 6
Veld 7
Veld 8
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Veld 1
Laura * Marith * Nick Simon
Patrick * Mira
Soufian Sophie Aicha *
Frank
Carice * Najib *
Elsa
Randy
Timo *
Jane *
De personen met een * winnen hun partij. Tweede ronde badminton Veld 1
Veld 2
Veld 3
Veld 4
Laura
Simon
Soufian Nick
Marith
Sophie Patrick Carice
Veld 5
Veld 6
Veld 7
Veld 8
Aicha
Mira
Frank
Randy
Najib
Timo
Jane
Elsa
Competitiesystemen Het competitiesysteem kun je gebruiken bij een beperkt aantal deelnemers of deelnemende teams. Bij een groot aantal deelnemers zijn meerdere wedstrijddagen nodig. Meestal beperkt het competitiesysteem zich tot één bepaalde sport- en bewegingsactiviteit. Hierbij kun je denken aan een voetbalcompetitie over een heel seizoen of een volleybalcompetitie van een recreatiebedrijf op verschillende avonden.
C
Bij het competitiesysteem kunnen we onderscheid maken tussen een hele en een halve competitie. Bij een hele competitie speelt elke ploeg twee keer tegen elkaar, bij een halve competitie één keer. Voor de organisatie van een hele of halve competitie is het handig om het aantal wedstrijden te berekenen. Daarnaast is het belangrijk om het aantal ronden te berekenen dat nodig is om de wedstrijden te kunnen spelen. Aantal wedstrijden bepalen Voor het berekenen van het aantal wedstrijden kun je de volgende formule gebruiken: • voor een hele competitie: X = N * (N - 1)
36
Thema 1 Organisatievormen en wedstrijdschema’s
• voor een halve competitie: X = N * (N - 1) : 2.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
X = aantal wedstrijden, N = aantal deelnemers of teams
Aantal wedstrijden bij acht teams of deelnemers Het aantal deelnemers of teams is in dit voorbeeld acht. Voor een hele competitie: X = 8 x (8 - 1)
X = 8 x 7 = 56 (wedstrijden)
Voor een halve competitie: X = 56 : 2 = 28 (wedstrijden)
Aantal ronden bepalen Ook voor het bepalen van het aantal ronden kun je een formule gebruiken: • bij een even aantal deelnemers of teams: – voor een hele competitie: Y = 2 * (N - 1) – voor een halve competitie: Y = N - 1 • bij een oneven aantal deelnemers of teams: – voor een hele competitie: Y = 2 * N – voor een halve competitie: Y = N Y = aantal ronden, N = aantal deelnemers of teams
aantal ronden bij acht teams of deelnemers: • voor een hele competitie: Y = 2 * 7 = 14 (ronden) • voor een halve competitie: Y = 8 - 1 = 7 (ronden).
C
bij een oneven aantal deelnemers of teams: • hele competitie: Y = 2 * N (bijvoorbeeld 7 teams: Y = 14 (ronden)) • halve competitie: Y = N, dus 7 (ronden).
Hele competitie
Teams
Wedstrijden Ronden
Wedstrijden per ronde
8
56
4 (8:2)
14
37
Wedstrijden Ronden
Wedstrijden per ronde
7
42
14
3 (7-1:2)
8
28
7
4
7
21
7
3
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Halve competitie
Teams
Bijhouden van de uitslagen en de stand Voor het overzicht en de spanning in de competitie is het belangrijk om op duidelijke wijze de uitslagen en de stand bij te houden. Dit gebeurt meestal als volgt:
Amersfoort Duinwijck Zijderveld Velo
Amersfoort X
6-2
Duinwijck 4-4
X
5-3
Zijderveld
X
Velo
2-6
Smashing 1-7
4-4
Almere
Smashing Almere Slotermeer
7-1
7-1
2-6
4-4
X
5-3
X
4-4
Slotermeer
X
1-7
5-3
C
Stand
38
Team
Aantal gespeelde wedstrijden
Punten
Amersfoort
4
24
Almere
4
18
Smashing
4
18
Zijderveld
4
16
X
Thema 1 Organisatievormen en wedstrijdschema’s
Aantal gespeelde wedstrijden
Punten
Velo
4
14
Duinwijck
4
12
Slotermeer
4
10
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Team
Verwerken van de stand Bij bepaalde takken van sport wordt het volgende in de stand verwerkt: • aantal gespeelde wedstrijden • aantal gewonnen wedstrijden • aantal gelijkgespeelde wedstrijden • aantal verloren wedstrijden • aantal punten • aantal doelpunten voor en tegen. Soms worden de laatste twee kolommen omgedraaid.
Stand van de eredivisie voetbal (november 2022) Teamnaam Wedstrijden Winst gespeeld
Gelijk
Verlies
Punten
Doelsaldo
Ajax
11
9
1
1
28
38-10
PSV
12
9
0
3
27
40-18
AZ
12
8
2
2
26
23-13
FC Twente
12
8
1
3
25
22-7
Feyenoord 11
7
3
1
24
27-12
Sparta 12 Rotterdam
6
2
4
0
20-15
39
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Hoe kies ik de juiste organisatievorm? De keuze van een organisatievorm is afhankelijk van verschillende factoren. Voor de organisatie van een evenement of toernooi is het handig om met de volgende factoren rekening te houden: • Is het een recreatief of prestatief toernooi of evenement? Moet het een winnaar opleveren of niet? Bij een recreatief evenement kun je denken aan organisatievormen als een instuif, spelenkermis en levend ganzenbord. Bij prestatieve evenementen kun je denken aan een poulesysteem of competitiesysteem. • Gaat het om een toernooi of evenement voor individuele deelnemers of voor teams? • Is het aantal deelnemers of teams vooraf bekend of niet? Bij een onbekend aantal deelnemers of teams zijn poule- en competitiesystemen minder geschikt. • Wat is het aantal deelnemers? Gaat het om een groot of klein toernooi/evenement? Bij een gering aantal deelnemers zijn uitdaagsystemen (ladder en waslijn) goed bruikbaar. Bij grote aantallen werkt een afvalsysteem goed. • Wat is de beschikbare tijd? • Wat is de beschikbare accommodatie? • Wat is de intensiteit van de activiteit? Hoeveel wedstrijden kunnen deelnemers redelijkerwijs spelen op één dag? • Is het belangrijk dat iedereen deelneemt aan alle activiteiten? Als dit het geval is, valt een spelenkermis af. • Komen de deelnemers allemaal op hetzelfde moment of is het gedurende de hele dag een komen en gaan van deelnemers? Als de deelnemers verspreid over de dag binnenkomen, zijn organisatievormen als de spelenkermis en levend ganzenbord geschikt. • Bestaat er een bepaalde traditie of heb je als organisatie de vrije keuze? • Vraagt de sport- en bewegingsactiviteit om een bepaalde organisatievorm? Een afvalsysteem past beter bij boksen en judo en een poulesysteem beter bij basketbal en voetbal.
C
Verdiepingsstof - Spelvormen en wedstrijdvormen Verdiepingsstof - Play-offs
40
Thema 1 Organisatievormen en wedstrijdschema’s
Opdracht 7 Poulesysteem (theorieopdracht)
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Wedstrijdgerichte vormen of wedstrijdschema’s a. Het bekendste systeem is waarschijnlijk het poulesysteem. Geef een aantal voorbeelden van competities of grote toernooien die werken met het poulesysteem. b. Wat zijn de voor- en nadelen van het werken met een poulesysteem? c. Er zijn twee systemen om vrij gemakkelijk een wedstrijdschema voor alle wedstrijden van een poule te maken. Welke systemen zijn dat? Geef een omschrijving van beide systemen. d. Beschrijf alle wedstrijden per ronde in een poule van zeven. Maak hierbij gebruik van een van de twee systemen. e. Beschrijf alle wedstrijden per ronde in een poule van 6. Maak hierbij gebruik van het andere systeem dan bij de vorige opdracht.
Opdracht 8 Wedstrijdgerichte vormen (theorieopdracht) Bron - Wedstrijdgerichte vormen of wedstrijdschema’s
Er zijn veel verschillende wedstrijdgerichte vormen, zoals: 1. uitdaagsystemen 2. afvalsystemen 3. roulatiesystemen.
a. Geef van al deze systemen meerdere voorbeelden. b. Geef bij elk systeem een uitgebreide beschrijving van een van jouw voorbeelden.
Opdracht 9 Uitdaagsystemen (theorieopdracht) Bron - Wedstrijdgerichte vormen of wedstrijdschema’s
41
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
De basisschool waar je stage loopt, heeft de beschikking over drie tafeltennistafels. De school vindt het belangrijk dat kinderen regelmatig bewegen en stellen jou de vraag om de tafeltennistafels optimaal te benutten. Je besluit een tafeltennistoernooi te organiseren. Je benut hiervoor de tijd in de pauze en na schooltijd. Het toernooi loopt over een aantal weken. Je kiest voor een uitdaagsysteem. Welk uitdaagsysteem lijkt jou in dit geval het meest geschikt? Leg je antwoord uit. Motiveer welk uitdaagsysteem jou in dit geval het meest geschikt lijkt.
Opdracht 10 Laddercompetitie (theorieopdracht) Bron - Wedstrijdgerichte vormen of wedstrijdschema’s
a. Wat is een laddercompetitie? b. Geef een aantal situaties waarin een laddercompetitie goed te gebruiken is. Filmpje - Ladder Competitie
c. Wat zijn de voordelen van het gebruik van een laddercompetitie bij judo? d. Waarom krijgt de eerste jongen in het filmpje een prijs? Wat is daar het voordeel van?
Opdracht 11 Afvalsysteem (theorieopdracht) Bron - Wedstrijdgerichte vormen of wedstrijdschema’s
C
Je krijgt de opdracht om een darttoernooi te organiseren volgens het afvalsysteem. Er melden zich 43 spelers aan. De beste 8 worden geplaatst. a. Teken hoe het speelschema eruitziet. b. Hoeveel wedstrijden en hoeveel rondes moeten er gespeeld worden voordat er een winnaar is?
42
Thema 1 Organisatievormen en wedstrijdschema’s
Opdracht 12 Vakopschuifsysteem (theorieopdracht)
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Wedstrijdgerichte vormen of wedstrijdschema’s
Je krijgt de opdracht om een toernooi te organiseren volgens het vakopschuifsysteem. Er hebben zich elf teams aangemeld en er zijn zes verschillende spelonderdelen.
Laat zien hoe het complete spelschema eruitziet volgens het vakopschuifsysteem.
Opdracht 13 Hele competitie (theorieopdracht) Bron - Wedstrijdgerichte vormen of wedstrijdschema’s
Je wordt gevraagd een wedstrijdschema te maken voor een hele competitie met acht teams. Bovendien moet je een overzicht maken waarin de stand overzichtelijk bijgehouden kan worden. De deelnemende teams zijn: • Molhoek • KV Dintelaar • Den Bond • Groen Wit • De kleppers • RK vijver • PC ’t hokje • NOAG.
a. Ontwikkel het wedstrijdschema voor deze competitie. b. Vul de resultaten van de eerste drie ronden fictief in. Wat is de tussenstand op basis van deze uitslagen?
43
Opdracht 14 Leerdoelen (reflectieopdracht)
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Als je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt doen. b. Vul de beoordeling in.
1.
Je kunt het onderscheid tussen wedstrijdgerichte en niet-wedstrijdgerichte organisatievormen beschrijven.
2.
Je kunt de voor- en nadelen van een instuif beschrijven.
3.
Je kunt vier roulatiesystemen met een vaste volgorde beschrijven.
4.
Je kunt vijf wedstrijdgerichte organisatievormen onderscheiden en toepassen in de praktijk.
5.
Je kunt tot een juiste keuze komen voor een organisatievorm.
1.5 Verdiepingsstof - Hulpmiddelen bij het organiseren van een toernooi of evenement
C
Op internet zijn meerdere hulpmiddelen te vinden die je ondersteunen bij het organiseren van een toernooi of evenement. • Op de website www.oefenplein.nl/lo/164-toernooi-organiseren vind je ondersteuning voor het organiseren van een toernooi. Je voert onder andere de volgende gegevens in en het systeem bepaalt direct de uitkomst. – invullen van toernooinaam, eventuele scheidsrechters, aantal poules, per poule een poulenaam en de teamnamen – invullen van toernooidatum en -tijd, wedstrijdtijden, aantal velden, per veld een veldnaam en berekenen van het schema – selecteer de gewenste uitvoer en maak een bestand – haal een XML-bestand op met gegevens van een eerder gemaakt toernooi – bewaar de huidige toernooigegevens in een XML-bestand. • Op de website www.jongnederland.nl/informatie/handleiding-evenementen vind je informatie over het organiseren van evenementen.
44
Thema 1 Organisatievormen en wedstrijdschema’s
• Op de website www.docplayer.nl/10782411-Draaiboek-sportdag-rhenen-2011.html vind je een compleet voorbeeld van een draaiboek van een sportdag.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
1.6 Verdiepingsstof - Spelvormen en wedstijdvormen
Het aantal spel- en wedstrijdvormen waaruit gekozen kan worden is heel groot. Een aantal vormen kom je tegen bij vrijwel elke tak van sport. Daarnaast kent ook vrijwel elke tak van sport bepaalde eigen spel- en wedstrijdvormen. Ter inspiratie hierna een voorbeeld vanuit golf en darts. Golf spelvormen en spelvarianten Er zijn in golf veel spelvormen en wedstrijdvariaties mogelijk. De populairste en de meest voorkomende zijn: • stableford • strokeplay • matchplay • roursome • greensome • Texas scramble. Spelvarianten darts • x01 • around the clock • tactics • killer.
1.7 Verdiepingsstof - Play-offs
Na afloop van een volledige competitie wordt in sommige sporten het seizoen verlengd met play-offs. In de play-offs strijden twee teams gedurende een aantal wedstrijden om een plaats in de volgende ronde. De paring van de deelnemers tijdens de play-offs gebeurt op basis van de rangschikking van de eindstand in de competitie. De beste vier of acht van de reguliere competitie gaan door naar de play-offs, waarbij de nummer 1 uitkomt tegen het zwakste team, de nummer twee tegen het een-na-zwakste team, enzovoort.
45
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Hoeveel wedstrijden er gewonnen moeten worden in een bepaalde ronde wordt aangegeven met de Engelse term best of gevolgd door een getal. In een best of 3-serie is het team dat twee wedstrijden weet te winnen de winnaar van de ronde. Als beide deelnemers een wedstrijd winnen, is er een derde wedstrijd nodig om de winnaar van de ronde aan te wijzen. De kampioen is degene die de finaleronde wint.
Bij basketbal en hockey is het gebruikelijk om de competitie te verlengen met de play-offs.
1.8 Begrippen
C
<<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>>
46
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C
Thema 1 Organisatievormen en wedstrijdschema’s
47
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C
THEMA 2 VOORBEREIDING EN UITVOERING VAN EEN EVENEMENT Inhoud thema • evenementen • voorbereiding • uitvoering • themagericht werken • verdiepingsstof • begrippen.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Elke sport- en bewegingsleider moet toernooien en evenementen kunnen organiseren. Het organiseren van een evenement verloopt planmatig. Dit thema start met wat verstaan wordt onder een evenement. Vervolgens komen de fases waarin je een evenement organiseert aan de orde. Bij de organisatie van een evenement gaat het om voorbereiden, uitvoeren en evalueren. In dit thema gaat het om de voorbereiding, zoals het opstellen van een draaiboek, en om de uitvoering. In thema 3 komt de evaluatie van een evenement aan de orde. Vaak wordt er bij de organisatie van een evenement themagericht gewerkt, bijvoorbeeld de Olympische Spelen of Afrika. Een thema in opkomst heeft te maken met Esports, Gaming en Gamification (EGG). Ook hier wordt in de laatste paragraaf aandacht aan besteed. Relatie met werkproces Het thema ‘voorbereiding en uitvoering van een evenement’ heeft een relatie met het werkproces B1-K2-W1: Bereidt het toernooi of evenement voor.
Leerdoelen
C
• Je kunt de kenmerken van een kleinschalig en grootschalig evenement beschrijven. • Je kunt de drie fasen van het organiseren van een evenement beschrijven en toepassen. • Je kunt een draaiboek voor de voorbereiding opstellen. • Je kunt een draaiboek voor de dag van het evenement (dagdraaiboek) opstellen. • Je kunt een programmaboekje opstellen. • Je kunt themagericht werken toepassen.
49
2.1 Casus
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Opdracht 1 Casus 50-jarig jubileum groot succes!
Zaterdag 9 april vierde de HVV op grootse wijze het 50-jarig jubileum. Het feest werd gevierd in en om de sportaccommodatie in Amsterdam-Zuid. Uit alle geledingen van de HVV waren vrijwilligers en studenten van verschillende sportopleidingen actief. Velen hielpen met het inrichten en opbouwen van de sporthallen en wijkzaal in de sportaccommodatie en het pleintje voor de sportaccommodatie. Een flink aantal leden van de HVV is de hele dag gebleven en heeft vele hand- en spandiensten verricht, waaronder het verzorgen van de catering overdag.
Voor de SuperCup waren in de sporthallen en wijkzaal allerlei sportactiviteiten van de HVV opgezet. Buiten waren er springkussens en een jeu-de-boulesbaan en verder waren er alleen maar mensen met een goed humeur! Het weer was ook fantastisch! De SuperCup eindigde om 16.00 waarna de prijsuitreiking volgde voor alle deelnemende teams. Ondertussen werd de wijkzaal klaargemaakt voor een buffet en werd er alvast opgebouwd voor de feestavond. Het buffet zag er niet alleen prachtig uit, maar smaakte ook fantastisch. Dank aan de vrijwilligers die dit buffet hebben verzorgd! De feestavond was heel erg gezellig en er werd goed gedanst. Het succes van deze dag was niet alleen te danken aan alle vrijwilligers van de HVV, maar ook aan de medewerking van de studenten van de verschillende sportopleidingen. Allemaal bedankt!
C
Suggesties voor het gebruik van de casus Een casus kan op verschillende manieren vormgegeven worden en je kunt er op verschillende manieren gebruik van maken. In dit voorbeeld zijn de vormgeving en aanpak min of meer afgeleid van wat gangbaar is binnen het probleemgestuurd onderwijs. Je kunt gebruikmaken van een binnen dit concept passende aanpak, zoals de achtbaan of de zevensprong.
50
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Globale aanpak van de casus 1. Bespreek en bepaal de kern (centrale probleemstelling) van de casus. 2. Verhelder onduidelijke begrippen (door opzoeken, discussiëren). 3. Wat wil jij leren van deze casus? Bepaal een aantal voor jou belangrijke leerdoelen. 4. Werk de leerdoelen uit. 5. Rapporteer de gevonden resultaten.
Voorbeelden van sturende vragen bij deze casus Zo gewenst, kun je kiezen voor een meer gestructureerde aanpak en kun je gericht kennisdoelen (reproductief, toepassen) of vaardigheidsdoelen aan de casus koppelen.
Kennis a. Wat is de aanleiding van dit evenement? b. Welke aanleidingen zijn er nog meer? c. Wat voor type evenement is dit? Een groot- of een kleinschalig evenement? d. Bij de organisatie van een evenement komen veel werkzaamheden kijken. Welke werkzaamheden kun je uit de tekst halen? Plaats deze werkzaamheden in een logische volgorde. e. Welke werkzaamheden, die niet in de tekst voorkomen, zijn er nog meer belangrijk voor de organisatie van een succesvol evenement? f. Mogelijk vormden de studenten een projectgroep. Wat zijn de belangrijkste werkzaamheden en verantwoordelijkheden van een projectgroep? g. Op welke manier zou jij vrijwilligers hebben geworven voor dit evenement? h. Het evenement bestond uit verschillende activiteiten. Beschrijf voor welke doelgroepen de verschillende activiteiten waarschijnlijk bedoeld zijn.
2.2 Evenementen
Wat is een evenement? Wanneer spreek je van een evenement? Voor de sportleider gaat het meestal om sportieve evenementen. Daarvoor geldt de volgende omschrijving: Een eenmalige of jaarlijks terugkerende sportieve, publieke gebeurtenis met een bijzondere aanleiding en/of een specifiek doel. Evenementen kunnen grootschalig en kleinschalig zijn en worden om verschillende redenen georganiseerd.
51
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Grootschalig of kleinschalig evenement Een evenement is een min of meer unieke gebeurtenis. Het gaat niet om wekelijks of regelmatig terugkerende activiteiten, maar om eenmalige of jaarlijkse activiteiten. Sommige grote activiteiten worden zelfs maar om de vier (Olympische Spelen), vijf of zelfs tien jaar georganiseerd. Evenementen verschillen in omvang en variëren van kleinschalig tot grootschalig. Evenementen kunnen zeer grootschalig en internationaal (Olympische Spelen) of nationaal (Nijmeegse Vierdaagse) worden opgezet. Maar ook het pleintjesbasketbaltoernooi in de wijk of de familiezeskamp op de camping kun je zien als een evenement. Dat zijn kleinschalige evenementen.
Dorpszeskamp Mierlo
Je kunt je weer inschrijven voor de dorpszeskamp in Mierlo op 25 juni 2023. Aan de vorige editie namen maar liefst 47 teams deel.
C
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=446963808&page=1&pos=20
Voorbeeld evenement.
52
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Grootschalig evenement Grote evenementen mikken op veel publiciteit, veel deelnemers, toeschouwers of bezoekers. Op welke doelgroep ze zich daarbij richten, hangt af van de aard van het evenement. De organisatoren van de ATB-toertocht willen het liefst zo veel mogelijk deelnemers trekken, de organisatoren van de Olympische Spelen richten zich op het aantal toeschouwers en televisiekijkers. De organisatoren van een jaarmarkt kijken uit naar veel bezoekers en een aardige omzet. Grote sportieve evenementen, zoals de Vierdaagse van Nijmegen en de marathon van Rotterdam, zijn heel populair. Ze trekken tussen de 40.000 en 50.000 deelnemers en tussen de 800.000 en 900.000 toeschouwers. Het zijn vooral de evenementen waarbij het om wandelen, hardlopen of fietsen gaat, die veel deelnemers trekken. Het merendeel van dergelijke evenementen kent een maximaal aantal deelnemers, de werkelijke belangstelling ligt vaak nog veel hoger. Zo is de toerversie van de Amstel Gold Race in 20 jaar gegroeid van 2000 naar 15.000 deelnemers. Binnen een paar dagen is het maximum aantal inschrijvingen al bereikt.
Een groot evenement heeft de volgende kenmerken: 1. Het richt zich op grote aantallen deelnemers, toeschouwers en bezoekers. 2. Het duurt minimaal een dag tot enkele weken. 3. Het is van lokale, regionale, landelijke, Europese of mondiale betekenis. 4. Het kent een organisatiecomité en meerdere commissies. 5. Er zijn meerdere organisaties bij betrokken. 6. Er zijn veel medewerkers, zowel professionele krachten als vrijwilligers. 7. Er vinden naast de hoofdactiviteit(en) meerdere aanvullende activiteiten plaats. 8. Men begroot vooraf de haalbaarheid. 9. Men verwerft financiën bij overheid en/of sponsoren, fondsen en deelnemers; bezoekers en toeschouwers dragen eveneens financieel bij (deelnemersbijdrage, toegangskaartje, consumpties). 10. Er is een brede publiciteit via pers, radio, tv en internet. 11. De voorbereiding start minimaal een tot wel vijf jaar van tevoren. Verdiepingsstof - Citymarketing
53
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Kleinschalig evenement Als sportleider ben je soms betrokken bij grote evenementen, maar draag je niet de eindverantwoordelijkheid. Je bent dan wel verantwoordelijk voor jouw onderdeel. Een sportleider moet wel in staat zijn om kleinschalige evenementen zelfstandig voor te bereiden, uit te voeren en te evalueren. Een klein evenement heeft de volgende kenmerken: 1. Het richt zich op kleine aantallen deelnemers (tot ongeveer 100). 2. Het duurt een of twee dagdelen. 3. Het is van betekenis voor de eigen organisatie of omgeving (sportvereniging, buurt, gemeente). 4. Het kent een voorbereiding door een tot drie sportleiders. 5. Er is vaak maar één organisatie bij betrokken. 6. Het heeft eigen medewerkers, zowel professionals als vrijwilligers. 7. Het gaat vooral om de hoofdactiviteit. 8. Men haalt financiën uit het activiteitenbudget en vraagt eventueel een bijdrage van de deelnemers. Subsidie en sponsors zijn niet of beperkt van belang. 9. Er is beperkte publiciteit via interne media (clubblad, publicatieborden, programmablad, intranet) of lokale pers. 10. De voorbereiding kent een beperkte tijd en is afhankelijk van de situatie. Als de organisatie ingesteld is op de coördinatie van kleine evenementen (een camping, een vakantiepark, een evenementenbureau), kunnen deze op korte termijn gerealiseerd worden en is de voorbereidingstijd beperkt. In dergelijk gevallen zijn er vaak al bestaande draaiboeken.
Aanleiding voor een evenement Een evenement wordt om uiteenlopende redenen georganiseerd. Het is voor organisatoren belangrijk te kijken naar de belevingswereld en wensen van de beoogde doelgroepen, voordat ze energie en geld steken in de voorbereiding van een evenement.
C
Er zijn verschillende redenen die aanleiding geven voor het organiseren van een evenement: • traditie • bijzondere gebeurtenis • promotie • het goede doel • commercieel.
54
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=449097286&page=1&pos=9&title=
Het is belangrijk om te weten wat de behoeften zijn van de doelgroep.
Traditie Jaarlijks terugkerende evenementen worden uit traditie georganiseerd, zoals jaarmarkten, kermissen, activiteiten in verband met de feestdagen van patroonheiligen, seizoensgebeurtenissen of historische gebeurtenissen. Denk hierbij aan de Sint-Joepmarkt te Sittard, het Stöppelhaene-oogstfeest in Raalte en aan Leidens Ontzet. Voorbeelden van sportieve evenementen zijn de jaarlijkse zeskamp van Texel, de Bredase Singelloop en het Koningsdagspektakel.
Ook op hoogtijdagen vinden diverse evenementen plaats, zoals Sinterklaas, Kerstmis, Pasen, Pinksteren, Hemelvaart, Koningsdag en Bevrijdingsdag. De evenementen zijn vaak traditioneel van aard en sterk verbonden met de gewoonten van de streek of plaats. Zo organiseert camping ‘Bos en Duin’ op Hemelvaart een wandelactiviteit ‘dauwtrappen’. Dit is al een jarenlange traditie in de streek waar de camping ligt. Er zijn ook evenementen die elk jaar een totaal nieuwe invulling krijgen en aansluiten bij de actualiteit of bepaalde trends.
55
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bijzondere gebeurtenissen Bijzondere gebeurtenissen, zoals jubilea van organisaties of van personen verbonden aan organisaties, zijn ook belangrijke aanleidingen voor een evenement. Bijvoorbeeld: korfbalvereniging HRM (Het Rieten Mandje) bestaat vijftig jaar, of mevrouw Jespers is 25 jaar directeur van de plaatselijke basisschool. De korfbalvereniging organiseert een receptie, een toernooi en een feestavond. De school zorgt voor een spellenmiddag met daarna een optreden van een groep clowns. Daarna bakken de kinderen zelf pannenkoeken; de opbrengst wordt gebruikt voor de aanschaf van een duikelrek op het schoolplein. Promotie Er zijn ook promotionele aanleidingen voor een evenement. Bijvoorbeeld een open dag bij buitensportcentrum ‘Kanoa’. Een ander voorbeeld is een nieuw wijkcentrum dat ter kennismaking met de wijk iets wil doen. Men organiseert op een middag een ‘open huis’ met allerlei activiteiten voor de wijkbewoners. Een ander voorbeeld van een promotionele aanleiding is de afdeling Sport en Recreatie van de gemeente Egmond, die sport voor ouderen wil stimuleren. De gemeente organiseert een sportmarkt waarop allerlei demonstraties plaatsvinden. De bezoekers kunnen genieten van een band die nummers uit de jaren veertig en vijftig speelt. Men kan er iets drinken en ook is er gelegenheid om een fitnesstest met sportadvies te doen.
Het goede doel In veel gevallen is het goede doel een aanleiding voor een evenement. Zo organiseert de organisatie ‘Fietsen voor Fietsen’ jaarlijks een sponsortocht voor het goede doel en gaat de opbrengst van de nieuwjaarssnertloop van voetbalvereniging NOAD naar een zustervereniging in Kenia. Ride for the Roses is een fietstocht waarvan de opbrengst is bestemd voor KWF Kankerbestrijding.
C
Commercieel Tot slot zijn er ook commercieel gerichte aanleidingen. Bijvoorbeeld: een evenementenorganisatiebureau organiseert specifiek personeelsfeesten voor bedrijven. Denk ook aan het management van een recreatiepark of camping, dat wil dat het recreatieteam geregeld evenementen organiseert in samenwerking met de horeca-afdeling. Dit komt de omzet van de horeca-afdeling ten goede. Het spreekt voor zich dat commerciële sportaanbieders vooral de commerciële aanleiding aangrijpen om evenementen aan te bieden.
56
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Het organiseren van een evenement Het organiseren van een evenement gebeurt planmatig en is te verdelen in drie fasen: • voorbereiding • uitvoering • evaluatie/nazorg.
Graag het laatste blokje de tekst aanpassen: Evaluatie/Nazorg. Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline van Sport&Bewegen. Het eerste blokje moet weg. De inhoud van de drie blokjes moet worden: Voorbereiding Uitvoering - Evaluatie/Nazorg
C
Hierna staan de belangrijkste onderwerpen per fase: 1. de voorbereiding: – opdracht, aanleidingm formuleren – projectgroep/team (samenstellen) – doelgroep en doel vaststellen en beschrijven – globaal beeld en randvoorwaarden vaststellen – draaiboek opstellen (draaiboek voor de voorbereiding, draaiboek voor de dag zelf). 2. de uitvoering: – coördineren en controleren van de werkzaamheden tijdens het evenement. 3. de evaluatie en nazorg: – evaluatie van het evenement – bedanken (personen, instanties) – napubliciteit verzorgen – afhandelen financiën.
57
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=454252499&page=2&pos=35&title=MTB---Mountain-Bike---UCI-Mountain-Bike-World-Cup---Men---Cross-Country-Olympic-race
Je moet veel regelen voordat een evenement kan beginnen.
Opdracht 2 Evenementen (groepsopdracht)
Bron - Evenementen
Deze opdracht doe je in een groepje. a. Wat versta je onder een evenement en onder een sportief evenement? b. Bespreek met elkaar aan welke evenementen je ooit hebt deelgenomen. c. Welke van de evenementen waren goed georganiseerd? En welke minder goed? d. Maak een lijst van kenmerken van een goed georganiseerd evenement. e. Vergelijk dit lijstje met lijstjes van medestudenten.
C
Opdracht 3 Grootschalig en kleinschalig evenement (theorieopdracht) Bron - Evenementen
58
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. Geef een aantal kenmerken van een grootschalig en van een kleinschalig evenement. b. Noem vijf grote sportevenementen die jaarlijks in Nederland georganiseerd worden. c. Heb jij weleens deelgenomen aan een groot sportevenement? Zo ja, wat vond je ervan? d. Grootschalige sportevenementen worden steeds populairder. Verklaar de toenemende populariteit van deze evenementen.
Opdracht 4 Ride for the Roses (theorieopdracht) Bron - Evenementen
Filmpje - Ride for the Roses a. b. c. d.
Op welke doelgroepen is deze activiteit gericht? Wat is de aanleiding van dit evenement? Wat verklaart de populariteit van dit evenement? Wat komt er allemaal kijken bij de organisatie van dit evenement?
2.3 Voorbereiding
Een goede voorbereiding is het halve werk. Dat geldt zeker voor de voorbereiding van een evenement. Er moet heel wat gebeuren. Omdat evenementen heel verschillend zijn, variëren ook de werkzaamheden. Soms krijgt je een duidelijke opdracht waarbij de doelgroep, de doelstelling en de aard van de activiteiten al min of meer vastliggen. Het kan ook zo zijn dat alles nog openligt en je met een team zelf de beslissingen moet nemen. Meestal doorloop je in de voorbereiding de volgende stappen: 1. de opdracht en/of aanleiding helder krijgen 2. het team of de projectgroep samenstellen 3. doelgroep en doel vaststellen en beschrijven 4. globaal beeld van het evenement vormen 5. draaiboek opstellen (draaiboek voor de voorbereiding en voor de dag zelf).
59
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Stap 1: de opdracht en/of aanleiding helder krijgen Meestal is er wel een reden of aanleiding om een evenement of toernooi te organiseren. Deze aanleidingen kunnen heel verschillend zijn. Het is belangrijk de aanleiding te kennen, omdat dit bepalend kan zijn voor je doelgroep, doelstelling en invulling. Zo kan de aanleiding het 25 jarig jubileum van een sportvereniging zijn. Waarschijnlijk wordt het dan een evenement voor alle leden en betrokkenen.
Soms krijg je een opdracht om een sportief evenement te organiseren. Het is belangrijk om de opdracht duidelijk te krijgen. Lang niet in alle gevallen krijg je een duidelijk, goed omschreven opdracht, maar gaat het in de zin van ‘organiseer iets leuks voor de jeugd’. De opdrachtgever wil ook wel iets bereiken met het evenement. Bespreek bijvoorbeeld wanneer men tevreden is, wat het evenement op moet leveren. Het kan ook belangrijk zijn om al de randvoorwaarden aan de orde te stellen (aantal deelnemers, budget, accommodatie).
C
Stap 2: het team of de projectgroep samenstellen Het kan zijn dat de samenstelling van het team of de projectgroep al vastligt. Bij het evenement zijn bijvoorbeeld drie verschillende organisaties betrokken en elke organisatie heeft een vertegenwoordiger in het team zitten. Van het samenstellen van een team of projectgroep is dan geen sprake. Als je wel zelf een groep moet samenstellen, is het belangrijk om rekening te houden met het aantal leden en met de kwaliteiten waarover de leden moeten beschikken. Organiseer je het met andere (SB-)organisaties, zoals een sportvereniging, fitnessbedrijf of welzijnsorganisatie, dan is het verstandig om vertegenwoordigers hiervan bij het team te betrekken. Daarnaast kun je kijken naar de werkzaamheden die bij de voorbereiding verricht moeten worden, zoals: • materiaal en de accommodatie • pr • vergunningen • veiligheid, EHBO • financiën • wedstrijden en het wedstrijdsecretariaat • vrijwilligers en/of medewerkers. Tips voor het samenstellen van een team of projectgroep: • Vraag je af wat de grootte en samenstelling moet zijn.
60
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• Zorg dat het een goede afspiegeling is van de betrokken (SB-)organisaties. Dit is belangrijk voor het draagvlak. • Zoek naar geschikte mensen die gemotiveerd en deskundig zijn. • Maak een duidelijke taakomschrijving en taakverdeling. Zorg dat duidelijk is wie waarvoor verantwoordelijk is. • Zorg dat de taken evenredig verdeeld zijn. • Houd bij de taakverdeling rekening met de interesses en kwaliteiten van mensen. • Vergader kort en krachtig en werk met een actie- en besluitenlijst.
Stap 3: doelgroep en doel vaststellen en beschrijven Doelgroep De doelgroep is de groep mensen of bedrijven die je wilt bereiken met je evenement. Bij kleinschalige evenementen vormen je deelnemers de belangrijkste doelgroep. Toch moet je ook nadenken over de belangen van overige doelgroepen, zoals bezoekers, sponsors, omwonenden en eventueel de pers. Stel jezelf de vraag waarom een bezoeker of sponsor tijd en moeite zou nemen en eventueel geld wil betalen om aan het evenement mee te doen.
C
Wat de doelgroep betreft, kunnen zich twee situaties voordoen. In het ene geval ligt de doelgroep vast en is het belangrijk om deze groep nader te analyseren. Zo kan hockeyvereniging Oranje Wit de opdracht geven om een toernooi te organiseren voor alle jeugdteams, of vraagt de gemeente Nijmegen om een kennismakingsproject voor de basisschoolkinderen van groep 7 en 8. In het andere geval is het doel van het evenement duidelijk, maar is het de vraag voor welke doelgroep de activiteit het meest geschikt is. Zo wil fitnesscentrum Healthy een sportieve open dag organiseren om zo veel mogelijk nieuwe klanten te trekken. In zo’n situatie moet je een keuze maken voor een of meerdere doelgroepen.
61
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) hw p t/s:ww afc.ebook co .mp u /lg nip s/ops.thp?he r=fhp ts%3A%2F%2Fwww afc.ebook co .m%2FB un leig fesrU m itlae tsFbiree%2Fpost%2Fpb d fi04cG rnnwC4sodF1zLSA1VDn tU iJfSH fQ2bu8 tnN tPRyMyK7woCCddEkLkyAbazBWB & lshow_e tx= tu rte&w dih t=500 Bestaand beeld. Kunnen jullie dit regelen via bovenstaand adres?
Cityleague Zwolle 2022. Maak kennis met Ultimate Frisbee: doe mee aan de Cityleague 2022! Op 21 en 28 juni wordt er weer een Cityleague georganiseerd door de Bluefingers. In deze twee avonden maak je kennis met Ultimate Frisbee. Op beide avonden leer je de beginselen van de sport en speel je een toernooi van 19.00 tot 21.30. Je kunt je individueel opgeven of in teams van 4. Locatie: Sportpark de Marslanden, Hyacinthstraat 66, 8013 XZ Zwolle Kosten: €10,-
C
Wat de doelgroep betreft is het belangrijk om informatie te hebben over: • motorische aspecten (bewegingsvaardigheid, bewegingseigenschappen, beperkingen, (on)mogelijkheden) • cognitieve aspecten (concentratie, communicatie) • sociaal-affectieve aspecten (motieven van sportdeelname, interesses, wensen, behoeften).
62
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Doel Elk evenement heeft een bepaald doel. Soms formuleert de opdrachtgever dit doel en soms doet de projectgroep dit. Het is belangrijk om het doel zo concreet mogelijk te formuleren. Dit lukt niet altijd. Wat is nu precies het doel van het organiseren van een evenement voor alle jeugdteams van Oranje Wit? Waarschijnlijk gaat het om elkaar ontmoeten, gezelligheid, plezier en dergelijke. Dat is best moeilijk concreet te maken. Toch is het belangrijk om je bij dit voorbeeld af te vragen wanneer je tevreden bent en op grond waarvan je die conclusie gaat trekken.
Enkele voorbeelden van concrete doelen zijn: • minimale deelname van 200 schoolkinderen aan het sportkennismakingsproject, waarvan 10% zich aanmeldt bij een sportvereniging of andere sportaanbieder • toename van de sportdeelname van jongeren met een migratieachtergrond in 2023 met 5% • het bevorderen van de sportdeelname van kinderen met een beperking in de leeftijd van 4 tot 12 jaar • minimale deelname van 100 campinggasten, waarvan 75% het evenement met een voldoende beoordeelt • vergroten van de naamsbekendheid van buitensportcentrum De Klimgordel. Stap 4: globaal beeld van het evenement vormen Randvoorwaarden Nu de aanleiding, doelgroep en doelstelling duidelijk zijn, is het belangrijk om een globaal beeld te krijgen van het evenement. Op basis van dit globale beeld stel je in stap 5 de werkzaamheden vast en beschrijft dit in het draaiboek. Dit globale beeld heeft onder andere te maken met de randvoorwaarden. Enkele randvoorwaarden zijn: budget, tijdstip, maximaal aantal deelnemers, accommodatie en materialen. Bij deze stap is het belangrijk om met het team al deze randvoorwaarden na te lopen, zodat je al een aardig beeld krijgt van wat je met elkaar gaat organiseren. Het maakt natuurlijk uit of je een budget van € 200 of van € 2000 hebt. Je kunt overwegen om in deze fase een voorlopige begroting op te stellen, zodat je een overzicht hebt van de inkomsten en uitgaven die je verwacht. Soms liggen tijdstip en accommodatie al vast, maar het kan ook zijn dat je deze nog moet bepalen. Het is belangrijk om goed na te denken over de datum en het tijdstip. Vooral de datum en het tijdstip zijn heel belangrijk. Factoren die een rol kunnen spelen bij de keuze van de datum zijn onder andere
63
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
weersomstandigheden, andere soortgelijke evenementen, feestdagen en vakanties. Bij het bepalen van het tijdstip houd je rekening met factoren als de bereikbaarheid (files, openbaar vervoer) en de reisafstand voor de deelnemers. In deze fase gaat het ook om ideeën met betrekking tot een geschikte accommodatie. Een binnenaccommodatie heeft andere mogelijkheden dan een buitenaccommodatie.
C
Aard van de activiteit Een belangrijk onderdeel van deze stap is het brainstormen over en het vaststellen van de aard van de activiteit. Zo kun je voor een bepaald thema kiezen. Met een thema probeer je enerzijds aan te sluiten bij de belevingswereld van de deelnemers en anderzijds bij de actualiteit, zoals: Kamp Van Koningsbrugge, Expeditie Robinson of Fortnite. Veelvoorkomende thema’s zijn: • circus • Olympische Spelen • piraten • volkeren (indianen, Eskimo’s) • dieren • strand.
64
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=83715735&page=1&pos=29&title=Gamen-Winsum
In jeugdsoos De Pluu in het Groningse Winsum wordt een LAN party georganiseerd. Jongeren spelen vier uur achter elkaar het spel Fortnite.
Wanneer er sprake is van een opdrachtgever, bespreek je samen de globale plannen en de voorlopige begroting. Waarschijnlijk moet de opdrachtgever goedkeuring verlenen aan het globale programma.
Stap 5: draaiboek opstellen Draaiboek voor de voorbereiding (stap 5A) Zeker bij een wat groter evenement kun je deze stap het beste in twee delen splitsen. Je maakt eerst een draaiboek waarin alle voorbereidende werkzaamheden staan en vervolgens stel je een draaiboek op voor de dag zelf. In het voorbereidend draaiboek staan de werkzaamheden ter voorbereiding van het evenement, wie die werkzaamheden uitvoert en wanneer dat moet gebeuren; wie doet wat wanneer? Je geeft in een logische volgorde (van eerst naar later) aan wat er gedaan moet worden. Het voorbereidend draaiboek geeft dus schematisch weer welke werkzaamheden (wat) door wie en wanneer voorbereid moeten zijn. Ook is er ruimte voor opmerkingen en controle.
65
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bij het verdelen van de werkzaamheden over het team en/of vrijwilligers is het handig om rekening te houden met de verschillende kwaliteiten en interesses van mensen. Kijk ook welke taken verband met elkaar houden en dus het beste door dezelfde mensen gedaan kunnen worden. Zo kunnen de personen die zich bezighouden met de inhoud van de activiteiten het beste de materiaallijst opstellen. Een checklist voor het globale beeld van een evenement is goed bruikbaar om alle werkzaamheden in kaart te brengen en goed te verdelen.
Checklist voor het globale beeld van een evenement
C
Met een checklist wordt de kans dat je zaken over het hoofd ziet kleiner. Niet alle onderdelen in dit voorbeeld zijn bij elk sportief evenement van belang. 1. aard van de activiteit – prestatief, recreatief – individueel, teamverband – soort activiteit(en) – noodzaak alternatief (slechtweer)programma. 2. organisatievorm – winnaar/competitie of niet? – zeskamp, spelenkermis, toernooi, instuif, poulesysteem. 3. datum en tijdstip – tijdsduur – aanvang en einde – tijd van het jaar – concurrentie van andere activiteiten, activiteitenkalender. 4. accommodatie en materialen – beschikbaarheid – geschiktheid – veiligheid – capaciteit – horeca – sanitaire voorzieningen – bereikbaarheid – toegankelijkheid. 5. budget – financiële middelen – sponsoring
66
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
– entreegelden. medewerkers, vrijwilligers – aantal – kwaliteiten, vaardigheden – beschikbaarheid – werving. wet- en regelgeving, en verzekering – noodzakelijke vergunningen (geluidsinstallatie, catering, kampvuur) – mogelijke toestemming (rolstoelen in de sporthal, gebruik van deel van openbare weg) – mogelijke verzekeringen. publiciteit – bekendheid van het evenement – publiciteitsmiddelen (krant, poster, flyer) – publieksgroepen (deelnemers, sponsors, toeschouwers). EHBO – noodzaak – aantal, positionering.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
6.
7.
8.
9.
C
De exacte invulling van een voorbereidend draaiboek verschilt per evenement. Een voorbereidend draaiboek kan de volgende onderdelen bevatten: • het programma (uitwerking van de activiteiten, opening en slot) • deelnemers (werving, inschrijving, uitnodiging) • organisatie (organisatievorm, wedstrijdschema, programmaboekje) • medewerkers, vrijwilligers (werven, selecteren, informeren) • accommodatie en materialen (inventariseren, reserveren, aanschaffen) • financiën, budget (begroting) • public relations, publiciteit • vergunningen, verzekeringen, regelgeving • veiligheid, EHBO.
67
Schema voorbereidend draaiboek Wie
Wanneer Controle Opmerkingen
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Werkzaamheden Brainstorm en keuze activiteiten
Suzanne en Ajith
1 oktober
Bepalen en uitwerken organisatievorm
Suzanne en Ajith
10 oktober
Accommodatie vastleggen Steven
1 oktober
Ideevorming opening en slot
Steven
10 oktober
Materiaallijst opstellen
Suzanne
15 oktober
Opstellen begroting
Steven
1 oktober
Wervingsplan vrijwilligers Aicha
10 oktober
Benaderen juryleden
Aicha
15 oktober
Regelen vergunningen
Aicha
25 oktober
Afsluiten verzekering
Aicha
25 oktober
Opstellen publiciteitsplan Steven
15 oktober
EHBO regelen
Ajith
25 oktober
Catering benaderen
Steven
25 oktober
Uitnodiging naar Aicha deelnemers en inschrijving
68
1 november
Sluitingsdatum opgave 20-11
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
Wie
Wanneer Controle Opmerkingen
Regelen catering
Steven
25 november
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Werkzaamheden
Speelschema vaststellen
Suzanne en Ajith
25 november
Opstellen programmaboekje
Suzanne en Ajtih
1 december
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=150514456&page=1&pos=20&title=Kleine-jongen-tilt-voetbal-bij-voetbalspullen
Zorg dat je alle materialen op tijd verzameld hebt.
Hoeveel tijd heb je nodig voor de voorbereiding? Stel dat het evenement in de laatste week van mei plaats moet vinden. Wanneer moet je dan beginnen met de voorbereiding? Dit is erg afhankelijk van de aard van het evenement. De voorbereidingstijd is vooral afhankelijk van de volgende factoren: • de omvang van het evenement • het al dan niet moeten werven van deelnemers en/of vrijwilligers
69
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• financiële middelen: het al dan niet moeten werven van sponsors en/of aanvragen van subsidie • het al dan niet moeten opstellen van een (omvangrijk) publiciteitsplan • de beschikbaarheid van de accommodatie en materiaal (materiaalhuur) • de noodzaak van het inschakelen van EHBO’ers • de noodzaak van catering • de noodzaak van vergunningen of toestemming.
Sommige populaire accommodaties en materialen moet je wel een halfjaar van tevoren vastleggen. Ook het werven van deelnemers en vrijwilligers, het benaderen van sponsoren en het aanvragen van subsidie kost tijd. Officiële EHBO’ers moet je soms wel drie maanden van tevoren benaderen.
Organiseer je een evenement voor de eigen organisatie dan plan je en maak je de afspraken zoals dat in de organisatie gebruikelijk is. Maar ook in de eigen organisatie heb je te maken met een begroting, met de bezetting van de accommodatie en het rooster van het personeel. Bij het opstellen van het voorbereidend draaiboek, waarin je de werkzaamheden plant, moet je rekening houden met deze voorbereidingstijd.
Haalbaarheid Het vaststellen van de haalbaarheid van een evenement is meestal niet aan de orde. In het merendeel van de gevallen loop je bij het organiseren van een evenement tijdens je opleiding geen financiële risico’s. Toch kan het voorkomen dat je de haalbaarheid van je evenement moet onderzoeken. Belangrijke vragen hierbij zijn: • Is er voldoende belangstelling? • Is het toernooi of evenement financieel haalbaar? • Kan ik voldoende ondersteuning krijgen? • Is het haalbaar in de tijd? • Is er een geschikte locatie beschikbaar? • Zijn er vergunningen nodig en zijn die nog aan te vragen binnen de gestelde termijn?
C
Verdiepingsstof - Vergunning en evenementen
70
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Dagdraaiboek (stap 5B) Bij stap 5A heb je een voorbereidend draaiboek opgesteld. Je hebt hierin alle werkzaamheden opgenomen en het is duidelijk wie wat wanneer doet om te garanderen dat je het evenement op de geplande datum kunt uitvoeren. De belangrijkste werkzaamheden tijdens tijdens deze stap zijn: • uitvoeren werkzaamheden voorbereidend draaiboek • opstellen dagdraaiboek.
C
Uitvoeren werkzaamheden voorbereidend draaiboek Het is belangrijk dat een van de leden van de projectgroep controleert of de medewerkers hun werkzaamheden op tijd uitvoeren en of iedereen zich aan de afspraken houdt. Waarschijnlijk is dit de taak van de sport- en bewegingsleider. Als alles op rolletjes loopt, heb je geen problemen. Heeft een medewerker het werk niet gedaan zoals afgesproken of is hij niet op tijd klaar met het werk, dan moet iemand dit met hem bespreken; mogelijk ben jij dat. Het controleren van de voortgang is een belangrijke taak. Het is raadzaam om voor het verstrijken van de deadline te vragen wat de stand van zaken is. Dit voorkomt dat je voor onaangename verrassingen komt te staan. In sommige gevallen kun je dan bijspringen en de betreffende medewerker ondersteunen. Als je de coördinatie hebt over een klein evenement, wil dit niet zeggen dat je ook alles moet weten en kunnen. Maak gebruik van de kwaliteiten van de medewerkers en vraag het aan ze als je iets niet weet.
71
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=420461353&page=1&pos=27&title=Illustratief-videobellen-op-kantoor
Het draaiboek wordt tijdens een online-overleg besproken.
Het voorbereidend draaiboek is een werkdocument dat steeds kan veranderen door onverwachte situaties of voortschrijdend inzicht. Houd het draaiboek up-to-date.
Draaiboek
C
In het draaiboek staat voor vanavond een werkoverleg gepland met Leo. Leo had de taak het dagdraaiboek uit te werken en vanavond bespreken jullie dat. Op basis van dit dagdraaiboek benader jij komende week de vrijwilligers die willen assisteren bij de spelonderdelen. Nu belt de vrouw van Leo op met de mededeling dat Leo al twee weken ziek is en het dagdraaiboek niet af heeft. Hij is wat aan het opknappen en hoopt volgende week aan het dagdraaiboek te kunnen werken. Hij stelt voor om over twee weken bij elkaar te komen. Je ziet dat je het voorbereidend draaiboek moet bijstellen. Dat kan op twee
72
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
manieren. Of je schuift alles wat met het dagdraaiboek te maken heeft twee weken op, of jij of een andere medewerker neemt de taak van Leo over om zo hopelijk het tijdverlies te beperken.
Je ziet door dit voorbeeld dat het voorbereidend draaiboek een dynamisch en actueel werkdocument is waarmee alle betrokkenen moeten werken en waaraan iedereen houvast heeft.
Opstellen dagdraaiboek Het dagdraaiboek bevat in juiste volgorde alle werkzaamheden die op de dag zelf gedaan moeten worden. Ook nu geef je aan door wie wat moet gebeuren op welk moment. Eventueel kun je een kolom ‘controle en opmerkingen’ opnemen. Zo kun je de voortgang van het evenement op de dag zelf bewaken en tijdig inspelen op veranderingen.
Onderdelen van het dagdraaiboek • het programma Wie regelt en is verantwoordelijk voor welke activiteiten, de opening en het slot? • Wie stelt het programmaboekje op ? • deelnemers Wie regelt en is verantwoordelijk voor de ontvangst en de begeleiding van de deelnemers? • organisatie Wie regelt en is verantwoordelijk voor het uitdelen programmaboekjes, ophalen uitslagenbriefjes, wedstrijdsecretariaat en ingrijpen bij onverwachte omstandigheden? • accommodatie en materialen Wie regelt en is verantwoordelijk voor het tijdig ophalen van de materialen, de toebedeling van kleedlokalen, aankleding en inrichting (opbouw) van de accommodatie, het opruimen en terugbrengen van de materialen? • medewerkers, vrijwilligers Wie regelt en is verantwoordelijk voor de ontvangst van de vrijwilligers, het informeren en begeleiden van de vrijwilligers, het evalueren met hen en het bedanken?
73
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• EHBO Wie regelt en is verantwoordelijk voor de EHBO, het ontvangen van de EHBO’ers en het bedanken van hen?
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=57796673&page=3&pos=86
EHBO’ers zijn heel belangrijk bij een sportevenement, zoals de vierdaagse.
C
Schema dagdraaiboek
74
Werkzaamheden Wie
Tijdstip
Controle
Opmerkingen
Ophalen materialen
Suzanne en Ajith
16.00 uur vrijdag
Rode hesjes niet aanwezig
Opbouw accommodatie en klaarzetten materialen
Allemaal
7.00 uur
Denk aan vrijhouden nooduitgang
Ontvangst EHBO’er
Ajith
8.15 uur
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
Tijdstip
Controle
Voorbespreking Aicha vrijwilligers
8.15 uur
Twee vrijwilligers niet aanwezig
Ontvangst deelnemers
Suzanne en Ajith
Vanaf 8.30 uur
Opening evenement
Steven
9.00 uur
Start eerste onderdelen
Aicha
9.30 uur
Algemene coördinatie
Aicha
Catering
Steven
Afronding evenement (slotactiviteit)
Suzanne
16.00 uur
Afronding, dankwoord
Aicha
16.30 uur
Opruimen materialen en accommodatie
Allen
16.30 uur
Evaluatie vrijwilligers
Aicha
17.00 uur
Terugbrengen materialen
Suzanne en Ajith
17.30 uur
Opmerkingen
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Werkzaamheden Wie
Team uit Waalre komt halfuur later
Het is handig om een concept van het dagdraaiboek tijdig af te hebben. In de laatste weken kan het concept nog veranderen, bijvoorbeeld door een tegenvallend of meevallend aantal deelnemers. De organisatie rekende op tien teams en nu heb je er maar zeven. Dit betekent dat je oorspronkelijke speelschema niet meer voldoet en je een aanpassing moet doen. Op een
75
gegeven moment moet je het dagdraaiboek definitief maken. Ook dit moment is afhankelijk van de grootte van het evenement, maar twee weken voor de aanvang moet het wel klaar zijn.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Plannen en uitwerken van de onderdelen van het dagdraaiboek Bij een groot evenement kan het onderdeel ‘Programma’ uit het dagdraaiboek weer onderverdeeld worden in een aantal deelactiviteiten. Elk onderdeel van het programma heeft zijn eigen planning. Hierin staat het volgende vermeld: • wie de betrokkenen zijn en wat hun taken zijn (taakverdeling) • planning in de tijd. Wie doet wat wanneer (actielijst, voortgangscontrole)? • eventueel waar (locatie) de werkzaamheden uitgevoerd moeten worden. Als voorbeeld zie je hier het programma van het 100-jarig bestaan van zeilvereniging Nautilus. Het evenement begint op vrijdagavond en eindigt zondagmiddag.
Nautilus programma 100-jarig bestaan
Vrijdag 18.00 uur: aankomst leden en genodigden 19.00 uur: receptie 19.15 uur: toespraken en officiële opening 20.00 uur: demonstratie van de kinderen van de zeiltraining in hun optimisten 21.30 uur: einde receptie 22.00 uur: nachtpuzzeltocht met boten op het water 23.30 uur: prijsuitreiking in het clubhuis 01.00 uur: sluiting clubhuis
C
Zaterdag 08.00 uur: ochtendwandeling door de bossen 09.00 uur: gezamenlijk ontbijt 10.30 uur: viswedstrijd en spelletjes voor de kleintjes 11.30 uur: prijsuitreiking viswedstrijd en spelletjes 13.00 uur: teamwedstrijden met eenmansboten 16.00 uur: prijsuitreiking teamwedstrijden 17.00 uur: borrelen
76
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
18.00 uur: zeilersmaaltijd 20.00 uur: groot feest in het clubhuis 01.00 uur: sluiting clubhuis Zondag 10.00 uur: versieren van de optimisten door de jeugd 10.45 uur: admiraalzeilen met alle boten en versierde optimisten 12.00 uur: terugvaart naar de haven 14.00 uur: nautisch spektakel op het water 16.00 uur: sluiting
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=424486711&page=1&pos=7
Voorbeeld van een deelactiviteit
Planning 100-jarig bestaan Nautilus, teamwedstrijden met eenmansboten Coördinator:
Jan Jansen
Organisatoren:
Piet van den Brom en Liza Willemsen
77
Twee teams (drie boten per team) varen wedstrijden tegen elkaar. Het gaat erom als team een zo goed mogelijke prestatie neer te zetten.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Opzet:
Hoofdlocatie:
Op het water, voor het clubhuis, zodat de toeschouwers de wedstrijden kunnen volgen. Er wordt gevaren in een driehoeksbaan.
Wedstrijdschema:
Halve competitie: A-B A-C A-D C-D B-D B-C
Taken tijdens de wedstrijden:
Jan: wedstrijdschema en de algemene zaken Piet: alles op het water Liza: de start en finish
Tijd
Activiteit
Locatie
Actie Aantekeningen
10:00 Inschrijven deelnemers
Clubhuis
Jan
Zelf teams indelen
11:00 Boeien uitleggen
Water
Piet
Eerste rak in de wind
13:00 1e start
Starttoren Liza
15 minuten per wedstrijd
16:00 Prijsuitreiking
Clubhuis
Jan
Vier prijzen
16:30 Opruimen
Clubhuis
Jan
Starttoren Liza Water
Piet
Boeien in de loods
C
Toelichting onderdelen dagdraaiboek Het merendeel van de werkzaamheden in de voorbereidingsfase spreekt voor zich. Dit zijn de belangrijkste onderdelen van het dagdraaiboek, die bepalend zijn voor het slagen van een sportief evenement: • het programmaboekje • de ontvangst en afronding • het wedstrijdsecretariaat • de materiaallijst • EHBO.
78
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
Verdiepingsstof - Websites draaiboek
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Het programmaboekje Het programmaboekje moet voor deelnemers, bezoekers en sponsors heldere informatie geven. Het is een soort spoorboekje met het traject in tijd van ontvangst tot en met de afsluiting. In een van de volgende thema’s komt het programmaboekje kort aan de orde als een van de pr-middelen.
C
In de eerste plaats moet je bepalen of je wel een programmaboekje moet maken. Je zult de kosten en baten tegen elkaar af moeten wegen. Bij een kleinschalig evenement zou je het programma ook op kunnen hangen. Het programmaboekje bestaat meestal uit de volgende onderdelen: • woord van welkom • algemene informatie • informatie over de accommodatie, velden, kleedlokalen, kantine, EHBO, wedstrijdsecretariaat • deelnemerslijsten, deelnemende teams, poule-indeling, uitslagenlijsten • volledig schema met alle activiteiten, waaronder de opening, het speel- of wedstrijdschema en de afsluiting (prijsuitreiking) • spelregels.
79
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=378036382&page=5&pos=243&title=
Onderdeel G-korfbal. Beste deelnemers,
Dit is het programmaboekje van het BB korfbaltoernooi 2022. Ook dit jaar vindt het toernooi weer plaats bij KV Volharding. De afgelopen jaren was het een groot succes, en dat zal ook dit jaar weer zo zijn. Als u na het lezen van boekje nog vragen hebt, horen wij dat graag. Wij wensen alle teams alvast heel veel plezier en succes. Namens het organisatiecomité,
C
Wies van Dongen
Lennard Kleinscholten
80
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
Speelschema Einde
Poule A
Poule B
Poule C
Poule D
Veld 1
Veld 2
Veld 3
Veld 4
10.00
10.20
1-2
5-6
9-10
13-14
10.25
10.45
3-4
7-8
11-12
15-16
10.50
11.10
1-3
5-7
9-11
13-15
11.15
11.35
2-4
6-8
1-12
14-16
11.40
12.00
4-1
8-5
12-9
16-13
12.05
12.25
2-3
6-7
10-11
14-15
13.20
Nr. 1 poule Nr. 2 poule Nr. 3 poule Nr. 4 poule A– A– A– A–
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Aanvang
Pauze 13.00
Nr. 1 poule Nr. 2 poule Nr. 3 poule Nr. 4 poule B B B B
13.25
13.45
Nr. 1 poule Nr. 2 poule Nr. 3 poule Nr. 4 poule C– C– C– C– Nr. 1 poule Nr. 2 poule Nr. 3 poule Nr. 4 poule D D D D
Algemene informatie
Vooraf Sportiviteit staat voorop. De organisatoren zijn te herkennen aan het roze T-shirt.
Omkleden De kleedkamers worden gedeeld met meerdere teams. Houd hier rekening mee.
De kleedkamers gaan niet op slot. Laat dus geen waardevolle spullen achter in het kleedlokaal. Houd het kleedlokaal netjes
81
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Roken/alcohol Roken is op en rond de velden niet toegestaan. Er wordt ook gespeeld op kunstgras en roken kan schade toebrengen aan deze velden. EHBO/blessures Op het complex bevindt zich een EHBO-post (zie plattegrond). Er zijn twee EHBO’ers aanwezig die herkenbaar zijn aan een geel hesje. De toernooiorganisatie is niet aansprakelijk in het geval van blessures. Deelname is geheel op eigen risico.
Wangedrag Wanneer een speler een ernstige overtreding begaat, mag de scheidsrechter een tijdstraf van 5 of 10 minuten geven. Bij ernstig wangedrag kan de toernooileiding besluiten de betreffende speler voor de rest van het toernooi te schorsen.
Ontvangst en afronding De eerste klap is een daalder waard, dus de start moet vlot en prettig verlopen. Het goed ontvangen van de deelnemers en overige betrokkenen is dan ook van groot belang. Er moet iemand verantwoordelijk zijn voor het hartelijk welkom heten van de deelnemers en die duidelijk maakt wat van hen wordt verwacht: • Waar moeten ze verzamelen? • Waar kunnen ze zich omkleden en waar kunnen ze eventueel waardevolle spullen kwijt? • Hoe laat worden ze waar verwacht voor een algemene opening en de start van de activiteiten? Deze informatie kan in het programmaboekje staan.
C
Overweeg te beginnen met een welkomstwoord. In een welkomstwoord heet je de gasten welkom en stel je ze op hun gemak. Daarnaast kun je aandacht vragen voor bijzonderheden en de gastvrijheid van de organiserende instantie en/of accommodatie. De toon moet in elk geval vriendelijk, respectvol en motiverend zijn.
82
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Na een geslaagde dag is het belangrijk dat de deelnemers en bezoekers met een goed gevoel naar huis gaan. Daarom verdient de prijsuitreiking en de afronding in de vorm van bijvoorbeeld een slotwoord een gedegen voorbereiding. Een lijstje met mensen (gastheer, sponsors, vrijwilligers, deelnemers) die je wilt bedanken hoort daarbij. Wedstrijdsecretariaat Het wedstrijdsecretariaat draagt zorg voor het snel en goed verwerken van de resultaten en het zichtbaar maken van het verloop van het toernooi of evenement.
Het verwerken van de resultaten is afhankelijk van de gekozen organisatievorm. Bij een aantal recreatieve organisatievormen is dit niet aan de orde; hier geldt: meedoen is winnen.
C
Elke organisatievorm kent zijn eigen aanpak. Bij een instuif of spelenkermis kun je kiezen voor een strippen- of stempelkaart die de deelnemers af laten tekenen na het volbrengen van een bepaalde activiteit. Na afloop leveren zij een volle strippenkaart in bij het (wedstrijd)secretariaat. Dit kan een aandenken of presentje opleveren. Bij de roulatiesystemen, zoals het klokopschuifsysteem, kun je het beste aan elke deelnemer (individuele activiteiten) of aan elk team (groepsactiviteiten) een scorekaart meegeven. De begeleiders van de betreffende activiteiten vullen na elke ronde hierop het resultaat in en na afloop leveren de deelnemers de kaart in bij het secretariaat. Desgewenst kan er voor elke afzonderlijke activiteit een winnaar aangewezen worden en/of een overallwinnaar. Scorekaarten bij golf en midgetgolf zijn hier een voorbeeld van.
83
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=413142279&page=2&pos=37&title=
Scorekaart bij midgetgolf.
Bij de wedstrijdgerichte vormen kan het beste gewerkt worden met scorebriefjes. Na afloop van een wedstrijd wordt het resultaat genoteerd op een scorebriefje. Het wedstrijdsecretariaat verwerkt de resultaten aan de hand van de ingeleverde briefjes.
Materiaallijst Bij een wat groter evenement of toernooi is het niet alleen belangrijk om een goede materiaallijst per activiteit te hebben, maar heb je ook een totaaloverzicht nodig. Hiervoor moet iedereen wel op dezelfde manier en tijdig de eigen deellijst compleet hebben. Met een totaallijst heb je een beter overzicht, wat ook handig is voor het bestellen of huren van materiaal.
C
Een materiaallijst is een overzicht van al het materiaal dat je nodig hebt met daarbij vermeld wie dit regelt. Voor de deelactiviteit van Nautilus kan de volgende materiaallijst gemaakt worden.
84
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
Materiaallijst deelactiviteit Nautilus Aantal
Wie regelt dit
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Wat hebben we nodig Deelnemerslijsten
1
Liza
Boten
6
Jan
Rescue
1
Piet
Boeien
8
Piet
Startvlaggen
4
Liza
Toeter
1
Liza
Megafoon
1
Jan
Stopwatch
2
Liza
Prijzen
4
Jan
Microfoon
1
Jan
EHBO Tijdens het evenement kunnen er ongelukken gebeuren. Het is niet te hopen, maar wees er wel op voorbereid. Waar moet je aan denken? • een complete EHBO-kist • een of meer gediplomeerde EHBO’ers, afhankelijk van de grootte van het evenement • het alarmnummer 112 • het telefoonnummer en adres van de dichtstbijzijnde huisarts • het adres van het dichtstbijzijnde ziekenhuis, voor als je iemand naar het ziekenhuis moet brengen.
Verdiepingsstof - Richtlijnen EHBO bij evenementen
Opdracht 5 Aanleiding (theorieopdracht) Bron - Voorbereiding
85
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. In de eerste stap van de voorbereiding probeer je achter de aanleiding te komen en/of de aanleiding te omschrijven. Geef een aantal mogelijke aanleidingen voor een evenement. b. Wat is het voordeel van een duidelijke aanleiding voor een evenement? c. Waarom heeft een bepaalde aanleiding invloed op de inhoud van een evenement?
Opdracht 6 Projectgroep (theorieopdracht) Bron - Voorbereiding
a. Wat versta je onder een projectgroep? b. Wat zijn de voor- en nadelen van het werken met een projectgroep? c. Wat zijn de belangrijkste werkzaamheden van een projectgroep?
Opdracht 7 Doel formuleren (theorieopdracht) Bron - voorbereiding
Bekijk de voorbeelden van evenementen hierna. Omschrijf bij elk evenement een passend en concreet doel. a. Sportkennismakingsproject voor kinderen uit het speciaal onderwijs b. Open dag bij fitnesscentrum Sportlife c. Kind-oudertoernooi bij korfbalvereniging Swift ’68 d. Zeskamp op camping de Wielewaal e. Sportdag op basisschool de Krul
Opdracht 8 Voorbereidend draaiboek (theorieopdracht) Bron - Voorbereiding
C
a. Wat versta je onder een voorbereidend draaiboek? b. Wat zijn de onderdelen van een voorbereidend draaiboek? c. De sportvereniging waar je lid van bent (of ooit lid van bent geweest) vraagt jou om voor de kinderen van 6 tot en met 10 jaar een kind-oudertoernooi te organiseren. Geef een globaal beeld van dit toernooi.
86
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
d. Vul voor dit toernooi globaal de onderdelen van het voorbereidend draaiboek in.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Opdracht 9 Dagdraaiboek (theorieopdracht) Bron - Voorbereiding
Een belangrijk onderdeel van de voorbereidingsfase is het opstellen van een dagdraaiboek. a. Waarom is het handig om een dagdraaiboek op te stellen? Wat zijn de voordelen van het werken met een dagdraaiboek? b. Beschrijf de verschillende onderdelen van een dagdraaiboek.
Opdracht 10 Dagdraaiboek opstellen (theorieopdracht) Bron - Voorbereiding
De sportvereniging waar je lid van bent (of ooit lid van bent geweest) vraagt jou om voor de kinderen van 6 tot en met 10 jaar een kind-oudertoernooi te organiseren. a. Stel voor het kind-oudertoernooi een globaal dagdraaiboek op. b. Hoe zou je de ontvangst regelen? c. Werk je in dit voorbeeld met een wedstrijdsecretariaat of niet? Leg je antwoord uit. d. Hoe ziet je materiaallijst eruit? e. Zou je voor dit toernooi EHBO regelen? Waarom wel/niet? f. Hoe zou je de afronding organiseren?
Opdracht 11 Beoordelen dagdraaiboek (theorieopdracht) Bron - Voorbereiding
Zoek op internet een dagdraaiboek van een toernooi of evenement.
87
Geef je mening over het dagdraaiboek. Wat vind je goed en wat vind je minder goed? Wat ontbreekt er allemaal? Geef minimaal één verbeterpunt.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
2.4 Uitvoering
De dag van het evenement is aangebroken. De voorbereidende periode zit erop en alles is volgens planning verlopen. Je hebt alles nog eens gecontroleerd de afgelopen dagen. De accommodatie en de materialen zijn in orde. De leden van het projectteam hebben het dagdraaiboek ontvangen en weten wat ze moeten doen. Wat moet er dan nog op de dag van het evenement gebeuren? De belangrijkste werkzaamheden tijdens de uitvoeringsfase zijn: • uitvoeren van alle werkzaamheden van het dagdraaiboek • coördineren van de werkzaamheden • controleren van de voortgang • uitvoeren van eventuele aanpassingen • ondersteunen en begeleiden van medewerkers, stagiairs.
Zorg dat alle vrijwilligers weten wat ze moeten doen.
C
Tijdens de uitvoering is het verwerken van de resultaten een belangrijke taak. Meestal gebeurt dit door het wedstrijdsecretariaat aan de hand van uitslagenlijsten en scoreformulieren.
88
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Als het goed is, weet iedereen wat hij moet doen. De algemeen coördinator moet zorgen dat alles gebeurt zoals afgesproken. Er kunnen op zo’n dag dingen gebeuren die je niet in de hand hebt. Bijvoorbeeld het weer bij buitenactiviteiten. Bij slecht weer moet je op een bepaald moment besluiten om over te gaan tot het alternatieve programma. Stel dat je al enkele uren bezig bent en het begint plotseling hevig te onweren met stormachtige windvlagen. Wat dan? Afgelasten of tijdelijk onderbreken? Bij een buitenactiviteit is het raadzaam om de buienradar via internet te raadplegen. Op basis hiervan kun je tijdig besluiten om het evenement wel of niet door te laten gaan. Wat doe je als er een vervelend ongeval plaatsvindt of als er onder jongeren een vechtpartij ontstaat? Spoedoverleg met het projectteam en eventueel de opdrachtgever is dan van belang.
Tot slot is het begeleiden en ondersteunen van medewerkers en vrijwilligers een belangrijke taak tijdens de uitvoering. Dit kan onder andere door ze te assisteren bij bepaalde taken of door aanwijzingen te geven hoe het misschien makkelijker of beter kan. Bovendien is het belangrijk om de vrijwilligers te motiveren, bijvoorbeeld door het geven van complimenten. In het thema over pr en vrijwilligers komt dit onderwerp nog terug.
Voorbeeld van een eenvoudig dagdraaiboek van een wijkvolleybaltoernooi Wat
Stap 1 Opbouw twee velden in park
Wie
Moment
Alle 9.00 medewerkers
Wedstrijdtafels, klok, uitslaglijsten, twee fluiten en twee ballen klaarzetten Stoelen langs de velden zetten EHBO-post opstellen Catering
89
Wat
Moment
Karin
10.00
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Stap 2 Bespreking met scheidsrechters
Wie
Mirjam Jan
Stap 3 Opening, welkom heten, mededelingen Karin doen voor de deelnemers en starten
10.30
Stap 4 Op twee velden volleyballen volgens het Mirjam halvecompetitiesysteem met een finalewedstrijd Jan
10.45 – 14.30
Catering
Monique
EHBO
Saskia
Harm-Jan
Stap 5 Prijsuitreiking
Karin
14.45 – 15.00
Dankwoord aan de deelnemers en de medewerkers
Stap 6 Opruimen velden, stoelen, EHBO-post, Alle 15.00 – catering en de materialen medewerkers 15.30
Stap 7 Korte nabespreking met een drankje, medewerkers bedanken
Alle 15.30 – medewerkers 16.00
C
Opdracht 12 Onverwachte gebeurtenissen (theorieopdracht) Bron - Uitvoering
Je kunt alles tot in de puntjes voorbereid hebben, maar op de dag van het evenement kan er van alles misgaan.
90
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
a. Noem zo veel mogelijk onverwachte gebeurtenissen. b. Omschrijf bij elke gebeurtenis hoe je ermee om kunt gaan en hoe je het op kunt lossen.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Filmpje - Promo ATB Race Event
Filmpje - Trampoline Evenement Filmpje - Zeskamp in Asten
c. Geef bij de drie evenementen uit de filmpjes aan wat voor onverwachte situaties op kunnen treden en hoe je die op kunt lossen.
2.5 Themagericht werken
Bij een themagerichte werkwijze worden de activiteiten of spelen geordend rondom een centraal thema. Het thema vormt de rode draad van het sportieve evenement. Thematisch werken heeft een aantal voordelen. Het kan de beoogde doelgroep extra prikkelen tot deelname en het biedt houvast voor de organisatoren. Het thema is namelijk bepalend voor de activiteiten en de hele entourage van het evenement. Zo kan het thema ‘Afrika’ doorgevoerd worden in de activiteiten, maar ook in de namen van de deelnemende teams, de kleding van de teams, de organisatie en de pr. Thema’s zijn op verschillende manieren te koppelen en te ordenen: • weersomstandigheden en seizoenen Thema’s zijn te koppelen aan de weersomstandigheden en seizoenen. Op deze manier kun je onder andere zomer- en winterspelen onderscheiden. • locatie Thema’s zijn te koppelen aan de locatie waar het evenement plaatsvindt. Hierbij kun je denken aan strandspelen, bosspelen, ijsspelen en wateractiviteiten. • volkeren, landen, werelddelen Thema’s kunnen een relatie hebben met volkeren, landen of werelddelen en op die manier kom je tot thema’s als ‘indianen’, ‘Eskimo’s’ of ‘Afrika’.
91
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• actualiteit Thema’s kun je afleiden van de actualiteit. Dit kunnen belangrijke sporttoernooien zijn (Olympische Spelen, wereldkampioenschappen, Highland Games, Elfstedentocht), of populaire programma’s, boeken, films of games (Fortnite, Expeditie Robinson, De Sims, Kamp Van Koningsbrugge).
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=453254660&page=4&pos=94&title=Open-Nederlandse-kampioenschappen-Highland-Games
Sportevenement met het thema ‘Highland Games’.
Uitwerking van een thema Het voordeel van een goedgekozen thema is dat het houvast biedt om activiteiten van af te leiden. Hierna staan twee thema’s uitgewerkt (‘Expeditie Robinson’ en ‘circus’) met een opsomming van activiteiten die logischerwijs voortvloeien uit deze thema’s.
C
Expeditie Robinson Een thema kan aanknopingspunten bieden voor de activiteiten, de organisatie en de hele entourage, zoals de namen en kleding van de deelnemende teams. Bij het thema ‘Expeditie Robinson’ is dit duidelijk het geval. Dit thema sluit vooral aan op de belevingswereld van kinderen en jeugdigen vanaf groep 7 tot en met de hoogste klassen van het voortgezet onderwijs.
92
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=5912858&page=4&pos=114&title=
Het thema ‘Expeditie Robinson’ is geschikt voor jong en oud.
• deelnemende teams Het ligt voor de hand om de deelnemende teams de namen mee te geven van de windstreken, zoals team Noord, Zuid, Oost en West. • kleding De kleding van de teams wordt gekenmerkt door onder andere zwem- of strandkleding (zwembroek, bikini), het dragen van een hoofddeksel of haarband en sandalen. • accommodatie De accommodatie waar de activiteiten gehouden worden kan iets uitdragen van een tropisch eiland met palmen, bamboe, hutjes, klamboes en een kampvuurplaats. • organisatie Dit thema geeft ook richting aan de organisatie. Binnen dit thema zou het prima passen om te beginnen met teams tegen elkaar om vervolgens (na de samensmelting) individueel door te gaan. Bovendien moet het mogelijk zijn om na een verloren wedstrijd of eliminatie terug te keren naar het hoofdtoernooi. Het werken met vrijstellingen (munten) geeft mogelijk nog meer kracht aan het thema.
93
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• pr-middelen In de pr kun je ook elementen van het tv-programma meenemen, zoals een aankondiging op een soort van perkamentrol of lap stof waarbij de randen wat rafelig of afgebrand zijn. • activiteiten – duurproeven of eliminatieproeven, zoals zo lang mogelijk op een paaltje staan, ergens (tak, spijkerbroek) zo lang mogelijk aan hangen – kokosnoot hakken – vissen, hengelproef – jagen, boogschieten – constructieopdrachten als vlot bouwen, hut bouwen (schuilhut) of ‘een meter de lucht in’ – survivalopdrachten (survivalrun, hindernisbaan, rivierdoorsteek, tokkelbaan, touwbrug) – oriëntatievormen (kaart, kompas, dropping) – onderwaterproef – vieze dingen eten/proeven, al dan niet met blinddoek – vuurproef, waarbij een touwtje doorgebrand moet worden – maken van een puzzel (kubus) – eilandraadproef (extra proef voor iemand met de minste punten).
C
Circus Een veelgebruikt thema dat ook diverse aanknopingspunten biedt, is het circus. Dit thema is vooral geschikt voor kinderen in de basisschoolleeftijd.
94
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=16665709&page=2&pos=34&title=
Het thema ‘circus’ is vooral geschikt voor kinderen in de basisschoolleeftijd.
• deelnemende teams Bij dit thema dragen de teams de namen van groepen die je doorgaans in het circus ziet optreden. Zo heb je onder andere de clowns, de acrobaten, de goochelaars, de leeuwentemmers, de vuurspuwers, de koorddansers, de danseressen, de trapezewerkers en de jongleurs. • kleding Het ligt voor de hand dat de deelnemers van de teams zich verkleden conform de groep waarbij ze horen. Een leeuwentemmer of dompteur ziet er meestal wat chique uit, draagt laarzen en heeft in elk geval een zweep of lange stok bij zich. De danseressen zijn meestal uitgedost in mooie kleding met veel veren. • accommodatie Het belangrijkste is dat de ruimte een circus lijkt. Er zijn gespecialiseerde bedrijven waar je een circusdecor kunt huren, maar zelf bouwen is vaak veel leuker. Steeds meer scholen beschikken over een of meer parachutes. Deze zijn uitermate geschikt om een soort van circustent mee te bouwen. Een podium, of nog beter een circuspiste, omringd door strobalen maken het nog echter. Tot slot doet bij de hele entourage de muziek heel veel. Een wat saaie act krijgt al veel meer kleur door de begeleiding van typische circusmuziek.
95
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• organisatie Bij inschrijving kun je al rekening houden met de activiteiten die je denkt te organiseren. Je kunt op grond van de verschillende groepen een inschrijflijst maken waarin je het aantal van een bepaald team maximeert. Zo kunnen zich zes clowns, vier acrobaten, vier goochelaars en acht jongleurs inschrijven. Je weet dan zeker dat alles aan bod komt en er van een soort niet te veel is. Het is belangrijk om in je programma een goede afwisseling van activiteiten te hebben. Houd er bij de organisatie rekening mee dat de aankleding van de accommodatie meestal een flinke taak is. Behalve de gangbare taken, heb je hier ook echt een spreekstalmeester nodig die het programma aan elkaar praat, en een groepje dat voor de muzikale ondersteuning zorgt. Meestal mogen de kinderen eerst een periode (bijvoorbeeld de ochtend) oefenen. Dit gebeurt dan onder leiding van de organisatoren. Vervolgens vindt het optreden plaats. Er zijn steeds meer professionele kindercircussen die de voorbereiding en uitvoering voor hun rekening nemen. • pr-middelen De pr doe je ook in de stijl van het circus. Een circus wordt meestal onder de aandacht gebracht met behulp van posters en door een omroeper. • activiteiten De activiteiten en de groepen deelnemers hebben een duidelijke relatie met elkaar. Op internet vind je gemakkelijk allerlei geschikte circusactiviteiten voor kinderen. Enkele mogelijke activiteiten zijn: – clownsvoorstellingen (goed te combineren met andere activiteiten: jongleerclowns, steltenclowns, muziekclowns, goochelclowns, ballonnenclowns, dierenclowns) – acrobatennummers (allerlei turnvormen, zoals zwaaien, balanceren (eenwielers) en (trampoline)springen en vormen uit de acrogym) – goocheltrucs – koorddansers (allerlei balanceervormen, waarbij slacklines goed te gebruiken zijn) – danseressen (allerlei dansjes, variërend van volksdans tot jazz en aerobics) – de trapezewerkers (allerlei vormen van zwaaien, zoals aan de ringen, touwen en trapezestok) – jongleurs (er bestaat steeds meer specifiek jongleermateriaal, zoals ballen, stokken en devilsticks, knotsen (clubs), diabolo’s, bordjes, ringen, doekjes, zwaailinten, jojo’s, loopklossen, pedalo’s en balanceertonnen).
96
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=9501393&page=1&pos=6&title=
Balanceren is een activiteit die goed past bij het thema ‘circus’.
97
Thema in opkomst: Esports, Gaming en Gamification (EGG)
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Esports Esports worden steeds populairder. Duizenden kijkers volgen dagelijks hun favoriete game, team of speler via online streamingdiensten en de grootste toernooien bieden spelers prijzenpotten aan van meer dan 1 miljoen dollar. Met namen buurtsportcoaches gebruiken esports en gaming om bepaalde groepen te stimuleren tot sport en bewegen.
De definitie van esports Esports, een afkorting van electronic sports, dient als verzamelnaam voor alle games met een competitief element die op professioneel niveau gespeeld worden. De games kunnen individueel of in teamverband worden gespeeld. Het gaat altijd om een wedstrijdelement. Bij esports moet je bijvoorbeeld denken aan de Nederlandse eDivisie (eredivisie voor de voetbalgame FIFA), en het nationale Rocket League-team eTeamNL (autovoetbal[1]game). Er zijn verschillende spelvormen of genres te onderscheiden. Je kunt hierbij denken aan de Massive Online Battle Arena, Fighting games, De shooter (Call of Duty).
Hoe werkt een ronde Rainbow Six: Siege
In Rainbow Six: Siege nemen twee teams van vijf het tegen elkaar op. Het ene team begint als aanvallers, het andere teams als verdedigers. Een wedstrijd wordt bepaald in een aantal rondes. Een ronde loopt af als een van de twee teams de ander volledig uitschakelt of als de aanvallers hun doel bereiken. Verdedigers kunnen ook winnen door lang genoeg te rekken en de rondetijd te laten verstrijken. Na een aantal rondes worden de rollen omgedraaid, zodat beide teams een keer als aanvaller en verdediger spelen.
C
Esports wordt gekenmerkt door drie dingen: 1. De aanwezigheid van een competitief element in de game. 2. Een minimum van twee spelers of teams die het tegen elkaar opnemen. 3. Een organisator/toezichthouder die de regels opstelt en fungeert als scheidsrechter.
98
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
Jongeren in de buurt verbinden met esports als welzijnsorganisatie
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Breng jongeren bij elkaar en creëer meer verbinding in de buurt door bewegen leuk en uitdagend te maken met esports. Dit kan bijvoorbeeld met een FIFA Skill Games day. Het bereiken van jongeren op de traditionele manier wordt steeds lastiger. Als welzijnsorganisatie weet je daar alles van. Dat is ook niet zo gek, aangezien ze met zoveel technologie opgroeien. Pleintjes zijn vaak leeg, want voetballen doen ze vooral virtueel op de PlayStation. Hoe zorg je in de wijk voor meer verbinding tussen jongeren?
Wij gebruiken de affiniteit die de jeugd met esports heeft juist in ons voordeel: door gamification. Denk aan een middag waarbij alles in het teken staat van de populaire game FIFA, maar dan met veel fysieke beweging en contact tussen jongeren. Tijdens een FIFA Skill Games day doen jongeren dezelfde challenges als hun favoriete voetballer in de game, maar wel in het écht. Zo bereiken, activeren en verbinden wij jongeren door hun belevingswereld te vertalen naar het voetbalveld. Bron: Jongeren in de buurt verbinden met esports | DutchGameMasters. Filmpje - This is esports! - YouTube
Gaming Bij esports gaat het dus niet om recreatief gamen. Gaming staat voor het spelen van videogames. Dit gebeurt veelal op recreatief niveau. Voor de sportleider zijn de games waarbij je fysiek actief bent het interessantst. Je kunt hierbij denken aan Pokémon GO, BeatSaber en Ring Fit Adventure. Er is dus verschil tussen een gamer en een esporter. De laatste speelt competitief of professioneel niveau. Bij het organiseren van esports-evenementen in de buurt, wordt er strikt genomen meestal niet voldaan aan de definitie. Er daar meer sprake van gaming, al dan niet met een wedstrijdelement.
99
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Gamification Bij gamification voeg je een spelelement toe aan een bepaalde activiteit om het leuker te maken. Je kunt gamification omschrijven als het verbeteren van een dienst of activiteit door (digitale) spelelementen toe te passen die het gebruik ervan aantrekkelijker maken.
C
Dat spelelement kan te maken hebben met het ontvangen van feedback, het in beeld brengen van de voortgang, allerlei vormen van belonen, sociale verbondenheid en het stellen en bereiken van doelen. De feedback krijg je bijvoorbeeld door lampjes, geluidseffecten, een hoger level of een hogere score. Op die manier probeer je mensen om actief te worden of te blijven. Ook dit kan op verschillende manier gebeuren. Een laddercompetitie kun je al zien als gamification. Meestal gaat het om een tool of app die speels stimuleert tot (extra) beweging. Voorbeelden hiervan zijn Strava, Ommetje, virtueel fietsen door de eigen stad, oplichtende traptreden, QR-joggingroutes door de stad en de interactieve speeltoestellen van Yalp.
Yalp interactieve speeltoestellen.
100
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
Bruikbaar in allerlei settings
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Vooral gaming en gamification bieden kansen om bewegen in de wijk te stimuleren, al heeft ‘games-professor’ Ben Schouten van de TU Eindhoven het liever over ‘playification’. “De kracht van gaming en gamification schuilt in de motiverende spelelementen. Je krijgt bijvoorbeeld feedback met geluiden of lampjes, doorloopt levels en ziet je progressie. Ook sociale mogelijkheden maken games aantrekkelijk, zoals chatten of samenspelen met anderen.” Dit alles verhoogt de intrinsieke motivatie. Bovendien zijn games laagdrempelig, dus kun je ze in allerlei settings gebruiken. “Alles kan een speelveld zijn.”
Bron: www.alesoversport.nl/thema/beweegstimulering/gaming-en-gamification-toepassen-in-de-praktijk-successleutels-en-tips/.
Opdracht 13 Brainstorm themagericht werken (groepsopdracht) Bron - Themagericht werken
Deze opdracht kun je in een groepje doen. a. Omschrijf samen het begrip themagericht werken. b. Noem met elkaar (om de beurt) zo veel mogelijk thema’s die geschikt zijn voor een sportief evenement. c. Probeer een ordening aan te brengen in de verzonnen thema’s. d. Maak met elkaar een lijst van voor- en nadelen van thematisch werken.
Opdracht 14 Thema uitwerken (theorieopdracht) Bron - Themagericht werken
Een thema werkt door in een groot aantal onderdelen van een evenement, bijvoorbeeld in de: 1. deelnemende teams 2. kleding 3. accommodatie en materialen 4. organisatie
101
5. 6.
pr-middelen activiteiten.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bedenk een thema en geef aan wat dit thema betekent voor de concrete invulling van de voorgaande zes punten.
Opdracht 15 Thema beoordelen (theorieopdracht) Bron - Themagericht werken Filmpje - Sportdag kleuters
a. Thema’s zijn op verschillende manieren te ordenen. Van welk ordeningsprincipe is het evenement in het filmpje een voorbeeld? b. Geef aan op welke manier je de volgende zes punten herkent in het filmpje: • deelnemende teams • kleding • accommodatie en materialen • organisatie • pr-middelen • activiteiten. c. Geef aan wat je van het evenement vindt. Noem een paar sterke punten en een paar verbeterpunten.
Opdracht 16 Leerdoelen (reflectieopdracht)
C
a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Als je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt doen. b. Vul de beoordeling in.
102
1.
Je kunt de kenmerken van een kleinschalig en grootschalig evenement beschrijven.
2.
Je kunt de drie fasen van het organiseren van een evenement beschrijven en toepassen.
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
Je kunt een draaiboek voor de voorbereiding opstellen.
4.
Je kunt een draaiboek voor de dag van het evenement (dagdraaiboek) opstellen.
5.
Je kunt een programmaboekje opstellen.
6.
Je kunt themagericht werken toepassen.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
3.
2.6 Verdiepingsstof - Citymarketing
Citymarketing en sport Als gemeente kun je met sportbeleid vele doelen nastreven. In een vierluik kijken we naar: hoe draagt lokaal sportbeleid bij aan lokale welvaart? In dit artikel leggen we uit hoe je sport en citymarketing kunt inzetten voor het imago van de gemeente. En hoe je daarmee bijdraagt aan de lokale welvaart. Stel heldere doelen Om sport in te zetten voor citymarketing en het imago van de gemeente, is het allereerst belangrijk dat je helder hebt wat de doelen van jouw citymarketingbeleid zijn. En hoe je daar vanuit de sport aan kunt bijdragen. En wat dat dan betekent voor de activiteiten die je vanuit de sport organiseert. Praktijkvoorbeeld Lelystad Voor veel mensen ligt het waarschijnlijk voor de hand om bij het imago van Lelystad aan ‘watersportstad’ te denken. Lelystad ligt aan het Markermeer en de gemeente heeft een behoorlijke ‘staat van dienst’ op het gebied van watersportevenementen. Van internationaal tot nationaal en ook regionaal.
Toch kiest Lelystad er vanaf 2020 voor om niet expliciet in te zetten op een watersport-imago. Vanuit de Strategische Agenda werkt City Marketing Lelystad (CML) aan de promotie van de stad. Een belangrijk onderdeel daarbij is het versterken van de identiteit als ‘Hoofdstad Nieuwe Natuur’. De levendigheid van een stad en de rust en ruimte van de natuur. Voorbeelden daarvan zijn de nieuwe eilandengroep de Marker Wadden in het Markermeer en de Oostvaardersplassen, als onderdeel van het Nationaal Park Nieuw Land. Bron: Citymarketing Lelystad: bijdrage van (top)sportevenementen aan positionering als Hoofdstad Nieuwe Natuur
103
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Groene karakter zichtbaar maken Sport maakt (nog) niet structureel onderdeel uit van de Citymarketingplannen, maar is wel in beeld. Zodra zich kansen voordoen, wil Lelystad sportevenementen gericht inzetten, zodat ze bijdragen aan het gewenste imago. Bijvoorbeeld evenementen die het groene karakter van de stad via de media goed zichtbaar maken – het Tour de France effect – hebben de voorkeur. Dit kan positief bijdragen aan de beeldvorming over Lelystad. Maar vanwege de gunstige ligging zijn (inter)nationale zeilwedstrijden ook nog steeds belangrijk voor de stad, al trekken die over het algemeen minder publiek.
Lelystad voert nog geen gerichte campagnes om een topsportevenement naar Lelystad te halen. Maar ‘het netwerk’ – CLM, de wethouder Sport, de afdeling Sport en Sportbedrijf Lelystad – is intussen in de verkennende fase. Zowel voor de mogelijkheden die (top)sportevenementen bieden voor het imago van Lelystad enerzijds. Als voor de samenwerking en afstemming die er nodig is tussen citymarketing en sport, om van sport als middel voor citymarketing een succes te maken anderzijds.
Update: in december 2020 heeft de gemeenteraad van Lelystad, bij de behandeling van de gemeentebegroting voor 2021, besloten om de subsidie aan en de samenwerking met City marketing Lelystad vanaf 2021 te beëindigen. Dat zal ongetwijfeld consequenties hebben voor de rol van sport binnen de stadspromotie. Zorg dat de sportevenementen passen bij jouw imago Gert-Jan Hospers schrijft het volgende. Een stad kan tot een sterk merk uitgroeien als je via citymarketing – en in dit geval met sport – de associaties van doelgroepen bij een stad op een goede manier beïnvloedt.
C
Door identiteitsonderzoek krijgt een stad zelfkennis: wat kun je als gemeente wel waarmaken en wat niet? Ter illustratie noemt Hospers de gemeente Vlissingen, ‘een stoere stad aan zee’ (Gemeente Vlissingen 2010). Geen wereldschokkende conclusie, maar het levert wel het inzicht op om in elk geval niet de Floriade naar Vlissingen te halen. Een maritiem evenement zoals Sail past veel beter bij de stad. Het is dus belangrijk om helder te krijgen welke sporten en sport- en beweegactiviteiten en -evenementen aansluiten op het (zelf)beeld van de gemeente. Zodat ze het imago van de stad of het dorp versterken. Aansprekende voorbeelden van steden en sportevenementen of locaties die
104
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn: Assen en de TT, Bastenaken met de wielerkoers ‘Luik-Bastenaken-Luik’, Nijmegen en de vierdaagse en Heerenveen en IJsstadion Thialf.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Praktijkvoorbeeld Rotterdam In de Sportnota Rotterdam (2016) staat: “We stellen als gemeente criteria op waarmee scherpere keuzes kunnen worden gemaakt voor het al dan niet naar de stad halen van sportevenementen. Evenementen die onder meer passen in of een bijdrage leveren aan het DNA van de stad; de stad als podium en de sporten waarin Rotterdam sterk is of wil zijn.”
In de Rotterdamse Sportnota 2017+ komt deze visie weer terug. Sportevenementen moeten ‘passen bij de stad’. Daarom betrekken we bewust Rotterdamse organisaties en bedrijven bij de organisatie en de randprogrammering. Om zo ook de economische en maatschappelijke spin-off te vergroten. Zijn er uitzonderingen? Ja, want soms halen steden met een scherpe focus in hun evenementenbeleid (dicht tegen hun DNA) een ‘vreemd’ grootschalig event binnen dat niet bij hun imago hoort, maar wel een enorm bereik heeft. Het doel is dan vooral om bij een grote groep potentiële bezoekers de naamsbekendheid van de stad, het dorp of de regio te vergroten. Voorbeelden hiervan zijn Sochi met de Olympische Spelen, de National Football League-wedstrijden in Londen en misschien ook wel Zandvoort met de Formule 1. Ondanks de historie, kon het ‘race-imago’ van Zandvoort waarschijnlijk wel een impuls gebruiken. Kortom, voor sport, citymarketing en imago: • zijn heldere ambities en doelen voor citymarketing belangrijk • is het goed bewuste keuzes te maken voor het type sport en de soort sportactiviteiten en evenementen, zodat ze aansluiten bij het DNA van de gemeente.
Bron: www.allesoversport.nl/thema/beleid/sport-en-lokale-welvaart-imago-deel-2/.
105
2.7 Verdiepingsstof - Vergunning en evenementen
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Wanneer je een evenement organiseert, zul je hiervoor mogelijk een of meerdere vergunningen moeten aanvragen. We bespreken de vergunningen waar je als organisator het meest mee te maken krijgt. Vergunningen zijn sterk regiogebonden, daarom gaan we hier niet in op details. Informeer bij de stad of gemeente waar je evenement plaatsvindt. Het is sowieso een goed idee om de organisatie van je event aan de lokale overheid te melden. In sommige gevallen is dat zelfs verplicht. Evenementenvergunning Organiseer je een evenement op een publiek toegankelijke plaats? Dan heb je mogelijk een evenementenvergunning van de gemeente nodig. Voor kleine evenementen volstaat het soms gewoon melding te maken. Vindt je evenement plaats op of aan het water, dan moet je meestal bij de provincie of het verantwoordelijke bestuur voor het betreffende water aankloppen. De vergunninghouder (meestal de organisatie van het evenement) is verantwoordelijk voor de orde en de veiligheid van de deelnemers en bezoekers op het evenemententerrein. In de vergunning staat welke maatregelen je als organisator moet nemen om de openbare orde, gezondheid en (brand)veiligheid tijdens het evenement te waarborgen en hoe incidenten moeten worden aangepakt. Een veiligheidsplan, draaiboek en/of risicoanalyse kan een verplicht onderdeel zijn van de procedure. Auteursrechten en billijke vergoeding Wanneer er muziek is op je evenement, ook al is het achtergrondmuziek, moet je auteursrechten betalen via Sabam (België) of Buma (Nederland). Naast de auteursrechten wordt er ook een billijke vergoeding voor uitvoerders en producenten geïnd.
C
Geluidsoverlast Speelt muziek een belangrijke rol op je evenement of brengen je gasten de nodige decibels met zich mee? Ga dan na of een vergunning voor geluidsoverlast nodig is. Die valt onder de milieuvergunning en beperkt het maximaal aantal decibels. Zeker in de buurt van woningen wordt ’s nachts en op zondag streng opgetreden wanneer de geluidsnorm overschreden wordt. Sommige locaties zijn daarom voorzien van een geluidsbegrenzer.
106
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
In sommige gevallen ben je niet verplicht om een milieuvergunning aan te vragen. De afgelopen jaren is de regelgeving rond geluidsnormen strenger geworden en doe je er goed aan om het geluidsvolume te meten (voor grote evenementen is dit verplicht). Evenementen met gemiddeld 95 decibel over een kwartier of 100 decibel over een uur, zijn bovendien verplicht om gratis oorbeschermers uit te delen.
Plaatsen van tenten, podia, stellingen en tribunes Wanneer je een tent, podium, stelling of tribune plaatst, moet je toestemming vragen aan de gemeente. De brandweer zal de locatie en constructie moeten inspecteren en veilig moeten verklaren. Om een vergunning aan te vragen, moet je zaken als een plattegrond van de tent, de afmetingen, indeling, materiaal en het aantal gasten doorgeven. Ook de nooduitgangen en evacuatieroutes duid je aan in het dossier.
Sluitingsuur Veel locaties moeten zich houden aan een sluitingstijd, die zeker niet overschreden mag worden. De buurtbewoners mogen in ieder geval na 22.00 uur geen last ondervinden van het evenement en zijn publiek. Wil je afwijken van het standaardsluitingsuur? Vraag dan schriftelijk toestemming aan de lokale overheid. Sterke dranken Als je alcoholische dranken wilt aanbieden, heb je twee vergunningen nodig: een tapvergunning en een vergunning voor het schenken van sterke drank. Meestal beschikt de locatie zelf over de nodige vergunningen. Is dit niet het geval of richt je zelf een locatie in, vraag dan de vergunningen aan bij de gemeente. Voeding Er zijn strenge regels verbonden aan de bereiding van voedsel. Vraag steeds of de cateraar en uitbaters van eetkramen over de nodige erkenningen en vergunningen beschikken.
Vuurwerk Wie (professioneel) vuurwerk afsteekt, heeft daar een vergunning voor nodig van de gemeente of provincie. Je kunt het pyrotechnisch bedrijf vragen de vergunningsaanvraag (versneld) voor je te verzorgen. Het vuurwerkbedrijf moet daarnaast zelf ook nog beschikken over de nodige vergunningen om het vuurwerk te mogen afsteken.
107
NOC*NSF Evenementenvergunning
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
2.8 Verdiepingsstof - Richtlijnen EHBO bij evenementen
Tijdens evenementen zijn (grote) groepen mensen bij elkaar. Dit brengt altijd risico’s met zich mee. Daarom is het goed om te zorgen voor de juiste voorzorgsmaatregelen en voorzieningen. Dit is niet alleen goed, maar in sommige gevallen ook bij wet verplicht. Moet er voor een evenement een vergunning worden aangevraagd, dan zullen er ook maatregelen op het gebied van EHBO moeten worden genomen. Wanneer moet er EHBO zijn bij evenementen?
Wanneer moet er EHBO zijn bij evenementen en hoeveel EHBO’ers zijn nodig? Bij evenementen waarvoor een vergunning nodig is, zijn ook de eisen voor EHBO wettelijk vastgelegd. De wet vereist de aanwezigheid van minimaal één gecertificeerde EHBO’er per 750 bezoekers. Ook kan het zo zijn dat de aanwezigheid van een EHBO-post verplicht wordt. Deze post moet dan te allen tijde door minimaal één EHBO’er bezet zijn.
Aan de EHBO-post worden eisen gesteld die zijn vastgelegd in de wet. Zo moet de EHBO-post beschikken over stromend water en de mogelijkheid om handen te wassen en er dient een wettelijk goedgekeurde verbandkoffer aanwezig te zijn. Om ervoor te zorgen dat mensen in het geval van een verwonding, ongeluk of andere calamiteit zo snel mogelijk de post kunnen bereiken, zijn er ook eisen gesteld op het gebied van bewegwijzering.
C
Om een vergunning voor het evenement te krijgen, dienen al deze zaken van tevoren geregeld te zijn. Er moet sprake zijn van een duidelijk plan dat uitlegt hoe EHBO wordt uitgevoerd. Tijdens het evenement kan er controle plaatsvinden en tegen wie in gebreke blijft, kunnen maatregelen worden getroffen, zoals geldboetes en het intrekken van vergunningen.
Meer doen dan de minimale vereisten is altijd verstandig EHBO draait om veiligheid. EHBO bij evenementen is hard nodig, zo blijkt in de praktijk. Meer doen dan de minimale wettelijke vereisten is altijd verstandig. Bij veel evenementen is de aanwezigheid van een enkele EHBO’er op zijn minst
108
Thema 2 Voorbereiding en uitvoering van een evenement
krap bemeten te noemen. EHBO kan aan alle kanten nodig zijn. Denk aan zaken als uitdroging, alcohol- en drugsgebruik, vallen, vechtpartijen en tal van andere incidenten.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Ook dient er goed te worden nagedacht over de risico’s die spelen tijdens een evenement. Is er bijvoorbeeld risico op brand? En wat gebeurt er wanneer er geëvacueerd moet worden? Naast de aanwezigheid van voldoende EHBO’ers kan het ook noodzakelijk zijn dat er BHV’ers op locatie zijn. BHV’ers zijn bedrijfshulpverleners. Deze gericht opgeleide medewerkers beschikken over alle competenties van EHBO’ers, maar zijn daarnaast aanvullend getraind in onder andere brandbestrijding en evacuatie.
Hulp van professionals Uit het voorgaande blijkt al dat evenementen in de praktijk een stuk complexer kunnen zijn dan waarin de wettelijke eisen voorzien. Het is goed mogelijk dat er behoefte is aan meer kennis en ervaring. Daarom worden tijdens evenementen vaak externe professionals ingehuurd die gespecialiseerd zijn in EHBO bij evenementen. Want naast de wettelijk verplichte EHBO’ers en de EHBO-post inclusief EHBO-koffer is er wellicht behoefte aan zaken als een AED en specialisten die kunnen zorgen voor een goede uitvoer van diverse calamiteitenplannen. In de organisatiefase van het evenement zal blijken waaraan behoefte is en welke stappen moeten worden ondernomen. Bron: www.arbocentrum.nl/kennisbank/wanneer-ehbo-bij-evenementen.
2.9 Verdiepingsstof - Websites draaiboeken • • • •
www.draaiboek.net www.vrijwilligerscentrale-wm.nl www.events.nl www.eventplanner.nl.
2.10 Begrippen
<<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>>
109
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C
THEMA 3 EVALUATIE VAN EEN EVENEMENT Inhoud thema • evaluatie • nazorg • verdiepingsstof • begrippen.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Wil je kwaliteit leveren dan moet je elke keer weer de stappen voorbereiden, uitvoeren en evalueren doorlopen. Dit leidt dan tot een mogelijke aanpassing of verbetering voor de volgende keer. In de kwaliteitscyclus of PDCA wordt dit aangeduid met: Plan, Do, Act en Adapt. Daarom is het evalueren van het evenement belangrijk. Behalve evalueren is aan het einde van het evenement ook de nazorg belangrijk. Mogelijk moet je in de toekomst wederom een beroep doen op bepaalde organisaties, vrijwilligers of sponsoren. Daarom is het bedanken van hen belangrijk. In dit thema wordt eerst de evaluatie besproken en daarna is er aandacht voor de nazorg. Relatie met werkproces Het thema ‘evaluatie van een evenement’ heeft een relatie met het werkproces B1-K2-W3: Evalueert het toernooi of evenement met het team.
Leerdoelen
• Je kunt het belang van het evalueren van een toernooi of evenement beschrijven. • Je kunt de stappen die je moet doorlopen om goed te evalueren toepassen. • Je kunt de verschillende evaluatiemethoden omschrijven en toepassen. • Je kunt de nazorg van een evenement correct uitvoeren.
3.1 Casus
Opdracht 1 Casus Succesvol?
Anisha had de opdracht gekregen om samen met een buurtsportcoach van de gemeente, een trainer van de atletiekvereniging en een fitnesstrainer van het healthcentrum, een evenement te organiseren. De activiteit was gericht op inactieve inwoners en/of mensen met overgewicht. Deze groep kon kennismaken met een aantal activiteiten en een gratis leefstijladvies krijgen, vooral gericht op bewegen en voeding. Mocht men enthousiast zijn geworden tijdens het evenement, dan kon men tegen een geringe vergoeding lid worden van de buurtsportclub, de atletiekvereniging of het fitnesscentrum. Het
111
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
evenement had twee belangrijke doelstellingen. 1. Er nemen minimaal 50 deelnemers mee aan het evenement. 2. 60% van de deelnemers meldt zich aan bij een van de sportaanbieders. Het evenement kende de volgende (aangepaste) activiteiten: • nordic walking • joggen • power walking • bootcamp • spinnen • yoga • floor hockey.
Na afloop was het projectteam benieuwd of de hele organisatie en het evenement zelf succesvol verlopen was. Anisha kreeg de opdracht hier antwoord op te geven en verschillende evaluatiemethoden hiervoor te gebruiken.
Suggesties voor het gebruik van de casus Een casus kan op verschillende manieren vormgegeven worden en je kunt er op verschillende manieren gebruik van maken. In dit voorbeeld zijn de vormgeving en aanpak min of meer afgeleid van wat gangbaar is binnen het probleemgestuurd onderwijs. Je kunt gebruikmaken van een binnen dit concept passende aanpak, zoals de achtbaan of de zevensprong.
C
Globale aanpak van de casus 1. Bespreek en bepaal de kern (centrale probleemstelling) van de casus. 2. Verhelder onduidelijke begrippen (door opzoeken, discussiëren). 3. Wat wil jij leren van deze casus? Bepaal een aantal voor jou belangrijke leerdoelen. 4. Werk de leerdoelen uit. 5. Rapporteer de gevonden resultaten.
Voorbeelden van sturende vragen bij deze casus Zo gewenst, kun je kiezen voor een meer gestructureerde aanpak en kun je gericht kennisdoelen (reproductief, toepassen) of vaardigheidsdoelen aan de casus koppelen.
112
Thema 3 Evaluatie van een evenement
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Kennis a. Wat is de aanleiding van dit evenement? b. Beoordeel de twee concrete doelstellingen aan de hand van SMART. c. Wat zijn inactieve inwoners? Wanneer noem je iemand inactief? Wat zijn deelnemers met overgewicht? d. Geef je mening over de organisaties die betrokken zijn bij deze kennismakingsactiviteit. Mis je nog organisaties? e. Geef je mening over de activiteiten die de organisatie gekozen heeft. f. Wat moet volgens jou het doel zijn van de evaluatie? Wat wil je evalueren? g. Met welke (doel)groepen zou jij evalueren? h. Aan Anisha wordt gevraagd meerdere evaluatiemethoden te gebruiken. Welke evaluatiemethoden zijn er? Welke methoden zou jij in dit geval gebruiken?
3.2 Evaluatie van het evenement
De evaluatie De sport- en bewegingsleider, het team en waarschijnlijk ook de opdrachtgever wil graag weten of het evenement een succes was of niet. Om dit te weten te komen moet je evalueren. Er wordt ingegaan op de stappen die je moet doorlopen om tot een goede evaluatie te komen. Bij grote evenementen vindt er vaak een tevredenheidsonderzoek plaats en probeert men een idee te krijgen van de spin-off. De spin-off heeft te maken met het maatschappelijke (positieve en negatieve) effect van een bepaald evenement. Aan beide begrippen wordt kort aandacht besteed. Welke stappen doorloop je bij de evaluatie? Om tot een goede evaluatie te komen doorloop je de volgende stappen: 1. Wat wil je evalueren? 2. Met wie wil je evalueren? 3. Hoe wil je evalueren? 4. Hoe leg je de resultaten vast?
Stap 1: wat wil je evalueren? De eerste vraag waar je antwoord op moet krijgen is wat je wilt evalueren. Waarschijnlijk bespreek je dit met het (project)team. In elk geval wil je weten of het doel behaald is, maar mogelijk ook of de voorbereiding, samenwerking en dergelijke goed verlopen zijn. Je kunt onderscheid maken tussen producten procesevaluatie.
113
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Product- en procesevaluatie Bij de productevaluatie kijk je naar het eindresultaat. Je gaat na of de doelstelling behaald is. Heb je inderdaad voldaan aan het minimumaantal van 80 deelnemers? Was 75% van de deelnemers tevreden? Behalve de constatering of het al dan niet gelukt is, is het belangrijk om te kijken waarom het wel/niet gelukt is. Welke factoren hebben daarbij een rol gespeeld?
C
Bij de procesevaluatie evalueer je de voorbereiding en het verloop van het evenement. Het voorbereidend draaiboek en het dagdraaiboek kunnen een goede leidraad vormen voor de evaluatie van het proces. Enkele vragen kunnen zijn: • Verliep de voorbereiding zoals gepland? • Was de taakverdeling goed? Pasten de taken bij de verschillende mensen? Waren de taken evenredig verdeeld? • Klopte de planning? • Hoe heeft de projectgroep gefunctioneerd? • Hoe was de sfeer? • Verliep de voorbereiding efficiënt? • Verliep het evenement zoals verwacht? • Hoe verliepen de verschillende activiteiten? Welke waren wel/niet succesvol en waarom? • Waren de accommodatie en de materialen geschikt? • Waren de deelnemers tevreden? • Hoe verliep de catering? • Wat moet er volgende keer anders? Wat hebben we geleerd?
114
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 3 Evaluatie van een evenement
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=84182073&page=3&pos=78&title=studenten-in-hun-opleiding-computer-les-ict
Evaluatiegegevens verzamelen.
Stap 2: met wie wil je evalueren? Een belangrijke vraag is wie je betrekt bij de evaluatie. Uiteraard evalueer je met het projectteam, maar van wie wil je de mening nog meer horen? Bijvoorbeeld: • de opdrachtgever • de deelnemers • de vrijwilligers • personeel van de accommodatie • de sponsoren • de buurtbewoners.
Aangezien evalueren best veel tijd kost, moet je wel selectief zijn in met wie je wilt evalueren. Met wie je evalueert is ook weer afhankelijk van wat je wilt evalueren.
Stap 3: hoe wil je evalueren? Er zijn verschillende manier van evalueren. Je kunt onderscheid maken tussen: • schriftelijk evalueren (vragenlijst, mail, websurvey) • mondeling evalueren (face to face, telefonisch, groep/individueel).
115
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Alle manieren van evalueren hebben voor- en nadelen. Zo kun je een (korte) vragenlijst uitdelen aan het einde van het evenement en er min of meer op toezien dat deelnemers deze ook invullen en inleveren. De ervaring zit nog fris in het geheugen en de respons is waarschijnlijk hoog. Het kan ook achteraf via de mail of via een link naar een website waar je de vragen in verwerkt hebt. Er zijn redelijk wat gratis websites waarop je dit kunt doen (SurveyMonkey, SurveyLegend, Survio, Zoho Survey). Een mondelinge evaluatie vraagt meer tijd per persoon en daardoor kun je waarschijnlijk minder mensen bij je evaluatie betrekken. Het voordeel is wel dat je vragen kunt verduidelijken en dat je door kunt vragen. De keuze van hoe je gaat evalueren wordt ook nu weer bepaald door je doel en met wie je (allemaal) wilt evalueren. Verdiepingsstof: websites De meestgebruikte methoden van evalueren zijn: A. observeren B. interview C. enquête.
A. Observeren Bij observeren gaat het om doelgericht waarnemen om bepaalde informatie naar voren te krijgen. Bij de evaluatie van een evenement wordt hier niet veel gebruik van gemaakt. Goed meetbare dingen zijn nog wel door observatie vast te leggen. Zo kun je bij een open instuif observeren hoe vaak een bepaald onderdeel bezocht wordt. Kwalitatieve onderwerpen als ‘tevredenheid’ en ‘plezier’ zijn veel lastiger te observeren. Het is wel mogelijk om door observatie een beeld te krijgen van de tevredenheid van de deelnemers. Eenvoudig is dit niet. Je moet je heel goed afvragen op welke manier je ‘tevredenheid’, ‘gezelligheid’ of ‘plezier’ kunt observeren. Vervolgens moet je bepalen op welke manier je het gaat vastleggen (registreren).
C
B. Interview Een interview is een vraaggesprek. Je wilt graag gericht informatie hebben over een bepaald onderwerp, zoals het succes van een evenement. Het houden van een interview is tijdrovend en je kunt dan ook maar een beperkt aantal mensen interviewen. Je gebruikt deze methode vooral wanneer je diepgaand op een bepaald onderwerp in wilt gaan. Je kunt een interview op verschillende manieren vormgeven, variërend van
116
Thema 3 Evaluatie van een evenement
gestructureerd (gesloten) tot ongestructureerd (open). Bij een gestructureerd interview weet je tevoren precies welke vragen je gaat stellen en in welke volgorde.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bij het opstellen van een interview doorloop je de volgende stappen: 1. Stel je doel en doelgroep vast. 2. Stel de onderwerpen (topics) vast die je aan de orde wilt stellen. 3. Bepaal de vorm van je interview (open, gestructureerd). 4. Formuleer de vragen en eventueel de volgorde. 5. Stel vast hoe je de informatie vastlegt. 6. Houd een proefinterview.
Aan het begin maak je het onderwerp, het doel, de duur en wat er met de resultaten gebeurt duidelijk. Daarna geef je iemand de gelegenheid om nog een vraag hierover te stellen. Het is belangrijk om goed na te denken over je beginvraag. Bij een gestructureerd interview bepaal je al vooraf de volgorde van de onderwerpen. Zo kun je starten met vragen omtrent de opening van het evenement en eindigen met het slot. Dit gaat dan vooral over de inhoud van de activiteiten. Daarnaast kun je onderwerpen als accommodatie, bereikbaarheid, catering en veiligheid aan de orde stellen. Het is verstandig om je interview een paar keer te oefenen met anderen. Je wordt dan handig in het stellen van de juiste vragen en hebt een idee van mogelijke onduidelijkheden.
C. Enquête Een enquête is een goed hulpmiddel als je informatie wil verzamelen over: • houding van mensen • mening van mensen • gevoelens van mensen.
Een enquête kun je op verschillende manieren houden. Zoals eerder besproken kan het schriftelijk en mondeling. Zoals bij het interview kun je ook hier veel of weinig structuur aanbrengen in je enquête. Je kunt het met een vaste vragenlijst doen of alleen de onderwerpen bepalen en deze in willekeurige volgorde aan de orde stellen. Zo wordt er gesproken over een gestructureerde of gesloten enquête of over een ongestructureerde, open vorm. Er is ook een tussenweg mogelijk. Dit wordt halfgestructureerd genoemd. Bij het opstellen van een enquête doorloop je de volgende stappen: 1. Stel je doel en doelgroep vast.
117
2. 3. 4.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
5. 6.
Stel de onderwerpen vast die je aan de orde wilt stellen. Bepaal de vorm of manier van je enquête (schriftelijk, gestructureerd). Bepaal wat voor soort vragen je wilt stellen (open, meerkeuze, beoordelingsschaal). Formuleer de vragen, stel de enquête op. Houd een proefenquête.
Aan het begin van enquête leg je kort het onderwerp en het doel van de enquête uit. Ook vermeld je wat er met de resultaten gebeurt. Dit gaat slechts om een paar regels. Meestal gebruik je meerdere soorten vragen en maak je een combinatie van open en meerkeuzevragen, en vragen met een beoordelingsschaal. Er bestaan verschillende beoordelingsschalen. Zo kun je een vijfpuntschaal gebruiken. Een voorbeeld hiervan is: Hoe geslaagd vond u de opening van het evenement? Helemaal niet --- niet --- gedeeltelijk wel/niet --- wel --- heel erg Ook kom je regelmatig een tienpuntschaal tegen: Wat is de kans dat u het evenement aanbeveelt bij vrienden? 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7- 8 - 9 -10
Het formuleren van goede vragen is lastig. Daarom is het belangrijk om je enquête eerst een (paar) keer af te nemen bij anderen. Dat geldt zeker voor een schriftelijke enquête. Belangrijke eisen die aan vragen gesteld worden zijn: concreet, duidelijk/begrijpelijk en eenduidig.
C
Verdiepingsstof: Enquête maken
118
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 3 Evaluatie van een evenement
Voorbeeld-enquête.
Stap 4: hoe leg ik de resultaten vast? Het vastleggen van de resultaten komt op twee manieren aan de orde. Bij de keuze voor de evaluatiemethode is al aan de orde gekomen dat je na moet denken over hoe je de gegevens vastlegt en verwerkt. Bij een interview kun je aantekeningen maken of het gesprek opnemen. Bij een observatie kun je soms turven of aantekeningen maken die je later uitwerkt. Vanuit de resultaten kom je tot conclusies. Zo kun je bijvoorbeeld concluderen wat de meest en minst populaire onderdelen van het evenement waren of wat de sterkste en minst sterke punten van de voorbereiding of samenwerking waren. Vanuit deze conclusies kom je tot aanbevelingen, verbeterpunten en mogelijk ook tot oplossingen. Dit bespreek je eerst in het team en eventueel later met de opdrachtgever of andere betrokkenen.
119
resultaten -> conclusies -> aanbevelingen en oplossingen
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Evaluatieverslag en presentatie Het kan zijn dat je een evaluatieverslag moet schrijven. Bepaal vooraf de inhoud van dit verslag. De inhoud wordt mede bepaald door wat je met wie hebt geëvalueerd. Het is wel belangrijk om een duidelijke structuur aan te brengen. Een evaluatieverslag kan de volgende structuur hebben: 1. korte beschrijving van de inhoud en doelstelling van het evenement 2. samenstelling van de projectgroep 3. evaluatiegegevens – voorbereidingsfase – uitvoeringsfase – de activiteiten. 4. resultaten 5. conclusies en aanbevelingen.
Het kan ook zijn dat je een presentatie moet geven over de resultaten van het evenement. Zo’n presentatie bestaat uit dezelfde onderdelen als het evaluatieverslag.
C
Tevredenheidsonderzoek en spin-off Met een tevredenheidsonderzoek leg je de mate van tevredenheid van een bepaalde groep (SB-deelnemers, vrijwilligers, sponsoren, bezoekers) over in dit geval een evenement of toernooi vast. Met behulp van deze informatie kun je conclusies trekken over hoe tevreden men was en verbeteringen doorvoeren. De spin-off van een evenement heeft te maken met vooral de maatschappelijke effecten die het kan hebben. Zo kan de spin-off van de kustmarathon in Zeeland zijn dat er meer mensen zijn gaan wandelen of hardlopen. Bij heel grote evenementen, zoals een wereldkampioenschap of de start van de Tour de France, wil de organisatie graag weten of het allemaal geld heeft gekost of ook nog wat opgeleverd heeft. In dat geval spreek je over de economische impact.
120
Thema 3 Evaluatie van een evenement
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Wat is economische impact? Er zijn allerlei effecten van een sportevenement mogelijk, zowel positieve als negatieve: denk aan meer promotionele waarde en economische groei. Die economische impact is vaak van groot belang voor een gemeenten en provincies die hier geld in steken. Wat zijn die economische effecten dan? Bij een groot, al dan niet internationaal, sportevenement wordt vaak geld uitgegeven dat zonder dat evenement aan iets anders zou worden besteed. Denk aan: • gekochte toegangskaartjes door bezoekers; • overnachtingen door deelnemers en bezoekers; • eten en drinken rondom het evenement. Economische impact wordt ook wel gedefinieerd als ‘de extra bestedingen die door dit evenement veroorzaakt worden in een onderzoeksgebied’
Bron: www.allesoversport.nl/thema/beleid/de-economische-impact-van-sportevenementen/.
Opdracht 2 Evaluatie van een evenement (groepsopdracht)
Bron - Evaluatie van een evenement
Deze opdracht kun je in een groepje doen. a. Waarom is het evalueren van een evenement belangrijk? b. Geef een aantal mogelijke evaluatieonderwerpen. Orden de onderwerpen tot een logische evaluatielijst. Filmpje - Sportdag 1 Filmpje - Sportdag 2
c. Evalueer een van de sportdagen in de filmpjes aan de hand van de evaluatielijst die je opgesteld hebt.
121
Opdracht 3 Evaluatiemethoden Noteer overzichtelijk de mogelijkheden om een evenement te evalueren.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Er zijn verschillende manier van evalueren. Je kunt onderscheid maken tussen: • schriftelijk evalueren (vragenlijst, mail, websurvey) • mondeling evalueren (face to face, telefonisch, groep/individueel). De meestgebruikte methoden van evalueren zijn: 1. observeren 2. interview 3. enquête.
Opdracht 4 Opstellen enquête
Noteer de stappen die je doorloopt bij het opstellen van een enquête.
3.3 Nazorg
De nazorg is een belangrijk deel van de organisatie van een evenement. Hierbij geef je iedereen die meegewerkt heeft het gevoel gewaardeerd te worden. Dat geldt voor medewerkers, vrijwilligers, deelnemers, sponsoren en bezoekers. Bij de nazorg gaat het om: • bedanken • verzorgen van (na)publiciteit • afhandelen administratie (financiën).
C
Bedanken Mensen bedanken is om verschillende redenen heel belangrijk. In de eerste plaats is het niet meer dan normaal om mensen die een bijdrage geleverd hebben aan een evenement te bedanken. In de tweede plaats is het belangrijk met het oog op een eventueel vervolg. Mogelijk wil je in de toekomst nog een keer een beroep doen op bepaalde vrijwilligers of sponsors. Een bedankje bindt mensen en vergroot de kans dat ze de volgende keer weer mee willen doen.
122
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 3 Evaluatie van een evenement
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=334580639&page=5&pos=131&title=Deventer-fleurt-op
Een bloemetje voor de vrijwilligers.
Verzorgen van de (na)publiciteit Voor veel opdrachtgevers en organisatoren is het belangrijk dat het evenement publiciteit krijgt. Je hebt publiciteit niet altijd in de hand, maar je kunt wel actie ondernemen om de kans op publiciteit te vergroten. Zo kun je een lokale krant op de hoogte brengen van het evenement en hen uitnodigen. Een andere mogelijkheid is het verzenden van een persbericht. Een persbericht is een min of meer kant-en-klaar artikel over het evenement. Foto’s geven de sfeer meestal beter weer dan een stuk tekst. Probeer daarom ook foto’s geplaatst te krijgen. Deze kun je met je persbericht meesturen.
Een sportraad die een streetsoccertoernooi heeft georganiseerd wil graag dat er in de lokale pers een stukje komt over dit geslaagde evenement. De lokale politici lezen dit en ook de bestuurders van sportverenigingen. Zo hoopt de lokale sportraad voordeel te kunnen halen uit deze publiciteit.
123
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Afhandelen administratie (financiën) In sommige gevallen moet er nog wat geregistreerd worden, zoals het aantal deelnemers of bijvoorbeeld de afhandeling van een klacht of ongeval. De financiële afhandeling speelt hierbij ook een rol. Hoewel het bij een klein evenement niet om heel grote bedragen gaat, is het toch van belang dat de afrekening na afloop tot op de cent klopt. Vooraf heb je een begroting gemaakt. Het is belangrijk om zo veel mogelijk uitgaven op rekening te doen. Deze rekeningen kun je dan het beste direct versturen naar de opdrachtgever of de instantie die het evenement organiseert. Verder is het belangrijk om overal bonnetjes van te bewaren. Maak een verslag met een overzicht van inkomsten en uitgaven. Vergelijk de vooraf opgestelde begroting met dit overzicht. Trek conclusies en geef aanbevelingen voor de toekomst.
Opdracht 5 Nazorg (theorieopdracht) Bron - Nazorg
a. Waarom is de nazorg van een evenement heel belangrijk? b. Wat zijn de belangrijkste taken in de nazorgfase? Filmpje - Zeskamp in Asten
c. Bepaal voor een van de activiteiten uit het filmpje op welke manier je het bedanken vorm zou kunnen geven. d. Bepaal op welke manier je de (na)publiciteit van dit evenement zou vormgeven.
Opdracht 6 Leerdoelen (reflectieopdracht)
C
a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Als je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt doen. b. Vul de beoordeling in.
1.
124
Je kunt het belang van het evalueren van een toernooi of evenement beschrijven.
Thema 3 Evaluatie van een evenement
Je kunt de stappen die je moet doorlopen om goed te evalueren toepassen.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
2. 3.
Je kunt de verschillende evaluatiemethoden omschrijven en toepassen.
4.
Je kunt de nazorg van een evenement correct uitvoeren.
3.4 Verdiepingsstof - Enquêtes maken Websites enquête
www.survio.com/nl
Gratis online een enquête maken || Onderzoekdoen.nl www.surveymonkey.nl
Enquête maken – tips + de 6 beste tools Wil je een enquête maken, bijvoorbeeld voor je scriptie of vanwege marktonderzoek? Dan zijn er flink wat dingen waar je rekening mee moet houden, zodat je enquête er niet alleen goed uitziet, maar je ook antwoorden krijgt waar je iets mee kunt. Ben je benieuwd waar je op moet letten en welke tools er zijn om online een enquête te maken? In dit artikel vind je handige tips + de 6 beste tools.
Hoe zelf een enquête maken? Zelf een enquête maken voor je scriptie of met een ander doeleinde klinkt misschien redelijk makkelijk. Je verzint een aantal vragen en laat die vervolgens invullen door mensen, zodat je antwoorden krijgt. Maar hoe maak je een enquête waaruit je informatie krijgt die ook daadwerkelijk nuttig is? En hoe zorg je dat je enquête er goed uitziet en dat respondenten bereid zijn om hem in te vullen? Met andere woorden: Hoe maak je een goede enquête?
Hoe maak je een goede enquête? Wie een enquête wil gaan maken, kan natuurlijk gewoon in het wilde weg starten met het opsommen van vragen. Maar wie een goede enquête wil maken, doet er goed aan om dit eerst voor te bereiden. Wat voor doel heeft jouw
125
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
enquête, wie is je doelgroep, hoeveel tijd mag het invullen van de enquête in beslag nemen en hoe stel je interessante en relevante vragen? Meer tips nodig? Hierna vind je er 4. 1. Stel niet te veel vragen Gemiddeld genomen wil een respondent ongeveer 10 minuten vrijmaken voor het invullen van een enquête. Hierdoor is het niet verstandig om meer vragen te stellen dan binnen 10 minuten beantwoord kunnen worden. Ga ervan uit dat een respondent ongeveer 30 seconden per vraag nodig heeft. Dat betekent dus dat je zo rond de 20 vragen kunt stellen. 2. Bepaal de categorieën Wanneer je vragen gaat stellen, is het belangrijk dat je de vragen die over hetzelfde onderwerp gaan bij elkaar zet. Zorg er daarom voor dat je duidelijkheid hebt over welke onderwerpen je vragen gaat stellen, voordat je de vragen daadwerkelijk gaat formuleren. 3. Kies voor goede vragen Een goede vraag stellen lijkt makkelijker dan het is. Denk daarom goed na over wat je met het stellen van de vraag wilt bereiken, of de vraag concreet en goed te begrijpen is en of er slechts een of meerdere antwoorden op de vraag mogelijk zijn. Dit doe je door je vragen en antwoorden zo kort mogelijk te houden, door gebruik te maken van veel multiplechoicevragen en door nooit meer dan één vraag tegelijk te stellen. Gebruik naast meerkeuzenvragen ook antwoordschalen. Naast het stellen van goede vragen is het ook belangrijk om te kijken naar vervolgvragen. In het meest gunstige geval worden deze afgestemd op de antwoorden van de respondent. Zo voorkom je dat respondenten geïrriteerd raken omdat ze vragen moeten beantwoorden die voor hen niet relevant zijn, en zorg je ervoor dat je zelf achteraf niet een hoop werk hebt om uit te zoeken welke antwoorden daardoor wel en niet waardevol zijn. 4. 4. Zorg ervoor dat de enquête er goed uitziet Natuurlijk is het belangrijk dat je enquête er professioneel uitziet. Zo zorg je ervoor dat het voor je respondenten een stuk aantrekkelijker is om hem in te vullen. Een Word-document opsturen waarin je de vragen hebt gemaakt, is daarom echt geen goed idee. Hierdoor zorg je ervoor dat het de respondenten meer tijd kost dan ze zouden willen en ben je achteraf lang bezig met het uitzoeken van de antwoorden. Daarnaast is de enquête hierdoor niet anoniem, wat tegen je kan werken. Om jouw enquête er goed uit te laten zien, kun je het beste kiezen voor het gebruik van een goede enquête-tool. Verderop hebben we zes tools voor je verzameld en bespreken we hoe die werken en wat de voordelen zijn.
126
Thema 3 Evaluatie van een evenement
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Online enquête maken (gratis) Er zijn een hoop websites te vinden waarop je online een enquête kunt maken. Zo kun je bijvoorbeeld een enquête maken via Google en zijn er diverse opties te vinden als je zoekt op ‘enquête maken gratis’ of ‘enquête maken scriptie’. Omdat het aanbod uitgebreid is, hebben we hierna de beste zes websites waarop je een enquête kunt maken voor je op een rijtje gezet.
1. SurveyMonkey SurveyMonkey is een van de meest bekende websites voor het maken van online-enquêtes. Het maken van een enquête is supersimpel doordat je gebruik kunt maken van diverse sjablonen en verschillende vraagtypen. Voor het gebruik van SurveyMonkey zijn verschillende opties, waaronder een gratis basisplan. Het grootste nadeel van SurveyMonkey is het limiet qua aantal respondenten dat een vragenlijst mag invullen (maximaal 100) en het maximum aantal vragen dat je per enquête mag stellen (maximaal 10). Hierna sommen we de voordelen voor je op: • gratis enquêtes maken • keuze uit diverse sjablonen • vragenlijsten maken is simpel en gaat snel • In de betaalde versie veel opties, zoals een dashboard voor de onderzoeksresultaten en de mogelijkheid om resultaten te exporteren als SPSS-bestand. 2. Survio Survio is een veelgebruikte tool voor het maken van online-enquêtes. De tool is makkelijk in gebruik en heeft een gratis versie waarbij de mogelijkheden uitgebreid zijn. Zo kun je bijvoorbeeld kiezen uit meer dan 100 sjablonen en kun je gebruikmaken van handige standaardteksten. De nadelen van de gratis versie zitten vooral in het niet kunnen uitnodigen via e-mail en het limiet qua aantal respondenten (100) die kunnen deelnemen aan het onderzoek. Naast een gratis versie zijn er ook betaalde opties. In dat geval zijn de mogelijkheden uitgebreider. De voordelen van Survio op een rijtje: • gratis enquêtes maken • meer dan 100 sjablonen • geen limiet qua aantal vragen • onbeperkt aantal enquêtes maken. 3. Google Forms Google Forms is een gratis tool gemaakt door Google, waarmee je simpel en snel enquêtes kunt maken. Deze tool is vooral geschikt voor mensen die op
127
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
zoek zijn naar een simpele tool voor het uitzetten van een onderzoek. De mogelijkheden zijn namelijk minder uitgebreid dan bij sommige andere tools. Voor de opmaak kun je gebruikmaken van eigen foto’s of logo’s en zelf kleuren kiezen. Ook kun je gaan voor een van de standaardtemplates. De voordelen van Google Forms op een rijtje: • gratis enquêtes maken • keuze uit verschillende templates en kleuren • real-time overzicht van resultaten en diagrammen met reacties • mogelijkheid om anderen toe te voegen, zodat je kunt samenwerken.
4. ThesisTools pro ThesisTools Pro is een gratis tool voor het maken van een online-enquête voor niet-commercieel gebruik. Je hebt de keuze uit veel verschillende vraagtypen, waaronder gesloten en open vragen, en hebt toegang tot een onbeperkt aantal vragen en respondenten per vragenlijst. Daarnaast profiteer je van helpdeskondersteuning. Jammer is dat de enquêtes minder uitgebreid te personaliseren zijn en dat de tool minder geschikt is voor uitgebreide enquêtes. De voordelen van ThesisTools Pro op een rijtje: • gratis tool • onbeperkt aantal vragen en respondenten • overzichtelijke resultaten • snel een enquête maken.
C
5. EnquêtesMaken EnquêtesMaken is een website waarop je gratis online-enquêtes kunt maken. De tool biedt veel verschillende soorten vragen en je kunt je enquête delen via onder andere e-mail, je website en social media. De beperkingen van het gratis plan zijn dat de enquête maximaal een maand loopt, er maximaal 350 antwoorden gegeven mogen worden en dat enquêtes nauwelijks te personaliseren zijn. Naast het gratis plan zijn er ook betaalde opties, deze bieden meer mogelijkheden. De voordelen van EnquêtesMaken op een rijtje: • Gratis online enquête maken • onbeperkt aantal vragen per enquête • veel verschillende vraagtypen • resultaten zijn gemakkelijk te exporteren. 6. Zoho Zoho biedt de mogelijkheid om via Zoho Survey een onbeperkt aantal gratis enquêtes te maken. Per gratis enquête kun je 10 vragen stellen en zijn 100 reacties toegestaan. Voor de opmaak kies je uit meer dan 200 sjablonen, en
128
Thema 3 Evaluatie van een evenement
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
de enquêtes zijn deelbaar via e-mail, je website of social media. Wil je meer opties? Dan kun je voor een van de betaalde pakketten kiezen. De voordelen van Zoho op een rijtje: • gratis enquête-tool • werkt simpel en snel door drag & drop • 25 verschillende vraagtypen • meer dan 200 sjablonen. Bron: Enquête maken – tips + de 6 beste tools (Enqueteplein.nl).
3.5 Begrippen
C
<<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>>
129
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C
THEMA 4 PR EN VRIJWILLIGERS Inhoud thema • public relations • vrijwilligers • verdiepingsstof • begrippen.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Het succes van een evenement hangt van veel factoren af. Twee belangrijke factoren zijn in elk geval de pr en vrijwilligers. Dat zijn de twee onderwerpen van dit thema. De public relations (pr) wordt vooral besproken vanuit de relatie met het organiseren van een evenement. Na aandacht voor wat er onder public relations wordt verstaan, komt het opstellen van een pr-plan aan de orde. Tot slot gaat het thema in op enkele veelgebruikte pr-middelen bij evenementen.
Vrijwilligers vormen de kurk waarop de sport drijft. Dat geldt ook voor de organisatie van evenementen. Bij het organiseren van een evenement krijg je bijna altijd te maken met vrijwilligers. Een goede werving en plaatsing én een goede begeleiding en ondersteuning van vrijwilligers is heel belangrijk voor het slagen van een evenement. In dit thema leer je hoe je de werving, plaatsing en begeleiding van vrijwilligers vorm kunt geven. Relatie met werkproces Het thema ‘Pr en vrijwilligers’ heeft een relatie met het werkproces B1-K2-W1: Bereidt het toernooi of evenement voor.
Leerdoelen • • • •
Je kunt omschrijven wat er verstaan wordt onder public relations. Je kunt een pr-plan opstellen. Je kunt een pr-matrix invullen. Je kunt een stappenplan voor het werven en plaatsen van vrijwilligers maken. • Je kunt beschrijven hoe je vrijwilligers kunt begeleiden en ondersteunen.
4.1 Casus
Opdracht 1 Casus Maximale aandacht
De nieuwbouwwijk Kromhoek bestaat over een aantal maanden vijf jaar. Het is een vrij grote wijk die nog steeds niet helemaal af is. De groenvoorzieningen zijn redelijk op orde. Zo is er een grasveld waar je onder andere een balletje
131
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
kunt trappen en er is een multifunctioneel hardcourtveld aangelegd. De wijk hangt helaas nog als los zand aan elkaar. De mensen in de wijk lijken min of meer langs elkaar heen te leven. Sommigen van hen zijn vanuit de binnenstad naar deze wijk gekomen; een groot aantal komt uit de verre omgeving. Sinds een paar jaar is er een wijkvereniging. Deze vereniging wil een sportief evenement voor eigenlijk alle mensen in de wijk organiseren. Het belangrijkste doel is kennismaken met elkaar; elkaar leren kennen. Aan twee studenten van Sport & Bewegen wordt gevraagd voor dit evenement de pr te verzorgen. Filmpje - Casus - Thema 4
Suggesties voor het gebruik van de casus Een casus kan op verschillende manieren vormgegeven worden en je kunt er op verschillende manieren gebruik van maken. In dit voorbeeld zijn de vormgeving en aanpak min of meer afgeleid van wat gangbaar is binnen het probleemgestuurd onderwijs. Je kunt gebruikmaken van een binnen dit concept passende aanpak, zoals de achtbaan of de zevensprong. Globale aanpak van de casus 1. Bespreek en bepaal de kern (centrale probleemstelling) van de casus. 2. Verhelder onduidelijke begrippen (door opzoeken, discussiëren). 3. Wat wil jij leren van deze casus? Bepaal een aantal voor jou belangrijke leerdoelen. 4. Werk de leerdoelen uit. 5. Rapporteer de gevonden resultaten.
Voorbeelden van sturende vragen bij deze casus Zo gewenst, kun je kiezen voor een meer gestructureerde aanpak en kun je gericht kennisdoelen (reproductief, toepassen) of vaardigheidsdoelen aan de casus koppelen.
C
Kennis a. Wat is de aanleiding van dit evenement? b. Wat is het belangrijkste doel van dit evenement? c. Hoe pak je de pr aan? Uit welke stappen bestaat het opstellen van een pr-plan?
132
Thema 4 Pr en vrijwilligers
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
d. Wat zijn, denk je, de grootste problemen waar je in deze situatie mee te maken krijgt? e. Wat is volgens jou het belangrijkste pr-doel? f. Met welke randvoorwaarden heb je te maken voor het opstellen van het pr-plan? g. Op welke verschillende groepen moet jij de pr richten? Met welke (publieks)groepen krijg je te maken? h. Welke pr-middelen ken je allemaal? Welke pr-middelen zijn goed bruikbaar voor dit evenement? i. Met welke pr-middelen kun je de diverse groepen het beste bereiken? Hoe ziet je pr-matrix eruit? Pubeilksgroep/pr-md idel Kinderen
Jeugdigen Volwassenen Volwassenen Ouderen met jonge met kinderen oudere kinderen
Advertentie huis-aan-huisblad
-
X
X
X
Flyer van X de wijkvereniging
X
X
X
X
Facebook-pagina X
X
X
X
-
Poster
X
X
-
-
-
Brief
-
-
X
X
X
Persbericht -
-
X
X
X
(krant, kabelkrant)
Vaardigheden j. Werk een deel van de pr-matrix uit. Kies een publieksgroep en een bij de groep passend pr-middel en ontwikkel dat pr-middel.
133
4.2 Public relations
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Wat is public relations? Public relations (pr) staat voor de relatie die je als organisatie hebt met de wereld om je heen. Public relations kun je omschrijven als: Het systematisch communiceren met voor de organisatie belangrijke groepen, met als doel het wederzijds begrip tussen deze groepen en de organisatie te bevorderen.
Bij public relations gaat het om het onderhouden van relaties en het bevorderen van de naamsbekendheid. Alle activiteiten die hierop gericht zijn hebben te maken met pr. Zo kan een fitnesscentrum bewust ervoor kiezen om hoofdsponsor te worden van een actie voor het goede doel. Hoofddoel van deze actie is het bevorderen van de naamsbekendheid en het opbouwen van een goede naam. In dit verband spreek je over het imago van een bedrijf of organisatie.
Het ontwikkelen van een positief imago vereist een systematische aanpak. Een positief beeld van een sportorganisatie ontstaat meestal niet door een eenmalige actie, maar is het resultaat van regelmatige positieve profilering. Wel kunnen bepaalde personen binnen een organisatie van groot belang zijn voor een goed imago. Zo is het imago van koningin Máxima belangrijk voor het Koningshuis. Bij Red Bull Racing speelt het imago van Max Verstappen een grote rol. Naast gezichtsbepalende personen zijn goede contacten met de pers heel belangrijk voor professionele organisaties.
Imago WK voetbal daalt
C
Het imago van het WK voetbal is de afgelopen 4 jaar verslechterd. Dit blijkt uit een tweejaarlijks merkenonderzoek door Hendrik Beerda Brand Consultancy onder 2000 Nederlanders. Volgens het onderzoek worden de Olympische Spelen en de Elfstedentocht veel meer gewaardeerd dan de mondiale titelstrijd. Ook het enthousiasme voor het Nederlands elftal neemt af.
134
Thema 4 Pr en vrijwilligers
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
"Bij eerdere metingen bleek het WK ook al minder populair dan de Olympische Spelen en de Elfstedentocht, maar het gat wordt steeds groter. De doorlopende kritiek op de organisatie van het WK in Brazilië, Rusland en Qatar zorgt ervoor dat het Nederlandse publiek steeds minder warmloopt voor het evenement”, aldus merkadviseur Beerda.
Hoewel een goede pr een bijdrage kan leveren aan een betere omzet voor een bedrijf, is dit niet het hoofddoel. Wanneer het gaat om het verbeteren van de omzet, hebben we het over marketing. Afhankelijk van de grootte van de organisatie en van het belang dat men hecht aan pr, is er een aparte pr-functionaris of iemand die dit als een van zijn taken heeft. Als sportleider heb je bij het organiseren van projecten en sportieve evenementen ook te maken met pr. Je moet in staat zijn om voor een sportief evenement een pr-plan op te stellen.
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=429707760&page=5&pos=134&title=Oranje-Rood---SCHC
Bedrijven kunnen hun naamsbekendheid vergroten door sportverenigingen te sponsoren.
135
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Het pr-plan De pr van een organisatie bestaat uit het systematisch communiceren met belangrijke groepen mensen. Het woord systematisch zegt het al: je doet het niet willekeurig maar planmatig. Je begint dan ook met het maken van een pr-plan. Bij het opstellen van een pr-plan doorloop je de volgende stappen: 1. pr-doel bepalen 2. randvoorwaarden bepalen 3. publieksgroepen bepalen 4. pr-middelen bepalen 5. pr-matrix invullen.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
De vijf stappen van het opstellen van een pr-plan.
Pr-doel bepalen Voor je de pr-activiteiten start, moet je eerst weten wat je eigenlijk met je pr-activiteiten wilt bereiken. Een paar voorbeelden van pr-doelen zijn: • 80% van de gasten moet op de hoogte zijn van het activiteitenaanbod van het animatieteam van camping De hoge weide. • Van de gasten tussen 12 en 18 jaar neemt minimaal 60% deel aan het beachvolleybaltoernooi. • 50% van de mensen associeert camping De hoge weide met sportiviteit.
Een concrete, goed geformuleerde doelstelling biedt houvast bij het invullen van de andere onderdelen van het pr-plan.
C
Randvoorwaarden bepalen Pr-activiteiten kosten geld. Je budget bepaalt wat je op dit gebied wel en niet kunt. Bovendien heb je te maken met mensen die de pr-activiteiten uit moeten voeren. De belangrijkste randvoorwaarden zijn: • Het budget dat je tot je beschikking hebt voor de pr-activiteiten. • De mensen, en de tijd die ze tot hun beschikking hebben om aan pr-activiteiten te besteden.
136
Thema 4 Pr en vrijwilligers
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Publieksgroepen bepalen Als SB-organisatie heb je te maken met verschillende groepen mensen die belangrijk zijn voor de organisatie. We noemen dit publieksgroepen. Bij een recreatiebedrijf kun je denken aan de gasten, maar ook aan buurtbewoners, middenstanders in de omgeving, (potentiële) vrijwilligers, sponsors en subsidieverstrekkers.
Het onderscheiden van de verschillende publieksgroepen is een belangrijke activiteit. Je kunt natuurlijk zeggen dat alle gasten van het park één publieksgroep vormen. In veel gevallen zal het beter zijn om deze grote groep in een aantal kleinere groepen onder te verdelen. Dit onderverdelen noemen we doelgroepsegmentatie. Je kunt de gasten bijvoorbeeld in leeftijdscategorieën verdelen. Een groep jeugdigen van 12 tot 18 jaar heeft waarschijnlijk andere interesses dan kinderen van 8 tot 12 jaar. Verdiepingsstof - Doelgroepsegmentatie
Pr-middelen bepalen Pr-middelen zijn alle communicatie- of publiciteitsmogelijkheden. Op verschillende manieren kun je proberen de publieksgroepen te bereiken en met hen te communiceren. Zo kun je een advertentie plaatsen, een affiche ophangen, flyers verspreiden of een bericht op de kabelkrant plaatsen.
De keuze van het pr-middel is heel belangrijk. Je moet het gebruiken van pr-middelen zien als het schieten met scherp. Hiermee bedoelen we dat je goed moet nadenken op welke manier je een bepaalde publieksgroep het beste kunt bereiken. Bereik je jongeren via social media, via een advertentie in een huis-aan-huisblad of bereik je jongeren beter door een poster op te hangen op school of bij het buurthuis? Daarnaast geldt dat de eerste klap een daalder waard is. Een goede start van je publiciteitscampagne is heel belangrijk. De eerste indruk die je wekt is in veel gevallen doorslaggevend. Daarna is het de kunst om de belangstelling voor je sportieve evenement of project ‘warm te houden’. In die zin moet je niet al je kruit in een keer verschieten, en de publiciteit proberen te doseren. Bij een groot evenement kan dit betekenen dat je verschillende persberichtennaar een krant stuurt waarin je steeds nieuwe elementen belicht. Verdiepingsstof - Socialmediamarketing
137
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Pr-matrix invullen Als je het pr-doel, de randvoorwaarden, de publieksgroepen en de pr-middelen hebt bepaald, ga je de pr-matrix invullen. De pr-matrix laat zien met welk pr-middel je een bepaalde publieksgroep wilt bereiken. In een pr-matrix kun je ook aangeven wie verantwoordelijk is voor welk pr-middel en op welk tijdstip het moet gebeuren. De timing is belangrijk voor de effectiviteit van de pr. Een poster waarop je een maand van tevoren het beachvolleybaltoernooi van de camping aankondigt, heeft waarschijnlijk niet zo veel effect. Deze poster twee dagen van tevoren ophangen, lijkt ook niet effectief. Op een camping kun je het beste met weekprogramma’s werken en kondig je de activiteiten ongeveer een week van tevoren aan. Voor een juiste timing maken veel reclamebureaus gebruik van de AIDA-formule: A = Aandacht I = Interesse D = Deelname A = Actie.
Iedere letter geeft een stap aan, maar soms neem je meer stappen tegelijkertijd.
C
Allereerst moet je het evenement onder de aandacht brengen. Je hangt een poster op, je schrijft een stukje in een clubblad, je plaatst een advertentie in de krant of maakt gebruik van social media.
138
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 4 Pr en vrijwilligers
Eventueel rechten opvragen. Bronvermelding toevoegen: https://www.wsvvolleybal.nl/nieuws/spek-onze-clubkas-met-kaartverkoop-fivb-wk-volleybal-vrouwen/
Een poster van het WK volleybal dames in Nederland 2022.
De volgende stap is de interesse bij mensen opwekken. Soms neem je deze stap tegelijkertijd met de eerste, maar het kan ook apart, bijvoorbeeld door na de bekendmaking een folder met meer informatie te verspreiden.
Alleen interesse is niet voldoende. Je probeert mensen zo geïnteresseerd te krijgen dat ze echt gaan deelnemen of zich als vrijwilliger opgeven. Een meer persoonlijke benadering heeft op dit punt meestal effect.
Tot slot moeten de deelnemers of vrijwilligers ook echt tot actie overgaan. Mensen moeten zich niet alleen inschrijven, maar ook echt naar het evenement toegaan. Aanvullende informatie als een programmaboekje voor de deelnemer of een draaiboek voor de vrijwilliger kan hierbij een rol spelen
Pr-plan voor een basketbaltoernooi van Jolly Jumpers in de wijk Klarenhof
Pr-doel bepalen Uit onderzoek blijkt dat in de wijk Klarenhof de sportdeelname van met name jongeren met een migratieachtergrond achterblijft ten opzichte van andere
139
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
stadswijken. In samenwerking met de wijkraad organiseert basketbalvereniging Jolly Jumpers een toernooi voor alle jongeren in de wijk, met speciale aandacht voor de jongeren met een migratieachtergrond. De pr-doelen voor dit toernooi zijn: • 75% van de jongeren tussen 12 en 18 jaar zijn op de hoogte van het toernooi. • Minimaal 30 jongeren die geen lid zijn van Jolly Jumpers schrijven in voor het toernooi. Van de deelnemende jongeren heeft minimaal 25% een migratieachtergrond. • 75% van de deelnemers ziet Jolly Jumpers als een sportieve vereniging die openstaat voor alle bevolkingsgroepen. Randvoorwaarden bepalen De vereniging en de wijk hebben € 1.000 beschikbaar gesteld voor de pr. Bovendien zijn twee vrijwilligers bereid de pr-werkzaamheden op zich te nemen.
Publieksgroepen bepalen Het toernooi is gericht op jongeren van ongeveer 12 tot 18 jaar. Daarom kiest de organisatie de volgende publieksgroepen: • jeugdleden van basketbalvereniging Jolly Jumpers • leerlingen van de twee scholen voor voortgezet onderwijs in de wijk Klarenhof • leerlingen van het roc in de wijk Klarenhof • bezoekers van het jongerencentrum (waar veel jongeren met een migratieachtergrond komen) • docenten bewegingsonderwijs van de betreffende scholen • de middenstand/winkeliers van wijk Klarenhof als mogelijke sponsors.
C
Pr-middelen bepalen De organisatie besluit de volgende pr-middelen in te zetten: • advertentie in de schoolkrant van de betreffende scholen • advertentie op infonet van de betreffende scholen • artikel in clubblad en website Jolly Jumpers • Facebookpagina, Instagram, Twitter • posters • brief gericht aan de docenten bewegingsonderwijs • flyer voor de middenstand/winkeliers van de wijk
140
Thema 4 Pr en vrijwilligers
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• persbericht naar de regionale krant en het huis-aan-huisblad van de wijk.
Pr-matrix invullen
Pr-middel Jeugdleden Leerlingen Leerlingen Bezoekers Docenten Middenstand Jolly voortgezet roc jongerencentrum bewegn igsonderwsji Jumpers onderwijs Klarenhof Advertentie schoolkrant
X
X
Advertentie infonet
X
X
Facebookpagina, X Instagram
X
X
X
Poster
X
X
X
Artikel clubblad
X
X
Brief
X
X
Flyer
Persbericht X
X
X
X
X
X
X
Pr-middelen Een aantal pr-middelen wordt wat uitgebreider beschreven, zodat je in staat bent deze middelen op de juiste manier te gebruiken. Het gaat om de volgende, veelvoorkomende pr-middelen: • poster of affiche • mail • folder • brochure • strooibiljet of flyer • programmaboekje • tekst voor de website
141
• social media.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Poster of affiche Iedereen kent wel de affiches waarmee reclamemakers op allerlei plaatsen de aandacht willen trekken voor hun producten of diensten. Het lijkt gemakkelijk om even een leuke poster te maken, toch is dit een apart beroep waar heel wat reclamebureaus zich mee bezig houden. Dit geeft al aan dat het minder simpel is dan je in eerste instantie zou denken.
Eventueel rechten opvragen. Bronvermelding: www.sport-expertise-centrum.nl
Een poster van een sportevenement.
C
Kortweg moet een affiche drie effecten hebben: • de aandacht trekken • interesse wekken • informatie verstrekken.
142
Thema 4 Pr en vrijwilligers
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
De opmaak en inhoud van een affiche hangt af van de plaats waar het komt te hangen. Een affiche langs de kant van de weg moet aan andere eisen voldoen dan een affiche dat in het restaurant van de camping komt te hangen. In een affiche langs de kant van de weg moeten vooral de beelden en de kleuren het doen, en in mindere mate de woorden. Een affiche dat bestemd is voor openbare ruimten, waar het publiek wat langer kan verblijven, is meestal wat kleiner en bevat meer gedetailleerde informatie. Het accent hoeft niet direct op de visuele prikkel te liggen, maar meer op de inhoud. Een affiche is een prima aandachttrekker en is relatief goedkoop. Een affiche past prima in onze zapcultuur waarin we het liefst in een oogopslag over iets geïnformeerd willen worden. Je kunt met een affiche goed de interesse wekken, maar wat betreft de informatie moet het alleen om de hoofdlijnen gaan. In die zin kun je het affiche het beste gebruiken in combinatie met een ander pr-middel. Bijvoorbeeld in combinatie met een folder of een brochure.
De 6WenH-formule • • • • • • •
Wat gaat er gebeuren? (het programma) Wanneer vindt het plaats? Wie heeft de leiding of wie organiseert het? Waar vindt het evenement plaats? Welke doelgroepen worden uitgenodigd? Wat gaat het kosten? Hoe heet het evenement?
Mail Een mailtje kun je prima gebruiken als je een evenement coördineert voor een bepaalde organisatie. Een sportvereniging, school of commerciële sportaanbieder zal waarschijnlijk beschikken over de mailadressen van de leden. Met één druk op de knop bereik je op die manier alle leden. In de mail zelf geef je kernachtig informatie als datum, locatie, tijdstip en inhoud. Bovendien verwijs je naar de bijlage, waar ze een uitgebreidere brochure kunnen bekijken van het evenement. Je kunt de mail ook gebruiken voor een eerste aankondiging en in een latere fase voor de aanmelding.
143
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Folder Folders zijn een veelgebruikt pr-middel. Bedenk maar eens hoeveel folders er wekelijks in je brievenbus vallen. Dat is meteen ook het nadeel van een folder die je van plan bent huis aan huis te verspreiden. Je kunt de folders laten bezorgen door een reclamebureau, maar dan valt de folder mogelijk met tien andere folders bij de mensen in de brievenbus. Als je in de gelegenheid bent om de folders zelf te bezorgen, vermijd je dit probleem en kun je zelf het tijdstip van bezorgen bepalen. Je kunt folders ook op een bepaalde plaats neerliggen, zoals op de bar en op de tafeltjes van de kantine, in de supermarkt van de camping, bij de receptie van de camping, op de balie van de materiaaluitleen of in de hal van het buurtcentrum.
C
De folder leent zich, veel beter dan het affiche, voor wat uitgebreidere informatie. Je kunt er allerlei gegevens in kwijt over de achtergronden van het evenement en over de verschillende activiteiten. Toch zul je ook in een folder de hoeveelheid informatie beperkt en overzichtelijk moeten houden. De folder is namelijk een soort eerste kennismaking.
Eventueel rechten opvragen. https://www.sportpuntgouda.nl/over-ons/nieuws/138/goudse-sportzomer-17-juli-tm-29-augustus-2021
Een folder van een sportevenement.
144
Thema 4 Pr en vrijwilligers
De folder van ‘op vakantie met sport - Gouda’
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Aandachtspunten folder • • • • • • • •
Pas de 6WenH-formule toe. Groepeer de informatie naar onderwerp. Plaats de onderwerpen in een logische volgorde. Stem je stijl van schrijven af op de publieksgroep. Gebruik weinig tekst. Formuleer kort en bondig. Gebruik afbeeldingen, als dit tenminste functioneel is. Vermeld naam, adres, e-mail, website, telefoonnummer, zodat geïnteresseerden om nadere informatie kunnen vragen. • Zorg dat je folder opvalt (kleur, formaat). • Overweeg om advertenties op te nemen (inkomsten).
Brochure De brochure onderscheidt zich van de folder in omvang en hoeveelheid tekst. Een folder bevat vooral de hoofdpunten en geeft slechts beperkte achtergrondinformatie. In een brochure kun je dieper op de inhoud ingaan en deze is dan ook geschikt voor mensen die meer dan gemiddelde belangstelling hebben. De brochure verspreid je meestal ook selectief. Dit kan bijvoorbeeld op aanvraag. In een brochure ga je meestal uitgebreider in op de achtergrond. Bij een sportstimuleringsproject kunnen dit bijvoorbeeld de uitgangspunten en doelstellingen van het sportieve evenement zijn. Het voordeel van de brochure is dat je belangrijke achtergrondinformatie kunt verstrekken, waardoor mensen daadwerkelijk overgaan tot deelname aan een evenement. Het nadeel van de brochure zijn de kosten. Dit geldt zowel voor de personele als materiële kosten. Strooibiljet of flyer Een strooibiljet is meestal één A4-tje, dat soms nog dichtgevouwen wordt. Het bevat in hoofdlijnen de informatie over het evenement. Een strooibiljet deel je meestal direct uit aan de mensen, bijvoorbeeld in een winkelstraat, bij het zwembad van de camping of op een druk punt van het recreatiepark. Daarom liggen de eisen die je aan een strooibiljet stelt meestal ook lager dan bij een folder. Je brengt het immers al direct onder de aandacht van de mensen.
145
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Vanwege het belang van het contact met de klant of gast, kun je er bewust voor kiezen om het persoonlijk te verspreiden. Campings en recreatieparken doen dit vanwege de klantvriendelijkheid soms bewust op deze manier. Het is een goedkope, maar redelijk arbeidsintensieve manier van je evenement onder de aandacht brengen. Programmaboekje In een programmaboekje ga je nader in op het programma van het sportieve evenement zelf. Net als bij de brochure zijn ook de kosten van het programmaboekje vrij hoog. Je verspreidt het dus selectief, op aanvraag of bij aanvang van het evenement.
Inhoud programmaboekje
• algemene informatie en een soort welkom in het voorwoord • de algemene en/of specifieke regels van het evenement en/of de diverse activiteiten • informatie over de accommodatie (velden, kleedaccommodatie, kantine, EHBO) • aanvang en einde van het evenement • eventueel deelnemerslijsten • de tijdstippen waarop de diverse activiteiten plaatsvinden • de plaats waar de activiteiten plaatsvinden • wedstrijdschema’s, poule-indeling, scorelijsten.
Tekst voor een website Op een website kun je allerlei informatie kwijt. Met behulp van ‘buttons’ of ‘links’ kun je de ordening aanbrengen in de website. Bij het inrichten van de website is het zaak om vooraf goed na te denken over het pr-doel en de publieksgroepen.
C
Social media Social media spelen een steeds belangrijkere rol. Dat geldt niet meer alleen voor het bereiken van jongeren. Vrijwel alle publieksgroepen zijn via social media te bereiken. WhatsApp, Facebook, YouTube, Instagram en TikTok zijn momenteel de meestgebruikte social media.
146
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 4 Pr en vrijwilligers
https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/sanktpetersburg-russia-january-24-2018-whatsapp-1009504162
Top 5 social media 2021 1. WhatsApp (10.9 miljoen gebruikers) 2. Facebook (10.1 miljoen gebruikers) 3. YouTube (8.8 miljoen gebruikers) 4. Instagram (4.9 miljoemn gebruikers) 5. TikTok (4.8 miljoen gebruikers).
Naast deze veelgebruikte pr-middelen bestaan er nog andere middelen, zoals: • persbericht • promotiekrant(je) • sticker • nieuwsbrief • advertentie • interview • infoavond. Een persbericht schrijven is meer het werk van de sport- en bewegingscoördinator. Een sportleider heeft vooral te maken met drukwerk.
Verdiepingsstof - Websites pr-middelen
147
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Beoordeling pr-middelen Er bestaan nogal wat pr-middelen. Daarom is een juiste keuze best lastig. Het is handig om de pr-middelen te beoordelen, om vervolgens tot een juiste keuze te komen. De belangrijkste beoordelingscriteria zijn: • het bereik van het pr-middel Het bereik heeft te maken met de groep en het aantal mensen dat je wilt bereiken. Zo kan het zijn dat je de groep jongeren van 12 tot en met 18 wilt bereiken of juist een groep 55-plussers. De eerste groep bereik je bijvoorbeeld door posters op te hangen op middelbare scholen of via social media. Op die manier bereik je vrij gemakkelijk een grote groep. • het communicatievermogen van het pr-middel Het vermogen om de beoogde boodschap over te brengen. Wil je actie overbrengen, dan is misschien een videopresentatie het beste pr-middel. Als je veel informatie wilt vermelden, is een poster ongeschikt en zou je beter een brochure kunnen gebruiken. • de kosten van het pr-middel Meestal heb je te maken met een bepaald budget en moet je het beschikbare geld effectief inzetten. Een mooie kleurenposter is duurder dan een zwart-witversie, maar trekt meer aandacht. Een flyer is goedkoper dan een brochure. Een mailtje, Facebookbericht of Whatsapp kost je helemaal niets. • het vertrouwen in het pr-middel Dit heeft te maken met het vertrouwen dat de publieksgroep heeft in een bepaald pr-middel. Een persbericht in een bekend dagblad kan meer vertrouwen wekken dan een advertentie in een huis-aan-huiskrant. • de zeggenschap over het pr-middel De zeggenschap heeft te maken met de mate van invloed die je hebt op de inhoud van de boodschap. In een aantal gevallen heb je niet de volledige zeggenschap over de inhoud. Wanneer je een interview geeft, is het maar de vraag wat er precies geschreven of uitgezonden wordt. Bij een poster of advertentie bepaal je wel volledig de inhoud.
C
Opdracht 2 Woordspin public relations (groepsopdracht) Bron - Public relations
Deze opdracht doe je in een groepje van vier medestudenten.
148
Thema 4 Pr en vrijwilligers
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. Maak een woordspin met in het midden het woord ‘public relations’. Om de beurt bedenken jullie woorden die met pr te maken hebben. Zet deze woorden rondom het woord public relations en trek lijnen tussen public relations en de andere woorden. Als je niets meer weet, mag je passen en gaat je beurt over naar de volgende. b. Bespreek de termen in de woordspin en kom tot een lijstje met onderwerpen die met pr te maken hebben. c. Vergelijk dit lijstje met de lijstjes van je medestudenten.
Opdracht 3 Doel van public relations (theorieopdracht) Bron - Public relations
a. Wat zijn de belangrijkste doelen van public relations? b. Een van de doelen van pr is het vergroten van de naamsbekendheid. Ga uit van een bestaande organisatie, zoals jouw sportvereniging, fitnesscentrum of andere sportaanbieder. Hoe zou die sportorganisatie de naamsbekendheid kunnen vergroten?
Opdracht 4 Positief imago (theorieopdracht) Bron - Public relations
Naamsbekendheid is natuurlijk belangrijk, maar hopelijk hebben mensen daar een positief idee bij. Zo kun je als wielerploeg je imago op het spel zetten door een dopinggeval.
a. Noteer een aantal sportverenigingen, sportclubs, sportploegen die een positief imago hebben. Geef van twee daarvan aan waardoor dit komt. b. Noteer een aantal sportverenigingen, sportclubs, sportploegen die een negatief imago hebben. Geef van twee daarvan aan waardoor dit komt. c. Noteer een aantal sportverenigingen, sportclubs, sportploegen die een negatief imago hebben. Geef van twee daarvan aan waardoor dit komt.
149
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Imago WK voetbal daalt Het imago van het WK voetbal is de afgelopen vier jaar verslechterd. Dit blijkt uit een tweejaarlijks merkenonderzoek door Hendrik Beerda Brand Consultancy onder 2000 Nederlanders. Volgens het onderzoek worden de Olympische Spelen en de Elfstedentocht veel meer gewaardeerd dan de mondiale titelstrijd. Ook het enthousiasme voor het Nederlands elftal neemt af. "Bij eerdere metingen bleek het WK ook al minder populair dan de Olympische Spelen en de Elfstedentocht, maar het gat wordt steeds groter. De doorlopende kritiek op de organisatie van het WK in Brazilië, Rusland en Qatar zorgt ervoor dat het Nederlandse publiek steeds minder warm voor loopt voor het evenement”, aldus merkadviseur Beerda.
d. Uit dit artikel blijkt dat het imago van het WK voetbal afgenomen is en dat de Olympische Spelen en de Elfstedentocht een beter imago hebben. Hoe kun je dit verklaren? Geef minstens twee argumenten.
Opdracht 5 Imago FC Twente (theorieopdracht) Bron - Public relations
Filmpje - Maatschappelijke Selectie
C
a. Waarom zouden de spelers van FC Twente dit doen? Noem minstens drie mogelijke redenen. b. Denk je dat dit bijdraagt aan een positief imago van deze voetbalclub? Leg je antwoord uit. c. Geef twee voorbeelden van soortgelijke activiteiten die sportclubs ondernemen in het kader van een maatschappelijk verantwoordelijkheid en een positief imago.
150
Thema 4 Pr en vrijwilligers
Opdracht 6 Pr-plan (theorieopdracht)
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Public relations a. Een pr-plan bestaat uit vijf onderdelen. Plaats de onderdelen van het pr-plan in logische volgorde. pr-matrix invullen
publieksgroepen bepalen pr-middelen bepalen pr-doel bepalen
randvoorwaarden bepalen
b. Hierna staan enkele voorbeelden die horen bij het opstellen van een pr-plan. Geef bij elk voorbeeld aan tot welke onderdeel van het pr-plan het voorbeeld behoort.
Opdracht 7 Pr-plan opstellen (theorieopdracht) Bron - Public relations
Springkussenfestival
Studentenvereniging Lauritius viert volgend jaar het twintigste lustrum. Voor de leden wordt onder andere een groot springkussenfestival georganiseerd. De vereniging verwacht dat er ongeveer zeshonderd studenten zullen deelnemen. Er zijn ongeveer twintig verschillende luchtkussenattracties gehuurd. De openingsactiviteit bestaat uit een warming-up op de beats van een bekende dj. De studenten nemen met hun eigen jaargroep deel aan de diverse attracties. Naast de luchtkussenactiviteiten zijn er ‘pauzeactiviteiten’ waar vooral wat te eten en te drinken valt. Het gaat om meedoen, winnen
151
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
speelt geen rol. Wel is er een prijs voor de jaargroep die het meest origineel gekleed is. Na afloop is er een barbecue. De afdeling Sport & Bewegen van het naburige roc levert de vrijwilligers voor deze dag.
Dit voorbeeld beschrijft de lustrumactiviteit van Studentenvereniging Lauritius. Ontwikkel een pr-plan voor dit evenement.
4.3 Vrijwilligers
Werven en plaatsen van vrijwilligers Bij een sportief evenement of nevenactiviteit is van alles te doen. Dit kun je niet allemaal alleen, je hebt vrijwilligers nodig. De eerste stap is het werven en plaatsen van vrijwilligers. Door werven en plaatsen breng je vraag en aanbod bij elkaar. Het werven en plaatsen van vrijwilligers doe je planmatig. Je doorloopt de volgende stappen:
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Stappenplan werven en plaatsen van vrijwilligers.
C
De taken Je doorloopt hierbij drie stappen: 1. Maak een overzicht van de taken. 2. Cluster de taken. 3. Beschrijf de taken.
Het is belangrijk om een goed overzicht te maken van taken en klussen die gedaan moeten worden. Vervolgens is het handig om taken en klussen die bij elkaar passen te clusteren. Op deze manier ontstaat er een overzicht van
152
Thema 4 Pr en vrijwilligers
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
functies die vrijwilligers moeten vervullen. Zo kun je een vrijwilliger de functie van materiaalman, wedstrijdleider, secretaris of groepsbegeleider geven. Bij grote evenementen is het raadzaam om de functies en taken te beschrijven, zodat de vrijwilligers precies weten waar ze aan toe zijn. Je kunt er eventueel een instructiekaart van maken, waarop je kort beschrijft wat de taak inhoudt. Deze deel je dan uit aan de betreffende vrijwilligers. Met een praktijkvoorbeeld wordt dit duidelijk gemaakt. De lokale sportraad wordt gevraagd om in het kader van kindervakantiewerk een streetsoccertoernooi te organiseren. Dit toernooi is bestemd voor ongeveer zestig jongeren van 14 tot 16 jaar. Het toernooi moet een bijdrage leveren aan een zinvolle vakantiebesteding voor deze groep jongeren. Jij werkt bij de sportraad en krijgt deze opdracht.
Je besluit de zestig jongeren te verdelen in tien teams van zes personen en je speelt het toernooi volgens het halvecompetitiesysteem in twee poules met een afsluitende finale. Welke taken moeten er verricht worden? • opstellen wedstrijdschema • opstellen programmaboekje • algemene wedstrijdleiding in handen nemen • verdelen van de deelnemers in teams • huren van geschikte accommodatie en huur of aanschaf van materialen (geluidsinstallatie, ballen, hesjes, fluitjes, prijzen) • catering regelen (afspraken maken met een kantine of zelf regelen) • opbouwen van de veldjes • toernooi openen • toernooi sluiten, prijzen uitreiken • wedstrijden fluiten • EHBO-post bemannen.
Ten eerste moet je bepalen welke taken je zelf wilt verrichten. Dit zal waarschijnlijk het opstellen van het wedstrijdschema zijn en de algemene wedstrijdleiding tijdens de dag. Mogelijk dat je ook zelf de teams in wilt delen. Vervolgens neem je een besluit over het al dan niet samenvoegen van taken. Kunnen de scheidsrechters ook een taak hebben bij het opbouwen van de veldjes of juist niet? Laat je bewust een van de vrijwilligers de opening en de prijsuitreiking doen? Op deze manier geef je vrijwilligers het gevoel belangrijk te zijn.
153
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=454616248&page=1&pos=9&title=JPJ-Tekort-aan-vrijwilligers
C
Werven Als je de vraag goed omschreven hebt, ga je kijken welke mensen deze taken uit kunnen én willen voeren. In sommige gevallen heb je een bestand met vrijwilligers waar je gebruik van kunt maken, maar het kan ook voorkomen dat je actief moet werven om aan geschikte vrijwilligers te komen. Je kunt op verschillende manier werven, zoals: • advertentie in een krant • advertentie in een clubblad • gericht kandidaten benaderen • bericht op prikbord • bericht op de kabelkrant • folders • affiches • advertentie bij een vrijwilligerscentrale • website • rechtstreeks benaderen (persoonlijk) • e-mail • social media.
154
Thema 4 Pr en vrijwilligers
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Je kunt niet alle manieren gebruiken om vrijwilligers te werven. Je zult keuzes moeten maken. Uit ervaring blijkt dat je jongeren het beste over de streep kunt trekken als je ze in tweetallen vraagt. Je moet hier redelijk wat tijd voor uittrekken, want het werven van vrijwilligers wordt steeds lastiger. Steeds minder vrijwilligers in Nederland, afname vooral in onderwijs, jeugdwerk en sport
Het aantal mensen dat vrijwilligerwerk doet, is in 2021 verder gedaald. In 2021 heeft 39% van de burgers naar eigen zeggen ten minste één keer in de twaalf voorgaande maanden vrijwilligerswerk verricht voor een organisatie of vereniging. In 2020 was dat nog 44%. In alle leeftijdsgroepen nam het aandeel vrijwilligers af. Dit geldt met name voor de mensen tussen 15 en 35 jaar en voor 75-plussers. Het meeste vrijwilligerswerk wordt gedaan door mensen tussen de 25 en 55 jaar. Ook dit is in een jaar tijd afgenomen van 55% naar 45%. De meeste vrijwilligers zetten zich in voor sportverenigingen, 12% in 2021. In 2020 was dit 13%. Bron: de Volkskrant, oktober 2022.
Kwaliteiten en wensen vrijwilligers Het is belangrijk om een goed overzicht te maken van de kwaliteiten en wensen van de vrijwilligers. Vaak is het handig om bij het inventariseren van de kwaliteiten en wensen een vragenlijst te gebruiken. Je krijgt op deze manier een goed overzicht van het aanbod. Hoe beter je zicht hebt op de mogelijkheden van de vrijwilligers, des te beter je de laatste stap kunt maken: het plaatsen van de vrijwilligers. Plaatsen van vrijwilligers Welke vrijwilliger laat ik welke functie of taak vervullen? Je zult begrijpen dat het voor het slagen van een sportief evenement van groot belang is om de juiste persoon op de juiste plek te plaatsen. Scheidsrechters die de regels niet kennen en niet kunnen fluiten, leveren waarschijnlijk problemen en geen kwaliteit op. Wanneer iemand met behoorlijk wat kwaliteiten een veel te eenvoudige taak krijgt en/of te weinig verantwoordelijkheid, is de kans groot dat hij geen plezier beleeft aan het vrijwilligerswerk. Omgekeerd voelt iemand
155
zich ook niet prettig wanneer hij te veel verantwoordelijkheid krijgt. Probeer bij het plaatsen de kwaliteiten van mensen optimaal te benutten, zodat ze zich ook de volgende keer weer beschikbaar zullen stellen.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Verdiepingsstof - Motieven en klachten van vrijwilligers
Begeleiden en ondersteunen van vrijwilligers Na het werven en plaatsen van de vrijwilligers, komt de begeleiding en de ondersteuning. Het verdient de voorkeur om dit planmatig aan te pakken. Dit gebeurt helaas niet altijd. Vaak denken we dat de vrijwilligers zonder enige informatie of ondersteuning aan de slag kunnen. Je kunt werkzaamheden die bij het begeleiden en ondersteunen van vrijwilligers komen kijken als volgt in kaart brengen:
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Drie fasen in het begeleiden en ondersteunen van vrijwilligers.
C
Bij een evenement kun je de vrijwilligers begeleiden en ondersteunen voor, tijdens en na het evenement. Het is aan te bevelen om vooraf het takenpakket met de vrijwilligers door te nemen en waar nodig een toelichting te geven op de uitvoering van de taken. Het tijdig uitreiken van het draaiboek is hierbij een belangrijk onderdeel. Maak de vrijwilligers duidelijk bij wie ze terechtkunnen voor allerlei vragen. Een vaste contactpersoon werkt meestal het beste. Maak goede afspraken en leg deze afspraken ook vast. Dit voorkomt problemen en misverstanden. Natuurlijk is het vastleggen van afspraken afhankelijk van de
156
Thema 4 Pr en vrijwilligers
grootte van het evenement en de omvang van het takenpakket. Toch is het aan te bevelen om zelfs in het geval van een kortdurende activiteit een aantal afspraken schriftelijk vast te leggen.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Waarover maak je afspraken met de vrijwilligers? Het is belangrijk om duidelijkheid te bieden over wat zij van jou en wat jij van hen kunt verwachten. Maak afspraken over: • het tijdstip van aanwezigheid en vertrek • de uit te voeren taken • de algemene regels waaraan iedereen zich te houden heeft (dit kan bijvoorbeeld een kledingvoorschrift zijn) • de begeleiding van de vrijwilliger (wie, wanneer) • een eventuele onkostenvergoeding.
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=71438237&page=1&pos=1&title=
Vrijwilligers tijdens de marathon van Amsterdam.
Ook tijdens het evenement begeleid en ondersteun je de vrijwilliger. Dit kan onder andere door ze te assisteren bij bepaalde taken of door aanwijzingen te geven hoe het misschien makkelijker of beter kan. Bovendien is het belangrijk om de vrijwilligers te motiveren, bijvoorbeeld door het geven van complimenten.
157
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Ten slotte is het na afloop belangrijk om met de vrijwilligers te evalueren en ze te bedanken voor hun inzet. Bij een dergelijke evaluatie hebben de vrijwilligers de kans om aan te geven wat ze ervan gevonden hebben en op welke punten ze de volgende keer nog ondersteuning nodig hebben. Neem de aanbevelingen van de vrijwilligers serieus. Vaak hebben zij een frisse kijk op het geheel en het is voor een vrijwilliger een grote stimulans als hij merkt dat je daadwerkelijk iets met zijn ideeën doet.
Begeleiden en ondersteunen worden meestal in één adem genoemd. Zowel bij begeleiden als bij ondersteunen gaat het erom iemand in staat te stellen zijn werk beter uit te voeren of zich daarbij meer op zijn gemak te laten voelen.
Begeleiding is meer op de persoon gericht, bijvoorbeeld als een vrijwilliger nog niet genoeg zelfvertrouwen heeft om een activiteit te leiden of een groepje deelnemers te begeleiden. Jij kunt dan de nodige praktische steun bieden. Onzekerheid kan ook voortkomen uit het feit dat een vrijwilliger niet precies weet wat hij moet doen en wat van hem verwacht wordt. In een gesprek met de vrijwilliger kun je deze onzekerheid deels wegnemen. Onder het begeleiden van vrijwilligers vallen ook eenvoudige, maar belangrijke zaken als het geven van complimenten, aandacht hebben en blijk geven van waardering. Dit verhoogt de motivatie en daardoor het resultaat. Zeker als je vaker een beroep wilt doen op dezelfde vrijwilligers, is het belangrijk dat ze de begeleiding als positief ervaren. Iedereen wil gewaardeerd worden, dat geldt zeker voor iemand die zijn werk op vrijwillige basis verricht.
C
Ondersteunen doe je vooral door iets aan te dragen, bijvoorbeeld door werk uit handen te nemen, hulpmiddelen beschikbaar te stellen of informatie te geven. Het onderscheid tussen begeleiden en ondersteunen is minder belangrijk dan het doel: een vrijwilliger zo goed en prettig mogelijk laten functioneren. Met goede begeleiding en ondersteuning van de vrijwilligers kun je het volgende bereiken: • Het is aantrekkelijker om een vrijwilligersfunctie te aanvaarden en uit te voeren. • De functie wordt beter uitgevoerd. • Vrijwilligers zijn bereid nog een keer terug te komen en zo is er dus minder verloop onder de vrijwilligers.
158
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 4 Pr en vrijwilligers
htps://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=40302603&page=2&pos=34&title=
Helpen bij het verzamelen van materiaal.
Aandachtspunten bij begeleiden en ondersteunen Samengevat moet je bij het begeleiden en ondersteunen van vrijwilligers op de volgende punten letten: • Zorg voor duidelijk omschreven taken en verwachtingen. • Zorg dat de juiste taken bij de juiste vrijwilliger terechtkomen. Verdeel de taken op basis van verwachtingen, wensen en mogelijkheden. • Geef voldoende aandacht aan kennismaking en introductie. • Vraag de vrijwilligers wat ze van jou verwachten aan begeleiding en ondersteuning. • Geef de vrijwilligers ruimte voor eigen inbreng, inspraak en geef hen eigen verantwoordelijkheid. • Geef vrijwilligers het gevoel dat zij terug kunnen vallen op begeleiders in geval van calamiteiten of problemen. • Geef voldoende blijk van waardering (complimenten). • Geef feedback over dingen die goed en minder goed gaan.
159
Opdracht 8 Waarom vrijwilligerswerk (groepsopdracht)
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Vrijwilligers
Deze opdracht kun je in een groepje doen. a. Bespreek met elkaar of je vrijwilligerswerk doet of hebt gedaan en waarom je dit doet of hebt gedaan. b. Maak samen een lijst met mogelijke motieven om aan vrijwilligerswerk te doen. c. Vergelijk deze lijst met de lijst uit de verdiepingsstof over motieven en klachten van vrijwilligers. d. Trek een aantal conclusies over wat dit betekent voor het werven van vrijwilligers voor een (sportief) evenement.
Opdracht 9 Werven van vrijwilligers (theorieopdracht) Bron - Vrijwilligers
Een evenement kun je nauwelijks organiseren zonder vrijwilligers. a. Geef een aantal mogelijkheden om vrijwilligers te werven.
De lokale sportraad wordt gevraagd om in het kader van kindervakantiewerk een streetsoccertoernooi te organiseren. Dit toernooi is bestemd voor ongeveer zestig jongeren van 14 tot 16 jaar. Het toernooi moet een bijdrage leveren aan een zinvolle vakantiebesteding voor deze groep jongeren. Jij werkt bij de sportraad en krijgt deze opdracht.
C
b. Stel dat je voor deze activiteit de vrijwilligers zou moeten werven. Op welke manier zou je dat doen? Wat zijn volgens jou de meest effectieve mogelijkheden? Filmpje - Vrijwilligers werven en binden
160
Thema 4 Pr en vrijwilligers
c. Wat vind je van het gebruik van social media voor het werven van vrijwilligers?
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Filmpje - Promo Vrijwilligers d. Denk je dat dit promofilmpje voor het werven van vrijwilligers effectief is geweest? Leg je antwoord uit.
Opdracht 10 Begeleiden en ondersteunen van vrijwilligers (theorieopdracht) Bron - Vrijwilligers
a. Wat versta je onder het begeleiden van vrijwilligers? b. Wat versta je onder het ondersteunen van vrijwilligers? c. Wat zijn de taken die je met betrekking tot het begeleiden en ondersteunen hebt voor, tijdens en na het evenement? Geef een beschrijving van deze taken. d. Ben je zelf weleens vrijwilliger geweest? Hoe werd je toen begeleid en ondersteund? Noteer sterke en minder sterke punten. Filmpje - Vrijwilligers uitgelicht
e. Wat vind je van het effect van een dergelijke cursus? Op welke manier hebben ze vrijwilligers geworven voor deze cursus?
Opdracht 11 Werven en plaatsen vrijwilligers (theorieopdracht) Bron - Vrijwilligers
Maximale aandacht
De nieuwbouwwijk Kromhoek bestaat over een aantal maanden vijf jaar. Het is een vrij grote wijk die nog steeds niet helemaal af is. De groenvoorzieningen zijn redelijk op orde. Zo is er een grasveld waar je onder andere een balletje
161
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
kunt trappen en er is een multifunctioneel hardcourtveld aangelegd. De wijk hangt helaas nog als los zand aan elkaar. De mensen in de wijk lijken min of meer langs elkaar heen te leven. Sommigen van hen zijn vanuit de binnenstad naar deze wijk gekomen; een groot aantal komt uit de verre omgeving. Sinds een paar jaar is er een wijkvereniging. Deze vereniging wil een sportief evenement voor eigenlijk alle mensen in de wijk organiseren. Het belangrijkste doel is kennismaken met elkaar, elkaar leren kennen.
Beschrijf voor dit evenement alle stappen die je doorloopt bij het werven en plaatsen van vrijwilligers: a. Maak een overzicht van taken. b. Cluster de taken. c. Beschrijf de taken. d. Werf vrijwilligers: • uit bestand • actief werven. e. Maak een overzicht van kwaliteiten en wensen van de vrijwilligers. f. Plaats de vrijwilligers.
Opdracht 12 Leerdoelen (reflectieopdracht)
C
a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Als je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt doen. b. Vul de beoordeling in.
162
1.
Je kunt omschrijven wat er verstaan wordt onder public relations.
2.
Je kunt een pr-plan opstellen.
3.
Je kunt een pr-matrix invullen.
4.
Je kunt een stappenplan voor het werven en plaatsen van vrijwilligers maken.
Thema 4 Pr en vrijwilligers
Je kunt beschrijven hoe je vrijwilligers kunt begeleiden en ondersteunen.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
5.
4.4 Verdiepingsstof - Doelgroepsegmentatie
Wat is doelgroepsegmentatie? Doelgroepsegmentatie is het verder onderverdelen van de doelgroepen. Het wordt toegepast als de doelgroep te groot is of als de onderlinge verschillen te groot zijn. Doelgroepsegmentatie kan ervoor zorgen dat de boodschap die gecommuniceerd moet worden beter aankomt. Het kan namelijk zijn dat een deel van de doelgroep de boodschap op een andere manier gecommuniceerd wil hebben dan een ander deel van de groep.
Eisen aan doelgroepsegmentatie Er zijn veel verschillende manieren van doelgroepsegmentatie, maar niet alle vormen van segmentatie hebben zin. De omvang van de doelgroepsegmentatie moet groot genoeg zijn om de kosten van marketing en productie weer terug te verdienen. Daarnaast moet de doelgroepsegmentatie ook interessant en bereikbaar zijn voor de organisatie. Manier van doelgroepsegmentatie Doelgroepsegmentatie kan op verschillende manieren: • Geografisch: hier wordt gesegmenteerd op geografische gegevens, zoals land, plaats, postcode of gemeente. • Demografisch: de segmentatie op basis van kenmerken die aan een persoon zijn gebonden, zoals leeftijd, geslacht, burgerlijke staat, gezinsgrootte, religie en land van herkomst. • Psychografisch: doelgroepsegmentatie op basis van levenshouding, interesses en opinies. Hierbij kun je denken aan politieke overtuiging, lifestyle en ideeën over geld en sparen. • Socio-economisch: hier wordt gesegmenteerd op kenmerken van een persoon, zoals opleiding, sociale klasse, beroep en inkomen. • Gedrag: segmentatie op basis van kenmerken van het koop- en gebruiksgedrag van vaste en potentiële klanten/gebruikers.
163
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• Levenscyclus: de levenscyclus geeft aan in welk stadium van hun leven mensen zich begeven (bijvoorbeeld vrijgezel, getrouwd zonder kinderen, getrouwd en kinderen, getrouwd kinderen uit huis, weduwe/weduwnaar). Op basis van deze stadia kan ook doelgroepsegmentatie plaatsvinden. Doelgroepsegmentatie moet niet verward worden met marktsegmentatie. Marktsegmentatie is een onderdeel van de marketing en doelgroepsegmentatie van (marketing)communicatie. Bron: www.marketingportaal.nl.
4.5 Verdiepingsstof - Socialmediamarketing
Socialmediamarketing is een marketingtechniek waarbij social media worden ingezet met als doel marketing(communicatie)doelstellingen te realiseren. Het is een interactieve vorm van marketing gericht op het aangaan van een dialoog. Waarom socialmediamarketing? Socialmediamarketing blijkt een uitstekende manier om een gesprek met de klant aan te gaan en hierdoor hogere doelen dan platte verkoop na te streven. Loyaliteit, klanttevredenheid en het creëren van een merkvoorkeur zijn doelen die bedrijven proberen na te streven door social media in te zetten. Volgens onderzoek blijkt socialmediamarketing, mits goed ingezet, geld op te leveren. Wat is social media? Social media zijn onlineplatforms waarop gebruikers zonder professionele tussenkomst in staat zijn de content te verzorgen. Voorbeelden hiervan zijn het plaatsen van een bericht, video fragment, audiobestand, reactie of foto.
C
Voorbeelden social media • WhatsApp • Facebook • YouTube • Twitter • Instagram • TikTok.
164
Thema 4 Pr en vrijwilligers
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Succesfactoren socialmediamarketing Succes van het inzetten van socialmediamarketing is afhankelijk van een aantal factoren. • Over het algemeen geldt dat mensen zich identificeren met bedrijven die dicht bij hen staan. Dat wil zeggen dat men zich met het bedrijf kan identificeren. Om dit te bereiken moet de boodschap echt zijn, eerlijkheid duurt het langst. • Verder moeten de social media een centraal onderdeel zijn van de marketingactiviteiten. Integratie in verschillende media zoals website, nieuwsbrief, verkoopondersteunende materialen e.d. is dus van belang. Tevens kan het ook deel uitmaken van innovatie, klanten kunnen helpen met het ontwikkelen van nieuwe producten. • De activiteiten worden uitgevoerd door een representatief team met achtergrond. Je kunt niet zomaar van alles gaan doen. Er is een doel en dat wordt door iedereen gecommuniceerd. • Tevens dient socialmediamarketing uitgevoerd te worden binnen verschillende kanalen. Het is een compleet plaatje, niet slechts Twitter. • Ten slotte geldt dat socialmediamarketing niet voor elke branche, bedrijf of bedrijfscultuur is weggelegd. Dat is verder niet erg want het is slechts een middel, er zijn ook andere marketingtechnieken die resultaat boeken. Bron: www.intermarketing.nl.
Zie ook: zichtbaar24.nl/kennisbank/.
4.6 Verdiepingsstof - Websites pr-middelen
C
Op verschillende websites kun je meer informatie vinden over de diverse pr-middelen. Zo bevat de website van Kenniscentrum Sport & Bewegen interessante informatie en vind je er goede links naar onder andere www.whoznext.nl. Onder het kopje ‘communicatie’ vind je informatie over diverse pr-middelen. Op de algemene website www.allesoversport.nl staat alle sportgerelateerde informatie gebundeld.
165
4.7 Verdiepingsstof - Motieven en klachten van vrijwilligers
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Motieven Voor een goede begeleiding en ondersteuning van vrijwilligers is het belangrijk om inzicht te hebben in hun motieven. Uit onderzoek blijkt dat vrijwilligers de volgende motieven hebben om vrijwilligerswerk te doen: • leuk om te doen (73%) • verbreden van levenservaring en actief betrokken blijven (37%) • ontmoeten van mensen en maken van (nieuwe) vrienden (34%) • leren en oefenen van vaardigheden (27%) • het verkrijgen van resultaten (24%) • morele, religieuze of politieke overwegingen (20%) • sociale erkenning en een bepaalde positie in de samenleving (12%). Vrijwilligers geven aan dat ze de volgende zaken belangrijk vinden: • serieus genomen worden • regelmatig (werk)overleg • persoonlijke begeleiding/coaching • betrokken worden bij het beleid • hebben van inbreng en inspraak • krijgen van verantwoordelijkheid • voldoende informatie krijgen • scholingsmogelijkheden.
Vooral het hebben van inbreng wordt door vrijwilligers hoog gewaardeerd. Van vrijwilligersinbreng kunnen we spreken als vrijwilligers de gelegenheid krijgen hun mening of wensen kenbaar te maken. Deze inbreng geeft hun erkenning en waardering en zorgt ervoor dat ze langer verbonden blijven aan de organisatie.
C
Klachten Behalve inzicht in de belangrijkste motieven, is het ook handig te weten wat de meest voorkomende klachten zijn van vrijwilligers. Hier kun je als organisator rekening mee houden en je kunt de klachten proberen te voorkomen. Meest voorkomende klachten • Vrijwilligers werken te vrijblijvend. • Vrijwilligers nemen weinig aan van anderen, zijn eigenwijs.
166
Thema 4 Pr en vrijwilligers
• Vrijwilligers werken te weinig prestatiegericht. • Het gaat vaak om een kleine harde kern. • Het is lastig om eisen te stellen aan vrijwilligers.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
4.8 Begrippen
C
<<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>>
167
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C
THEMA 5 EVENEMENT EN SPORTBELEID Inhoud thema • maatschappelijke ontwikkelingen • demografische ontwikkelingen • culturele ontwikkelingen • sportbeleid in Nederland • verdiepingsstof • begrippen.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
In Nederland wordt veel geld uitgegeven aan sport. Zowel door de burgers als door de overheid. Dat doet de overheid niet zomaar. Sport en bewegen is een steeds belangrijker middel geworden om allerlei doelen te bereiken. Zo gebruikt men sport en bewegen om de integratie te bevorderen, om de gezondheid te verbeteren en om te presteren. Deze doelen zijn vastgelegd in het landelijk sportbeleid. Provincies en gemeenten vertalen dit naar hun niveau. Zo willen dus ook gemeenten wat bereiken met sport en bewegen. Om deze doelen te bereiken worden er onder andere sportevenementen en toernooien georganiseerd. Het kan dus goed zijn dat jij als sport- en bewegingsleider bij een dergelijk evenement betrokken wordt. In een ander thema hebben we al het voorbeeld van Anisha gezien. Daar werd een evenement georganiseerd om de gezondheid van bepaalde inwoners te verbeteren. Daarom is het belangrijk om op de hoogte te zijn van het sportbeleid. Soms sluiten evenementen aan op ontwikkelingen in onze samenleving. Ook daarvan moet je op de hoogte zijn. Zo wordt de Nederlandse bevolking steeds ouder. We hebben het dan over vergrijzing. In dit thema worden eerst die ontwikkelingen besproken en in de laatste paragraaf komt het sportbeleid aan de orde.
Relatie met werkproces Het thema ‘evenement en sportbeleid’ heeft een relatie met werkproces B1-K2-W1: Bereidt het toernooi of evenement voor.
Leerdoelen
C
• Je kunt de gevolgen voor sport en bewegen van onze multiculturele samenleving beschrijven. • Je kunt de gevolgen van vergrijzing en ontgroening voor sport en bewegen beschrijven. • Je kunt de gevolgen van een aantal belangrijke culturele ontwikkelingen voor sport en bewegen beschrijven. • Je kunt de zes ambities uit het Nationaal Sportakkoord beschrijven. • Je kunt de sportdeelname in Nederland beschrijven.
169
5.1 Casus
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Opdracht 1 Casus Sport en bewegen 2024 in Haskedeel
De gemeente Haskedeel heeft ongeveer 40.000 inwoners, verdeeld over zesdorpskernen. De gemeente behoort tot de zogenaamde krimpregio's. De wethouder die onder andere sport in zijn portefeuille heeft, weet dat er twee studenten uit zijn gemeente de opleiding Sport & Bewegen volgen. Hij besluit hen uit te nodigen voor een gesprek met als onderwerp ‘Sport en bewegen in 2024 in Haskedeel’. De gemeente heeft te maken met zowel vergrijzing als ontgroening. Daarnaast zijn er nog andere trends, zoals het groeiende belang van gezondheid en het feit dat mensen liever ongeorganiseerd sporten. Hij maakt zich zorgen over de sportverenigingen in zijn gemeente. Hoe zal het daarmee staan in 2024? De wethouder vraagt zich af of er landelijk nog meer ontwikkelingen zijn die invloed hebben op het sportaanbod. Uiteindelijk wil hij van de twee studenten advies over wat al deze maatschappelijke ontwikkelingen betekenen voor het sportaanbod, de organisatiewijze en de accommodatiebehoefte in 2024.
Suggesties voor het gebruik van de casus Een casus kan op verschillende manieren vormgegeven worden en je kunt er op verschillende manieren gebruik van maken. In dit voorbeeld zijn de vormgeving en aanpak min of meer afgeleid van wat gangbaar is binnen het probleemgestuurd onderwijs. Je kunt gebruikmaken van een binnen dit concept passende aanpak, zoals de achtbaan of de zevensprong.
C
Globale aanpak van de casus 1. Bespreek en bepaal de kern (centrale probleemstelling) van de casus. 2. Verhelder onduidelijke begrippen (door opzoeken, discussiëren). 3. Wat wil jij leren van deze casus? Bepaal een aantal voor jou belangrijke leerdoelen. 4. Werk de leerdoelen uit. 5. Rapporteer de gevonden resultaten.
170
Thema 5 Evenement en sportbeleid
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Voorbeelden van sturende vragen bij deze casus Eventueel kun je kiezen voor een meer gestructureerde aanpak en kun je gericht kennisdoelen (reproductief, toepassen) of vaardigheidsdoelen aan de casus koppelen. Kennis a. Wat is een krimpregio? Wat zijn belangrijke krimpregio’s in Nederland? b. Wat betekent dit voor de sport? c. Wat is vergrijzing en wat is ontgroening? d. Wat betekent vergrijzing voor het sport- en beweegaanbod van deze gemeente? e. Wat zijn op termijn de consequenties van ontgroening voor de sport? f. Kun je verklaren waarom mensen steeds vaker de voorkeur geven aan ongeorganiseerd sporten? Geldt dat ook voor 65-plussers? g. Wat zal er bij de bestaande sportverenigingen veranderd zijn in 2020? h. Met welke landelijke ontwikkelingen moet deze gemeente nog meer rekening houden? i. Wat zijn de gevolgen voor het sportaanbod, voor de organisatiewijze en voor de behoefte aan sportaccommodaties in 2024?
5.2 Maatschappelijke ontwikkelingen
Sport en bewegen worden steeds belangrijker Sport en bewegen hebben de afgelopen jaren een steeds belangrijkere rol in de samenleving gekregen. Sport wordt gezien als een belangrijk middel ter bevordering van de gezondheid en het levert een belangrijke bijdrage aan normen en waarden. Sport is een belangrijk onderdeel van ons hele welzijn geworden. Sport bevordert fitheid, gezondheid, een plezierige manier van leven en het draagt bij aan verdraagzaamheid en integratie. Sport is een onderdeel van de vrijetijdsbesteding. Het wordt als amusement regelmatig op televisie getoond. Sport is een onderdeel van de commercie. Denk aan sportkleding, die nu vaak ook in de vrije tijd wordt gedragen. Sport hoort erbij. Ben je sportief, dan scoor je. Sport is in, dik is uit. Kortom: sport is steeds belangrijker geworden. Als je uitgaat van de oorspronkelijke betekenis van sport, waarbij kenmerken als training, competitie en formele regels essentieel zijn, wordt er steeds minder gesport. Bewegen wordt gezien als een lichamelijke inspanning zonder competitie-element en formele regelgeving. Vanuit dat gezichtspunt bewegen Nederlanders steeds meer en sporten ze minder.
171
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Multiculturele samenleving Een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling heeft te maken met dat Nederland steeds meer een multiculturele samenleving wordt. Het aantal mensen met een migratieachtergrond in Nederland neemt toe. Dit verschijnsel wordt verkleuring genoemd. De meningen lopen uiteen, maar een grote groep is van mening dat het proces van integratie in Nederland moeizaam verloopt. De positie van mensen met een migratieachtergrond binnen de samenleving is nog lang niet gelijk aan die van mensen zonder deze achtergrond. Iemand met een migratieachtergrond is een persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen personen die zelf in het buitenland zijn geboren (de eerste generatie) en personen die in Nederland zijn geboren (de tweede generatie). Mensen met een migratieachtergrond hebben een achterstand op het gebied van taal, onderwijs, huisvesting, werk en inkomen. Helaas geldt dit ook voor de sportdeelname. Ook deze blijft achter. Op 1 oktober 2022 woonden 4.652.927 personen met een migratieachtergrond in Nederland. Dat komt neer op 26,2% van de Nederlandse bevolking. Van de totale Nederlandse bevolking heeft 11,5% een westerse migratieachtergrond en 14,7% een niet-westerse migratieachtergrond (CBS). Er wonen in Nederland ongeveer 750.000 mensen uit een ander Europees land. Nederland heeft ongeveer 440.000 mensen met een Turkse achtergrond, 420.000 mensen met een Marokkaanse achtergrond en 360.000 mensen met een Surinaamse achtergrond. De verdeling van mensen met een migratieachtergrond is niet evenredig over Nederland verdeeld. Zo heeft Urk 4% mensen met een migratieachtergrond en Almere 46%.
C
Gevolgen voor de sport Onze multiculturele samenleving brengt met zich mee dat steeds meer sportaanbieders rekening gaan en moeten houden met de waarden, normen en gewoonten die voortkomen uit de culturele en religieuze achtergrond van mensen. Zo wordt er rekening gehouden met wat er aangeboden wordt in de kantine, met de ramadan en soms met het apart sporten van mannen en vrouwen. Denk hierbij aan zwemactiviteiten. Ook het sport- en beweegaanbod moet hierop afgestemd worden. Antilliaanse jongeren trek je eerder met honkbal en basketbal dan met korfbal of schaatsen.
172
Thema 5 Evenement en sportbeleid
Vrouwen eisen bad voor zich alleen
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
De eisenlijst van een groep zwemmende moslima’s uit Amsterdam zorgt voor opschudding. De vrouwen vinden onder meer dat mannen uit het Zuiderbad verbannen moeten worden als zij in boerkini baantjes komen trekken. In tegenstelling tot de boerka, laat het zwemgewaad het gezicht, de voeten en handen onbedekt.
De sportdeelname van mensen met een migratieachtergrond blijft achter bij die van autochtonen. Hoopgevend is dat de sportdeelname onder de tweede generatie mensen met een migratieachtergrond op een hoger peil ligt dan onder de eerste generatie. Toch blijft de achterstand bestaan. Het verschil tussen mensen met en zonder migratieachtergrond is vooral groot wanneer we kijken naar het lidmaatschap van een sportvereniging. Onder mensen met een migratieachtergrond ligt het lidmaatschap van een sportvereniging de helft lager dan onder autochtonen. De grootste achterstand hebben ook hier vrouwen en ouderen met een migratieachtergrond. Wel zijn mensen met een migratieachtergrond vaker lid van sportscholen. De overheid onderneemt verschillende initiatieven om de sportdeelname onder met name jongeren met een migratieachtergrond te vergroten. Men richt zich soms op deze specifieke doelgroep, maar steeds vaker zijn sportstimuleringsprojecten, zoals evenementen, gericht op iedereen met een achterstand in sportdeelname. Het richten op een bepaalde leeftijdscategorie is dan zinvoller dan je richten op een bepaalde etnische afkomst.
Groter verschil tussen arm en rijk Onze samenleving gaat steeds meer bestaan uit twee aparte werelden. Simpel gezegd: één voor de mensen die het goed hebben en één voor de mensen die het (veel) minder goed hebben. De ene groep is hoogopgeleid, heeft veel te besteden en een goede gezondheid. Voor de andere groep geldt het omgekeerde. De verschillen worden steeds groter en de groepen komen steeds verder van elkaar af te staan. Het zou mooi zijn als sport hier een verbindende factor in kan spelen. Zo kun je door beleid proberen te voorkomen dat er ‘rijke’ en ‘arme’ sportverenigingen ontstaan. Richt je het sport- en beweegaanbod specifiek op mensen die het minder breed hebben, dan is laagdrempeligheid heel belangrijk. Dit geldt dan vooral voor de financiën (kleding, contributie, reiskosten).
173
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Voor de sport- en bewegingsleider is het belangrijk om te onthouden dat ontwikkelingen in de maatschappij gevolgen kunnen hebben voor: • het sport- en beweegaanbod • de accommodatiebehoefte • de organisatiegraad (wijze waarop sport georganiseerd moet worden, variërend van zelfgeorganiseerd tot aangeboden in clubverband).
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=431498698&page=1&pos=12&title=
Voetbalveldje in het oostelijk havengebied van Amsterdam, Ertskade.
Opdracht 2 Maatschappelijke ontwikkelingen (theorieopdracht) Bron - Maatschappelijke ontwikkelingen
C
Er zijn twee maatschappelijke ontwikkelingen die van belang zijn voor sport en bewegen in Nederland: 1. multiculturele samenleving 2. groeiend verschil tussen arm en rijk. a. Wat versta je onder de multiculturele samenleving?
174
Thema 5 Evenement en sportbeleid
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Deze ontwikkelingen kunnen gevolgen hebben voor: • het sport- en beweegaanbod • de accommodatiebehoefte • de organisatiegraad (wijze waarop sport georganiseerd moet worden, variërend van zelfgeorganiseerd tot aangeboden in clubverband). b. Wat is het gevolg van onze multiculturele samenleving voor deze drie aspecten?
Opdracht 3 Bad voor zich alleen (theorieopdracht)
Bron - Maatschappelijke ontwikkelingen
Vrouwen eisen bad voor zich alleen
De eisenlijst van een groep zwemmende moslima’s uit Amsterdam zorgt voor opschudding. De vrouwen vinden onder meer dat mannen uit het Zuiderbad verbannen moeten worden als zij in boerkini baantjes komen trekken. In tegenstelling tot de boerka, laat het zwemgewaad het gezicht, de voeten en handen onbedekt.
a. Geef een of twee argumenten voor en een of twee argumenten tegen een eigen badruimte voor deze vrouwen. b. Ga uit van je eigen tak van sport en/of organisatie waarin jij actief bent. Op welke manier kan jouw tak van sport en/of organisatie tegemoetkomen aan wensen van mensen met een migratieachtergrond, bijvoorbeeld moslims? Geef een aantal mogelijkheden.
5.3 Demografische ontwikkelingen
C
Met demografische ontwikkelingen wordt bedoeld dat de samenstelling van de bevolking binnen onze samenleving verandert.
175
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Leeftijdsopbouw Nederlandse bevolking.
Voor wat betreft de bevolkingssamenstelling is er in Nederland sprake van drie ontwikkelingen: • vergrijzing • ontgroening • verkleuring.
C
Vergrijzing Als we kijken naar de bevolkingsopbouw in Nederland, blijkt dat ongeveer 20% van de bevolking 65 jaar of ouder is. Dit komt neer op ruim 3,5 miljoen mensen. Dat is meer dan een verdubbeling ten opzichte van 1950. Toen lag dat percentage op 8. Dit wordt vergrijzing genoemd. Vergrijzing is de procentuele toename van het aantal mensen van 65 of ouder. Met name de groep 80-plussers stijgt snel. Dat was in 1950 ongeveer 1% en nu is dat 5%. De sterke toename van het aantal 80-plussers wordt dubbele vergrijzing genoemd. Rond 2040 zit Nederland voor wat betreft het aantal 65-plussers op een hoogtepunt. Er zijn dan 4,7 miljoen Nederlanders 65 jaar of ouder. Dat is 26,5% van de bevolking.
176
Thema 5 Evenement en sportbeleid
Aandeel honderdplussers in Zeeland het hoogst
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Begin dit jaar telde Nederland bijna 2600 honderdplussers, wat neerkomt op een stijging van bijna 20% ten opzichte van vijf jaar geleden. Volgens eerdere voorspelling van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) telt Nederland in 2030 zo’n 3500 inwoners van honderd jaar of ouder. In Flevoland steeg het aantal honderdplussers de afgelopen jaren het snelst. In Zeeland is het aandeel het hoogst. Ruim acht op de tien honderdplussers is vrouw.
De vergrijzing is niet gelijk verdeeld over het land. Op het platteland is de vergrijzing veel groter dan in de grote steden. In de vier grote steden is zelfs sprake van een afname van het aantal ouderen. Dit heeft te maken met het feit dat veel ouderen de stad verruilen voor het (veiligere en rustigere) platteland. De vergrijzing is het sterkst in de drie zuidelijke provincies. Leeftijdsopbouw Nederlandse bevolking (bron: CBS) < 20 jaar
20-40
40-65
65-80
80-plus
2022
21
26
33
15
5
2000
24
30
32
10
3
1975
34
30
26
9
2
1950
37
29
26
7
1
C
Ontgroening Ontgroening wil zeggen dat het percentage 0- tot 19-jarigen afneemt. In 1950 was nog 37% jonger dan 20. In 2022 is dat percentage gezakt naar 21. In 2022 telde Nederland ongeveer 3.3 miljoen inwoners in de leeftijd van 0-18 jaar. Tel je daar de leeftijd van 18-25 jaar bij op dan kom je aan bijna 4.9 miljoen jongeren. Dit op een totale bevolking van 17.6 miljoen mensen.
177
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Leeftijdsopbouw Nederlandse bevolking door de jaren heen. (Bron: www.cbs.nl)
Verkleuring De komende jaren zien we een procentuele toename van het aantal mensen met een migratieachtergrond in Nederland. Dit verschijnsel noemen we ook wel verkleuring. Er vindt nog steeds een vlucht plaats uit onveilige landen. De meeste mensen die in 2021 asiel aanvroegen, komen uit Syrië (14.904 mensen), Afghanistan (3.425), Turkije (3.215) en Jemen. In 2022 is door de oorlog in Oekraïne deze groep het grootst. De oorzaak voor de relatief grote groei van het aantal mensen met een migratieachtergrond is het relatief hoge geboortecijfer onder deze groep en de immigratie in het kader van gezinsvorming en gezinshereniging.
C
Gevolgen voor de sport Het is te verwachten dat door de toename van het aantal ouderen in Nederland ook de sportbeoefening door ouderen zal stijgen. Dit komt vooral doordat dit een speerpunt van het sportbeleid is. Deze toeloop is momenteel al goed te merken. Het aanbod van sport- en bewegingsactiviteiten wordt steeds meer afgestemd op de groep ouderen. Zwemmen, wandelen en fietsen zijn hier een voorbeeld van. In groten getale doen ouderen hieraan mee. De top zes van populairste sporten onder 65-plussers ziet er als volgt uit: 1. (sportief) wandelen/joggen
178
Thema 5 Evenement en sportbeleid
(toer)fietsen/wielrennen fitness tennis zwemmen yoga.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
2. 3. 4. 5. 6.
https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/healthy-senior-man-beard-indoor-swimming-173431751
Zwemmen is een populaire sport onder 65-plussers.
Lidmaatschap van een bond en leeftijd. Sportbond
Percentage leden 45-64 Percentage leden jaar 65-plus
Atletiekunie
35%
5%
KNLTB
35%
8%
NTFU (toerfietsen)
55%
13%
Sjoelbond
40%
43%
179
Percentage leden 45-64 Percentage leden jaar 65-plus
Bridge Bond
37%
58%
Jeu de Boules Bond
35%
54%
Kegelbond
42%
48%
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Sportbond
De vergrijzing heeft dus invloed op het sport- en beweegaanbod. Bij het organiseren van een sportief evenement is het belangrijk om rekening te houden met de wensen en behoeften van ouderen. Dat is nog niet zo gemakkelijk. De ene oudere is de andere niet. De verschillen zijn heel groot. Er zijn topfitte 65-plussers en ouderen die geen sportverleden hebben en voor het eerst actief willen worden. De een wordt uitgedaagd door een potje koersbal of een wandeling, de ander volbrengt op zijn 78e nog een marathon of fietst de Amstel Gold Race. Ook het bestedingspatroon is heel divers. De een heeft een riant pensioen en veel eigen vermogen, de ander heeft vrijwel niets te besteden. Het heeft ook consequenties voor de accommodaties. Ouderen die met pensioen zijn kunnen en willen graag overdag sporten. Het is dan ook belangrijk om voor deze groep de accommodatie ook overdag open te stellen. Je ziet dat nu al bij sporten als golf en racketspelen (denk met name aan het snel populair wordende padel). Daar maken vooral ouderen overdag gebruik van de faciliteiten. Tot slot heeft het invloed op de organisatie van sport- en bewegingsactiviteiten. Zeker de oudste groep heeft er juist weer behoefte aan dat de activiteiten georganiseerd worden. Ook hier moet je rekening mee houden.
C
Ook de ontgroening en verkleuring hebben invloed op het sportaanbod, op de accommodatie en op de organisatiegraad. Door de ontgroening en door het feit dat jongeren in mindere mate lid zijn van een vereniging, krijgen sportverenigingen in de toekomst steeds meer moeite om het ledenaantal op peil te houden. De consequenties van verkleuring zijn bij de bespreking van de multiculturele samenleving al aan de orde gekomen. Aanbevelingen voor de sportleider De volgende aanbevelingen zijn voor de verkleuring en multiculturele samenleving van belang:
180
Thema 5 Evenement en sportbeleid
1.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
2.
Houd rekening met de diversiteit aan waarden en normen en zorg ervoor dat mensen met uiteenlopende culturele achtergronden zich thuisvoelen binnen de sportvereniging, de sportschool of het fitnesscentrum. Houd rekening met de vraag van sporters met een migratieachtergrond. Ze sporten bij voorkeur ongeorganiseerd. Favoriete sporten zijn vechtsporten en voetbal. Ook het aanbod van sportscholen spreekt hen aan. Houd rekening met het feit dat vrouwen apart van mannen willen sporten. Organiseer eventueel aparte sportactiviteiten, zoals speciale zwemtijden voor vrouwen met een migratieachtergrond. Probeer mensen met een migratieachtergrond ook erbij te betrekken als vrijwilliger binnen de sportvereniging. Het effectiefst is een persoonlijke benadering.
3.
4.
Verdiepingsstof: Belemmeringen voor migranten
Belemmeringen en drijfveren voor sport en bewegen bij mensen met een lagere deelname Bepaalde groepen mensen in Nederland bewegen en sporten minder vaak. Dit zijn vooral mensen met een lage opleiding en/of laag inkomen, met een migratieachtergrond, ouderen, chronisch zieken, en mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking. In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) bracht het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu in kaart welke belemmeringen en drijfveren mensen ervaren om (meer) te gaan sporten en bewegen. Hiervoor is literatuuronderzoek gedaan en zijn experts geraadpleegd. Bron: www.allesoversport.nl.
Opdracht 4 Vergrijzing (groepsopdracht)
Bron - Demografische ontwikkelingen
Deze opdracht kun je in een groepje doen. a. Wat wordt bedoeld met het begrip vergrijzing? b. Vergrijzing heeft allerlei gevolgen voor de sport. Schrijf om de beurt een gevolg van vergrijzing voor de sport op. c. Probeer alle gevolgen die jullie hebben opgeschreven te ordenen in enkele logische categorieën.
181
Opdracht 5 Sport voor ouderen (theorieopdracht)
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Demografische ontwikkelingen Filmpje - Sport voor ouderen
a. Wat vind je van deze oplossing om tegemoet te komen aan de wensen van ouderen? b. Wat zijn nog meer mogelijke oplossingen om te voldoen aan de wensen van ouderen?
Opdracht 6 Ontgroening (theorieopdracht) Bron - Demografische ontwikkelingen
a. Wat versta je onder ontgroening? b. Wat zijn mogelijke gevolgen van de ontgroening voor: • het sport- en beweegaanbod • de accommodatiebehoefte • de organisatiegraad (wijze waarop sport georganiseerd moet worden, variërend van zelfgeorganiseerd tot aangeboden in clubverband).
Opdracht 7 Verkleuring (groepsopdracht) Bron - Demografische ontwikkelingen
Deze opdracht kun je in een groepje doen.
C
Het aantal mensen met een migratieachtergrond neemt toe in Nederland. Je ziet steeds meer witte en zwarte scholen ontstaan. Hetzelfde zie je bij sportverenigingen. Sommige verenigingen bestaan uitsluitend uit mensen met een migratieachtergrond of hebben procentueel veel leden met een migratieachtergrond, terwijl je bij andere sportaanbieders vrijwel alleen autochtonen ziet. a. Wat vinden jullie van het ontstaan van witte en zwarte sportverenigingen? Discussieer met elkaar over dit onderwerp.
182
Thema 5 Evenement en sportbeleid
b. Stel dat jij in jouw gemeente het sportbeleid mag bepalen en dat je witte en zwarte sportverenigingen wilt voorkomen. Hoe zou je dat dan kunnen doen?
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Opdracht 8 Sport en integratie (theorieopdracht) Bron - Demografische ontwikkelingen
Filmpje - Voetbal bevordert integratie mensen met een migratieachtergrond
a. Vind je dat voetbal de integratie van mensen met een migratieachtergrond bevordert? Geef argumenten voor en tegen. b. In het filmpje wordt opgemerkt dat ouders niet meer opvoeden, dat dit alleen nog maar door scholen en sportverenigingen gebeurt. Wat vind jij hiervan?
5.4 Culturele ontwikkelingen
Bij culturele ontwikkelingen gaat het erom hoe mensen denken over en hoe ze omgaan met de wereld om zich heen. Op dit moment zie je zes culturele ontwikkelingen binnen onze samenleving die van belang zijn voor sport en bewegen: 1. individualisering 2. democratisering 3. consumptief gedrag 4. zapgedrag 5. schoonheids- en gezondheidsideaal 6. grensverleggend gedrag.
Individualisering We leven in een ‘ik-tijdperk’. Dat houdt in dat veel mensen zichzelf centraal stellen en minder geneigd zijn zich vrijwillig op anderen te richten. Voor de sport heeft deze individualisering nogal wat gevolgen. Zo kiezen mensen liever zélf het tijdstip uit waarop zij aan sport willen doen, waardoor een individuele sport (solosport) eerder in aanmerking komt dan een teamsport. In 1979 deed van de bevolking van 6-79 jaar 42% aan een solosport, in 2007 liep dit percentage op naar 70%. Momenteel doen drie van de vier sporters een solosport. Daarnaast kiezen mensen liever voor ongeorganiseerde sporten (niet gebonden aan een sportvereniging), zoals trimmen/joggen, fitnessen, fietsen, skeeleren en golfen. Ze willen zich niet meer zo binden. Het percentage
183
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
dat lid is van een sportvereniging heeft jarenlang rond de 35% gelegen, de afgelopen jaren is dit percentage gezakt naar ongeveer 29%. Er zijn iets meer mannen dan vrouwen lid van een sportvereniging. Het aantal lidmaatschappen is de laatste jaren redelijk constant. Uit de lijst van populairste sporten blijkt eveneens dat de solosporten het goed doen. Anders georganiseerde sport Zoals geconstateerd, blijft het ongeorganiseerd sporten in populariteit toenemen. Daarnaast is een afname gesignaleerd van deelname aan competities/trainingen en van het lidmaatschap van een sportvereniging. Zo moet het belang van recreatieve sport- en bewegingsactiviteiten niet onderschat worden.
Top tien populaire sporten in 2021 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
fitness (20.5%) hardlopen (11%) (veld)voetbal (6.3%) wandelen (5.9%) tennis (5.5%) fietsen (algemeen) 4.9%) zwemmen (4.1%) yoga (3%) wielrennen (2.5%) hockey (2%).
C
Bron: Sport en bewegen in cijfers.
184
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 5 Evenement en sportbeleid
https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/man-running-forest-woods-training-exercising-222567256
Voor jezelf sporten wordt steeds populairder.
C
Democratisering In de jaren zestig en zeventig is onze Nederlandse samenleving verder gedemocratiseerd. Dat wil zeggen dat meer mensen de kans kregen mee te praten en te denken over allerlei zaken en dat mensen meer gelegenheid kregen om van allerlei voorzieningen gebruik te maken. Dat geldt ook voor sport. Sport is iets geworden voor iedereen: van jong tot oud, van dik tot dun, met of zonder beperking. Toch sport niet iedereen evenveel. Vooral mensen met een lage sociaal-economische status (laag opleidingsniveau, laag inkomen) sporten minder. De democratisering van de sport heeft er eveneens toe geleid dat andere motieven van sportdeelname belangrijk zijn geworden. Vroeger ging het vooral om het sporten op zich en het leveren van prestaties. Tegenwoordig zijn sociale motieven, zelfontplooiing en gezondheid belangrijk. Toename consumptief gedrag Consumptief gedrag betekent dat mensen wel een product (bijvoorbeeld handballen) willen consumeren (gebruiken), maar niet bereid zijn dat product (de handbalvereniging) vorm te geven. Door deze consumptieve houding
185
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
hebben veel sportverenigingen het moeilijk om vrijwilligers te vinden. Je ziet dit gedrag ook terug bij de sporters. Ze willen wel de lusten, maar niet de lasten. Dit verklaart mede de afname van het aantal mensen dat lid is van een sportvereniging. Commerciële sportaanbieders hebben van dit probleem veel minder last.
Het begrip sportconsument zet verder door
Door de individualisering en welvaartstoename worden steeds meer en andere eisen gesteld aan het sportaanbod. Meer en meer mensen zullen de sport als klant en consument benaderen. Het bewustzijn dat je voor sportbeoefening niet per se een sportvereniging nodig hebt, wint meer en meer aan terrein. Het individueel beleven komt centraal te staan en zodanig individualiseren ook de eisen. Het is dus niet gemakkelijk voor een sportclub om het aanbod interessant te houden en om sporters te blijven inspireren. Dit vraagt steeds andere en nieuwe vaardigheden en een professionele aanpak. Het commerciële sportaanbod speelt daar nadrukkelijk op in, het zorgt steeds voor nieuwe mogelijkheden tot ‘beleven’. Bron: www.sportknowhowxl.nl.
C
Zapgedrag In de hele samenleving zie je dat steeds meer mensen moeite hebben om zich te concentreren op één ding. Men is sterk geneigd te switchen van het een naar het ander. We noemen dit zapgedrag. Dit is ook zichtbaar binnen de sport. Mensen hoppen met het grootste gemak van de ene naar de andere sport. Voor sportaanbieders is het belangrijk om rekening te houden met dit zapgedrag en een breed sportaanbod te verzorgen. Daarnaast is het belangrijk om in te spelen op trends. Vooral fitnesscentra weten hier prima op in te spelen. Gelukkig verbreden ook veel sportverenigingen hun aanbod. Bij het organiseren van een evenement kun je goed rekening houden met een breed aanbod, zodat deelnemers tijdens het evenement als het ware kunnen zappen. Ook starten met zeven tegen zeven 35-45+-voetbal voor mannen? Steeds meer verenigingen zien de voordelen van deze voetbalvorm. Niet vreemd, want het is ontstaan vanuit de behoefte van veel spelers die nog graag een balletje trappen, maar om verschillende redenen dit niet (meer) willen of kunnen in
186
Thema 5 Evenement en sportbeleid
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
de reguliere competitie. Spelers met een drukke agenda die niet meer wekelijks willen spelen, oud-spelers en vaders van jeugdspelers die nog graag een potje voetballen op een recreatieve manier. Of teams die door een terugloop van het aantal leden geen elftal meer op de been kunnen brengen. Juist voor deze groepen is het zeven tegen zeven 35-45+-voetbal ontwikkeld. Ook starten met 7x7 35-45+-voetbal voor mannen? Steeds meer verenigingen zien de voordelen van deze voetbalvorm. Niet vreemd, want het is ontstaan vanuit de behoefte van veel spelers die nog graag een balletje trappen, maar om verschillende redenen dit niet (meer) willen of kunnen in de reguliere competitie. Spelers met een drukke agenda die niet meer wekelijks willen spelen, oud-spelers en vaders van jeugdspelers die nog graag een potje voetballen op een recreatieve manier. Of teams die door een terugloop van het aantal leden geen elftal meer op de been kunnen brengen. Juist voor deze groepen is het 7x7 35-45+-voetbal ontwikkeld.
Schoonheids- en gezondheidsideaal Veel mensen in onze samenleving vinden het belangrijk om er mooi uit te zien. En mooi is dan slank, gespierd en strak in het vel. De sport- en bewegingsactiviteiten die op dit schoonheidsideaal gericht zijn, worden ook wel cosmetische sporten (steps, aerobics, fitness) genoemd.
Dicht bij het schoonheidsideaal staat het gezondheidsideaal. ‘Gezond leven’ staat momenteel bij veel mensen hoog in het vaandel. Antirookcampagnes doen het goed en gezond eten is een onderwerp dat in veel situaties aan de orde komt. Bij deze tendens hoort ook het sporten voor de gezondheid. Voor veel mensen, vooral mensen vanaf de middelbare leeftijd, is dit het belangrijkste motief voor sportdeelname geworden. Het gaat hierbij om het verbeteren van de conditie en het kwijtraken van overgewicht. Steeds meer sportieve evenementen worden georganiseerd om een bijdrage te leveren aan de gezondheid van mensen.
Verleggen van grenzen In de lijn van de individualisering zie je een duidelijke behoefte bij een bepaalde groep mensen om hun grenzen te verleggen. Er is een hang naar spanning en sensatie en die wordt ook binnen de sport gezocht. Denk hierbij aan bungeejumping, kitesurfen, speleologie en parachutespringen, rots- of ijsklimmen, survivaltochten, wildwatervaren en down-hill mountainbiken. Tot slot zie je dat mensen in vrijwel alle leeftijdscategorieën op zoek blijven naar
187
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
het leveren van prestaties en het verleggen van grenzen. Als het binnen de organisatie van een evenement past, kun je ook dit principe daar toepassen.
Veranderende sportmotieven
C
De motieven om deel te nemen aan sport- en bewegingsactiviteiten zijn de afgelopen jaren veranderd. Voor een sportleider is het belangrijk hier rekening mee te houden. Het gaat om het aanbieden van sport- en bewegingsactiviteiten die tegemoetkomen aan de gezondheid, sociale contacten en het verleggen van grenzen.
188
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 5 Evenement en sportbeleid
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=76716978&page=1&pos=9&title=Climber-bouldering-near-Elbow-Lake-in-Fraser-Valley,-Harrison-Mills,-British-Columbia,-Canada
Het verleggen van je grenzen is een belangrijk sportmotief.
189
Verdiepingsstof - Motieven sportdeelname
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Opdracht 9 Belangrijkste culturele ontwikkeling (theorieopdracht) Bron - Culturele ontwikkelingen
Een aantal culturele ontwikkelingen hebben grote invloed op de sport. Enkele belangrijke ontwikkelingen zijn: • individualisering • democratisering • consumptief gedrag • zapgedrag • schoonheids- en gezondheidsideaal • grensverleggend gedrag. Wat vind jij de belangrijkste ontwikkeling voor de sport? Leg je antwoord uit en beschrijf wat de gevolgen van de door jou gekozen ontwikkeling zijn voor de sport.
Opdracht 10 Zapgedrag (theorieopdracht) Bron - Culturele ontwikkelingen
a. Wat is zapgedrag? b. Zapgedrag is een probleem binnen de sport. Hoe zou jij dit probleem binnen de sport oplossen?
Opdracht 11 Grenzen verleggen (theorieopdracht) Bron - Culturele ontwikkelingen
C
Mensen zijn steeds vaker op zoek naar het verleggen van hun grenzen, ook binnen de sport kom je dit op allerlei terreinen tegen. a. Geef een aantal voorbeelden van grensverleggend gedrag binnen de sport. Maak een lijstje van een aantal populaire sporten waarin het verleggen van grenzen een belangrijke rol speelt.
190
Thema 5 Evenement en sportbeleid
Filmpje - People are awesome 2022
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
b. Komen de sporten uit het filmpje overeen met je lijstje? c. Welke extreme sport spreekt jou het meeste aan? d. Wat zoek jij in de sport? Zoek jij ook naar het verleggen van grenzen? Geef aan waarom je dit wel/niet zoekt in de sport. e. Geef een verklaring voor het feit dat mensen steeds meer de neiging hebben om hun grenzen te verleggen. Wat drijft hen om dit te doen?
5.5 Sportbeleid in Nederland
Wat is beleid? Er wordt eerst kort ingegaan op wat er onder visie en beleid wordt verstaan. Daarna komt het sportbeleid aan de orde. Visie Een visie is een bepaalde kijk op de toekomst en geeft de gewenste situatie aan waar een organisatie naartoe wil. Als voorbeeld de visie van de KNKV:
Visie op korfbal Korfbal is een spel van interactie. Dit houdt in dat er altijd met een tegenstander wordt gespeeld. Het handelen van spelers ontstaat doordat wordt ingespeeld op de tegenstander. Hoe meer weerstand de tegenstander geeft, hoe moeilijker het wordt om de oefenvorm goed uit te voeren. Dit beïnvloedt het leerproces. Door de weerstand van de tegenstander ontstaat er een situatie om een doelpunt te maken, vrij te lopen, een assist te geven en/of in balbezit te blijven. Dit noemen we de korfbalacties. Tijdens de training staat de wedstrijdsituatie centraal. Beleid Beleid kan omschreven worden als alle middelen die een organisatie gebruikt om doelstellingen te bereiken in een bepaalde periode. Beleid kent dus drie onderdelen: • doelen • middelen (acties) • tijdsplanning. Als voorbeeld beleid van de triatlonbond:
191
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
ITU voert nieuw beleid in tegen intimidatie en misbruik De International Triathlon Union (ITU) heeft tijdens een bestuursvergadering in Madrid ingestemd met een nieuw beleid dat intimidatie en misbruik in de sport tegen moet gaan.
Beleidsbrief en Nationaal Sportakkoord In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de oude nota van de overheid, namelijk de beleidsbrief sport ‘Sport en Bewegen in Olympisch perspectief’. De nota wordt besproken omdat deze nog steeds veel invloed heeft op het huidige sportbeleid. Daarnaast komt de nieuwe beleidsnotitie in de vorm van het Nationaal Sportakkoord (2018-2021) aan de orde. Tot slot wordt aandacht besteed aan de huidige sportdeelname in Nederland. Beleidsbrief sport ‘Sport en Bewegen in Olympisch perspectief’ In deze beleidsbrief schetst de overheid haar plannen voor de periode 2011-2016. De nota is ontstaan op basis van een analyse van het sport- en beweeggedrag in Nederland en op een enigszins bijgestelde visie op de rol van sport en bewegen.
Visie De overheid ziet sporten en bewegen als een belangrijke en populaire vorm van vrijetijdsbesteding. Het is goed voor de gezondheid maar vooral leuk om te doen. Sporten en bewegen dragen bij aan sociale en educatieve doeleinden, zoals ontwikkeling en weerbaarheid van kinderen, het leren over sportiviteit en respect, maatschappelijke participatie, maar ook aan het verbeteren van de leefbaarheid in de buurt. Het kabinet hecht veel waarde aan sport en bewegen als basis voor een gezonde en actieve leefstijl. Daarnaast gaat men ervan uit dat ook topsport een toegevoegde waarde heeft voor de samenleving.
Sportbeleid
C
Het sportbeleid van de overheid gaat uit van de waarden van sport. Mede doordat zo veel Nederlanders sporten en bewegen, is sport van grote maatschappelijke en economische waarde. De strategische partners zijn overtuigd van die waarde van sport en bewegen voor ieder individu. Zij willen alle Nederlanders van sport en bewegen laten genieten.
192
Thema 5 Evenement en sportbeleid
Bron: Nationaal Sportakkoord.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Doelstelling en prioriteiten sport- en beweegbeleid Het beleidsplan kent een algemene doelstelling en drie prioriteiten. De algemene doelstelling luidt: “Een sportieve samenleving waarin voor iedereen een passend sport- en beweegaanbod aanwezig is en waarin uitblinken in sport wordt gestimuleerd.” De drie prioriteiten zijn: 1. sport en bewegen in de buurt 2. werken aan een veiliger sportklimaat 3. uitblinken in sport.
C
Sport en bewegen in de buurt In deze beleidsbrief heeft de overheid een duidelijke keuze gemaakt. De sportvereniging is van belang en natuurlijk kan het onderwijs niet vergeten worden, maar in deze nota wordt vol ingezet op het belang van sport als middel in de buurt. Sport kan een bijdrage leveren aan maatschappelijke participatie, aan het bevorderen van de gezondheid en aan het verbeteren van de leefbaarheid in de buurt. Met dit speerpunt wil men bereiken dat er voor iedere Nederlander die dat wil een passend sport- en beweegaanbod in de buurt aanwezig is. Samenwerking is hierbij een sleutelwoord. Het gaat om het leggen van verbindingen en het starten van gezamenlijke initiatieven. De overheid richt zich vooral op groepen waarvan de sportdeelname laag is. Je kunt hierbij denken aan mensen met een beperking, ouderen en mensen in een sociaal isolement. Het inzetten van combinatiefunctionarissen of buurtsportwerk is een belangrijk middel om de doelen te realiseren. Daarnaast moet de samenwerking tussen de verschillende sportaanbieders in de buurt verbeteren. Zo moet de buurt, het onderwijs, de sport, de kinderopvang, zorg, welzijn en de commerciële sportaanbieders de handen ineenslaan en tot sportaanbod op maat komen. Een mooi voorbeeld van een nieuw samenwerkingsverband komt uit de gemeente Dongen.
193
Fitnessen, zwemmen en opa of oma bezoeken?
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Fitnessondernemer Cees Arendse en zorgstichting de Volckaert realiseren in Dongen een innovatief en succesvol fitnessconcept. In het verzorgingshuis is een compact fitnesscentrum met zwembad van 350 m2 gevestigd. Het fitnesscentrum trekt zowel bewoners van het verzorgingshuis, de aanpalende aanleunwoningen als personeel van de zorgstichting aan, maar ook inwoners uit het dorp en de regio. De Volckaert wilde af van het imago dat een verpleegtehuis of verzorgingshuis zich in de kantlijn van de samenleving ophoudt. Letterlijk en figuurlijk buiten het dorp. Mensen moeten zich dan echt oppakken om ernaartoe te gaan, er zou geen vanzelfsprekende loop naar het tehuis zijn. De Volckaert wilde dat anders: een complex midden in het dorp met faciliteiten voor alle inwoners van Dongen. Daarom werden in het ontwerp een theater, een à-la-carterestaurant, een zwembad en een fitnesscentrum ingetekend. De gedachte was dat er daardoor een integratie zou ontstaan tussen inwoners uit het dorp en bewoners van het woon-zorgcomplex. Dat bleek te kloppen. Er vindt nu een boeiende integratie plaats: het fitnesscentrum is een prominente ontmoetingsplek geworden voor bewoners van het woon-zorgcomplex én de inwoners uit Dongen. Arendse: “Bewoners zonder beperkingen kunnen lid worden van de fitness. Bewoners met beperking die zorg nodig hebben, worden door de eigen fysiotherapeuten van De Volckaert begeleid. Ouders combineren de zwemles van hun kinderen nu vaak met een bezoek aan opa of oma in het verzorgingshuis. Ook het personeel traint bij ons in het kader van bedrijfsfitness. We gaan nu ook beginnen met sportactiviteiten in de buitenlucht, bijvoorbeeld een bootcamptraining of een loopgroepje. Op die manier kunnen we weer een andere doelgroep aan ons binden en dus ook aan het woonzorgcomplex.” Bron: nota ‘Sport en Bewegen in Olympisch perspectief’.
C
Werken aan een veiliger sportklimaat Het huidige kabinet staat voor ‘Nederland Veiliger’. Daarbij hoort ook veilig kunnen sporten, zowel op het speelveldje in de buurt als bij de sportvereniging. Intimidatie, vandalisme en geweld horen niet in de sport thuis. Een aantal ministeries heeft samen met de sport- en welzijnssector en de gemeenten een apart actieplan opgesteld. De maatregelen uit dit plan zijn enerzijds gericht
194
Thema 5 Evenement en sportbeleid
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
op het voorkomen van ongewenst gedrag bij of in de sport en anderzijds op een zerotolerancebeleid ten aanzien van gedrag dat niet door de beugel kan. Het doel is ook om de pedagogische waarde van sport meer tot zijn recht te laten komen. Het actieplan ‘Naar een veiliger sportklimaat’ kent vier hoofdlijnen, waarvan de eerste twee het belangrijkst zijn. 1. strakke handhaving van spel- en gedragsregels en het tuchtrecht Er wordt onder andere ingezet op het bevorderen, verduidelijken en aanscherpen van spelregels die een positieve bijdrage leveren aan sportiviteit en respect. 2. aanpak van excessen bij de sport Er worden richtlijnen opgesteld over wat er onder excessen verstaan wordt. Bovendien worden er richtlijnen ontwikkeld over hoe om te gaan met excessen, zoals seksuele intimidatie.
C
Uitblinken in sport Het kabinet wil dat Nederland bij de beste tien topsportlanden van de wereld hoort. Om dit te realiseren moeten Nederlandse sporters goed presteren op wereldkampioenschappen en de Olympische en Paralympische Spelen. Vanwege de toenemende internationale concurrentie vindt de sportsector focus en bundeling van krachten binnen de topsport noodzakelijk. Die focus op een beperkt aantal kansrijke sporten heeft geleid tot een veranderd subsidiebeleid. Dit nieuwe beleid van NOC*NSF heeft de sportwereld flink in beroering gebracht. Sommige bonden (Badmintonbond) krijgen niets meer en andere bonden (Zwembond, Judobond) krijgen fors meer. Dit speerpunt betekent ook dat de overheid allerlei voordelen ziet in het organiseren van grote sportevenementen.
195
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=454360109&page=1&pos=27&title=Zürich,-Leichtathletik,-Athletics,-Track-and-Field,-Daimond-League-Finale-,-Weltklasse-Zürich-2022,-08.09.2022-Letzigru
Femke Bol, Diamond League-finale, Zürich 2022.
Verdiepingsstof - Buurtsportcoaches
C
Het Nationaal Sportakkoord In 2018 ondertekenden het Ministerie van VWS, de gemeenten en de sportbonden (NOC*NSF) gezamenlijk het Nationaal Sportakkoord. Dit akkoord heeft als titel Sport verenigt Nederland. Het sportakkoord bestaat uit zes ambities. In de nota zijn er vijf uitgewerkt. De zesde, die betrekking heeft op topsport, komt later aan bod. Om de ambities van het sportakkoord mogelijk te maken, investeert het kabinet tot en met 2021 elk jaar ruim € 400 miljoen.
196
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 5 Evenement en sportbeleid
Graag rechten aanvragen. Bron: https://www.allesoversport.nl/thema/beleid/sportakkoord-ambities-voor-de-sport-tot-en-met-2021/ Ondertekening van het nationaal sportakkoord in strandclub WIJ in Scheveningen. Foto Rijksoverheid / Bart Hoogveld
Zes ambities De zes ambities zijn: 1. inclusief sporten en bewegen Deze ambitie is erop gericht dat iedere Nederlander een leven lang plezier in sporten en bewegen kan ervaren. Je moet daarbij niet gehinderd worden door leeftijd, lichamelijke of geestelijke ongezondheid, etnische achtergrond, seksuele geaardheid of sociale positie. Dat zou vanzelfsprekend moeten zijn. Het is de bedoeling om belemmeringen die mensen nu nog ervaren, weg te nemen. 2. duurzame sportinfrastructuur De ambitie is dat Nederland beschikt over een goed werkende en duurzame sportinfrastructuur. Hierbij gaat het niet alleen om sportvelden, zwembaden, sporthallen en clubhuizen, maar ook om het stadspark en het trapveldje in de wijk. Overal waar mensen sporten en bewegen, moeten de voorzieningen op orde zijn. 3. vitale aanbieders Men wil aanbieders van sport en bewegen toekomstbestendig maken, zodat sport en bewegen voor iedereen toegankelijk en bereikbaar blijft. Niet iedere sportaanbieder weet nu in te spelen op ontwikkelingen als vergrijzing, individualisering en digitalisering. Mede hierdoor heeft een kwart van alle verenigingen de afgelopen jaren met een dalend ledenaantal te maken gehad. Veel verenigingen kampen met een tekort aan trainers.
197
positieve sportcultuur Sporten moet leuk, veilig, eerlijk en zorgeloos zijn. Daar wil men voor zorgen. Plezier in sport is het fundament voor een leven lang sporten. De afgelopen jaren heeft bijna 60% van alle sportverenigingen gewerkt aan een plezierig en veilig sportklimaat. De ambitie is ervoor te zorgen dat alle sportclubs aandacht hebben voor een positieve sportcultuur. Dat betekent onder andere dat trainers, leraren en instructeurs het welzijn van het kind belangrijker vinden dan winnen en dat ouders en verzorgers langs de lijn positieve supporters zijn. van jongs af aan vaardig in bewegen Spelen en bewegen is minder vanzelfsprekend geworden in het dagelijks leven van kinderen. Onderzoekers stelden in 2016 vast dat de meeste kinderen van 4 tot 11 jaar maar drie tot zeven uur per week buiten spelen en dat de bewegingsvaardigheid van kinderen minder is dan in 2006. Er zijn diverse oorzaken: digitalisering, verstedelijking en te weinig veilige speelplekken. Maar ook de terughoudende en voorzichtige houding van veel ouders en verzorgers bij het buitenspelen speelt een rol. De ambitie is dat meer kinderen voldoen aan de beweegnorm en dat de motorische vaardigheden toenemen. Men richt zich vooral op kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar. Jong geleerd is immers oud gedaan. topsport inspireert De ambitie is dat Nederlandse topsportprestaties en topevenementen in Nederland een cruciale inspiratie vormen voor de verenigende waarde van sport. Het meeleven met onze sporters op de Olympische en Paralympische Spelen of het ervaren van topsportevenementen in eigen land hebben in de Nederlandse samenleving een sterk inspirerende en verbindende waarde, die verder uitgebouwd kan worden.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
4.
5.
6.
Filmpje - Nationaal Sportakkoord ‘Sport Verenigt Nederland’
C
Beleidsmakers op het gebied van sport In Nederland wordt op verschillende niveaus sportbeleid gemaakt. De instanties die dit beleid maken, noemen we de beleidsmakers. Er zijn landelijke, regionale en lokale organisaties (gemeenten) die plannen maken op het gebied van sport en bewegen. De volgende beleidsmakers zijn van belang voor de verenigingssport: • landelijke overheid • provinciale overheid • gemeentelijke of lokale overheid • landelijke sportorganisaties.
198
Thema 5 Evenement en sportbeleid
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Landelijke overheid Hier is al een voorbeeld van besproken, namelijk het landelijk sportbeleid dat vastgelegd is in het Nationaal Sportakkoord. Het overheidsbeleid is gericht op het signaleren en analyseren van allerlei ontwikkelingen in de samenleving die invloed hebben op de sport en sportbeoefening in Nederland.
Naast het maken van beleid heeft de overheid nog twee belangrijke functies: • het scheppen van voorwaarden De overheid zorgt er door wetten en regelingen voor dat sport mogelijk wordt. De overheid verleent bijvoorbeeld vergunningen en draagt zorg voor de bouw van sportaccommodaties, zoals sportparken, sporthallen, zwembaden en ijsbanen. Om vrijwilligerswerk aantrekkelijker te maken heeft de overheid een wet aangenomen waarin geregeld is dat een vrijwilliger een redelijk bedrag aan onkostenvergoeding mag ontvangen zonder dat hij daar belasting over hoeft te betalen. • het bieden van ondersteuning De overheid stimuleert het uitoefenen van sport door financiële tegemoetkomingen in de vorm van subsidies en fiscaal voordelige tarieven. Daarnaast ondersteunt de overheid de sport met verschillende sportstimuleringsprojecten. Provinciale overheid De belangrijkste functie van de provincies op sportgebied is de ondersteuning van de lokale sport. Op het gebied van bijvoorbeeld breedtesport, sportstimulering en sportieve recreatie benoemen ze de belangrijkste aandachtspunten voor de eigen provincie. De provinciale sportraden spelen een belangrijke rol bij de uitwerking van het landelijk beleid en bij het maken en uitvoeren van provinciaal sportbeleid. Zo geeft in de provincie Zeeland de provinciale sportraad SportZeeland uitvoering aan het provinciaal sportbeleid. Een provinciale sportraad vormt de brug naar de gemeenten en sportverenigingen. Het provinciale sportbeleid en het lokale sportbeleid komt voort uit het landelijke sportbeleid. Zo heeft SportZeeland de zes ambities vertaald naar de Zeeuwse situatie. Tot nu toe hebben zeven provincies een provinciaal sportbeleid. De provincies Gelderland en Limburg hebben het meeste aandacht voor sport en geven er ook het meeste geld aan uit. Gemeentelijke of lokale overheid De gemeenten hebben een belangrijke rol bij het vertalen van het landelijk en provinciaal sportbeleid. De gemeenten moeten volgens de wet het sporten mogelijk maken voor alle burgers. Ze zijn verantwoordelijk voor het in stand
199
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
houden van lokale sport- en recreatievoorzieningen en de ondersteuning van sportverenigingen en andere sportaanbieders. Ze houden zich bezig met het toekennen van subsidies, de bouw, verhuur en verkoop van sportaccommodaties. De gemeente heeft regelmatig overleg met sportverenigingen en andere sportaanbieders als zorg- en welzijnsorganisaties en fitnesscentra. Landelijk worden de belangen van de gemeenten behartigd door de VNG (de Vereniging van Nederlandse Gemeenten). Op het gebied van sport overleggen de gemeenten met elkaar onder de naam Vereniging Sport en Gemeenten (VSG). Bij het organiseren van toernooien en evenementen sluit je meestal aan bij het lokale sportbeleid. Door de organisatie hiervan geef je uitvoering aan dit sportbeleid.
Utrecht sportief en gezond (2017-2023) Wat wil de gemeente en waarom?
Sport is belangrijk voor de gezondheid van mensen, inwoners kunnen er sociale contacten opdoen en het is een leuke en ontspannende besteding van de vrije tijd. Daarom wil de gemeente aantrekkelijke sportmogelijkheden bieden aan alle inwoners. In sporthallen, zwembaden of op sportparken, maar ook in een beweegvriendelijke openbare ruimte. De sportmogelijkheden in de stad moeten meegroeien met de groei van de bevolking naar 450.000 inwoners in 2040.
C
De gemeente zet zich in voor een breed sportaanbod, zodat alle Utrechters een sport kunnen kiezen die bij ze past. Daarbij hebben we speciale aandacht voor die mensen voor wie het niet makkelijk of vanzelfsprekend is om te sporten. We willen dat iedereen zich welkom en veilig voelt op de sportvereniging. Ook speelt talentontwikkeling en topsport een belangrijke rol. Iedere Utrechtse sporter moet de kans krijgen zich op zijn eigen niveau verder te ontwikkelen.
200
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 5 Evenement en sportbeleid
Utrecht sportief en gezond.
Sportdeelname in Nederland Aan het slot van dit thema wordt kort een beeld gegeven van de sportdeelname in Nederland. Voor het organiseren van evenementen is het namelijk belangrijk om te weten wat de interesses van de verschillende leeftijdscategorieën is. Niet dat je daar altijd op aan moet sluiten, je kunt ook bewust juist nieuwe activiteiten aanbieden. Dit is afhankelijk van je doelstelling. Populaire sporten In een overzicht wordt getoond wat de populairste sporten zijn in de verschillende leeftijdscategorieën.
201
Sport
fitness
hardlopen voetbal
wielrennen tennis
65-plus
24.1%
3.9%
0.5%
10.9%
9.6%
50-64
21.6%
11%
1.3%
10.2%
6.1%
18-49
23.3%
16.7%
6.1%
3.5%
3.8%
12-17
14.6%
5.9%
18.2%
1.2%
5.1%
0-11
0.4%
1.2%
21%
0.7%
4.3%
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Leeftijd
De drie populairste sporten per leeftijd • 4-8 jaar: voetbal, zwemmen en turnen/gymnastiek • 8-12 jaar: voetbal, hockey en tennis • 12-18 jaar: voetbal, fitness en hockey • 18-25 jaar: fitness, voetbal en hardlopen • 25-35 jaar: fitness, hardlopen en voetbal • 35-45 jaar: fitness, hardlopen en tennis • 45-55 jaar: fitness, hardlopen en fietsen/wielrennen • 55-67 jaar: fitness, wandelen en fietsen/wielrennen • 67-81 jaar: fitness, wandelen en fietsen/wielrennen.
Beweegrichtlijnen Behalve het sportgedrag is het ook interessant om naar de beweegrichtlijnen te kijken. Ruimt de helft van de Nederlanders voldoet hieraan.
C
In 2021 voldeed 52% van de Nederlandse bevolking van 4 jaar en ouder aan het onderdeel matig of zwaar intensieve inspanning en 84% aan het onderdeel spier- en botversterkende activiteiten. Op deze manier voldeed 47% van de Nederlanders van 4 jaar en ouder aan de beweegrichtlijnen. Dit is minder dan in 2019 en 2020, maar vergelijkbaar met 2017 en 2018. Over de tijd is er een licht stijgende trend te zien voor zowel het voldoen aan de matig tot zwaar intensieve activiteiten als aan spier- en botversterkende activiteiten. In 2021 voldeden kinderen (4-11 jaar) het vaakst aan de beweegrichtlijnen (62%), gevolgd door 18-64-jarigen (48%). Voor ouderen (65-plussers) en jongeren (12-17 jaar) ligt dit percentage lager (respectievelijk 42% en 36%).
202
Thema 5 Evenement en sportbeleid
Over de tijd is te zien dat ouderen steeds meer zijn gaan bewegen. Voor volwassenen is in 2021 een daling te zien in het percentage dat voldoende beweegt ten opzichte van voorgaande jaren. Dit geldt ook voor jongeren.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Onderzoek KPMG (2019) Er is sprake van groei voor wat betreft de sportdeelname. De groei lijkt vooral te komen door vergrijzing en het feit dat deze generatie 65+’ers meer sporten dan de voorgaande generaties. De verwachting is dat de sportdeelname tot 2030 ongeveer gelijk zal blijven. De huidige toename in sportdeelname door actiever wordende ouderen is naar verwachting in de toekomst niet voldoende om de daling van sportdeelname bij jongeren te compenseren. De sportbranche in Nederland zal daarmee tegelijkertijd in staat moeten zijn om de dalende trend onder jongeren te keren en de 65+’ers adequaat te blijven bedienen.
Gegevens en ontwikkelingen sport- en beweeggedrag Als je kijkt naar het sport- en beweeggedrag in Nederland dan levert dat de volgende resultaten op: • Mensen willen flexibel, ongebonden en in de openbare ruimte sporten. Steeds meer mensen organiseren hun sport zelf op een door hen gewenst moment. Voorbeelden hiervan zijn suppen, wielrennen, hardlopen en straatvoetbal. Je ziet ook de populariteit van anders georganiseerde sporten toenemen. Padel is momenteel heel populair. Je moet in veel gevallen wel lid zijn van een vereniging, maar voor de rest regel je het met anderen helemaal zelf. • Steeds meer mensen sporten liever individueel. Zowel fitness als hardlopen, fietsen en wandelen hebben in de afgelopen vijftien jaar veel nieuwe beoefenaars gekregen. Tegelijkertijd daalde de populariteit van zwemmen, zaalsporten en veldsporten. • Het aantal individuele lidmaatschappen is licht gedaald. Het aantal lidmaatschappen van alle verenigingen bij elkaar ligt rond de 5 miljoen. Ongeveer 29% van de Nederlanders is lid van minimaal één sportvereniging. Ook het aantal verenigingen daalt licht, terwijl het aantal leden per vereniging is gestegen. Het aantal lidmaatschappen bij meisjes/vrouwen individueel en teamgericht stijgt. Bij teamsporten daalt het aandeel jongens/mannen. Bij individuele sporten daalt vooral het aantal lidmaatschappen van volwassenen. • De wekelijkste sportdeelname blijft redelijk constant. Ongeveer 54% van 4 jaar en ouder sport wekelijks. In 2021 deed 56% van de Nederlandse mannen vanaf 4 jaar en ouder wekelijks aan sport. Voor vrouwen is dit 52%.
203
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Echter, de groei komt vooral doordat 40+’ers meer zijn gaan sporten – en dan voornamelijk 65+’ers. De groei lijkt vooral te komen door vergrijzing en het feit dat deze generatie 65+’ers meer sport dan de voorgaande generaties. De verwachting is dat de sportdeelname tot 2030 ongeveer gelijk zal blijven. De huidige toename in sportdeelname door actiever wordende ouderen is naar verwachting in de toekomst niet voldoende om de daling van sportdeelname bij jongeren te compenseren. De sportbranche in Nederland zal daarmee tegelijkertijd in staat moeten zijn om de dalende trend onder jongeren te keren en de 65+’ers adequaat te blijven bedienen.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
C
• Zeven op de tien Nederlanders sport minstens twaalf keer per jaar. In 2020 deed 70% van de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder minstens twaalf keer per jaar aan sport. Dit percentage is de afgelopen jaren ongeveer hetzelfde gebleven. Minimaal twaalf keer per jaar sporten wordt de RSO-norm genoemd. Een organisatie die naar de toekomst van sport kijkt (Sport Toekomstverkenning) concludeert dat tot 2030 de sportdeelname ongeveer gelijk zal blijven. Wel zal er een verschuiving plaatsvinden naar andere typen sport dan nu populair zijn, voornamelijk naar meer individuele sporten. • Hogeropgeleiden sporten vaker minstens twaalf keer per jaar. In 2020 sportte 82% van de hogeropgeleide Nederlanders van 25 jaar en ouder minstens twaalf keer per jaar terwijl dit onder de lageropgeleiden 45% was. De sportdeelname van middelbaar opgeleiden ligt daartussenin (64%). Het percentage lager-, middelbaar en hogeropgeleiden dat twaalf keer per jaar of vaker sport, is min of meer stabiel tussen 2012 en 2020.
204
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 5 Evenement en sportbeleid
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
C
• Mensen met lichamelijke beperking sporten minder vaak wekelijks. In 2021 was het percentage wekelijkse sporters lager onder Nederlanders van 12 jaar en ouder met een lichamelijke beperking en/of een langdurige aandoening (20% tot 49%) dan onder mensen zonder aandoening of beperking (60%). Mensen met zowel een lichamelijke beperking als een langdurige aandoening sportten het minst vaak wekelijks (20%). Hier is de laatste jaren niet veel in veranderd.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
205
Opdracht 12 Prioriteiten sportbeleid (theorieopdracht)
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Sportbeleid in Nederland
Het landelijk sportbeleid kent drie prioriteiten als het gaat om het landelijk sportbeleid: 1. sport en bewegen in de buurt 2. werken aan een veiliger sportklimaat 3. uitblinken in sport. Zoek op en beschrijf van alle drie de prioriteiten: • wat ermee bedoeld wordt • met welke programma’s, plannen of acties de overheid dit denkt te bereiken.
Opdracht 13 Jouw sportbeleid (theorieopdracht) Bron - Sportbeleid in Nederland
De overheid heeft drie prioriteiten als het gaat om het landelijk sportbeleid: 1. sport en bewegen in de buurt 2. werken aan een veiliger sportklimaat 3. uitblinken in sport.
a. Welke van de drie vind jij landelijk gezien het belangrijkst? Leg je antwoord uit. b. Welke van drie is volgens jou het belangrijkst voor de gemeente waar jij woont? Leg je antwoord uit. c. Stel dat jij het sportbeleid van jouw gemeente mocht bepalen. Wat zouden dan de drie prioriteiten zijn? Leg je antwoord uit.
C
Opdracht 14 Lokaalsportbeleid (Groningen) (theorieopdracht) Bron - Sportbeleid in Nederland
206
Thema 5 Evenement en sportbeleid
Filmpje - Sportbeleid Groningen
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. Wat zijn de belangrijkste speerpunten/pijlers van het sportbeleid van de gemeente Groningen volgens deze studenten? b. Ga op zoek naar het sportbeleid van jouw gemeente en beschrijf dit sportbeleid op hoofdpunten. Vergelijk het beleid van jouw gemeente met dat van een klasgenoot uit een andere gemeente. Bespreek met elkaar jullie mening over het lokale sportbeleid.
Opdracht 15 Sportbeleid Tilburg (theorieopdracht) Bron - Sportbeleid in Nederland Filmpje - Sport in Tilburg
a. Wat is het belangrijkste doel van het sportbeleid van de gemeente Tilburg? b. Op welke manier probeert men dit doel te bereiken? c. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen het beleid van de gemeente Tilburg en dat van de gemeente Groningen?
Opdracht 16 Buurtsportcoaches
De overheid stimuleert het inzetten van zogenaamde buurtsportcoaches. a. Wat zijn de belangrijkste taken van een buurtsportcoach? Filmpje - Buurtsportcoach Den Haag
b. Welke belangrijke werkzaamheden van de buurtsportcoach komen in het filmpje naar voren? c. Met welk doel wordt de buurtsportcoach in Den Haag ingezet?
Opdracht 17 Nationaal Sportakkoord (groepsopdracht) Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken.
Filmpje - Nationaal Sportakkoord ‘Sport Verenigt Nederland’ a. Noteer de zes ambities van het Nationaal Sportakkoord.
207
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
b. Bespreek de zes ambities en leg aan elkaar uit wat deze betekenen. c. Bespreek met elkaar wat de consequenties van deze zes ambities zijn voor jouw toekomstige werk en/of huidige stage.
Opdracht 18 Ontwikkelingen in het sport- en beweeggedrag (theorieopdracht)
a. Noteer een aantal belangrijke ontwikkelingen die je waar kunt nemen binnen het sport- en beweeggedrag in Nederland. b. Werk één ontwikkeling nader uit. c. Geef je mening over deze ontwikkeling.
Opdracht 19 Leerdoelen (reflectieopdracht)
C
a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Als je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt doen. b. Vul de beoordeling in.
208
1.
Je kunt de gevolgen voor sport en bewegen van onze multiculturele samenleving beschrijven.
2.
Je kunt de gevolgen van vergrijzing en ontgroening voor sport en bewegen beschrijven.
3.
Je kunt de gevolgen van een aantal belangrijke culturele ontwikkelingen voor sport en bewegen beschrijven.
4.
Je kunt de zes ambities uit het Nationaal Sportakkoord beschrijven.
5
Je kunt de sportdeelname in Nederland beschrijven.
Thema 5 Evenement en sportbeleid
5.6 Verdiepingsstof - Maatschappelijk-culturele ontwikkelingen
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
De vijf i’s De sporter van de toekomst verwacht een klantgerichte houding en maatwerk. De sportconsument eist waar voor zijn geld, maar is ook bereid voor kwaliteit te betalen. Volgens het Nederlands Kenniscentrum Sport & Bewegen wordt het toekomstbeeld van sport en bewegen gedomineerd door vijf i’s. Deze vijf i’s staan voor vijf belangrijk ontwikkelingen: • individualisering • informalisering • intensivering • informatisering • internationalisering. Individualisering is de centrale, drijvende kracht. Mensen geven hun leven steeds meer zelf vorm. Ze willen daarvoor ook de verantwoordelijkheid aanvaarden. Informalisering betekent dat de omgangsvormen losser worden. Gezag is niet meer vanzelfsprekend. Intensivering wil zeggen dat de mens zijn leven ten volle wil beleven. ‘Living to the max’ is het motto van de moderne tijd. Informatisering maakt alles zichtbaar, meetbaar en communicabel. Door de internationalisering spelen nationale grenzen steeds minder een rol. Maatschappelijke en culturele ontwikkelingen beïnvloeden de bewegingscultuur in Nederland. Het Kenniscentrum Sport & Bewegen hing deze veranderingen op aan de vijf bovengenoemde i’s. Vanreusel stelt dat onze samenleving door drie cultuursociologische tendensen gekenmerkt wordt: • postmodernistisch • individugericht • mondiaal georiënteerd.
Onder postmodernistisch wordt onder andere verstaan het streven naar zelfverwezenlijking en originaliteit, de drang naar genot en vermaak, streven naar ongeorganiseerdheid (vrijheid, blijheid) en verheerlijking van het lichaam. Met individualisering wordt het streven naar een groeiende zelfstandigheid en onafhankelijkheid van het individu ten opzichte van zijn omgeving bedoeld. Individualisering heeft ook met keuzevrijheid te maken. De mens moet in staat gesteld worden in vrijheid allerlei keuzes te kunnen maken, naar eigen inzicht. Men laat zich bij deze keuzes niet begrenzen door woonplaats of het land waar
209
men woont: the sky is the limit. Vanreusel vat het als volgt samen: “Men kiest als het ware uit een supermarkt van waarden, ideeën, symbolen, relaties of partners, zolang deze maar passen en niet knellen.”
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Deze drie tendensen hebben geleid tot een heel divers sportlandschap. Het lichaam wordt niet alleen meer gezien als een prestatie-instrument (citius, fortius, altius), maar vooral als een instrument voor lustvolle ervaringen. Volleybal ontwikkelde zich tot beachvolleybal en aquavolleybal. Surfen veranderde in kitesurfen en airsurfing, en pootje baden werd canyoning. Deze sportdifferentiatie wordt, zoals we al eerder gezien hebben, versporting van de samenleving genoemd.
Vandaag de dag is een rechthoekig bassin met koud water onvoldoende en moeten zwembaden ‘tropische zwemparadijzen’ zijn, volgestouwd met knuffelmuren, golfslaginstallaties, suisbuizen, wildwaterbanen, bubbelbaden, gekleurde vissen, een onderwaterbar, grote rotspartijen en joekels van planten. Die subtropificering en pretparkisering van het zwembad is niet meer te stuiten. Gewoon zwemmen bestaat niet meer. Het simpele baantjes zwemmen spreekt de mensen niet meer aan. Ook in het zwembad laat een tijdperk zijn gezicht zien.
Bron: Sportsociologie, Paul de Knop.
5.7 Verdiepingsstof - Belemmeringen voor migranten
C
Waarom bewegen mensen met een migratieachtergrond minder? Het onderzoek van het RIVM beschrijft een aantal veelvoorkomende redenen. • In de eerste plaats spelen culturele normen en waarden vaak een rol bij het sport- en beweeggedrag. Denk aan vrouwen die graag in een veilige omgeving met privacy willen sporten en bewegen. Die behoefte kan een drempel vormen om te gaan sporten bij een reguliere vereniging of fitnessschool.
210
Thema 5 Evenement en sportbeleid
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• Ook hebben veel mensen met een migratieachtergrond het sporten en bewegen niet zo met de paplepel ingegoten gekregen als veel Nederlanders. Ze zijn niet opgevoed met sport en hebben daar dus weinig ervaring mee. Terwijl die voorbeeldfunctie van een ouder, of een ander rolmodel, juist motiverend kan werken om wél te gaan bewegen. • Vanwege die onbekendheid met (de opbrengsten van) sport en bewegen zien migranten het nut er niet van in en stellen zij andere prioriteiten. Ook overheerst het beeld bij bepaalde groepen nieuwkomers dat sporten en bewegen fysieke klachten kunnen verergeren. • Veel migranten zijn bovendien niet bekend met het bestaan van sportverenigingen en de daaraan verbonden structuur en cultuur. In de landen van herkomst is sport niet op dezelfde manier georganiseerd. De typisch Nederlandse verenigingsgebruiken kunnen voor verwarring zorgen en een drempel opwerpen. • Relatief veel migranten behoren tot de lage-SES groep. Een minimuminkomen maakt het moeilijk om geld uit te trekken voor sport en bewegen, zeker wanneer het een gezin betreft met meerdere kinderen. Het betalen van contributie is bovendien voor veel migranten geen bekend verschijnsel. Bovendien zijn veel van hen wellicht onbekend met het aanvragen van subsidies, wat kan samenhangen met een taalbarrière.
5.8 Verdiepingsstof - Motieven sportdeelname
Er bestaat een duidelijk verband tussen de bewegingscultuur en de beweegredenen, de motieven van sportdeelname. Hier staan we stil bij de belangrijkste motieven van sportdeelname en bij het belang van sport en bewegen. De belangrijkste motieven van sportbeoefening zijn: • vrijetijdsmotief (ontspanning, plezierige vrijetijdsbesteding) • gezondheids- en fitheidsmotief (gezondheid, conditie, fitheid) • sociaal motief (sociale contacten, vriendschap, integratie) • compensatiemotief (afreageren, ontspanning, onthaasten) • prestatiemotief (presteren, beter worden, overtreffen) • intrinsiek motief (bewegen als lustvolle, prettige, plezierige activiteit) • esthetisch motief (uiterlijk, er goed uitzien).
Om potentiële sporters te bereiken met sportstimuleringsactiviteiten is het belangrijk dat de BOS-medewerker aansluit bij de motieven van deze mensen. De motieven zijn niet voor alle doelgroepen even belangrijk.
211
Het vrijetijdsmotief neemt toe. Het ongeorganiseerd recreatief sporten neemt al jarenlang toe ten koste van het meer prestatief gericht sporten binnen een sportvereniging.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Voor volwassenen en ouderen wordt het gezondheidsmotief steeds belangrijker. Jeugdigen laten zich vooral motiveren door fit en fun. Fit blijven en plezier in sport zijn voor jongeren de belangrijkste drijfveren om te sporten. Bij hen groeit de belangstelling voor het sporten bij commerciële aanbieders, met name de fitnesscentra. Het sociale motief neemt in belang toe. Een variant van het sociale motief is het integratiemotief. Dit betekent dat mensen gaan sporten om (weer) aansluiting te vinden bij de samenleving. Dit motief geldt in het bijzonder voor mensen met een beperking en voor sommige achterstandsgroepen.
5.9 Verdiepingsstof - Buurtsportcoaches Buurtsportcoach of combinatiefunctionaris?
Voor 2012 waren er alleen combinatiefunctionarissen. Vanaf 2012 werd de naam ‘buurtsportcoach’ geïntroduceerd en ook steeds vaker gebruikt, lokaal en als ‘verzamelnaam’ voor alle functionarissen die werken vanuit deze regeling. De oude naam ‘combinatiefunctionaris’ werd en wordt nog gebruikt voor diegenen die zich voornamelijk richten op de verbinding tussen onderwijs, sport en cultuur. Er zijn echter ook gemeenten waar alle uitvoerders die werken vanuit deze regeling ‘buurtsportcoach’ genoemd worden. En er zijn gemeenten die lokaal een andere naam kiezen, afhankelijk van de doelgroep of de sector waar ze voor werken. Namen die regelmatig gebruikt worden voor buurtsportcoaches zijn beweegmakelaar, leefstijlmakelaar, gezondheidsmakelaar, beweegcoach, beweegconsulent, sportconsulent of talentcoach.
C
Wat doet een buurtsportcoach? Buurtsportcoaches hebben de taak om meer mensen te laten sporten en bewegen in de buurt. Ze leggen verbinding tussen aanbieders van sport en bijvoorbeeld welzijn, gezondheidszorg, jeugdzorg, kinderopvang en onderwijs. Een buurtsportcoach kan in dienst zijn van een gemeente, maar ook van een school, vereniging of stichting. Er zijn buurtsportcoaches met de opdracht om een specifieke doelgroep in beweging te krijgen of om sport te verbinden met een specifieke setting, zoals de jeugdzorg. Andere buurtsportcoaches richten
212
Thema 5 Evenement en sportbeleid
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
zich binnen een wijk op alle inwoners. Sommige buurtsportcoaches houden zich bezig met uitvoering van sport- en beweegactiviteiten en begeleiden van groepen. Terwijl andere buurtsportcoaches vooral een coördinerende en verbindende rol hebben. Er zijn veel verschillende manieren om een buurtsportcoach in te zetten. Deze keuzes voor doel, doelgroep, uitvoering/verbinding en werkgeverschap worden lokaal gemaakt. Gemeenten voeren de regie en kunnen de ‘buurtsportcoachregeling’ dus volledig op maat inzetten. Bron: www.allesoversport.nl/thema/beleid/de-buurtsportcoach-regeling/.
Mulier Instituut In 2021 nemen 348 gemeenten (99%) deel aan de Brede Regeling Combinatiefuncties (BRC), vanwaaruit buurtsportcoaches en cultuurcoaches worden aangesteld. Er zijn inmiddels 6.169 coaches, goed voor 3.532 fte. Dat blijkt uit de Monitor Brede Regeling Combinatiefuncties 2021.
81% van de fte’s wordt ingezet voor de hoofdsector Sport en Bewegen, verdeeld over 335 gemeenten. 19% wordt ingezet voor de hoofdsector Kunst en Cultuur, in 282 gemeenten. Veel verschillende doelgroepen bereikt De buurtsportcoaches en cultuurcoaches hebben als doel om Nederlanders te motiveren een leven lang te sporten, te bewegen en culturele activiteiten te beoefenen. Ze worden vooral ingezet op de doelgroepen kinderen (94%), jongeren (85%), ouderen (81%) en personen met een beperking (78%). Bij cultuurcoaches wordt vaker dan bij buurtsportcoaches niet ingezet op een specifieke doelgroep.
Lokale samenwerking tot stand brengen Buurtsportcoaches en cultuurcoaches zorgen voor nieuw aanbod door samenwerking tot stand te brengen tussen verschillende sectoren. Vanuit sport en bewegen wordt het meest de verbinding gemaakt met het primair onderwijs, sportaanbieders en welzijn. Vanuit kunst en cultuur wordt het meest samengewerkt met het primair onderwijs en organisaties uit de kunst- en cultuursector.
Meeste coaches in loondienst Op 1 september 2021 is 96% van de coaches in (loon)dienst. De meeste daarvan zijn aangesteld bij niet-commerciële organisaties in de sectoren sport, welzijn
213
en cultuur of bij de gemeente of het gemeentelijke sportbedrijf. De cao Sport wordt het meest gehanteerd. 4% van de functionarissen werkt niet in loondienst, maar wordt ingehuurd als zzp’er.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Monitor Brede Regeling Combinatiefuncties Sinds 2019 monitort het Mulier Instituut, in opdracht van het Ministerie van VWS, de inzet en resultaten van de BRC. De resultaten van de derde editie uit 2021 zijn gebaseerd op een vragenlijst die is uitgezet onder de deelnemende gemeenten.
Bron: www.mulierinstituut.nl/actueel/aantal-buurtsportcoaches-en-cultuurcoaches-groeit-tot-ruim-6-100/.
5.10 Begrippen
C
<<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>>
214
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C
Thema 5 Evenement en sportbeleid
215
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C
THEMA 6 EVENEMENT EN COMMUNICATIE Inhoud thema • het communicatieproces • vormen en niveaus van communiceren • aspecten van communicatie • luisteren • vragen stellen • samenvatten • feedback • verdiepingsstof • begrippen.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
In elk beroep is communicatie belangrijk. Voor een sport- en bewegingsleider is het extra belangrijk, omdat je in je beroep dagelijks te maken hebt met mensen. Bij het organiseren van een toernooi of evenement wordt van je verwacht dat je dat in een team doet, dat je samenwerkt met andere organisaties. Ook in die situatie is goed communiceren belangrijk. Communicatie lijkt makkelijk, maar uit de praktijk van alledag blijkt dat het toch opvallend vaak fout gaat. Iedereen heeft weleens meegemaakt dat de ander je niet helemaal goed begreep, of dat jij de ander niet begreep.
Het eerste onderwerp van dit thema is het communicatieproces. Vervolgens wordt ingegaan op twee soorten communicatie: verbale en non-verbale communicatie. Als je communiceert, doe je dit eigenlijk altijd op twee niveaus. Je doet dit op inhoudsniveau en op betrekkingsniveau. In dit thema worden voorbeelden gegeven van deze twee niveaus. Het tweede deel van dit thema gaat over de belangrijkste algemene gespreksvaardigheden, namelijk: luisteren, vragen stellen en samenvatten. Dit thema eindigt met aandacht voor feedback.
Relatie met werkproces Het thema ‘evenement en communicatie’ heeft een relatie met alle drie de werkprocessen. Communiceren is zowel bij de voorbereiding, uitvoering als bij de evaluatie belangrijk. Het gaat om B1-K2-W1: Bereidt het toernooi of evenement voor, B1-K2-W2: Voert een toernooi of evenement uit en om B1-K2-W3: Evalueert het toernooi of evenement met het team.
Leerdoelen
• Je kunt het communicatieproces beschrijven. • Je kunt uitleggen wat er bedoeld wordt met coderen en decoderen van een boodschap. • Je kunt omschrijven wat er bedoeld wordt met verbale en met non-verbale communicatie. • Je kunt omschrijven wat er bedoeld wordt met inhouds- en betrekkingsniveau. • Je kunt de vier aspecten van communiceren beschrijven. • Je kunt de algemene gespreksvaardigheden luisteren, vragen stellen en samenvatten toepassen.
217
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C • Je kunt de regel met betrekking tot het geven en ontvangen van feedback toepassen.
218
Thema 6 Evenement en communicatie
Opdracht 1 Casus
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Spreken is zilver, luisteren is goud
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
219
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Suggesties voor het gebruik van de casus Een casus kan op verschillende manieren vormgegeven worden en je kunt er op verschillende manieren gebruik van maken. In dit voorbeeld zijn de vormgeving en aanpak min of meer afgeleid van wat gangbaar is binnen het probleemgestuurd onderwijs. Je kunt gebruikmaken van een binnen dit concept passende aanpak, zoals de achtbaan of de zevensprong. Globale aanpak van de casus 1. Bespreek en bepaal de kern (centrale probleemstelling) van de casus. 2. Verhelder onduidelijke begrippen (door opzoeken, discussiëren). 3. Wat wil jij leren van deze casus? Bepaal een aantal voor jou belangrijke leerdoelen. 4. Werk de leerdoelen uit. 5. Rapporteer de gevonden resultaten.
Voorbeelden van sturende vragen bij deze casus Als dit gewenst is, kun je kiezen voor een meer gestructureerde aanpak en kun je gericht kennisdoelen (reproductief, toepassen) of vaardigheidsdoelen aan de casus koppelen. Kennis a. Wat betekenen de begrippen uit het eerste schema? Zender, boodschap, ontvanger? b. Wat wordt bedoeld met feedback en terugkoppeling? c. Wat is de betekenis van coderen en encoderen? d. Op welke problemen duidt de afbeelding van Loesje? e. Waarom is goed luisteren belangrijk tijdens de communicatie? f. Op welke manieren kun je luisteren? g. Wat betekent actief luisteren? h. Wat wordt met de vierde afbeelding met de twee mannetjes bedoeld? i. Waardoor kunnen misverstanden in de communicatie ontstaan? j. Wat is het belang van luisteren, samenvatten en (door)vragen?
C
Vaardigheden k. Maak drietallen en oefen de vaardigheid actief luisteren. Student 1 bedenkt een onderwerp. Student 2 luistert actief en student 3 observeert en geeft daarna feedback. Verwissel vervolgens van rol.
220
Thema 6 Evenement en communicatie
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
l. Maak drietallen en oefen de vaardigheden luisteren, samenvatten en (door)vragen. Student 1 bedenkt een onderwerp of een probleem. Student 2 past de vaardigheden luisteren, samenvatten en (door)vragen toe. Student 3 observeert en geeft feedback. Verwissel vervolgens van rol.
6.1 Het communicatieproces
Verloop en onderdelen van het communicatieproces
Trots of toch niet?
Salim loopt trots met zijn atletiekdiploma, dat hij op school behaald heeft, naar zijn atletiektrainer Jeroen. Hij zegt tegen Jeroen: ‘Kijk eens naar mijn diploma.’ Jeroen kijkt nauwelijks naar het diploma en is veel te druk met het klaarzetten van de pylonen. Hij mompelt ‘mooi hoor’. Salim loopt teleurgesteld weg.
In dit voorbeeld zitten allerlei elementen die met communicatie te maken hebben: • Salim wilde graag iets duidelijk maken (een boodschap overbrengen). • Salim maakt contact met en zonder woorden (zendt iets uit). • Jeroen reageert met en zonder woorden (ontvangt en zendt terug). • Salim reageert weer, zonder woorden, op Jeroen (ontvangt en zendt terug). Uit dit voorbeeld blijkt dat het communicatieproces in stappen verloopt en dat de communicatie drie belangrijke onderdelen kent: • zender • boodschap • ontvanger.
De persoon die informatie geeft, noem je de zender. De boodschap is de inhoud van de informatie, het onderwerp van de communicatie. De ontvanger ontvangt en verwerkt de informatie van de zender. Meestal reageert de ontvanger door woord en/of gebaar. Dit kun je zien als feedback, maar je kunt ook spreken van een rolverwisseling. De ontvanger wordt zender en omgekeerd.
221
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Communicatieschema.
In het voorbeeld is Salim de zender. Hij zegt namelijk ‘iets’ tegen Jeroen. Dat ‘iets’ noem je de boodschap. De boodschap is hier: kijk eens naar mijn diploma. Hoewel Jeroen niet goed luisterde, is hij de ontvanger van de boodschap. In dit voorbeeld is er één ontvanger, maar er kunnen ook meer ontvangers zijn. Eenzijdige en tweezijdige communicatie Meestal houdt de communicatie na het proces van zender - boodschap ontvanger niet op. Als dit wel zo is, spreek je van eenzijdige communicatie. Bij het lezen van een boek is er sprake van eenzijdige communicatie. De schrijver brengt zijn boodschap over en de lezer ontvangt deze. Bij Salim en Jeroen is dit niet het geval. Jeroen ontvangt de boodschap en reageert (feedback) op Salim. Op dat moment wordt Jeroen de zender en Salim de ontvanger. De boodschap van Jeroen is: mooi hoor. Wanneer de ontvanger reageert en op zijn beurt een boodschap zendt, spreek je van tweezijdige communicatie. Er worden dan boodschappen uitgewisseld tussen twee of meer personen, waarbij ieder afwisselend zender of ontvanger kan zijn. Communicatie kan kortweg omschreven worden als de uitwisseling van informatie tussen zender(s) en ontvanger(s). Als het lukt om de boodschap over te brengen zoals je die bedoeld hebt, is de communicatie geslaagd.
C
Wat kan er misgaan bij het communiceren? Het proces van communicatie lijkt makkelijk. Je zendt een boodschap uit naar een ander, die de boodschap ontvangt, en dat is het dan. Helaas is het niet zo simpel. Heel vaak wordt communicatie onbewust en onbedoeld ‘crommunicatie’. Op de een of andere manier loopt de communicatie verkeerd en komt de boodschap onjuist of niet geheel juist over.
222
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 6 Evenement en communicatie
Miscommunicatie.
Hoe verpak ik mijn boodschap?
Felix overlegt met het projectteam en een aantal stagiairs/vrijwilligers over de voorbereiding van een sportief evenement. Het is erg warm in de ruimte. Felix vindt de temperatuur niet prettig meer en wil dat er iets aan wordt gedaan. Hij besluit zich te richten tot een stagiaire uit het eerste jaar SB, Suzanne van Schijndel. Hoe gaat hij dit communiceren? Felix kan een keuze maken uit de volgende boodschappen: • ‘Suzanne, kun jij het raam openzetten? Ik vind het zo warm.’ • ‘Hé Suus, zet effe dat raam voor me open, ik stik zowat.’ • ‘Meisje Van Schijndel, ik wil dat je het raam openzet. Het is hier veel te warm.’ • ‘Van Schijndel, raam open!’ • ‘Suzanne, jij zit vlak bij het raam; zou jij het voor me open willen doen? Ik heb het nogal warm.’ • ‘Wat is het hier warm zeg, niet normaal.’
Coderen van de boodschap Felix heeft dus allerlei mogelijkheden om de inhoud én de verpakking van zijn boodschap te bepalen. Dit bepalen van de inhoud én de verpakking noemen we het coderen van je boodschap. Een boodschap coderen, betekent dat je de boodschap die je in je hoofd hebt, op een bepaalde manier naar buiten gaat brengen. Het gaat dus om het vertalen van gedachten naar woorden (wat) en het kiezen van de juiste verpakking (hoe). Dit coderen wordt door verschillende factoren bepaald:
223
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• de relatie tussen de zender en de ontvanger In dit voorbeeld hebben we te maken met de relatie tussen een projectleider en een vrijwilliger. Het is belangrijk om je als zender af te stemmen op de ontvanger. Tegen een jongere sporter praat je anders dan tegen een oudere. • het doel dat de zender wil bereiken In dit geval het openen van het raam. Felix verkeert hier min of meer in een machtspositie ten opzichte van Suzanne. Wanneer het omgekeerde het geval is en je van een ‘meerdere’ iets gedaan wilt krijgen, is het coderen van de boodschap zeker enorm belangrijk. • de omgeving In dit geval is de omgeving een ruimte met een aantal andere personen. De tweede - nogal populaire - boodschap die Felix kan kiezen, is vanwege de aanwezigheid van anderen wellicht ongepast. • de gemoedstoestand van de zender én die van de ontvanger Als het om vrijdagmiddag 17.00 uur gaat, na al drie uur vergaderen, kan de boodschap anders gegeven worden dan bij de start op maandagochtend om 11.00 uur.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Proces van coderen en decoderen.
C
Decoderen van de boodschap Het interpreteren of ontcijferen van de boodschap wordt decoderen genoemd. Bij het decoderen kan het al direct misgaan. Als de zender de inhoud wat onhandig verpakt, kan dit al direct aanleiding zijn tot misverstanden. We hebben Felix de keuze laten maken uit zes boodschappen. Het is mogelijk elke boodschap op vijf verschillende manieren uit te spreken, zodat de boodschap steeds iets anders overkomt. Het is zelfs mogelijk om de vierde mogelijkheid, die nogal kortaf overkomt, heel vriendelijk uit te spreken. Probeer het maar eens! Het op de juiste manier coderen van je boodschap is dus behoorlijk complex.
224
Thema 6 Evenement en communicatie
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Verplaats je eens in Suzanne. Lees alle mogelijkheden nog eens door en vraag je af hoe de zes boodschappen kunnen overkomen op Suzanne. Met andere woorden: hoe zal Suzanne de diverse boodschappen interpreteren? Het interpreteren of ontcijferen van de boodschap noemen we decoderen. Ook al heeft de zender een boodschap nog zo goed gecodeerd en afgestemd op de ontvanger, dan nog kan er wat fout gaan in het overbrengen van de boodschap. Misverstanden in de communicatie kunnen dus zowel bij het coderen als bij het decoderen optreden. Het blijft afhankelijk van de manier waarop Felix de boodschap uitspreekt, maar de eerste boodschap zal waarschijnlijk redelijk neutraal overkomen op Suzanne. De tweede ‘klinkt’ nogal populair. Suzanne zou hier behoorlijk door in de war gebracht kunnen worden en kunnen denken: bekijk het maar, als je het op die manier vraagt. Maar misschien voelt ze zich ook wel gevleid en vliegt ze naar het raam. De derde en vierde boodschap zijn vrij direct. Het is sterk afhankelijk van Suzanne hoe ze die oppakt. Mogelijk vindt ze de vijfde boodschap het prettigst, omdat Felix daarin uitlegt waarom hij het raam open wil en waarom hij het aan háár vraagt. Bij het decoderen spelen dezelfde factoren een rol als bij het coderen. • de relatie Ook Suzanne heeft te maken met de relatie die ze met Felix heeft. De manier waarop ze de boodschap decodeert, kan te maken hebben met of ze hem wel of niet mag. Zo kan ze bij de tweede boodschap denken: bekijk het maar slijmbal, doe zelf dat raam maar open. • het doel Het feit dat Suzanne de relatie goed wil houden en graag een goede beoordeling wil halen, kleurt de manier waarop ze de boodschap opvangt. • de omgeving De manier waarop ze de boodschap opvangt, kan te maken hebben met de aanwezigheid van anderen (mogelijk vrienden). • de gemoedstoestand Als Suzanne chagrijnig is, heeft dat invloed op de manier waarop ze de boodschap interpreteert.
Ruis Elke factor waardoor de communicatie vervormd of verstoord kan worden, wordt ruis genoemd. Ruis kan omschreven worden als een communicatiestoring waardoor de boodschap niet goed overkomt.
225
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Twee belangrijke vormen van ruis zijn al besproken, namelijk ruis bij het coderen en bij het decoderen. In principe kan ruis allerlei vormen aannemen. Enkele voorbeelden van ruis zijn: • Als Suzanne zit te dromen, kan het zijn dat ze de boodschap in zijn geheel niet hoort. • Komt er op het moment van de boodschap van Felix een grasmaaimachine langs, dan kan het zijn dat de boodschap Suzanne niet bereikt. • Als Suzanne slechthorend is, kan het zijn dat de boodschap niet goed overkomt. • Als Felix een bepaald dialect spreekt of een spraakgebrek heeft, kan de boodschap verkeerd overkomen. • Als Felix woorden gebruikt die voor hem een andere betekenis hebben dan voor Suzanne, kan dit tot ruis leiden.
Een bijzondere vorm van ruis is het selectief luisteren, iets wat vrijwel iedereen tot op zekere hoogte doet. Dit selectief luisteren noemen we ook wel filteren. Alle informatie gaat als het ware, voordat het ons bereikt, door een filter heen. Deze kleurt (positief of negatief) en selecteert de informatie. We horen graag wat we willen horen en we horen niet wat we niet willen horen. Dit filteren, wat we allemaal doen, kan bijdragen aan misverstanden binnen de communicatie.
Evaluatie
Coördinator Yvette evalueert de organisatie van een toernooi samen met Trudy, een van de vrijwilligers. Ze noemt een aantal positieve punten van Trudy en één negatief punt. Als een andere vrijwilligster aan Trudy vraagt hoe het gesprek verlopen is, antwoordt Trudy dat Yvette alleen maar commentaar had. Blijkbaar heeft Trudy de boodschap van Yvette zodanig gefilterd, dat ze het positieve nauwelijks gehoord heeft en alleen het negatieve heeft opgevangen.
C
Verdiepingsstof - Ruis
226
Thema 6 Evenement en communicatie
Opdracht 2 Woordspin communicatie (groepsopdracht)
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Het communicatieproces
Deze opdracht doe je in een groepje van vier medestudenten. a. Maak een woordspin met in het midden de term ‘communicatie’. Om de beurt bedenken jullie iets wat volgens jullie met communicatie te maken heeft. Als je niets meer weet, mag je passen en gaat je beurt over naar de volgende. b. Bespreek de termen in de woordspin en kom tot een lijstje met onderwerpen die met communicatie te maken hebben. c. Vergelijk dit lijstje met de lijstjes van je medestudenten.
Opdracht 3 Communicatieproces (theorieopdracht) Bron - Het communicatieproces
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
a. Bekijk het schema. Leg alle begrippen in het schema uit. b. Beschrijf het communicatieproces.
Opdracht 4 Miscommunicatie (theorieopdracht)
Bron - Het communicatieproces
a. Wat zijn oorzaken van miscommunicatie? b. Beschrijf een (eigen) voorbeeld van miscommunicatie. c. Leg in verband met miscommunicatie de begrippen coderen en decoderen uit.
227
d. Geef zowel van coderen als van decoderen een voorbeeld waarin het mis kan gaan.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Opdracht 5 Ruis (theorieopdracht) Bron - Het communicatieproces
a. Wat wordt er verstaan onder ruis? b. Geef een aantal voorbeelden van ruis.
Opdracht 6 Mislukte communicatie (theorieopdracht) Bron - Het communicatieproces Filmpje - Miscommunicatie
In het filmpje zie je verschillende fragmenten. Geef bij elk fragment aan waarom de communicatie niet/wel optimaal verloopt.
6.2 Vormen en niveaus van communiceren
Verbale en non-verbale communicatie Je kunt een boodschap op verschillende manieren overbrengen. Zo kun je mondeling communiceren, maar ook schriftelijk. Een ander veelgemaakt onderscheid is de verdeling in verbale en non-verbale communicatie.
Verbale communicatie Verbale communicatie heeft te maken met alles wat je in woorden uitdrukt. Deze vorm van communiceren kent twee aspecten, namelijk: • taalgebruik • stemgebruik.
C
Taalgebruik Bij taalgebruik gaat het om de woorden die we gebruiken om een boodschap over te brengen. Hierbij is het belangrijk om je taalgebruik af te stemmen op de doelgroep. Dit heeft te maken met welke woorden je gebruikt en met de hoeveelheid woorden. Bij kinderen betekent dat niet dat je de hele tijd
228
Thema 6 Evenement en communicatie
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
verkleinwoorden moet gebruiken. Wel is het belangrijk dat je in dit geval kort en krachtig formuleert. Bij deze leeftijd geldt: hoe concreter hoe beter. ‘Loop naar de overkant’ is minder concreet dan ‘Loop naar het wandrek’.
Tips taalgebruik
Voor de verbale communicatie is het belangrijk om de volgende richtlijnen in acht te nemen: • Stem je taalgebruik af op de ontvanger(s). Houd hierbij rekening met de leeftijd, het opleidingsniveau, de gemoedstoestand en de relatie die je hebt ten opzichte van de ontvanger(s). • Gebruik voorbeelden die dat wat je over wilt brengen verduidelijken. • Let op de hoeveelheid informatie die je geeft. Vertel niet te veel achterelkaar en let voortdurend op de reacties van de ontvanger(s). Controleer regelmatig of je boodschap over is gekomen. • Spreek correct en goed verstaanbaar Nederlands, vermijd in de regel dialect. • Probeer kort, krachtig en helder te formuleren. • Als je boodschap heel belangrijk is, overweeg dan om dat wat je over wilt brengen voor te bereiden. Schrijf bijvoorbeeld puntsgewijs op wat je wilt vertellen.
Stemgebruik Je stem is een belangrijk verbaal hulpmiddel bij uitleg en informatie. Het is belangrijk om goed te articuleren, waardoor je goed verstaanbaar bent. Dit geldt zeker in accommodaties met een slechte akoestiek, zoals sommige oude gymzalen en zwembaden. Met je stem kun je niet alleen de woorden uitspreken, maar met behulp van intonatie kun je accent en levendigheid in je verhaal brengen. Bovendien kun je met je stem een bepaalde sfeer creëren. Je stemgebruik kan bijvoorbeeld warm of hard zijn. Je stemgebruik is heel belangrijk voor het krijgen en vasthouden van de aandacht. Om de aandacht te vragen kun je even je stem verheffen. Nadat je de aandacht hebt, kun je weer iets zachter praten. Door te variëren houd je de aandacht vast. Non-verbale communicatie Non-verbale communicatie doe je zonder woorden. Dat kan op heel veel verschillende manieren. Denk aan gebaren, aan kleding of aan lichaamshouding, maar bijvoorbeeld ook aan het gebruik van een bepaald lettertype in een tekst.
229
Heb je even?
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Na afloop van het evenement wil Summer nog even napraten met Rik, een van de medewerkers. De activiteit waar hij bij stond, liep niet altijd even soepel en Summer wil daar een paar vragen over stellen. Zij gaat naar Rik toe en vraagt: ‘Heb je nog even tijd om over jouw activiteit te praten?’ Rik antwoordt: ‘Ja hoor, ik heb alle tijd.’ Summer doet haar verhaal en terwijl zij het vertelt, zit Rik steeds op zijn horloge te kijken en tikt hij onrustig met zijn sleutels op de tafel.
Wat communiceert Rik nu eigenlijk? Met woorden zegt hij dat hij tijd genoeg heeft, maar door zijn gebaren en houding maakt hij duidelijk dat hij haast heeft. Bij het gebruik van woorden spreek je van verbale communicatie. De verbale communicatie is de letterlijke inhoud van de boodschap. In het geval van Rik: ‘Ja hoor, ik heb alle tijd.’
C
Met zijn houding, gebaren, mimiek en met de manier waarop hij praat, maakt hij ook het een en ander duidelijk. Dit noem je de non-verbale communicatie. Non-verbaal zegt hij eigenlijk tegen Summer dat hij helemaal geen tijd heeft. Uit onderzoek (onder andere naar grensoverschrijdend gedrag) blijkt dat de waarde van non-verbale informatie groter kan zijn dan die van verbale informatie. Wat iemand echt duidelijk wil maken, zit blijkbaar meer in lichaamstaal dan in woorden. Wanneer de non-verbale en de verbale communicatie tegenstrijdig zijn, geloof je meestal de non-verbale communicatie.
230
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 6 Evenement en communicatie
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=310601635&page=2&pos=38&title=VOETBAK-VROUWENELFTAL-TRAINING
In een gesprek gebruik je verbale en non-verbale communicatie.
Bij de non-verbale communicatie is vooral de lichaamstaal heel belangrijk. Onder de lichaamstaal vallen een aantal gedragingen, zoals: • uiterlijk • lichaamshouding • motoriek • gebaren • gezichtsuitdrukking, expressie.
Je communiceert ook met je uiterlijk. Voor een sollicitatie kleed jij je waarschijnlijk netjes en ga je misschien zelfs naar de kapper. Sommige mensen zien bijvoorbeeld in een bepaald uiterlijk iets (on)vriendelijks. Uiterlijke non-verbale signalen kunnen bestaan uit de haardracht, de kleding, de algehele verzorging en het gebruik van make-up en sieraden. Door je lichaamshouding maak je ook het een en ander duidelijk. Zo kun je trots en vol zelfvertrouwen rechtop lopen, of wat terneergeslagen met afgezakte schouders staan. Teleurstelling druipt soms van je houding af. Zo neem je waarschijnlijk bewust een bepaalde houding aan als je een groep toespreekt. Waarschijnlijk ziet dit er bij een groep kleuters anders uit dan bij een groep volwassenen.
231
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Ook door je motoriek zend je een boodschap uit. Zo kun je heel gehaast, zenuwachtig, beheerst of nonchalant overkomen door bijvoorbeeld je manier van lopen. Een onderdeel van de motoriek zijn je gebaren. Gebaren zijn bewegingen die je met je armen of handen maakt. Een trainer die iets duidelijk maakt aan zijn sporters, gebruikt vrijwel altijd gebaren. Ook de coach langs de lijn zie je vaak gebaren maken. Bij sporten als volleybal, honkbal en schaatsen, zijn gebaren heel belangrijk in de communicatie. Zo geeft de catcher aan welke worp hij van de pitcher wil hebben en de spelverdeelster laat met de handen op haar rug zien welke aanval er komt. Hoe belangrijk gebaren zijn in de communicatie, blijkt als je iemand de weg moet wijzen. Probeer dit maar eens zonder gebaren te doen. Foto's graag naast elkaar zetten: Links: https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=5922195&page=1&pos=6&title= Rechts: https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=305613643&page=1&pos=3&title=VOETBAL-KNVB-BEKER-AZ-vs-AJAX
Gebaren in de sport.
C
Ten slotte is je gezichtsexpressie veelzeggend. Het plezier en de vreugde is soms bij iemand van oor tot oor te zien. De teleurstelling kan ook van iemands gezicht afdruipen. Na het missen van een kans spreekt een gezichtsuitdrukking boekdelen. Je zou bijna medelijden met degene krijgen. De communicatieve waarde van het gezicht zit onder andere in de manier van oogcontact, het al dan niet fronsen van de wenkbrauwen, de kleur van het gezicht (bleek, rood) en de bewegingen van de mond (lachen, huilen).
232
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 6 Evenement en communicatie
https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/face-expressions-226060381
Communiceren met je gezichtsuitdrukking.
Tips non-verbale communicatie
Een aantal tips met betrekking tot de non-verbale communicatie zijn: • Zorg ervoor dat je non-verbale gedrag duidelijk en eenduidig is. Zo kun je je duim opsteken als teken dat het goed gaat. Je kunt ook bepaalde gebaren of tekens afspreken met je spelers. Dit is zeker belangrijk als verbale communicatie vrijwel onmogelijk is. Een coach heeft hier vaak mee te maken.
233
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• Zorg ervoor dat de non-verbale communicatie de verbale communicatie ondersteunt. De non-verbale communicatie moet iets toevoegen. Als je de spelers duidelijk wilt maken dat het bijna tijd is, kun je dat roepen en tegelijkertijd een aantal vingers opsteken of naar een klok of horloge wijzen. • De non-verbale communicatie moet niet zo overheersend zijn, dat het verbale gedrag niet meer uit de verf komt. Als je te wild en te heftig beweegt, let niemand meer op wat je zegt. • De non-verbale communicatie en de verbale communicatie mogen elkaar niet tegenspreken. Kijk niet steeds op je horloge als je zegt dat je alle tijd hebt. Dat brengt mensen in verwarring.
Verdiepingsstof - Lichaamstaal
Niveaus van communiceren Beide niveaus van communiceren zijn al aan de orde gekomen. Er is gesproken over de inhoud van de boodschap, de letterlijke tekst. Dit wordt het inhoudsniveau van de communicatie genoemd. In het voorbeeld van Felix is ook aan de orde gekomen dat je in je manier van communiceren iets zegt over de relatie tussen zender en ontvanger. Dit wordt het betrekkingsniveau genoemd. Communicatieniveaus: • inhoudsniveau: letterlijke inhoud van de boodschap • betrekkingsniveau: gaat over de relatie tussen zender en ontvanger.
Felix gaf op een aantal manieren te kennen dat hij graag het raam open wilde hebben: • ‘Hé Suz, zet effe dat raam voor me open, ik stik zowat.’ • ‘Van Schijndel, raam open!’
C
De inhoud van de boodschappen is hetzelfde. Felix wil graag dat het raam wordt opengezet. Dit noem je het inhoudsniveau van de communicatie. Het inhoudsniveau is de letterlijke inhoud van de boodschap. In het voorbeeld wordt de inhoud door Felix op verschillende manieren gebracht. De eerste boodschap is vrij populair. Felix geeft hiermee iets aan over de relatie die hij met stagiaire Suzanne heeft.
234
Thema 6 Evenement en communicatie
Ook in de tweede boodschap geeft hij de relatie aan tussen projectleider en stagiaire. In de tweede boodschap zit veel meer afstand. Deze heeft iets van: zo, hier ben ik, ik ben de baas en jij zet maar braaf dat raam voor mij open.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Dit niveau noem je het betrekkingsniveau. In het betrekkingsniveau komt de relatie tussen de zender en de ontvanger tot uitdrukking. Het betrekkingsniveau maak je vooral duidelijk door non-verbale signalen. De manier waarop iemand een vraag stelt, de toon waarop hij dat doet, de manier waarop hij kijkt, zegt iets over de relatie tussen de zender en de ontvanger. Met het betrekkingsniveau zegt de zender echter niet alleen iets over de relatie tussen hem en de ander(en). Hij zegt daarmee ook iets over zichzelf. Als de zender de boodschap kortaf of humeurig brengt, zegt dat iets over hem. Wordt de boodschap heel respectvol of humoristisch verpakt, dan zegt dat ook iets over de zender.
Autoritje
Amira en Wout rijden samen terug met de auto. Amira rijdt. Wout wil graag snel thuis zijn, zodat hij zijn favoriete tv-programma nog kan zien. Toch wil hij niet de indruk wekken dat hij zich met haar rijstijl bemoeit. Als ze voor het verkeerslicht staan, zegt hij: ‘Het verkeerslicht staat op groen, Amira.’ Amira voelt de bui al hangen en reageert met: ‘Goh, ik dacht dat het blauw was.’ Extra langzaam trekt ze op. Wout begint in zijn stoel racegeluiden te maken, waarop Liza met gefronste wenkbrauwen naar hem kijkt. ‘Kom op schat, nu effe gas geven. Je weet toch dat ik graag dat programma wil zien.’ ‘Omdat je het zo lief vraagt’, reageert Amira, en ze geeft wat meer gas.
Als je effectief wilt communiceren, moet je beide niveaus goed in de gaten houden. Dit laat het voorbeeld van Amira en Wout ook zien. Wout moet zijn woorden zorgvuldig kiezen om het gewenste effect te bereiken. Het is niet alleen belangrijk dat je nadenkt over de inhoud van wat je wilt gaan zeggen, maar ook over de manier waarop je die inhoud overbrengt.
Bij het coderen van een boodschap is hier al aandacht aan besteed. Mogelijk ken je de uitdrukking: gelijk hebben is één, maar gelijk krijgen is twee. Hiermee wordt bedoeld dat je bijvoorbeeld in een vergadering best gelijk kunt hebben, maar dat het mede afhangt van de manier waarop je het brengt, of je ook gelijk krijgt.
235
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Zorgvuldig je boodschap kiezen en verpakken Het is belangrijk om de inhoud van een boodschap zorgvuldig te kiezen, maar de juiste verpakking is nog veel belangrijker. Een onhandig of brutaal verpakte boodschap zal zeer waarschijnlijk niet aankomen. Kies dus niet alleen de inhoud van de boodschap zorgvuldig, maar kies ook het juiste betrekkingsniveau. De manier waarop je aan een van je vrienden vraagt om naar de kroeg te gaan, is waarschijnlijk heel anders dan hoe je de opdrachtgever van het evenement om een toelichting vraagt. Als je aan een lid van het projectteam vraagt of hij iets wil drinken, zal dat mogelijk anders klinken dan wanneer je dit aan de hoofdsponsor vraagt. Het is interessant op deze niveaus te letten als je andere mensen hoort praten. Je zult merken dat het soms helemaal niet om de inhoud gaat, maar alleen om het betrekkingsniveau. Bij een discussie tussen twee schaatstrainers kan het bijvoorbeeld helemaal niet om het schaatsen gaan, maar meer om de vraag wie de slimste is of wie het voor het zeggen heeft.
Opdracht 7 Verbale en non-verbale communicatie (theorieopdracht) Bron - Vormen en niveaus van communiceren
a. Geef een omschrijving van verbale en van non-verbale communicatie. b. Je kunt op verschillende manieren non-verbaal communiceren. Beschrijf een aantal van deze manieren. c. Voor een sport- en bewegingsleider is non-verbale communicatie belangrijk. Waarom is dat zo? Geef een aantal argumenten.
Opdracht 8 Test gezichtsexpressie (theorieopdracht) Bron - Vormen en niveaus van communiceren
C
Website - Lichaamstaal
a. Herken je de gezichtsexpressies op de website? Doe de test. b. Evalueer het resultaat van deze test.
236
Thema 6 Evenement en communicatie
Filmpje - Micro-expressies c. Geef je reactie op het filmpje.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Opdracht 9 Website lichaamstaal (theorieopdracht) Bron - Vormen en niveaus van communiceren Website - Lichaamstaal
Via deze website kun je diverse tests doen die te maken hebben met lichaamstaal. Maak twee van deze tests en beschrijf het resultaat.
Opdracht 10 Lichaamstaal (theorieopdracht) Bron - Vormen en niveaus van communiceren Filmpje - Wat zegt lichaamstaal over jou?
a. In het filmpje komt het belang van lichaamstaal naar voren. Wat is jouw mening over lichaamstaal? b. Wat is je mening over de inhoud van het filmpje? Filmpje - Do’s-and-don’ts
c. Het filmpje geeft een aantal tips over je lichaamstaal. Welke tips zijn dit? d. Wat vind je van de tips?
Opdracht 11 Communiceren met lichaamstaal (groepsopdracht) Bron - Vormen en niveaus van communiceren
Deze opdracht kun je het beste in twee of meerdere groepjes doen.
Je kunt deze opdracht op verschillende manieren uitvoeren. Het kan gaan om het uitbeelden van onder andere: • beroepen
237
emoties sporten (top)sporters boeken films dieren.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• • • • • •
Verdeel de klas in groepen. Bepaal uit welke categorie je iets gaat uitbeelden. Spreek het aantal onderwerpen af dat uitgebeeld en geraden moet worden. Speel het spel.
Opdracht 12 Niveaus van communiceren (theorieopdracht) Bron - Vormen en niveaus van communiceren
a. Geef een beschrijving van de twee niveaus van communiceren. b. Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat deze twee niveaus elkaar (kunnen) beïnvloeden. c. Waarom is het belangrijk dat je je bewust bent van de twee niveaus van communiceren?
6.3 Aspecten van communicatie
C
Je communiceert niet zomaar. Normaal gesproken heb je een bedoeling met je boodschap. Deze bedoeling kan betrekking hebben op verschillende zaken. De zender wil enerzijds een bepaalde inhoud overbrengen en anderzijds de relatie met de ontvanger verduidelijken. Het model onderscheidt vier aspecten in de communicatie. Met elk aspect probeer je de ontvanger iets duidelijk te maken. Je kunt ook zeggen dat de zender vier verschillende bedoelingen kan hebben met zijn boodschap. Als je communiceert, gaat het niet alleen om de letterlijke boodschap. Je wilt bijvoorbeeld ook laten zien hoe je je voelt, wat je van de ander vindt of wat je van de ander wilt. Communicatie heeft dus niet alleen met de inhoud te maken, maar ook met andere aspecten.
238
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 6 Evenement en communicatie
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
De vier aspecten van communicatie.
Grove overtreding
Tijdens een belangrijke hockeywedstrijd maakt Willemijn een grove overtreding. Haar team krijgt een strafbal tegen en Willemijn wordt uit het veld gestuurd. Haar teleurstelling uit ze door woest richting bank te lopen. Ze smijt haar hockeystick weg en loopt richting dug-out. De trainer staat op en loopt haar tegemoet. Ze ontwijkt hem en roept: ‘Laat me met rust, die scheids is zo blind als een paard met oogkleppen op.’ Voorovergebogen en met de handen in het haar gaat ze helemaal in het hoekje van de dug-out zitten.
Waarschijnlijk heeft Willemijn meerdere bedoelingen met haar communicatie uit het voorbeeld. Deze bedoelingen zijn te koppelen aan de vier aspecten van communicatie.
Het zakelijke aspect Het zakelijke aspect is de feitelijke informatie die je overbrengt. Het is de letterlijke inhoud van de boodschap. Het zakelijke aspect komt overeen met wat we eerder het inhoudsniveau hebben genoemd. De letterlijke inhoud heeft te maken met dat Willemijn de scheidsrechter niet zo heel goed vindt.
239
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Het expressieve aspect De zender zegt iets over zijn gemoedstoestand. Dat is het expressieve aspect. Willemijn laat duidelijk merken dat ze teleurgesteld en boos is. Dit drukt ze waarschijnlijk vooral non-verbaal uit door haar lichaamshouding en expressie. Het relationele aspect Als mensen met elkaar communiceren, vinden ze iets van elkaar. Dit is het relationele aspect. In dit voorbeeld maakt Willemijn vooral de relatie tot de scheidsrechter duidelijk, maar in feite ook die tot haar trainer. Ze kiest voor afstand. Ze had zich ook door hem kunnen laten troosten.
Het appellerend aspect Als je communiceert, wil je soms dat de ander iets doet of juist niet doet. Dit is het appellerend aspect. In het voorbeeld wil Willemijn met rust gelaten worden. Dit zegt ze, maar ze maakt het waarschijnlijk ook non-verbaal duidelijk. Haar houding en de plaats die ze kiest in de dug-out ondersteunen haar verbale communicatie.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
C
Zenders en ontvangers zijn zich niet altijd bewust van al deze aspecten van de communicatie. Het feit dat al deze aspecten op de een of andere manier steeds een rol spelen in de communicatie, maakt het communiceren zo lastig. Ook laat dit zien dat communicatie heel gemakkelijk leidt tot miscommunicatie. Probeer je als sport- en bewegingsleider, zowel in de rol van zender als van ontvanger, bewust te zijn van alle aspecten van de communicatie. Wees je bewust van: • het zakelijke aspect van de communicatie – Wat wil ik overbrengen?
240
Thema 6 Evenement en communicatie
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• het expressieve aspect van de communicatie – Wat laat ik van mezelf en mijn gemoedstoestand zien? • het relationele aspect van de communicatie – Wat vind ik van de ander en hoe laat ik dat zien? • het appellerende aspect van de communicatie – Wat wil ik van de ander?
Effectiviteit van je communicatie Over de effectiviteit van communicatie bestaat de volgende formule: Effectiviteit (E) = Kwaliteit (K) x Acceptatie (A)
De effectiviteit van je boodschap wordt enerzijds bepaald door de kwaliteit en anderzijds door de acceptatie. De kwaliteit heeft te maken met dat wat je zegt. Zo heeft een heel goede opmerking of een goed idee een hoge kwaliteit. De acceptatie wordt bepaald door verschillende factoren. Zo heeft de acceptatie onder andere te maken met de manier waarop je de opmerking of het idee brengt (de verpakking), met de timing en met de positie die je inneemt in de groep. Als je een goede opmerking op het verkeerde moment maakt, verkeerd getimed dus, wordt de opmerking waarschijnlijk niet of onvoldoende gehoord. Een idee van iemand met veel aanzien wordt gemakkelijker geaccepteerd dan dat van iemand met weinig aanzien. Zorg dat je serieus genomen wordt en houd rekening met de verpakking en timing van je boodschap. Filmpje - Effectief communiceren
Filmpje - 5 tips Effectief Communiceren
Filmpje - Het geheim van Effectief Communiceren Verdiepingsstof - Effectief communiceren
Opdracht 13 Aspecten van communicatie (theorieopdracht) Bron - Aspecten van communicatie
Je kunt vier aspecten van communicatie onderscheiden:
241
zakelijk aspect expressief aspect relationeel aspect appellerend aspect.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
1. 2. 3. 4.
a. Geef een beschrijving van deze vier aspecten. b. Geef van alle vier de aspecten een voorbeeld.
Opdracht 14 Formule effectief communiceren (theorieopdracht) Bron - Aspecten van communicatie
Voor de effectiviteit van je communicatie geldt de formule:
Effectiviteit = Kwaliteit x Acceptatie a. Leg deze formule uit. b. Maak aan de hand van deze formule duidelijk dat de beste opmerking of het beste idee het niet altijd wint.
Opdracht 15 Effectieve communicatie (theorieopdracht) Bron - Aspecten van communicatie Filmpje - Effectief communiceren
Filmpje - 5 tips Effectief Communiceren
Filmpje - Het geheim van Effectief Communiceren
C
Kom op basis van de filmpjes tot een lijstje met kenmerken van effectieve communicatie.
242
Thema 6 Evenement en communicatie
6.4 Luisteren
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Algemene gespreksvaardigheden Als je een goed gesprek wilt voeren, zijn minimaal drie vaardigheden van groot belang voor het welslagen van het gesprek. Deze drie algemene gespreksvaardigheden zijn: • luisteren • vragen stellen • samenvatten. Filmpje - LSD 1 Filmpje - LSD 2
Functies van luisteren Een bekende uitspraak luidt: communicatie houdt op waar luisteren eindigt. Dit is een waarheid als een koe. Luisteren vormt een van de belangrijkste gespreksvaardigheden. Luisteren kun je op verschillende manieren doen en kan ook verschillende functies hebben.
C
Luisteren vormt dus een van de belangrijkste gespreksvaardigheden. Waarom is dat eigenlijk zo? Luisteren heeft een aantal belangrijke functies: • Met luisteren geef je de zender aandacht en dat stimuleert de zender om door te praten. • Luisteren is het begin van begrijpen van de bedoeling van de zender. • Als je goed luistert, kun je hoofd- en bijzaken onderscheiden. Dit heb je nodig om goed op het verhaal van de ander te kunnen reageren. • Luisteren biedt de mogelijkheid om de juiste vragen te stellen.
243
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=6174806&page=1&pos=1&title=
Goed luisteren is belangrijk in de communicatie.
Niveaus van luisteren Luisteren kun je op verschillende manieren doen. Je kunt heel goed luisteren, maar ook niet of nauwelijks. We onderscheiden vier luisterniveaus. Hoe beter je luistert, hoe meer effect het heeft en hoe beter het gesprek verloopt. De vier niveaus van luisteren zijn: • niveau 1: niet luisteren • niveau 2: oppervlakkig luisteren • niveau 3: inhoudelijk luisteren • niveau 4: actief luisteren.
C
Niveau 1: niet luisteren De ontvanger is wel aanwezig, maar neemt niet echt op wat de zender vertelt. Op dit niveau is het ook voor de zender duidelijk dat de ontvanger niet echt luistert, maar meer doet alsof.
244
Thema 6 Evenement en communicatie
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Niveau 2: oppervlakkig luisteren De ontvanger neemt wat de zender vertelt oppervlakkig op. Er is nauwelijks sprake van echte aandacht voor de boodschap van de zender. De ontvanger is niet echt geïnteresseerd. De ontvanger is vooral met zichzelf bezig, en nauwelijks met de boodschap van de zender. Het vervelende voor de zender is dat hij niet altijd goed in de gaten heeft dat de ontvanger niet echt luistert. Niveau 3: inhoudelijk luisteren Niveau 3 noem je ‘inhoudelijk luisteren’. De ontvanger luistert goed naar het zakelijke of inhoudelijke aspect van de boodschappen van de zender. Voor de rest heeft hij weinig of geen aandacht. Hij heeft onvoldoende aandacht voor de andere communicatieve aspecten, zoals het expressieve, relationele en appellerende aspect.
Niveau 4: actief luisteren Dit niveau wordt ‘actief luisteren’ genoemd. De ontvanger is erop gericht de zender volledig te begrijpen. Hij probeert als het ware in de huid van de ander te kruipen om de belevingswereld van de zender en de bedoelingen achter de boodschap te leren kennen en begrijpen. De ontvanger luistert actief door energie in het luisteren te stoppen. Echt goed luisteren gebeurt op niveau 4. Het zal duidelijk zijn dat actief luisteren een belangrijke vaardigheid is die extra aandacht verdient.
Actief luisteren Het woord ‘actief’ wordt niet voor niets gebruikt. Bij actief luisteren stimuleer je de ander meer informatie te geven als dat nodig is voor een goed begrip van de boodschap. Actief luisteren noem je ook wel invoelend luisteren. Als je actief luistert, houd je rekening met alle aspecten van de communicatie: met het zakelijk aspect, het expressieve aspect, het relationele aspect en het appellerende aspect. Actief luisteren wordt omschreven als: invoelend luisteren met de intentie om de ander volledig te begrijpen, dus de inhoud van de boodschap maar ook de bedoelingen achter die boodschap.
Voorbeeld 1
Myrte, trainster bij een turnvereniging, ziet Laurie (8 jaar) wat sip op de bank in het kleedlokaal zitten. Myrte knielt en gaat voor Laurie zitten.
245
Myrte: ‘Is er iets, meisje?’
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Laurie: ‘Mm, niks hoor.’ Myrte: ‘Toch zie ik aan je neus dat je niet zo vrolijk bent.’ Er valt even een stilte.
Laurie: ‘Ik vind het soms niet leuk.’ Myrte: ‘Niet leuk?’
Laurie: ‘Niet leuk, als Mandy en Daphne zo stom doen.’ Myrte: ‘Laurie, wat bedoel je met zo stom doen?’
Laurie: ‘Dat ze me soms uitlachen als iets niet lukt.’ Myrte: ‘Hm.’ (knikt naar Laurie.)
Laurie: ‘Ze lachen me uit als ik van de balk val en net ook weer.’ Myrte: ‘Wat bedoel je met net ook weer?’
Laurie: ‘Ze lachten me net hier uit, omdat mijn onderbroek onder mijn turnpakje uitkwam. Dat vonden ze stom.’ Myrte: ‘Hè bah, dat lijkt me vervelend, als ze zoiets zeggen.’
Voorbeeld 2
C
Nadia, trainster bij een turnvereniging, ziet Manja (9 jaar) wat sip op de bank in de kleedkamer zitten. Ze loopt naar haar toe en gaat voor haar staan. Nadia: ‘Is er iets, Manja?’
246
Thema 6 Evenement en communicatie
Manja: ‘Mm, niks hoor.’
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Nadia: ‘Nou, kom dan maar gauw weer meedoen.’ Manja: ‘Maar ik heb geen zin.’
Nadia: ‘Kom op meid, niet zeuren. Hup, naar binnen.’ Manja kijkt Nadia wanhopig aan.
Nadia: ‘Komt er nog wat van, Manja?’
Wat vind je van de twee voorbeelden? Herken je de verschillende manieren van gespreksvoering? Hoe zou Laurie zich voelen? En Manja? Het zal duidelijk zijn dat Myrte actief luistert en dat daar bij Nadia geen sprake van is.
Actief luisteren betekent dat jij je openstelt voor de ander. Je probeert zo goed mogelijk te ontcijferen wat de ander bedoelt. Je let hierbij niet alleen op dat wat de ander zegt, maar ook op de non-verbale signalen die hij uitzendt. Je stelt vragen en maakt af en toe een samenvatting. Je nodigt de ander non-verbaal uit om door te vertellen door het maken van oogcontact en het tonen van een geïnteresseerde houding. Of je doet dit verbaal door aanmoedigingen in woord (‘ja, ja’, ‘hm, hm’). Als je na het weekend terugkomt op school met een aantal spannende verhalen, ben je bij de een snel uitgepraat, terwijl je bij de ander heel goed je verhaal kwijt kunt. Dit heeft veel te maken met de hoeveelheid aandacht die de ander voor je heeft. Bij sommigen is het zo ‘erg’, dat jij je verhaal niet kunt afmaken omdat die ander het overneemt. Want hij of zij heeft ‘het’ ook meegemaakt en dan nog veel mooier. Dit stimuleert je niet om verder te vertellen. Iemand de volle aandacht geven is een belangrijke voorwaarde voor een goed gesprek. Als je actief luistert, moet je je eigen opvattingen en ideeën even opzijzetten, jezelf even niet belangrijk vinden en je volledig op de ander richten.
247
Voorbeeld 3
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Speler: ‘Nou, na lang heen en weer gepraat, ontaardde het in een enorme ruzie.’ Trainer: ‘... een ruzie?’
Speler: ‘Ja inderdaad, hij begon ineens te schreeuwen en te slaan en uiteindelijk liep hij boos weg.’ Trainer: ‘En toen?’
Speler: ‘Ik raakte helemaal van streek, ik dacht: die gaat rare dingen doen.’ Trainer: ‘Hm, hm.’
Speler: ‘Nou, dat viel gelukkig mee, een uur later was hij weer terug, maar het heeft me wel aan het denken gezet.’ Trainer: ‘Hoezo?’
Speler: ‘Nou ja, hoe moeten we met hem het seizoen nog afmaken? Eén keer is niet erg, maar dit moet niet vaker voorkomen.’ De trainer knikt instemmend.
Speler: ‘Wat als het weer gebeurt?’
C
De trainer laat een stilte vallen en de speler praat verder.
248
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 6 Evenement en communicatie
https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/job-interview-recruiter-listen-candidate-331290323
Actief luisteren.
De Amerikaanse psycholoog Gordon schreef het boek Luisteren naar kinderen. In dit boek laat hij zien hoe ouders en andere opvoeders het beste naar kinderen kunnen luisteren. Het begrip acceptatie speelt hierbij een grote rol. Op de eerste plaats moet je kinderen het gevoel geven dat je ze accepteert. Dat is de belangrijkste voorwaarde. Het antwoord van ouders en opvoeders op het gedrag van het kind bepaalt of: • de deur wordt dichtgedaan • de deur op een kier wordt gezet • de deur open blijft. Sommige reacties maken een verder gesprek onmogelijk, andere nodigen het kind ertoe uit meer te vertellen. Enkele uitnodigende opmerkingen zijn: • Vertel eens verder. • Ik ben benieuwd wat jij ervan vindt. • Ik wil er best wat meer van horen. • Vertel het me maar.
249
Bij actief luisteren is het belangrijk om vragen te stellen en samenvattingen te geven. Dat zijn de volgende twee gespreksvaardigheden.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Actief luisteren
C
Luister actief naar je gesprekspartner: • Zorg dat je in je houding laat merken dat je aandacht hebt voor de ander en openstaat voor zijn verhaal. Wat ook helpt, en soms doe je dat automatisch, is het aannemen van ongeveer dezelfde houding als je gesprekspartner. • Zorg ervoor dat je geregeld oogcontact met de ander hebt. Je moet iemand niet aanstaren, maar je moet oogcontact ook niet ontwijken. Te veel oogcontact kan het gevoel bij de ander oproepen dat je niet met hem praat, maar hem onderzoekt. Het vermijden van oogcontact kan wijzen op onvoldoende betrokkenheid en aandacht. • Nodig de zender non-verbaal uit om door te vertellen. Maak aanmoedigende gebaren, zoals het knikken met je hoofd. Dit geeft de ander het gevoel dat je echt aandacht voor hem hebt. • Geef zo nu en dan kleine, verbale aanmoedigingen, zoals ‘hm, hm’, ‘jaja’, ‘oh’ en ‘en toen?’ • Laat eens een korte stilte vallen. Een korte stilte kan een aanmoediging zijn voor de ander om verder te vertellen. De stilte moet niet te lang zijn, want dat ervaart de ander meestal als onprettig. • Luister rustig en geduldig en straal ook in je gedrag rust en geduld uit. • Zet je eigen opvattingen, ideeën en gedachten even opzij. Je bent zelf even niet belangrijk. Richt je volledig op de ander. • Communiceer niet vanuit ongelijkheid, maar praat met elkaar op voet van gelijkheid. • Probeer zo goed mogelijk te decoderen, te ontcijferen, wat de ander bedoelt. Stel hiertoe vragen en geef af en toe een samenvatting. • Let niet alleen op dat wat de ander zegt, maar heb ook oog voor de non-verbale signalen. • Laat merken dat je de ander begrijpt en dat je met hem of haar meevoelt.
Verdiepingsstof - Actief luisteren in de praktijk
250
Thema 6 Evenement en communicatie
Opdracht 16 Kenmerken van goed luisteren (theorieopdracht)
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Luisteren
a. Wat zijn de kenmerken van goed luisteren? b. Vergelijk jouw kenmerken met die van een aantal medestudenten en vul je lijstje aan.
Opdracht 17 Functie van luisteren (theorieopdracht) Bron - Luisteren
Wat zijn de belangrijke functies van luisteren?
Opdracht 18 Niveaus van luisteren (theorieopdracht) Bron - Luisteren
Er zijn vier niveaus van luisteren: 1. niveau 1: niet luisteren 2. niveau 2: oppervlakkig luisteren 3. niveau 3: inhoudelijk luisteren 4. niveau 4: actief luisteren.
a. Geef van alle vier de niveaus een omschrijving. b. Geef van alle vier de niveaus een voorbeeld.
Opdracht 19 Gebruik LSD (theorieopdracht) Bron - Luisteren
Filmpje - Exploreren is actief luisteren
a. Geef een korte omschrijving van het belang van LSD.
251
Filmpje - Samenvatten, doorvragen b. Vind je dat LSD goed wordt toegepast in het filmpje?
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Opdracht 20 Actief luisteren (praktijkopdracht) Bron - Luisteren
Deze opdracht kun je het beste in een groepje doen. a. Verdeel de rollen. Student 1 bedenkt een onderwerp. Student 2 oefent met het actief luisteren. Student 3 observeert en geeft feedback. b. Voer het gesprek. c. Wissel van rol zodat iedereen aan de beurt komt met het oefenen van actief luisteren. d. Kom samen tot een lijstje van belangrijke kenmerken van actief luisteren.
6.5 Vragen stellen
Actief luisteren is belangrijk om diepgang in een gesprek te krijgen. Toch kan het gesprek dan nog vastlopen. Je hebt dan een andere vaardigheid nodig, namelijk vragen stellen. Actief luisteren biedt de mogelijkheid om de juiste vragen te stellen.
Een bekend spreekwoord luidt: “Eén gek kan meer vragen dan honderd wijzen kunnen beantwoorden.” Het betekent dat je met een onverwachte vraag veel kunt oproepen, dat ‘rare’ vragen aanleiding kunnen zijn om met zijn allen iets goed uit te zoeken. Zo kan iemand in een vergadering van een sportvereniging een vraag stellen die uiteindelijk het begin is van een grote verandering binnen de vereniging.
C
De functie van het stellen van vragen Vragen hebben een belangrijke functie in de communicatie tussen mensen. De belangrijkste functies van vragen stellen zijn: • gesprek openen • interesse tonen • zender helpen • aan juiste informatie komen • controleren. Toelichting op de belangrijkste functies van het stellen van vragen:
252
Thema 6 Evenement en communicatie
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• Met een vraag open je vaak een gesprek: ‘Hoe gaat het met jou? Ben je nog op vakantie geweest?’ • Door vragen te stellen toon je interesse in het verhaal van de ander: ‘Wat heb je allemaal gedaan op vakantie?’ • Boodschappen worden nogal eens onduidelijk verzonden. Door het stellen van vragen kan de ontvanger de zender helpen het verhaal duidelijker over te brengen. Ook kan hij door een vraag de zender helpen zijn standpunt duidelijk te maken: ‘Ben je nu voor of tegen de nieuwe trainingsmethode?’ ‘Ben je nu voor of tegen het gebruik van doping?’ • Vragen kunnen nodig zijn om aan de juiste informatie te komen. Je kunt vragen stellen over zaken die je nog onduidelijk zijn, totdat jouw beeld compleet is. Zonder het stellen van vragen ben je volledig overgeleverd aan de uitdrukkingsvaardigheid van de zender. • Met een vraag kun je controleren of je de boodschap goed begrepen hebt: ‘Begrijp ik het goed dat je boos bent omdat ik je gewisseld heb?’ Soorten vragen Je kunt allerlei soorten vragen stellen. Het stellen van de juiste vragen is heel belangrijk. Enkele soorten vragen zijn: • gesloten vragen • open vragen • reflecterende of controlerende vragen • dubbele vragen • suggestieve vragen.
Gesloten vragen Gesloten vragen zijn vragen waarop eigenlijk maar één antwoord mogelijk is. Ze beginnen meestal met ‘wie’, ‘wanneer’ of ‘waar’. Gesloten vragen nodigen iemand er minder toe uit achtergrondinformatie te geven. Als je alleen feitelijke informatie wilt, zijn gesloten vragen zeer geschikt. Ook als je alleen wilt toetsen of je iets goed begrepen hebt, zijn gesloten vragen effectief.
Open vragen Open vragen zijn vragen waarbij de ander ruimte krijgt om te bepalen hoe hij de vraag zal beantwoorden. Ze beginnen meestal met ‘waarom’, ‘wat’ of ‘hoe’. Met open vragen intensiveer je het contact. Een gesprek waarin je vooral open vragen stelt, neemt meer tijd in beslag dan een gesprek met alleen gesloten
253
vragen. Als een boodschap meer is dan een mededeling, kun je open vragen stellen om de bedoelingen van de ander te doorgronden. Open vragen leveren informatie op over de mening, beleving, ideeën en gedachten van de ander.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Reflecterende of controlerende vragen Met een reflecterende vraag of controlerende vraag kun je controleren of je de woorden en de bedoeling van je gesprekspartner goed begrepen hebt. Alle vragen die je stelt om erachter te komen of je alles wel goed begrepen hebt, zijn reflecterende vragen. Bijvoorbeeld: ‘Als ik het goed begrijp, bedoel je dat ik beter Edwin had kunnen wisselen, klopt dat?’ Bij deze vraag gaat het om een verduidelijking van de inhoud. Je kunt ook een reflecterende vraag stellen ter verduidelijking van het betrekkingsniveau. Bijvoorbeeld: ‘Je praat zo kortaf. Het lijkt wel of je boos bent. Is dat ook zo?’ Het stellen van reflecterende vragen is belangrijk voor effectief tweerichtingsverkeer.
Dubbele vragen Soms stelt iemand twee vragen tegelijk, bijvoorbeeld: ‘Wanneer ga je verhuizen en hoe moet dat dan eigenlijk met je volleybalclub en je school?’ Het is lastig om dubbele vragen goed te beantwoorden. Met welke vraag moet je immers beginnen? Probeer dit soort vragen te vermijden en hak de dubbele vraag in stukken. Suggestieve vragen Bij een suggestieve vraag beïnvloed je het antwoord. De suggestieve vraag is eigenlijk geen vraag, maar een verkapte mening. Bijvoorbeeld: ‘Vind jij ook niet dat er een rookverbod in de kantine moet komen?’ Dit is geen vraag, maar een mening verpakt in een vraag. Als je de mening van de ander echt wilt weten, vraag je: ‘Wat vind jij van het rookverbod in de kantine?’ Suggestieve vragen moet je eigenlijk niet stellen, ze belemmeren een effectieve communicatie. Filmpje - Effectief vragen stellen deel 1
C
Filmpje - Effectief vragen stellen deel 2
Doorvragen Als je in staat zou zijn altijd de juiste vraag te stellen én de ander altijd in staat zou zijn het perfecte antwoord te geven, waren we met een paar vragen klaar. Helaas gebeurt het weleens dat je de verkeerde vraag stelt of dat je een onvolledig of onduidelijk antwoord krijgt. Dan moet je als ontvanger
254
Thema 6 Evenement en communicatie
doorvragen om het juiste antwoord te krijgen. Je gesprekspartner kan ook tegenstrijdige of te moeilijke antwoorden geven. Ook dit vraagt om het stellen van een nieuwe vraag.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Zonder door te vragen is het haast onmogelijk de ander goed te begrijpen. Doorvragen is voor veel mensen niet gemakkelijk. Dat kan te maken hebben met de angst om dom gevonden te worden of de angst om confronterend te zijn. Toch is het heel belangrijk om verder te vragen. Probeer het gewoon; oefening baart kunst.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Doorvragen.
Doorvragen bij vage informatie noemen we concretiseren. Antwoorden als ‘Het gaat wel’ of ‘Het basketbalteam vindt ...’ nodigen uit tot concretiseren door vragen als ‘Wat bedoel je met het gaat wel?’, of: ‘Wie in het team vinden dat?’ Op het moment dat je gesprekspartner vage begrippen gebruikt of gebeurtenissen, gedragingen of gevoelens vaag beschrijft, nodig je hem of haar dus uit tot concretisering. Wellicht is het nodig eerst samen te vatten hoe je de informatie begrepen hebt.
Tips voor vragen stellen
• Stel de juiste vragen voor een effectief gesprek. • Stel gesloten vragen als je feitelijke informatie wilt. • Stel open vragen als je achtergrondinformatie wilt.
255
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• Stel reflecterende of controlerende vragen als je wilt controleren of je je gesprekspartner goed hebt begrepen. • Vermijd dubbele vragen en suggestieve vragen. • Vraag door bij: – onduidelijke antwoorden – onvolledige antwoorden – vage informatie (concretiseren).
Opdracht 21 Soorten vragen (theorieopdracht) Bron - Vragen stellen
a. Noteer een aantal soorten vragen. b. Geef een korte omschrijving van alle soorten vragen. c. Bekijk de vragen hierna. Om wat voor soort vraag gaat het? 1. Heb je hoofdpijn? 2. Hoe gaat het met je? 3. Vind je ook niet dat Simone haar activiteit slecht voorbereid had? 4. Heb je hoofdpijn, en waarom huil je eigenlijk? 5. Je voelt je vast belabberd na zo’n blunder. 6. Wat vind je van de samenwerking van Sietske met de andere teamleden? 7. Als ik het goed begrijp, bedoel je dat je liever het wedstrijdsecretariaat doet? 8. Wat zijn voetballers toch dom hè? 9. Wil je samen met Vincent of met Hakim samenwerken en welke dag komt jou het beste uit?
Opdracht 22 Functie van vragen (theorieopdracht)
C
Bron - Vragen stellen
Wat zijn de belangrijke functies van het stellen van vragen?
256
Thema 6 Evenement en communicatie
Opdracht 23 Effectief vragen stellen (theorieopdracht)
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Vragen stellen
Filmpje - Effectief vragen stellen deel 1
a. Wat is je mening over dit filmpje? b. Welke drie dingen over het stellen van vragen heb je geleerd van dit filmpje?
Opdracht 24 (Door)vragen (praktijkopdracht) Bron - Vragen stellen
Deze opdracht kun je het beste in een groepje doen. a. Verdeel de rollen. Student 1 bedenkt een onderwerp. Student 2 oefent met het stellen van vragen/doorvragen. Student 3 observeert en geeft feedback. b. Voer het gesprek. c. Wissel van rol zodat iedereen aan de beurt komt met het oefenen van (door)vragen.
6.6 Samenvatten
In een wat langer gesprek kun je, om de draad van het gesprek vast te houden, af en toe een samenvatting geven.
Een goede samenvatting heeft de volgende functies: • Je kunt voor jezelf controleren of je goed luistert en of je de bedoeling van de ander goed begrijpt. • Je nodigt de ander ermee uit zijn mening te nuanceren en te concretiseren. • Je wordt gedwongen je gedachten te ordenen. • Je wordt gedwongen actief te luisteren. • Het helpt hoofd- en bijzaken te onderscheiden. Je ordent daarmee het gesprek. • De ander voelt zich begrepen. • Je houdt het gespreksdoel voor ogen. • Het is verhelderend voor zender én ontvanger. Kortom, samenvatten is een belangrijke vaardigheid voor een goed gesprek.
257
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Goed samenvatten is niet makkelijk. Samenvatten leer je vooral door het veel te doen. Zoals ook geldt voor luisteren, kun je op verschillende niveaus samenvatten. De niveaus van samenvatten zijn: 1. niveau 1: papegaaien 2. niveau 2: inhoud weergeven 3. niveau 3: parafraseren.
Goed geleerd
Een klasgenoot zegt: ‘Ik had voor dat tentamen alles echt goed geleerd. Toen ik de vragen zag, wist ik ook zeker dat ik het goed zou maken. Thuis heb ik alles nog nagekeken en ik kon alleen wat kleine foutjes ontdekken. Nou heb ik de uitslag gekregen en ik heb toch een onvoldoende, ik snap er niks van. Ja, eigenlijk had ik het wel kunnen bedenken, ik sta er ook niet versteld van. Maar ik kan die docent nu wel schieten.’
Aan de hand van dit voorbeeld wordt duidelijk gemaakt dat je op verschillende niveaus kunt samenvatten.
Niveau 1: papegaaien Niveau 1 heet ‘papegaaien’. Als je tegen je klasgenoot zegt: ‘Dus je kunt die docent nou helemaal wel schieten’, herhaal je vrijwel letterlijk een gedeelte van zijn verhaal. Het voegt dus niks toe en past daarom bij oppervlakkig luisteren.
Niveau 2: inhoud weergeven Dit niveau noem je ‘de inhoud weergeven’. Stel, je zegt tegen jouw klasgenoot: ‘Je dacht dat je het examen wel redelijk had gemaakt, maar je hebt toch een onvoldoende gekregen. Dat verbaast je niet.’ Je voegt dan een ordening toe, doordat je de rode draad aangeeft. De inhoud weergeven past daarom bij ‘inhoudelijk luisteren’.
C
Niveau 3: parafraseren Bij dit niveau spreek je van ‘parafraseren’. Stel, je zegt: ‘Je bedoelt dat de docent je bewust heeft willen pakken?’ Je geeft dan kernachtig weer wat de bedoeling is van de boodschap van de ander. Deze vorm van samenvatten past bij ‘actief luisteren’, omdat je met jouw samenvatting een verduidelijking van de beleving geeft. De parafrase formuleer je meestal in de vorm van een
258
Thema 6 Evenement en communicatie
vraag. De vraagvorm is een handige vorm, omdat je ernaast kunt zitten. Een parafrase begint daarom ook meestal met: ‘Bedoel je dat ...?’ of: ‘Begrijp ik het goed, dat je eigenlijk bedoelt dat ...?’
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Papegaaien voegt weinig toe, en draagt als samenvatting niet bij aan een beter tweerichtingsverkeer en effectievere communicatie. De inhoud weergeven en parafraseren voegen wél wat toe en zijn belangrijke hulpmiddelen.
Samenvatten
Geef regelmatig een samenvatting van het verhaal van de zender om te controleren of je hem of haar goed begrepen hebt. Let hierbij op de volgende punten: • Houd het kort en bondig. Richt je op de hoofdlijnen van het gesprek. Details zorgen alleen maar voor afleiding. • Richt je samenvatting zowel op inhoudsniveau (de letterlijke inhoud van de boodschap) als op betrekkingsniveau (de beleving achter de boodschap). Zo kun je op betrekkingsniveau bijvoorbeeld zeggen: ‘Je voelt je gepasseerd omdat de trainer je niet heeft opgesteld.’ De zender geeft dan aan of jouw samenvatting klopt. • Geef de samenvatting in je eigen woorden. Als je letterlijk de woorden van de ander gebruikt, geef je alleen maar aan dat je de ander gehoord hebt en niet dat je hem of haar ook hebt begrepen. • Controleer altijd of je samenvatting klopt. Het moet geen conclusie van jezelf zijn. Formuleer de samenvatting (parafrase) bij voorkeur in de vorm van een vraag. De vraagvorm is een handige vorm, omdat je ernaast kunt zitten. Begin je parafrase met: ‘Bedoel je dat ...?’ of: ‘Begrijp ik het goed dat ...?’
Opdracht 25 Functie van samenvatten (theorieopdracht)
Bron - Samenvatten
Wat zijn de belangrijke functies van samenvatten?
259
Opdracht 26 Niveaus van samenvatten (theorieopdracht)
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Samenvatten
Er zijn drie niveaus van samenvatten: 1. niveau 1: papegaaien 2. niveau 2: inhoud weergeven 3. niveau 3: parafraseren.
a. Geef van alle drie de niveaus een omschrijving. b. Geef van alle drie de niveaus een voorbeeld.
Opdracht 27 Samenvatten (praktijkopdracht) Bron - Samenvatten
Deze opdracht kun je het beste in een groepje doen. a. Verdeel de rollen. Student 1 bedenkt een onderwerp. Student 2 oefent met samenvatten. Student 3 observeert en geeft feedback. b. Voer het gesprek. c. Wissel van rol zodat iedereen aan de beurt komt met het oefenen van samenvatten.
6.7 Feedback
Vormen van feedback Er kan van alles misgaan in de communicatie. De goedbedoelde boodschap komt niet altijd duidelijk over. Daarom is het belangrijk dat de ontvanger informatie geeft over hoe de boodschap is overgekomen. Dit noem je feedback. Feedback betekent letterlijk ‘terugkoppeling’.
C
Met feedback wordt ongeveer hetzelfde bedoeld als met commentaar of kritiek. Het woord kritiek moet je dan zowel in positieve als in negatieve zin opvatten. Je kunt feedback geven én ontvangen. Je kunt commentaar geven op de boodschap van de ander óf commentaar ontvangen op je eigen boodschap. Feedback kun je op verschillende manieren geven. Je kunt het heel bewust doen, maar ook onbewust. Je kunt het verbaal, maar ook non-verbaal doen. Zo kun je vragen of iemand wil verduidelijken wat hij tegen je vertelde óf je
260
Thema 6 Evenement en communicatie
kunt verbaasd kijken om aan te geven dat je de boodschap niet helemaal begrepen hebt. De student die tijdens de les in slaap valt, geeft onbewust, non-verbaal, feedback op de informatie van de docent.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bij het organiseren van een toernooi of evenement geef je regelmatig feedback aan medewerkers, vrijwilligers, stagiairs. Mogelijk geven ze ook jou regelmatig feedback. Daarom is het belangrijk om goed te feedback te kunnen geven en te kunnen ontvangen.
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=3465967&page=5&pos=143&title=
Non-verbale feedback geven met je houding.
C
Feedback op inhouds- en betrekkingsniveau Feedback geven op de letterlijke inhoud van de boodschap is meestal niet zo moeilijk. Het is heel gebruikelijk dat mensen die communiceren elkaar feedback geven over de inhoud. Dit kan door er vragen over te stellen of opmerkingen over te maken.
Voorbeelden feedback op inhoudsniveau
• ‘Zou je daar een voorbeeld van kunnen geven? Ik begrijp het niet helemaal.’
261
‘Kun je dat nog een keer uitleggen?’ ‘Als ik je goed begrijp, geef jij in het projectteam de voorkeur aan Lieke.’ ‘Dus jij bedoelt dat ik in het begin te veel kopwerk heb gedaan?’ Rashida kijkt de coördinator vragend aan en geeft op deze manier feedback op zijn uitleg.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• • • •
Feedback op inhoudsniveau geeft meestal weinig problemen. Er wordt namelijk alleen om verduidelijking gevraagd. De zender zal meestal bereid zijn het nog een keer uit te leggen. Zelfs een meningsverschil tussen zender en ontvanger hoeft niet storend te zijn. Meningsverschillen worden meestal pas problematisch als er iets schort aan de relatie of de betrekking tussen de personen. Feedback op betrekkingsniveau ligt veel gevoeliger. Het gaat dan niet om de feitelijke inhoud, maar om de manier waarop de boodschap overgebracht wordt.
Waarom weggestuurd?
Voor haar stage van kerntaak 2 draait Merel mee in een projectteam. Tijdens een vergadering stuurt de projectleider iemand die er zeer ongeïnteresseerd bij zit naar buiten. Na afloop vraagt Merel enigszins verwijtend: ‘Waarom stuurde je die ene knul zomaar naar buiten?’
C
De inhoud van de boodschap is wel duidelijk. Maar hoe zou de boodschap van Merel zijn overgekomen bij de projectleider? Hoe zal hij reageren? Het kan zijn dat hij verontwaardigd is over de manier waarop ze de vraag stelt, maar hier geen feedback over geeft en alleen reageert op de inhoud. Waarschijnlijk is het voor de communicatie en de relatie beter dat de projectleider in dit geval feedback geeft op betrekkingsniveau. Hij zou als volgt kunnen antwoorden: ‘Merel, ik vind het prima dat je er nieuwsgierig naar bent waarom ik dingen doe, maar de manier waarop je je vraag stelt, geeft me het gevoel dat ik het niet goed heb gedaan.’
262
Thema 6 Evenement en communicatie
Ik ben geen klasgenoot van je!
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Nick heeft zijn beroepspraktijkvorming in een fitnesscentrum. Hij geeft zijn BPV-begeleidster, mevrouw Dingemans, een compliment over hoe ze omgaat met de klanten in het fitnesscentrum. Hij zegt: ‘Kick zeg, hoe jij met die gasten omgaat!’ Mevrouw Dingemans reageert niet op de inhoud, maar op betrekkingsniveau. Ze geeft Nick als volgt feedback: ‘Je hoeft niet zo tegen me te praten, ik ben geen klasgenoot van je.’ Op deze manier reageert ze niet op zijn woorden, maar op zijn houding, zijn gedrag. Ze laat merken dat ze het oneens is met de toon waarop Nick het compliment geeft en de houding die hij hierbij aanneemt. Ze geeft feedback op de manier waarop ze de relatie tussen Nick en haar tijdens deze communicatie ervaren heeft. Voor Nick is dit waarschijnlijk belangrijke informatie. Wil hij dat zijn compliment overkomt, dan zal hij de boodschap in elk geval anders moeten verpakken.
De voorbeelden van Merel en Nick laten zien dat het geven van feedback op betrekkingsniveau lastig is, maar wel belangrijk. Feedback is niet altijd leuk, maar van groot belang om anderen beter te laten functioneren en zelf beter te functioneren. We reageren vaak met ‘ja, maar’. Je kunt feedback beter opvatten als een cadeautje.
Regels voor feedback Je hoopt dat feedback invloed heeft op het functioneren. Dit effect bereik je alleen als er aan bepaalde voorwaarden én regels voor het geven van feedback is voldaan. De belangrijkste voorwaarden zijn: 1. Er moet een sfeer van vertrouwen en veiligheid zijn tussen degene die feedback krijgt en degene die feedback geeft. 2. Beiden moeten het gevoel hebben dat feedback een belangrijk hulpmiddel is om de communicatie te verbeteren en beiden moeten de bereidheid hebben om van elkaar te leren.
Niet alleen de persoon die feedback geeft, moet zich aan bepaalde regels houden. Er gelden ook regels voor degene die de feedback ontvangt. Feedback is pas effectief als beide gesprekspartners zich aan die regels houden.
263
Filmpje - De 4 regels van Feedback
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
De regels voor het geven feedback 1. Gebruik de ik-vorm (start met een ik-boodschap). Jij geeft commentaar op hoe de boodschap of het gedrag op jou is overgekomen. Het gaat om jouw mening. Gebruik daarom de ik-vorm. Begin niet met: ‘We vinden je allemaal zo brutaal.’ Of met: ‘Jij komt zo brutaal over.’ Beter is: ‘Ik vind het vervelend als je me een zeikerd noemt en het komt niet respectvol op mij over.’ 2. Beschrijf concreet gedrag. Probeer zo concreet mogelijk te zijn. Maak gebruik van recente en concrete voorbeelden en probeer deze kort en duidelijk te beschrijven. Geef geen oordeel of interpretatie, maar een concrete beschrijving van de feiten. Dus niet: ‘Jij bent altijd zo lang van stof en zo saai, dat ik je hele uitleg niet kan volgen.’ Maar: ‘Ik vond je uitleg over de spelregels te lang duren. Ik miste een paar voorbeelden en begreep aan het eind niet wat nu precies de bedoeling was.’ 3. Doe het op het juiste moment. Feedback is effectiever naarmate de tijd tussen de betreffende gebeurtenis en de informatie erover korter is. Je moet hierbij wel rekening houden met de omstandigheden. Soms is het beter iets langer te wachten en bijvoorbeeld na een wedstrijd of training pas feedback te geven. Waarschijnlijk is er dan iets meer rust en kun je er even de tijd voor nemen. De kans dat de feedback op die manier goed overkomt bij de ander, is groter. 4. Geef bruikbare feedback. Geef feedback waar de ander iets mee kan. Je kunt wel vertellen dat iemand heel dominant is en dat hij dat eens moet veranderen, maar waarschijnlijk kan de desbetreffende persoon hier weinig mee. Probeer je feedback specifiek te maken en eindig met een tip waar de ander iets mee kan. Bijvoorbeeld: ‘Ik vind dat je in de vergadering over de nieuwe trainer slecht luisterde naar de mening van Steven en Patrick. Naar mijn mening liet je hen niet uitpraten en je kwam tot drie keer toe terug op je eigen mening. Probeer de volgende keer iedereen uit te laten praten en laat merken dat je hen begrepen hebt.’ Bruikbaar heeft ook te maken met de hoeveelheid feedback. Vind je dat je gesprekspartner heel veel fout doet, pik er dan een of twee punten uit die je het belangrijkst vindt. Voor een orkaan aan commentaar sluit vrijwel iedereen de oren.
264
Thema 6 Evenement en communicatie
5.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
6.
Beschrijf je gevoel, beschrijf het effect op jou. Probeer het gevoel te verwoorden dat je hebt bij de boodschap of het gedrag van de zender: ‘Ik word heel erg zenuwachtig, als je me op die manier aanwijzingen geeft.’ Vraag of het klopt. Vraag aan het einde van je feedback naar een reactie van de ander. ‘Klopt het wat ik heb waargenomen tijdens de vergadering met Steven en Patrick, of heb ik me vergist?’ De feedback moet zo gebracht worden dat de ander de ruimte krijgt om erop te reageren.
C
Regels voor het ontvangen van feedback 1. Zorg voor een actieve luisterhouding. Het is belangrijk de ander te laten merken dat je echt openstaat voor wat hij of zij jou te vertellen heeft. 2. Stel je lerend op. De meest gemaakte fout is direct in de verdediging gaan en de feedbackgever niet eens uit laten praten. Veel mensen hebben last van het ‘ja, maar’-syndroom. Het is belangrijk niet direct in de verdediging te gaan en met tegenargumenten te komen. Probeer je open te stellen voor de feedback en vraag je af wat je ervan kunt leren. Neem de informatie serieus. 3. Vraag als dat nodig is om verduidelijking. Als je iets niet helemaal begrijpt, vraag dan om verduidelijking. Vraag om een voorbeeld, zodat het voor jezelf zo helder mogelijk wordt en je er echt iets mee kunt. Bovendien geeft een vraag ter verduidelijking de ander het gevoel dat je hem of haar serieus neemt.
265
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=350322963&page=5&pos=135&title=
Zorg voor een actieve luisterhouding.
Het effect van feedback Het geregeld en op de juiste manier geven en ontvangen van feedback heeft een positieve werking. De belangrijkste positieve effecten van feedback zijn: • Het ondersteunt en bevordert positief gedrag, omdat dit gedrag bevestigd wordt. Bijvoorbeeld: ‘Door jouw heldere analyse van de wedstrijd heb je ons geholpen naar het kampioenschap.’ • Het corrigeert het gedrag dat de betreffende persoon en de groep niet verder helpt of zelfs belemmert. Bijvoorbeeld: ‘Ik zou er meer aan gehad hebben, als je jouw mening met ons gedeeld had en niet voor jezelf had gehouden.’ • Het verduidelijkt de relaties tussen personen en helpt om de ander beter te begrijpen. Bijvoorbeeld: ‘Frits, ik dacht dat we niet konden samenspelen, maar nu zie ik dat we elkaar goed aanvoelen.’
C
Het positieve effect van feedback is ook duidelijk te maken aan de hand van het zogenaamde ‘Johari-venster’. Dit model, genoemd naar de twee schrijvers Joseph Luft en Harry Ingham, maakt duidelijk wat het effect is van feedbackprocessen binnen een groep.
266
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 6 Evenement en communicatie
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Johari-venster.
De vrije of open ruimte is het gebied dat bekend is bij jezelf en bij de anderen. In dat gebied kun jij je lekker vrij bewegen. Het privégedeelte is het deel van je gedrag dat tot nu toe voor anderen onzichtbaar is gebleven en waarvan je zelf weet dat je dat gedrag kunt vertonen. Dit wordt ook wel het verborgen gebied genoemd. Zo weet je van jezelf dat je egoïstisch kunt zijn, maar daar heb je tot nu toe nog niets van laten zien. De blinde vlek is het gedrag dat voor anderen zichtbaar en herkenbaar is, maar waarvan jij je niet bewust bent. Zo kunnen anderen weten dat je slecht tegen je verlies kunt, terwijl jij dat zelf niet beseft. Vak D is het onbekende deel. Dit gedeelte van je gedrag is onbekend voor jezelf en voor anderen. Het effect van het geven en ontvangen van feedback is dat de vakken B en C kleiner worden en vak A groter. Het gebied waarin je kunt zijn wie je bent, de vrije ruimte, wordt dus groter.
Filmpje - Johari-venster
267
Opdracht 28 Betekenis feedback (theorieopdracht)
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Feedback a. Wat versta jij onder feedback? b. Zoek op internet naar een aantal synoniemen van feedback. c. Wat is het verschil en de overeenkomst tussen feedback en kritiek?
Opdracht 29 Feedback op twee niveaus (theorieopdracht) Bron - Feedback
a. Je kunt feedback geven op inhoudsniveau en op betrekkingsniveau. Wat wordt hieronder verstaan? b. Geef van beide vormen van feedback een voorbeeld.
Opdracht 30 Feedbackregels (theorieopdracht) Bron - Feedback
Filmpje - De 4 regels van Feedback
a. Wat zijn de vier regels van feedback? b. Wat zijn de belangrijkste regels voor het geven van feedback? c. Wat zijn de belangrijkste regels voor het ontvangen van feedback?
Opdracht 31 Oefenen van feedback (praktijkopdracht)
C
Bron - Feedback
Deze opdracht kun je het beste in een drietal maken. Het is een voordeel als jullie elkaar kennen vanuit de stage.
268
Thema 6 Evenement en communicatie
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. Verdeel de taken. Student 1 gaat feedback geven. Student 2 gaat feedback ontvangen en student 3 observeert. Als je de medestudent kent vanuit de stage, dan kun je hem of haar daar feedback op geven. Je kunt iemand ook feedback geven op zijn functioneren op de opleiding (studieresultaten) of op zijn/haar rol in de klas. b. Wissel van rol, zodat je allemaal aan de beurt bent gekomen voor het geven en ontvangen van feedback. c. Bespreek met elkaar wat je het moeilijkst vond aan deze oefening.
Opdracht 32 Johari-venster (theorieopdracht) Bron - Feedback
Filmpje - Johari-venster
a. Beschrijf of teken aan de hand van dit filmpje het Johari-venster. b. Het geven en ontvangen van feedback zorgt ervoor dat de vakken B en C kleiner worden en vak A groter. Leg uit hoe dit komt.
Opdracht 33 Leerdoelen (reflectieopdracht)
a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Als je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt doen. b. Vul de beoordeling in.
1.
Je kunt het communicatieproces beschrijven.
2.
Je kunt uitleggen wat er bedoeld wordt met coderen en decoderen van een boodschap.
3.
Je kunt omschrijven wat er bedoeld wordt met verbale en met non-verbale communicatie.
4.
Je kunt omschrijven wat er bedoeld wordt met inhoudsen betrekkingsniveau.
5.
Je kunt de vier aspecten van communiceren beschrijven.
269
Je kunt de algemene gespreksvaardigheden luisteren, vragen stellen en samenvatten toepassen.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
6. 7.
Je kunt de regel met betrekking tot het geven en ontvangen van feedback toepassen.
6.8 Verdiepingsstof - Ruis
Ruis kan onze communicatie danig in de weg staan. Soms komt de storing van buiten, maar regelmatig ontstaat de ruis ook juist tussen onze oren. Hoe herkent u dit en, belangrijker, hoe gaat u ermee om?
In de communicatie is er altijd een zender en een ontvanger. Maar er is ook ruis die de overdracht in de weg staat. Hier kijken we naar de storing van binnenuit. Het betreft hier alle ‘filters’ in de communicatie tussen zender en ontvanger bij presentaties. Zo gaan we het hebben over verschillende communicatiestijlen, maar ook over hoe de ontvankelijkheid van de luisteraar te beïnvloeden is.
Filter I: ‘Ik moest van de baas.’ Als een luisteraar vrijwillig aanwezig is, heeft ú meer kans om uw boodschap over te dragen dan wanneer hij gedwongen aanwezig is. Houd daar rekening mee in de voorbereidingsfase: de kwaliteit van de ‘uitnodiging’ die uw luisteraars krijgen, bouwt aan de verwachtingen die ze hebben. Besteed méér tijd aan het kweken van een geschikte verwachting!
C
Stel, u heeft een slechtnieuwsverhaal en u wéét dat wát u ook doet, de luisteraar(s) zich al (enigszins) vijandig opstellen. Begin dan uw presentatie door meteen de ‘ballon’ van spanning door te prikken: kom zo snel mogelijk tot de kern en bouw een brug van sympathie en begrip met de luisteraars. Laat ze weten dat u het probleem serieus neemt, dat u hén serieus neemt. Ga dan pas over tot het bespreken van de situatie en de te nemen acties. Laat zien dat u met beide benen op de grond staat, dat u zelfverzekerd en besluitvaardig bent én op zoek naar oplossingen. Uw congruente lichaamstaal is hierbij essentieel!
270
Thema 6 Evenement en communicatie
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
En als dit allemaal niet lukt? U heeft te maken met groepsdynamiek, waardoor u geconfronteerd wordt met negativiteit en weerstand: vijandigheid, gekwebbel, onderlinge gesprekken en afwijzende lichaamstaal. Hier zijn enkele scenario’s, allemaal met hun eigen risico’s ... en potentieel succes: • Vertrek: maak duidelijk dat u geen zin heeft om te proberen iets te vertellen waar kennelijk geen behoefte aan is. • Ga in overleg met de organisator: laat degenen die niet aanwezig willen zijn vertrekken en alleen degenen die er echt willen zijn, blijven zitten. • Pas uw programma aan: benadruk duidelijk het doel van de bijeenkomst (nog een keer) en vraag dan de luisteraars om zich in kleine groepen van vijf tot zeven op te splitsen om te praten over wat zij willen horen en uit de bijeenkomst willen halen.
Filter II: ‘Wat een oen!’ Er wordt beter geluisterd naar iemand die prettig overkomt. De verpakking is immers de drager van de boodschap. Als uw luisteraars een negatieve eerste indruk van u krijgen, beperkt dat de overdracht van uw boodschap. Een opgewekte, optimistische uitstraling is geboden. Hier ook is aandacht voor uw kleding en uiterlijk pertinent op zijn plaats: de kwaliteit van uw persoonlijke verzorging straalt een boodschap uit van respect en zelfrespect. Een congruente lichaamstaal ondersteunt uw woorden. De aandacht die u besteedt aan de luisteraar (‘u’, ‘jullie’) in plaats van aan uzelf als spreker (‘ik’) zet de toon, die doorslaggevend is. Filter III: ‘Wij zitten (niet) op dezelfde golflengte.’ Hier volgen voorbeeldzinnen om communicatiestijlen aan te geven: • Visueel: ‘Je ziet veel huizen …’ • Auditief: ‘Je hoort zelden iets over dat soort huizen ...’ • Kinesthetisch: ‘Je komt veel huizen tegen, waar ...’
Iedereen heeft een primaire communicatiestijl; de meesten hebben een andere stijl op de tweede plaats; een enkeling heeft zelfs een goed ontwikkelde derde stijl. De beste verkopers bewegen moeiteloos tussen de stijlen om zo met iedere luisteraar in de groep op dezelfde golflengte te komen, waardoor deze zich meer aangesproken en dus meer betrokken voelt bij het verhaal. Het is in uw voordeel om uw persoonlijke voorkeursstijl te onderkennen en, wanneer u een groep toespreekt, bewust alle communicatiestijlen te gebruiken.
271
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Filter IV: ‘Hij praat te snel/langzaam.’ Een ‘traagprater’ heeft moeite om een ‘snelprater’ te volgen en andersom. In een-op-eengesprekken kunt u uw spreektempo aanpassen aan de ander. In grotere groepen zit een mengsel van spreektempo’s. Daarom is het in uw voordeel om uw spreektempo af te wisselen tijdens uw presentatie. Het gaat overigens ook om uw volume en uw intonatie. Als u deze ook afwisselt, kunt u méér luisteraars interesseren. Verder heeft deze manier van spreken als voordeel dat u levendig en enthousiast overkomt; het geeft zelfs uzelf, als spreker, energie!
Filter V: ‘Ik heb meer/minder detail nodig.’ De een heeft meer behoefte aan het grotere beeld terwijl de ander juist behoefte heeft aan alle details. Deze twee extreme types communiceren slecht met elkaar. Bekend is dat topmanagers meer behoefte hebben aan visie (terwijl ze de details wel zien, maar delegeren). Uitvoerenden houden zich juist met details bezig. Daarom bespreekt u zowel visie als details (voorbeelden).
C
Filter VI: ‘Wat saai!’ Er zijn geen saaie onderwerpen, alleen saaie sprekers. U verdient aandacht door inzet, enthousiasme en, vooral, het betrekken van de luisteraars. • Gebruik ‘u’ of ‘jullie’. Wanneer u enthousiast wordt, gaat u automatisch over op ‘je’. Prima, want iedereen luistert voor zichzelf. • Gebruik ‘we’ wanneer het over ‘u + ik’ gaat. Dit werkt motiverend en schept een band. • Vermijd ‘ik’, zeker aan het begin en aan het einde. Een spreker die te veel ‘ik’ zegt, komt egocentrisch over. Het is in uw voordeel de luisteraar de indruk te geven dat u hem waardeert en belangrijk vindt. • Gebruik ‘overbruggingsuitdrukkingen’. Dit zijn uitdrukkingen die u gewoonlijk in tweegesprekken gebruikt: ‘U zult het vast met me eens zijn dat ...’, ‘Stel ...’, ‘U zult misschien kunnen beamen dat ...’, ‘Uit uw eigen ervaring weet u dat ...’, ‘Denk met me mee ...’ • Stel diverse vragen: open (ideaal voor kleine groepen; schrijf reacties op de flip-over!), gesloten (formuleer positief om ‘ja’ te krijgen), retorische (waardoor u ook de aandacht trekt). • Durf stiltes te laten vallen. Karel Jonckheere schreef ooit: “Woorden mogen uitsluitend dienen om de stilte te verbeteren.” • Vertel minder, en vertel er meer over. Gebruik anekdotes en citaten. Bouw herhaling in, want niemand hoort alles de eerste keer.
272
Thema 6 Evenement en communicatie
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• Gebruik effectieve visuele hulpmiddelen. Niet om uw verhaal te vertellen (te veel tekst op het scherm), maar juist om uw boodschap te ondersteunen. Tekst is géén visueel hulpmiddel. U wilt toch luisteraars? (Liever lezers? Schrijf dan het verhaal op en presenteer niet.) Symbolen, plaatjes, een enkel woord ... dát zijn échte hulpmiddelen. Tot slot Ruis en storing zijn een belangrijk onderdeel van effectief en overtuigend presenteren en motiveren. Er is nog veel meer waardoor u uw luisteraars kunt boeien; maakt u zich de tips uit dit artikel eigen en de overige inzichten komen dan gegarandeerd vanzelf! Bron: www.verkopersonline.nl.
6.9 Verdiepingsstof - Lichaamstaal
Wat zeg je met je lichaamshouding? Kun je alleen al aan iemands lichaamshouding zien hoe hij zich voelt? Welke boodschappen kun je met je houding geven? Kun je aan lichaamshouding emoties herkennen, of mis je daarvoor informatie? Doe de test bij deze verdiepingsstof.
De betekenis van lichaamshouding Deze test is gebaseerd op een onderzoek van Sabin en Hardyk (1953) dat veronderstelt dat er een aantal lichaamshoudingen zijn die een duidelijke betekenis hebben. Wat heb jij bemerkt toen je deze oefening deed? Deel jij de mening dat deze houdingen een duidelijke vaststaande betekenis hebben? Wat kun je afleiden aan lichaamshouding en wat niet?
Emotie is moeilijk afleidbaar aan houding Je zult gemerkt hebben dat herkenning van gevoelens op basis van alleen de houding lastig is. Soms zijn meerdere betekenissen mogelijk. Het verschil zou je alleen weten als je ook de gezichtsuitdrukking zou kunnen zien. De afbeelding links bovenaan wijst hier bijvoorbeeld op boosheid, maar met een blije gezichtsuitdrukking zou het eerder een uiting van overwinning zijn.
273
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Lichaamshoudingen zijn minder makkelijk te duiden dan gezichtsuitdrukkingen, hoewel we zeker bepaalde patronen kunnen herkennen. Houding is minder gerelateerd aan de expressie van emoties dan mimiek, maar wordt gewoonlijk wel gezien als indicator van hoe ontspannen iemand is. Omgaan met de emotie De houding zegt minder over een emotie op zich, maar meer over de manier waarop iemand omgaat met deze emotie. Iemand die boos is, kan zich bijvoorbeeld terugtrekken in een hoekje of zich juist groot maken en zelfs agressief opstellen.
We kunnen aan houdingen ook wel iets zeggen over de relatie die bestaat tussen twee mensen. Naar voren buigen kun je bijvoorbeeld zien als teken van aandacht en sympathie. Toch moeten we zelfs dan ook letten op andere tekens, zoals een vriendelijke gezichtsuitdrukking en knikken met het hoofd. Bij ontbreken daarvan zou ditzelfde naar voren leunen ook kunnen wijzen op agressie of een poging om de ander te intimideren. Lichaamshoudingen kunnen ons veel over anderen vertellen, maar je kunt niet altijd een juiste conclusie trekken, zonder dat je meer weet over de persoon en de situatie. Bron: www.lichaamstaal.nl/houdingtest.html.
6.10 Verdiepingsstof - Effectief communiceren
C
De vijf gouden tips voor effectief communiceren met collega’s Het werkplezier in een team hangt voor een groot deel af van prettige communicatie met collega’s. Verschillen in de communicatie zorgen nogal eens voor misverstanden en vooroordelen. Effectief communiceren kun je leren. Je moet alleen even weten wat voor een type collega je voor je hebt. Er zijn vier verschillende types in de communicatie: de kip, de haan, het schaap en de uil. Ontdek met de Facebookapp Dierenmanieren je eigen stijl en die van je collega’s. En lees hier wat je kunt doen om de communicatie met deze dieren te verbeteren: 1) Schrik niet van de kip De kip is een actief dier dat veel aan het woord is, met ideeën komt en zijn mening niet onder stoelen of banken steekt. De kip staat bekend als inspirerend, enthousiast en gezellig en wordt soms als kip zonder kop gezien. Onder druk kan de kip lelijk pikken. Zij kan persoonlijk worden en emotioneel.
274
Thema 6 Evenement en communicatie
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Dit kun je doen om je aan te passen aan de kip: • lach om grapjes • geef complimenten • onderbreek en praat harder • vertel met tempo en afwisseling • schrik niet van grote woorden.
2) Houd het zakelijk met de haan De haan is resultaatgericht, zakelijk en direct. Hij komt op kantoor om te werken en niet echt voor de gezelligheid. De haan staat bekend als duidelijk, to the point en zelfverzekerd en wordt ook bot en bazig gevonden. De strakke hanige blik kan intimideren. Dit kun je doen om je aan te passen aan de haan: • blijf to the point • geef ongevraagd je mening • praat over iets inhoudelijks • vraag niet naar gevoelens • schrik niet van hanige blik.
3) Wees vriendelijk voor het schaap Een schaap houdt graag de kudde bij elkaar. Het is een sociaal dier en een echte teamplayer. Het schaap staat bekend als zachtaardig, open en persoonlijk, maar ook als besluiteloos, wollig en soft. Dit kun je doen om je aan te passen aan het schaap: • vraag hoe het gaat • ga in op gevoelens • vertel iets persoonlijks • spreek je waardering uit • geef tijd om mening te bepalen.
4) Betrek de uil Een uil zit graag stil in een boom en denkt na. De uil kan afstand nemen, is rustig en doordacht. Hij is niet de eerste die wat vertelt of tijdens een vergadering het woord neemt. Hij denkt namelijk eerst na voordat hij wat zegt. Niet te verwarren met saai, emotieloos en inflexibel. Dit kun je doen om je aan te passen aan de uil: • vraag naar mening
275
laat stiltes vallen dwaal niet af laat de uil uitpraten maak geen rare grapjes.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• • • •
5) Je collega kan zich ook aanpassen Je hebt gelezen hoe je effectiever kunt samenwerken door je eigen stijl aan te passen. Je collega mag zich natuurlijk ook weleens aanpassen. Het punt is alleen dat je je collega niet kunt veranderen. Je kunt je collega natuurlijk wel aanspreken over de manier waarop deze communiceert.
Bron: www.schateiland.com/blog/de-5-gouden-tips-voor-effectief-communiceren-met-collegas.
6.11 Verdiepingsstof - Actief luisteren in de praktijk
Het begrip ‘actief luisteren’ wordt in een brede context gebruikt. Er wordt mee bedoeld dat je luistert met een doel en je ook bewust bent van dat doel. Doelen kunnen zijn: informatie krijgen, de ander begrijpen, een probleem oplossen, enzovoort. Luisteren met een doel gaat natuurlijk op voor alle situaties waarin je serieus wilt luisteren. Maar het actief luisteren als methode gaat een stap verder dan de andere luistertechnieken. Bij actief luisteren probeert de ontvanger te begrijpen wat de zender voelt of wat zijn boodschap betekent. Dan zegt hij in zijn eigen woorden (code) wat hij heeft begrepen en geeft zo de zender de gelegenheid het te verifiëren. De ontvanger zendt zelf geen boodschap: hij evalueert niet, geeft geen mening, advies, logische oplossing, analyse of vraag. Hij geeft alleen maar weer wat hij uit de boodschap van de zender heeft opgemaakt.
C
Hierna een voorbeeld uit het boek Luisteren naar kinderen over een jongetje dat geholpen wordt door actief luisteren: Vincent: Willem wil vandaag niet met me spelen. Hij wil nooit wat ik wil. Moeder: Ben je teleurgesteld in je vriendje? (actief luisteren)
Vincent: Nou en of. Ik wil nooit meer met hem spelen. Hij is mijn vriendje niet meer.
276
Thema 6 Evenement en communicatie
Moeder: Ben je zo boos dat je hem nooit meer wilt zien? (actief luisteren) Vincent: Ja, maar als ik hem niet meer als mijn vriendje heb, heb ik niemand meer om mee te spelen.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Moeder: Dan zou je je alleen voelen staan. (actief luisteren)
Vincent: Ja, ik denk dat ik maar moet proberen met hem op te schieten. Maar ik vind het zo moeilijk om niet steeds boos op hem te worden. Moeder: Je wilt best goede vrienden met hem zijn, maar je weet niet wat je dan met je boosheid moet. (actief luisteren)
Vincent: Vroeger had ik dat niet, maar toen wilde hij ook altijd wel wat ik wou. Hij wil nu steeds wat anders spelen dan ik.
Moeder: Dus Willem doet niet meer zo gemakkelijk wat jij zegt? (actief luisteren) Vincent: Nee. Hij heeft zelf meer ideeën om te spelen. Dat is best leuk. Moeder: Dus je vindt hem nu eigenlijk leuker? (actief luisteren)
Vincent: Ja, maar het is wel moeilijk om niet meer de baas over hem te spelen. Misschien zouden we niet meer zo veel ruzie hebben als ik hem af en toe zijn zin geef. Denk je dat dat zou lukken?
Moeder: Denk je dat het misschien helpt als je af en toe doet wat hij wil? (actief luisteren) Vincent: Misschien wel. Ik zal het eens proberen.
In dit voorbeeld raakte hij zijn boosheid kwijt; hij begon zelf het probleem op te lossen en bekeek zichzelf wat beter. Hij kwam tot een oplossing en groeide kennelijk een stukje dichter naar verantwoordelijkheid en zelfbeschikking toe. Je kon dus lezen hoe de moeder niet haar eigen mening of oplossing gebruikte, maar dat ze probeerde te begrijpen hoe het kind (in dit geval Vincent) zich voelde. Bron: https://kiind.nl/gordon-behoefte-van-kinderen/
6.12 Begrippen
<<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>>
277
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C
THEMA 7 VERGADEREN EN NETWERKEN Inhoud thema • vergaderen • besluitvorming • belangrijke organisaties in kaart brengen • netwerken en verbinden • verdiepingsstof • begrippen.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Een sport- en bewegingsleider krijgt tijdens de uitvoering van zijn beroep te maken met verschillende medewerkers en organisaties waarmee hij moet samenwerken. Dat geldt met name voor het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van een toernooi of evenement. Dat moet je in een team en met andere organisaties doen. Het kunnen onderhouden van contacten met relevante personen en organisaties is dan ook een belangrijke vaardigheid voor de sport- en bewegingsleider.
De contacten die je met andere personen en organisaties hebt, vinden vaak plaats tijdens vergaderingen of werkbesprekingen. Er wordt aandacht besteed aan het deelnemen aan een vergadering en wat daarbij komt kijken. Tijdens vergaderingen dienen er ook besluiten genomen te worden. Dat is het onderwerp van de tweede paragraaf. Daarnaast komt het in kaart brengen van relevante organisaties aan de orde. Het laatste onderwerp gaat over het onderhouden van contacten en gaat in op de begrippen netwerken en verbinden. Relatie met werkproces Het thema ‘vergaderen en netwerken’ heeft met name een relatie met werkproces B1-K2-W1: Bereidt het toernooi of evenement voor.
Leerdoelen
Je kunt een agenda voor een vergadering opstellen. Je kunt correct argumenteren. Je kunt de functie van notulen beschrijven. Je kunt notuleren. Je kunt de taken van een voorzitter van een vergadering toepassen. Je kunt de stappen van besluitvorming beschrijven. Je kunt de verschillende besluitvormingsmethoden toepassen. Je kunt de belangrijkste organisatie in kaart brengen. Je kunt het belang van netwerken en verbinden beschrijven.
C
• • • • • • • • •
279
7.1 Casus
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Opdracht 1 Casus Manege De Kroon
Manege De Kroon heeft zich tot voor kort uitsluitend beziggehouden met paardrijden voor de doorsnee doelgroep. Vorige maand heeft de manege een nieuwe directeur gekregen, die graag de activiteiten uit wil breiden. Hij wil de meest uiteenlopende doelgroepen enthousiast maken voor het paardrijden. Paardrijden is gezond en ontspannend! Hiervoor zoekt hij naar samenwerking met belangrijke partijen en organisaties in de regio. De manege ligt aan de rand van een gemeente met ongeveer 35.000 inwoners. In de buurt ligt een onderwijsinstelling die onder andere de opleiding Sport & Bewegen aanbiedt. De directeur heeft vernomen dat netwerken en verbinden belangrijke vaardigheden zijn van de studenten die daar opgeleid worden. Hij wil graag aan twee derdejaarsstudenten de opdracht geven om de relevante organisaties voor zijn manege in kaart te brengen. Filmpje - Casus - Thema 7
Suggesties voor het gebruik van de casus Een casus kan op verschillende manieren vormgegeven worden en je kunt er op verschillende manieren gebruik van maken. In dit voorbeeld zijn de vormgeving en aanpak min of meer afgeleid van wat gangbaar is binnen het probleemgestuurd onderwijs. Je kunt gebruikmaken van een binnen dit concept passende aanpak, zoals de achtbaan of de zevensprong.
C
Globale aanpak van de casus 1. Bespreek en bepaal de kern (centrale probleemstelling) van de casus. 2. Verhelder onduidelijke begrippen (door opzoeken, discussiëren). 3. Wat wil jij leren van deze casus? Bepaal een aantal voor jou belangrijke leerdoelen. 4. Werk de leerdoelen uit. 5. Rapporteer de gevonden resultaten.
280
Thema 7 Vergaderen en netwerken
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Voorbeelden van sturende vragen bij deze casus Eventueel kun je kiezen voor een meer gestructureerde aanpak en kun je gericht kennisdoelen (reproductief, toepassen) of vaardigheidsdoelen aan de casus koppelen. Kennis
a. Wat zijn de doorsnee doelgroepen voor een manege? Bij welke (doel)groepen is paardrijden populair? b. Op welke doelgroepen zou deze manege zich kunnen richten? c. Welke partijen kunnen belangrijk zijn voor deze manege? Onderwijs, bedrijfsleven ... d. Welke organisaties kun je enthousiast krijgen voor de slogan ‘Paardrijden is gezond en ontspannend!’? e. Wat versta jij onder de vaardigheden netwerken en verbinden? Wat betekent dat concreet voor een sportleider? Op welke manier zijn deze vaardigheden in te zetten binnen deze manege? f. Welke stappen doorloop je bij het in kaart brengen van alle relevante partners/organisaties?
7.2 Vergaderen
C
De vergadering Elke medewerker heeft regelmatig te maken met vergaderingen, bijvoorbeeld in de vorm van een werkbespreking of werkoverleg. Een van de onderwerpen die aan de orde kan komen, is het verdelen van taken en afstemmen van werkzaamheden. Dat is ook regelmatig het geval bij het organiseren van een toernooi of evenement. Een goede verdeling en afstemming is belangrijk voor het succesvol evenement.
281
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=78644324&page=1&pos=18&title=
Vergadering van een projectteam.
Voorwaarden vergadering Een vergadering is een verzamelnaam voor allerlei vormen van formeel groepsoverleg, maar niet ieder groepsoverleg is een vergadering. Daarvoor moet het overleg aan een aantal voorwaarden voldoen, namelijk: • een (raam)agenda • een voorzitter • deelnemers • een notulist.
C
Van een sport- en bewegingsleider wordt verwacht dat hij deel kan nemen aan vergaderingen en vergaderingen kan leiden. Dat betekent onder andere het volgende: • je voorbereiden op een vergadering (notulen lezen, agenda doornemen, bijlagen en stukken doorlezen) • actief deelnemen aan een vergadering (luisteren, anderen uit laten praten, het woord nemen of vragen, informatie uitwisselen, argumenteren, discussiëren, besluiten nemen) • notuleren • voorzitten.
282
Thema 7 Vergaderen en netwerken
Om actief deel te kunnen nemen aan een vergadering is het belangrijk inzicht te hebben in de structuur van een vergadering. Deze structuur wordt vooral door de agenda aangebracht.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
De raamagenda Een van de voorwaarden is dat een vergadering een agenda heeft. Een agenda heeft de functie van een spoorboekje en is leidraad voor de voortgang van de vergadering. Hoewel in iedere organisatie verschillende punten op de agenda staan, kun je vrijwel overal met een raamagenda werken. Dit is een soort standaardagenda, waar alleen de hoofdpunten op veranderen.
De agenda van de Stichting HvA Sport datum: woensdag 16 november 2022 waar: 8.30 uur op de kamer van Cees voorzitter: Hans
notulist: Monique
C
genodigden: het voltallige bestuur + projectmanager, facilitair manager en voorzitter van de Raad van Toezicht. 1. Opening 2. Notulen van de vorige vergadering d.d.5 oktober 3. Mededelingen 4. Aanschaf van de mascotte à € 2500 5. Samenwerkingsovereenkomst met de NeVoBo (zie stukken) 6. Datum Chinees eten 7. Evaluatie voetbalwedstrijd tussen de voetbaldames en de volleybalheren 8. W.V.T.T.K. 9. Rondvraag 10. Sluiting.
Raamagenda: 1. opening en agendabepaling 2. bespreking notulen vorige vergadering 3. mededelingen
283
themabesprekingen wat verder ter tafel komt (w.v.t.t.k.) rondvraag afsluiting.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
4. 5. 6. 7.
Opening en agendabepaling De voorzitter opent de vergadering. Hij controleert of iedereen de uitnodiging, de bijlagen (eventueel) en de agenda ontvangen heeft. Meestal wordt door de secretaris of de notulist de presentie opgenomen. Bespreking notulen van de vorige vergadering De voorzitter vraagt of iedereen akkoord gaat met de notulen van de vorige vergadering. Het is een goede gewoonte dat degene die een verandering wil aanbrengen in de notulen, dit zelf formuleert.
Mededelingen Dit is informatie die ‘ter kennisgeving aangenomen wordt’ en waarvoor dus geen discussie noodzakelijk is. Als blijkt dat zo’n mededeling toch een agendapunt moet worden, komt het onderwerp onder punt 5 op de agenda.
Themabesprekingen Dit zijn de hoofdpunten op de agenda. Per organisatie verschilt dit wat betreft onderwerp en doelstelling. Wat Verder Ter Tafel Komt (W.V.T.T.K.) Dit zijn nieuwe agendapunten die tijdens de vergadering boven tafel komen. Dat kan tijdens de mededelingen, maar ook tijdens de bespreking van de hoofdpunten. In principe gaat het om redelijk eenvoudige kwesties. Mocht het een uitgebreid punt betreffen, dan wordt dit meestal voor de volgende vergadering geagendeerd.
C
Rondvraag Iedere deelnemer krijgt een gespreksbeurt om vragen te stellen aan anderen in de vergadering. Bijvoorbeeld over de afloop van een afspraak uit een vorige vergadering. Ook kan het een mededeling zijn die voor iedereen van belang is. Bijvoorbeeld het doorgeven van een bepaalde datum van een evenement. Afsluiting De voorzitter sluit de vergadering. Hij doet dit door: • de afspraken (door de notulist) te laten samenvatten
284
Thema 7 Vergaderen en netwerken
• de volgende vergaderdatum af te spreken.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Vergaderdoelen De themabesprekingen, ook wel hoofd-agendapunten genoemd, kunnen verschillende doelen hebben: • informatie verstrekken en/of uitwisselen • ideeën en meningen uitwisselen • een besluit nemen • taken verdelen.
Als informatie verstrekken en/of uitwisselen het doel is, vormen de deelnemers zich een beeld van het onderwerp dat aan de orde is. Meestal vindt zo’n bespreking plaats als er nog niet eerder over het onderwerp gesproken is. De bespreking van zo’n agendapunt moet leiden tot meer inzicht in het onderwerp en tot nieuwe ideeën erover. Het uitwisselen van ideeën en meningen gebeurt om tot een beter besluit te komen. Een van de redenen om te vergaderen is dat je tot betere beslissingen komt, onder het motto: samen weet je meer dan alleen. Zo is brainstormen een vorm van ideeën uitwisselen.
https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/basketball-team-meeting-sports-game-plan-2220393795
Ideeën uitwisselen tijdens een brainstormsessie.
285
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Vaak is het de bedoeling dat er een besluit genomen wordt. Nadat de standpunten van alle deelnemers duidelijk zijn, kun je samen een beslissing nemen. Daarna kan tot het verdelen van de taken worden overgegaan: wie doet wat? Deze doelen hangen met elkaar samen. Vrijwel altijd leidt het bespreken van een agendapunt tot een besluit. En voorafgaand aan het besluit moet je informatie en meningen uitwisselen over het probleem dat je wilt oplossen. Daarom kunnen deze vier doelen ook als besprekingsschema dienen: een schema dat aangeeft hoe je een agendapunt gaat bespreken.
Het projectteam is op zoek naar een geschikte locatie. Als ze dit bespreken, kiezen ze voor een bepaalde volgorde: 1. eerst informatie uitwisselen over de locatie 2. dan discussiëren over mogelijke oorzaken en oplossingen 3. vervolgens beslissen, bijvoorbeeld over het informeren en eventueel vastleggen van een of meerdere locaties 4. tot slot taken verdelen.
Ook is het mogelijk dat de deelnemers aan de vergadering in week 1 informatie uitwisselen en discussiëren en dat ze pas een week later, in de volgende vergadering, een besluit nemen. Overigens is het mogelijk dat vergaderdoelen en de manier van besluitneming vastliggen in een statuut of huishoudelijk reglement.
Voorbeeld van vergaderdoelen Uitspraken van de voorzitter
Doel
C
Harrie, wil jij eens uitleggen wat er gebeurd is tijdens Informatie uitwisselen de wedstrijd van de B4 afgelopen zaterdag?
286
Wie wil dat doen?
Taken verdelen
Petra, wat vind jij van Ali’s voorstel?
Ideeën/meningen uitwisselen
Thema 7 Vergaderen en netwerken
Doel
Selma, heb jij nog vragen over de werking van dat fitnessapparaat?
Ideeën/meningen uitwisselen
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Uitspraken van de voorzitter
Vindt iedereen het akkoord dat we het zo gaan doen? Informatie uitwisselen Waarom ben jij het niet met Ethem eens?
Beslissen
Ga jij dat morgen even uitzoeken, Joost?
Taken verdelen
Argumenteren Soms is meningsvorming een doel bij de bespreking van een agendapunt. Je spreekt dan van een discussie. Het doel van een dergelijke discussie is om het te nemen besluit zo goed mogelijk voor te bereiden. Hierbij spelen argumenten een belangrijke rol. Hoe beter de argumenten zijn, hoe beter het uiteindelijke besluit. Om in een discussie overtuigend over te komen, moet je voldoen aan drie voorwaarden: 1. een goede onderbouwing met argumenten 2. een juiste opbouw van je betoog 3. het voorkomen van een fout betoog. Een goede onderbouwing met argumenten Argumenten zijn beweringen waarmee je een mening aannemelijk maakt. Andere deelnemers zullen jouw argumenten op hun geldigheid toetsen. Dat moet ook, want argumenten die er niet toe doen, leiden niet tot een beter besluit. Je kunt je mening onderbouwen door gebruik te maken van goede argumenten. Goede argumenten kunnen op verschillende zaken gebaseerd zijn. Op die manier kun je zeven soorten argumenten onderscheiden: 1. feiten 2. onderzoek of wetenschap 3. normen 4. vermoedens 5. geloof, overtuiging 6. gezag, autoriteit 7. nut, bruikbaarheid.
287
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Argumenten gebaseerd op feiten en onderzoek zijn meestal het meest objectief, meetbaar en controleerbaar. Als dergelijke argumenten voorhanden zijn, is het belangrijk die ook te gebruiken. Argumenten gebaseerd op vermoedens, nut en bruikbaarheid kunnen te maken hebben met eigen ervaringen. Regelmatig brengen mensen persoonlijke ervaringen in als argument. Op zich kan dat, maar probeer voor jezelf na te gaan wat voor basis er is voor jouw persoonlijke ervaringen. Filmpje - Argumenteren
Een juiste opbouw van je betoog Een betoog is een redenering waarin jij je standpunten naar voren brengt én deze standpunten onderbouwt. Dit kun je mondeling of schriftelijk doen. Het doel van een betoog is de anderen te overtuigen. De kunst van een betoog is om met goede argumenten je standpunt te formuleren. Zo’n betoog kun je op verschillende manieren opbouwen. Bijvoorbeeld eerst argumenten en dan je standpunt, of eerst je standpunt en dan argumenten. Welke volgorde je ook kiest, jouw standpunt wordt geaccepteerd en gewaardeerd als de argumenten relevant zijn voor het agendapunt waarover gediscussieerd wordt. Afhankelijk van of anderen ook een (afwijkend) standpunt hebben en al bekend hebben gemaakt, is het ook belangrijk om voor die (afwijkende) standpunten met tegenargumenten te komen. De fasen van de opbouw van een schriftelijk en mondeling betoog zijn min of meer hetzelfde.
Opbouw van een schriftelijk betoog
C
1. 2. 3. 4. 5.
alinea 1: aandachtstrekker alinea 2: inleiding - stelling alinea 3: kern - argumenten voor alinea 4: kern - argumenten tegen + verwerping daarvan alinea 5: conclusie.
Verdiepingsstof - De opbouw van een betoog
288
Thema 7 Vergaderen en netwerken
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Het voorkomen van een fout betoog Er zijn redeneringen die logisch lijken, maar het niet zijn. Je noemt dit ook wel een fout betoog. De opbouw van argumenten is dan onjuist, omdat je het standpunt niet of niet op de juiste wijze onderbouwt. Het is belangrijk om zo’n fout betoog te voorkomen. Daarnaast is het voor een goede discussie van belang om een fout betoog bij anderen op te merken. In een dergelijk betoog komen tien fouten regelmatig voor: 1. X=X-redenering gebruiken 2. vage begrippen gebruiken 3. onjuiste causale verbanden benoemen 4. een cirkelredenering gebruiken 5. een cliché gebruiken 6. simplificeren 7. te moeilijk maken 8. generaliseren 9. onjuiste vergelijkingen maken 10. ridiculiseren. X=X-redenering gebruiken Met een X=X-redenering onderbouwt iemand zijn standpunt helemaal niet. Je zegt in feite tweemaal hetzelfde (X=X).
Bijvoorbeeld: ‘Dit is een slecht voorstel, want het deugt niet.’
Vage begrippen gebruiken In dit geval verschuilt iemand zich achter vaagheden. Dit verduidelijkt de zaak niet en vertraagt de vergadering. Onduidelijkheid verslechtert de communicatie tussen de deelnemers.
C
Bijvoorbeeld: ‘Ik ben er principieel op tegen.’
289
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Onjuiste causale verbanden gebruiken Bij een onjuist causaal verband hebben oorzaak en gevolg niets of nauwelijks iets met elkaar te maken. In de volgende bewering wordt een relatie verondersteld tussen het niet hebben van een bepaald diploma en het als gevolg daarvan overspannen worden.
Bijvoorbeeld: ‘Logisch dat hij er overspannen van wordt, hij heeft immers geen SB-diploma.’
Een cirkelredenering gebruiken Bij een cirkelredenering gebruikt iemand zijn standpunt als argument. Je herhaalt eigenlijk wat je al gezegd hebt, maar dan in andere woorden.
Bijvoorbeeld: ‘Ik vind spruitjes niet lekker, omdat ik ze niet lust.’
Een cliché gebruiken Een cliché is een dooddoener. Een discussie wordt afgedaan met een nietszeggende uitspraak, meestal omdat de betreffende persoon geen goede argumenten (meer) heeft. Het heeft veelal te maken met machteloosheid.
Bijvoorbeeld: ‘Het zal mijn tijd wel duren hier bij de vereniging.’
Simplificeren Simplificeren betekent dat je zaken te eenvoudig voorstelt in relatie tot het probleem. Een aantal belangrijke factoren wordt buiten beschouwing gelaten.
C
Bijvoorbeeld: een pupil heeft een zelfmoordpoging gedaan. De trainer zegt: ‘Hij moet gewoon een schop onder zijn kont hebben, dan is het gedaan met zijn problemen.’
290
Thema 7 Vergaderen en netwerken
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Te moeilijk maken Het tegenovergestelde van simplificeren is te moeilijk maken. Een eenvoudig probleem wordt enorm opgeblazen.
Bijvoorbeeld: de trainers discussiëren over de vraag hoe om te gaan met pupillen die te laat op de training verschijnen. Een van de trainers zegt: ‘Ik stel voor dat we een commissie in het leven roepen die er een beleidsnota over schrijft en deze problematiek vanuit diverse invalshoeken percipieert.’
Generaliseren Bij een generalisatie wordt alles over één kam geschoren. Meestal wordt in zo’n geval een ervaring van een deelnemer van toepassing verklaard op alle andere aanwezigen.
Bijvoorbeeld: ‘Ik zei het je toch, alle Brabanders zijn zuiplappen.’
Onjuiste vergelijkingen maken Bij een onjuiste vergelijking vergelijk je twee dingen met elkaar die nauwelijks iets met elkaar te maken hebben.
Bijvoorbeeld: ‘Extra sponsors vinden is bij de golfclub ook gelukt, waarom dan niet bij onze handbalvereniging?’
Ridiculiseren Het standpunt van de ander wordt belachelijk gemaakt.
Bijvoorbeeld: ‘Je lijkt onze lieve Heer wel.’
291
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Notuleren Het verslag van een vergadering noem je de notulen. Als sport- en bewegingsleider heb je met vergaderen en dus met notulen te maken. Ruim voor een vergadering ontvang je de notulen van de vorige vergadering. Het is de bedoeling dat je dit verslag leest en kijkt of het verslag volledig en juist is. De voorzitter stelt de notulen van de vorige vergadering aan de orde en vraagt om vaststelling van deze notulen. De functie van notulen Notulen werken als een geheugensteun. Als er geen notulen zouden zijn, dan weet je bij een volgende vergadering niet meer wat er de vorige keer is afgesproken. De ene deelnemer onthoudt net wat anders dan de andere. Zo kan er verschillende uitleg gegeven worden aan wat besproken is. Daarom zijn goede notulen, die gezamenlijk vastgesteld worden, belangrijk. De belangrijkste functies van notulen: • geheugensteun • controlemiddel • informatiebron.
C
Als notulist heb je de medewerking en de ondersteuning nodig van de voorzitter om een goed verslag te kunnen maken. Hij vat tijdens de vergadering de belangrijkste punten en besluiten samen. Aan het einde van de vergadering kan de notulist deze punten en besluiten nog een keer noemen. Deze vormen het belangrijkste onderdeel van het verslag en zijn een goed controlemiddel. Je kunt in het verslag nakijken wat er over een bepaald punt gezegd is en welke besluiten er genomen zijn.
292
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 7 Vergaderen en netwerken
https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/online-video-conference-work-call-webinar-1765318274
Bij veel vergaderingen zijn er vaste deelnemers. Dat is tenminste de bedoeling, maar vaak kunnen niet alle deelnemers aanwezig zijn. Ziekte, vakantie of dringende bezigheden zorgen ervoor dat het maar zelden gebeurt dat alle deelnemers bij een vergadering aanwezig zijn. Dankzij de notulen zijn deze deelnemers toch op de hoogte van wat er besproken is in de gemiste vergadering. Maken van notulen Je kunt op verschillende manieren notuleren. • essentie-per-sprekerverslag • verslag per onderwerp • beknopt verslag.
Essentie-per-sprekerverslag In een essentie-per-sprekerverslag geef je in hoofdlijnen aan wat de spreker gezegd heeft. Je volgt hierbij het verloop van de vergadering. Dus als eerst Piet wat zegt, daarna Beryl, dan Jan en dan weer Piet, schrijf je dat ook zo op
293
in je verslag. Je kort de gesproken tekst alleen in. Je geeft een samenvatting per spreker van wat gezegd is. Overbodige zaken laat je weg. Je hoeft dus niet alleswat de deelnemers zeggen, op te schrijven.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Verslag per onderwerp In een verslag per onderwerp leg je kort het onderwerp uit en wat het besluit is. Als het belangrijk is, geef je ook de belangrijkste overwegingen aan. Een verslag per onderwerp is een veelgebruikte vorm van verslaglegging. Beknopt verslag Een verslag kan nog beknopter gemaakt worden. Je geeft dan alleen aan wat het probleem is en wie er wanneer actie onderneemt om het probleem op te lossen. In feite is dit verslag een actielijst. Agendapunt … Wat is de oplossing?
Welke actie?
Wie?
Wanneer?
Ook bij notulen die een essentie-per-sprekerverslag of een verslag per onderwerp zijn, is het nuttig een actie- of besluitenlijst bij te voegen. Hiervoor maak je voorafgaand aan de vergadering kolommen op papier, zoals in het voorbeeld. Dat is handig tijdens het notuleren.
Tips voor het maken van notulen
C
• Bereid je voor op de vergadering. Lees van tevoren de agendapunten goed. Meestal is in de agenda al aangegeven of het bij een onderwerp om discussie, besluitvorming, informatie of taken verdelen gaat. Als dat niet zo is, vraag dan aan de voorzitter wat het doel van de besprekingen is. Als je weet wat je kunt verwachten, notuleer je makkelijker. • Weet welke soort notulen van je verwacht worden. Vraag van tevoren of je een essentie-per-sprekerverslag moet maken, een verslag per onderwerp, of alleen een actie- en besluitenlijst.
294
Thema 7 Vergaderen en netwerken
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• Ga naast de voorzitter zitten. Als je tijdens de vergadering even de draad kwijt bent, kun je makkelijk even wat aan de voorzitter vragen als je naast hem zit. De voorzitter kan dan ook in de gaten houden of je het allemaal bij kunt houden. • Vraag om verduidelijking. Soms praat iedereen zo snel en zo veel, dat je het niet meer kunt bijhouden. Vraag dan om verduidelijking, of om een samenvatting. • Gebruik in je verslag de nummering van de agendapunten. Bouw het verslag op dezelfde manier op als de agenda. Men kan het verslag dan beter volgen. • Verwerk de vijf w’s in je actie- en besluitenlijst. Maak op de actie- en besluitenlijst vijf kolommen: Om welk probleem gaat het? Wat is de oplossing? Welke actie is daarvoor nodig, wie onderneemt die actie en wanneer? • Werk de notulen zo snel mogelijk na de vergadering uit. Hoe sneller na de vergadering je de notulen uitwerkt, hoe beter je je alles nog kunt herinneren.
Uitwerken van de aantekeningen Voor welke manier van notuleren je ook hebt gekozen, na afloop van de vergadering moet je je aantekeningen uitwerken tot echte notulen. Je doet dat met behulp van de computer. Daarbij moet je met een paar dingen rekening houden. Zet boven aan je verslag de naam van de vergadering, bijvoorbeeld Vergadering kampcommissie. Schrijf de datum en de tijd op en de locatie waar de vergadering plaatsvond. Daaronder komen alle namen van de deelnemers. Bij de naam van de voorzitter zet je achter zijn naam (voorzitter); achter de naam van de notulist zet je (notulist).
Notulen vergadering projectteam 6 december 2022, 16.30-17.30
Aanwezig: Brigit Bakker (voorzitter), Ingrid Koster (notulist), Rachida Amedh, Jens Flikstra. Afwezig MK: Aron Goré. 1. Opening 2. Notulen van 25 november. De notulen worden goedgekeurd.
295
3.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
4.
Mededelingen. Aron is ziek. Ze kan nog niet overzien hoelang het gaat duren. Rachida gaat volgende week op bezoek en zal peilen wat zijn bijdrage nog kan zijn aan de voorbereiding van het evenement. Aanmeldingen. Er hebben zich tot nu toe 56 deelnemers aangemeld. Opvallend is het aantal mensen van 40 jaar en ouder. Het aantal jongeren blijft achter bij de verwachting. De aanmelding loopt nog twee weken. Ingrid bezoekt nog een aantal scholen om vooral de jongeren te enthousiasmeren. Accommodatie: unaniem is gekozen voor de Leihoeve. Brigit zal het verder afhandelen. Catering: er blijven twee opties over. Het Gouden Haantje of De Landbouw. Jens overlegt nogmaals met beide partijen en koppelt dit de volgende vergadering terug. W.v.t.t.k. Rondvraag. Geen vragen. Afsluiting om 17.25.
5. 6.
7. 8. 9.
Voorzitten van een vergadering Het kan voorkomen dat je als sport- en bewegingsleider een bepaalde sportcommissie of een projectteam voor moet zitten. Er wordt aandacht besteed aan de belangrijkste taken die je als voorzitter hebt.
C
Taken van de voorzitter Voor de vergadering
Tijdens de vergadering Na de vergadering
De agenda opstellen
De structuur bewaken
De uitnodiging, de agenda en de stukken rondsturen, ruimte reserveren
De sfeer bewaken
Zorg dragen voor notulen
Taken vóór de vergadering Het opstellen van de agenda is de verantwoordelijkheid van de voorzitter. Vaak gebeurt dit in overleg met de leden. Die krijgen vooraf de vraag of ze bepaalde agendapunten op willen voeren. Vervolgens zorgt de voorzitter dat
296
Thema 7 Vergaderen en netwerken
de uitnodiging, de agenda en alle relevante stukken tijdig verstuurd worden. Het kan ook zijn dat de voorzitter dit delegeert aan een van de leden. Dat geldt ook voor het tijdig reserveren van de ruimte.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Taken tijdens de vergadering Tijdens de vergadering heb je als voorzitter een aantal formele taken die te maken hebben met het aanbrengen en bewaken van de structuur: • officieel de vergadering openen • bewaken van de agenda (niet te veel uitweiden, géén stokpaardjes, to the point) • inleiden van elk agendapunt • leiden van de discussie • zorgen voor inbreng van alle projectleden • tijdsbewaking • geven van een samenvatting van elk agendapunt met vermelding van genomen beslissingen en voorgenomen acties • de vergadering officieel sluiten.
Daarnaast bewaak je als voorzitter de sfeer. Je bent verantwoordelijk voor de manier waarop de leden zich gedragen of met elkaar omgaan. Dit betekent concreet dat je als voorzitter: • mensen die niet zo veel praten uitnodigt hun steentje bij te dragen • mensen die te veel aan het woord zijn, vraagt de uitleg kort en bondig te houden • niet accepteert dat mensen elkaar ‘onderuithalen’, maar bijvoorbeeld vraagt wat zo’n opmerking te maken heeft met de doelstelling van de vergadering • een pauze inlast als mensen vermoeid of geïrriteerd zijn • eventueel overgaat tot zelfonthulling als de sfeer echt vervelend wordt, en dát als punt op de agenda zetten. Bijvoorbeeld: ‘Ik heb het idee dat hier onderhuidse conflicten worden uitgevochten, klopt dat?’ Taken ná de vergadering De voorzitter zorgt ervoor dat de notulist een verslag maakt en dat dit verzonden wordt. Het is een goede gewoonte dat de notulist de notulen vóór verzending met de voorzitter bespreekt. Filmpje - Vergaderingen Voorbereiding
297
Filmpje - Leidinggeven aan de vergadering Filmpje - Vergaderingen voorzitten
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Verdiepingsstof - Voorzitten van een vergadering
Opdracht 2 Vergaderen (theorieopdracht) Bron - Vergaderen
a. Niet elke vorm van overleg is een vergadering. Wat zijn de kenmerken van een vergadering? b. Geef een aantal voorbeelden van vergaderingen die je zelf mee hebt gemaakt. Beschrijf kort je rol tijdens die vergaderingen. c. Wat ging er, met betrekking tot je eigen functioneren, goed en minder goed tijdens die vergaderingen? d. Formuleer een aantal leerpunten voor jezelf met betrekking tot vergaderen.
Opdracht 3 De agenda (theorieopdracht) Bron - Vergaderen
a. De (raam)agenda van een vergadering kent min of meer een vaste structuur. Wat zijn de onderdelen van een (raam)agenda? Zet ze in de juiste volgorde. b. Beschrijf bij elk onderdeel een of twee taken of kenmerken.
Opdracht 4 Vergaderdoelen (theorieopdracht) Bron - Vergaderen
C
a. Wat zijn belangrijke vergaderdoelen? b. Waarom is het belangrijk om duidelijk te maken wat het doel bij elk agendapunt is?
Opdracht 5 Effectief vergaderen (theorieopdracht) Bron - Vergaderen
298
Thema 7 Vergaderen en netwerken
Filmpje - Effectief vergaderen Filmpje - Vergadertechnieken tips
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. Wat zijn de belangrijkste aandachtspunten voor effectief vergaderen? b. Vergelijk jouw aandachtspunten met die van een of twee medestudenten. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen?
Opdracht 6 Deelnemen aan een vergadering (praktijkopdracht) Bron - Vergaderen
Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken. a. b. c. d. e.
Bedenk met elkaar een onderwerp waarover je vergadert. Verdeel de taken (voorzitter, notulist). Stel met elkaar een (raam)agenda met een aantal agendapunten op. Vergader met elkaar. Geef elkaar feedback over het verloop van de vergadering.
Opdracht 7 Argumenteren (theorieopdracht) Bron - Vergaderen
Filmpje - Argumenteren
a. Noteer de soorten argumenten die in het filmpje naar voren komen. b. Geef van elke soort een voorbeeld.
Opdracht 8 Foute-argumentenpuzzel (groepsopdracht) Bron - Vergaderen
Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken.
299
Knipvel - Foute-argumentenpuzzel
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. Knip de kaartjes van het knipvel uit. b. Welke uitspraak hoort bij welke onjuiste redenering? Leg de juiste kaartjes bij elkaar.
Opdracht 9 Taken van de voorzitter (theorieopdracht) Bron - Vergaderen
De taken van de voorzitter kun je ordenen naar taken voor, tijdens en na de vergadering. a. Wat zijn de taken van de voorzitter? Orden de taken naar de drie momenten. b. Beschrijf uit elke fase (voor, tijdens en na) één taak uitgebreid.
7.3 Besluitvorming De watervrienden
Mevrouw Van Delft is gescheiden en heeft twee dochters, Naomi van 11 jaar en Sharita van 13 jaar. Naomi en Sharita zijn allebei lid van zwemvereniging De Watervrienden in Sittard. Ze wonen in Echt, een dorp op ruim tien kilometer afstand van Sittard. Sharita is een talentvol zwemster. Ze wordt uitgenodigd voor de selectie van De Watervrienden. Dit betekent dat ze drie keer in de week ’s ochtends vroeg moet trainen. Mevrouw Van Delft heeft daar nogal wat problemen mee. Ze moet Sharita dan halen en brengen en weet niet goed wat ze in de tussentijd met Naomi aan moet.
C
Ze stelt voor dat ook Naomi gaat deelnemen aan de selectietrainingen. Naomi is daar eigenlijk nog te jong voor. Ze kan wel heel goed zwemmen, maar is (nog) niet goed genoeg voor de selectie. Andere aanvragen van ouders die het wel leuk zouden vinden als hun dochter bij de selectie kwam, zijn door het bestuur afgewezen.
300
Thema 7 Vergaderen en netwerken
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Het bestuur, bestaande uit vijf leden, komt bij elkaar om de kwestie te bespreken. Het bestaat uit de voorzitter, de secretaris, de penningmeester en twee leden van de technische commissie.
Uit dit voorbeeld blijkt dat je als sport- en bewegingsleider te maken krijgt met het nemen van besluiten. Zo neem je beslissingen over de opstelling in een team, over de te volgen tactiek, over het gebruik van het juiste materiaal, en over het al dan niet laten doorgaan van een toernooi of wedstrijd bij slecht weer. Soms neem je besluiten alleen, soms in overleg met anderen. Dit overleg met anderen kan in de vorm van een vergadering plaatsvinden. Op de eerste plaats wordt ingegaan welke stappen je het beste kunt doorlopen om tot een besluit te komen. Daarna wordt aandacht besteed aan de wijze waarop je een besluit kunt nemen. Stappen van besluitvorming Een handig hulpmiddel om op een juiste manier tot een besluit te komen, is het BOB-model. De letters staan voor de stappen van de besluitvorming.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Stappen van besluitvorming.
Stap 1: beeldvorming Op de eerste plaats is een goede beeldvorming belangrijk. Wat is het probleem of de situatie waarover je een besluit moet nemen? Enkele vragen die jou een goed beeld kunnen geven van wat er aan de hand is, zijn: • Wat is er precies aan de hand? • Welke personen zijn bij het probleem of de situatie betrokken? • Welke factoren spelen een rol bij dit probleem? Op grond hiervan ga je nadenken over de mogelijke oplossingen.
301
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Stap 2: oordeelvorming In de fase van oordeelvorming ga je na welke van de voorgestelde oplossingen het probleem inderdaad oplossen. Je laat alle oplossingen de revue passeren en zet de voor- en nadelen van de oplossing op een rijtje. Je spreekt van oordeelvorming, omdat jij je een oordeel vormt over alle mogelijke oplossingen. Stap 3: besluitvorming Tijdens deze stap kies je een oplossing of een combinatie van verschillende oplossingen. Daarna stel je een plan op om het genomen besluit uit te voeren. Na de uitvoering volgt de vraag of het besluit inderdaad tot de juiste oplossing heeft geleid (de evaluatie). Besluitvormingsmethoden Besluiten kun je op verschillende manieren nemen. Iemand kan gewoon in zijn eentje een besluit nemen, zonder de mening van anderen te vragen. Zo beslist de trainer geheel op eigen houtje wat de opstelling wordt. In andere gevallen heeft iedereen stemrecht en gelden de meeste stemmen voor een bepaalde oplossing. Zo kan de algemene ledenvergadering van een sportvereniging een besluit nemen over het al dan niet verhogen van de contributie. De meest voorkomende besluitvormingsmethoden zijn: • eenmansbesluit • meerderheidsbesluit • unanimiteit • consensus • delegatie • loten.
Het eenmansbesluit Bij een eenmansbesluit neemt één persoon het besluit. Dit kan gebeuren op basis van bevoegdheden of gezag. Zo kan een trainer best luisteren naar de mening van de spelers en het bestuur, maar toch zelf het besluit nemen.
C
Het meerderheidsbesluit Bij een meerderheidsbesluit wordt het besluit genomen waar de meeste mensen vóór zijn. Soms kan dit in verschillende stappen gebeuren. Stel dat er vier mogelijke oplossingen zijn. De betrokkenen krijgen eerst de kans om te kiezen voor een van de vier. Vervolgens spreekt men opnieuw een oordeel uit over de twee meest gekozen mogelijkheden. Het voorstel dat dan de
302
Thema 7 Vergaderen en netwerken
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
meerderheid haalt (de helft plus één), wordt aangenomen. Bij gelijke stemmen kan het zijn, dat de stem van de voorzitter de doorslag geeft. Soms hebben bepaalde leden een vetorecht. Als een dergelijk lid zijn veto (‘ik verbied’) uitspreekt, gaat het besluit niet door. Zo hebben in de Veiligheidsraad de permanente leden (onder andere Frankrijk, de Verenigde Staten en Rusland) een vetorecht. Unanimiteit Als een besluit bij unanimiteit genomen moet worden, wil dat zeggen dat iedereen het ermee eens moet zijn. Alleen in dat geval gaat het besluit door. We geven een voorbeeld.
Strafpot
Bij de basketbaltraining komen vaak mensen te laat. Om dit probleem op te lossen, wil de trainer een strafpotje instellen. Wie te laat komt op de training, is verplicht daar een euro in te doen. De trainer wil hierover praten. Hij vindt dat iedereen het met deze maatregel eens moet zijn, anders gaat het plan niet door.
Consensus Het nemen van een besluit door middel van consensus lijkt op de vorige manier. Bij consensus wordt er meestal lang gewikt en gewogen en gezocht naar een oplossing waar uiteindelijk iedereen zich min of meer in kan vinden. Je zou ook kunnen zeggen dat bij consensus niemand echt tegen is.
Personeelsavond
Het buitensportbedrijf wil graag een personeelsavond organiseren. De meest wilde ideeën gaan over de tafel. De meeste personeelsleden willen iets sportiefs. Zo wil de een paintballen en de ander een keer quadrijden. Een andere groep personeelsleden wil liever naar de bioscoop of naar de schouwburg. Uiteindelijk kan de meerderheid zich vinden in het idee om eerst naar het strand te gaan. Daar kan men kiezen tussen quadrijden en
303
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
catamaranzeilen. Vervolgens gaan alle personeelsleden naar het theater. Twee buitensportinstructeurs zijn niet erg enthousiast over dit idee, maar kunnen er wel mee leven.
Delegatie Bij delegatie wordt de beslissing gelegd bij een of een paar mensen, die de grote groep vertegenwoordigen. Deze persoon of groep mag de beslissing nemen, omdat deze een bepaalde positie inneemt of heel veel verstand heeft van de problematiek.
Delegatie
Drie medewerkers nemen het besluit over de personeelsavond. De beslissing om al dan niet de contributie te verhogen, wordt bij de penningmeester gelegd.
Als, zoals in het laatste voorbeeld, het besluit genomen wordt door een autoriteit op een bepaald gebied, wordt er ook wel gesproken van een autoriteitsbesluit.
Loten In sommige gevallen moet er een besluit genomen worden, maar is het erg lastig om argumenten aan te dragen voor een bepaalde oplossing. In deze gevallen kan men ervoor kiezen om simpelweg te loten.
Pupil van de week
C
Bij basketbalvereniging Lay-up wordt elke week een pupil van de week aangewezen. Dat kind mag dan samen met het eerste team de warming-up doen en bij de wedstrijd op de spelersbank zitten. De pupil van de week wordt ‘gekozen’ door loting.
304
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 7 Vergaderen en netwerken
Alle namen in de pot en loten maar.
Besluitvormingsregels Welke besluitvormingsmethode is nu het beste? Dat is niet zo gemakkelijk te bepalen. De verschillende besluitvormingsmethoden hebben elk hun vooren nadelen. Een eenmansbesluit is snel genomen, maar de vraag is of de acceptatie hoog is. De methode waarbij gestreefd wordt naar een unaniem besluit vraagt veel tijd, maar de acceptatie is bijzonder hoog. Voor voetbalvereniging WOS-’68 is het natuurlijk niet zinnig om de pupil van de week te kiezen op grond van een unaniem besluit van alle leden. Als de sporthal in brand staat, is het niet verstandig om eerst met alle medewerkers te gaan overleggen over wat het beste besluit zal zijn. Het is belangrijk om bij elk besluit in elk geval de factor tijd en de factor acceptatie te wegen.
C
Factoren die een rol spelen bij besluitvorming zijn: 1. tijd – In welke mate speelt tijd een rol in het te nemen besluit? 2. acceptatie, draagvlak – Voor welke betrokkenen heeft het besluit gevolgen? – Is er sprake van tegengestelde belangen? – Is het belangrijk dat iedereen het besluit accepteert? Wat is het belang van een breed draagvlak voor het genomen besluit?
305
Besluitvormingsmethoden naar tijd en acceptatie Acceptatie
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Snelheid Eenmansbesluit
Zeer hoog
Zeer laag
Meerderheidsbesluit
Hoog
Redelijk
Unanimiteit
Zeer laag
Zeer hoog
Consensus
Laag
Hoog
Delegatie
Hoog
Redelijk
Loten
Zeer hoog
Hoog
Als je loten in de juiste situatie toepast, zal de acceptatie hoog zijn. Voor het kiezen van de pupil van de week zal niemand moeite hebben met deze methode. Als een vereniging of bedrijf het in het hoofd haalt om door loting de voorzitter of de directeur aan te stellen, dan zal de acceptatie waarschijnlijk zeer laag zijn.
Inzet van vrijwilligers
Siska, projectleider van een evenement, moet een beslissing nemen over de inzet van de vrijwilligers. Wie staat bij welke activiteit. Op basis van kwaliteit valt er geen beslissing te nemen. Zij laat de vrijwilligers een ‘voorkeursformulier’ invullen en beslist daarna zelf, zonder overleg, op grond van de ingevulde formulieren over de inzet.
Sollicitatiecommissie
C
De sollicitatiecommissie van een groot buitensportbedrijf heeft als uitgangspunt dat een sollicitant alleen als nieuwe buitensportinstructeur wordt aangenomen, als alle leden van de sollicitatiecommissie achter de keuze
306
Thema 7 Vergaderen en netwerken
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
staan. De commissie hanteert de unanimiteitsmethode, omdat ze vindt dat een hoge acceptatiegraad een voorwaarde is voor de effectiviteit van de beslissing.
Opdracht 10 BOB-model (theorieopdracht) Bron - Besluitvorming
a. Leg het BOB-model uit met betrekking tot het proces van besluitvorming. b. Beschrijf een aantal kenmerken van elke fase. c. Geef een voorbeeld van een besluit waarbij het BOB-model correct gebruikt wordt.
Opdracht 11 Hoe beslis jij? (theorieopdracht) Bron - Besluitvorming
a. Reflecteer op hoe jij beslissingen neemt, knopen doorhakt. Doe je dat snel, weloverwogen, aarzelend, daadkrachtig? Vind je het moeilijk/makkelijk om beslissingen te nemen? Van welke factoren is dat afhankelijk? Filmpje - Beslissingen nemen
b. Wat herken je tijdens het kijken naar het filmpje wel of niet bij jezelf?
Opdracht 12 Besluitvormingsmethoden (theorieopdracht) Bron - Besluitvorming
Er bestaan verschillende besluitvormingsmethoden. De bekendste zijn: 1. eenmansbesluit 2. meerderheidsbesluit 3. unanimiteit 4. consensus
307
5. 6.
delegatie loten.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. Wat houden deze zes besluitvormingsmethoden in? b. Geef van alle zes de besluitvormingsmethoden een voorbeeld.
Opdracht 13 Besluitvorming in de praktijk (theorieopdracht) Bron - Besluitvorming
Geef bij de volgende situaties aan voor welke besluitvormingsmethode jij zou kiezen. Leg je antwoord uit. a. Je bent projectleider en je vindt het lastig om een vrijwilligerscoördinator te kiezen. In jouw ogen komen hier meer teamleden voor in aanmerking. Betrek je het team erbij? Hoe kom je tot je keuze? b. Je hebt een hechte groep vrienden/vriendinnen. Je besluit om in de grote vakantie met elkaar een weekje weg te gaan. Hoe kom je tot een juist besluit? c. De klas moet verdeeld worden in projectgroepjes van vier studenten. Jullie zijn al met zijn drieën en verschillende studenten hebben nog geen groepje. Hoe kom je tot de keuze van het vierde lid? d. Je bent werkzaam in een fitnesscentrum en er is een vacature voor een instructeur. Jij vormt met vier andere medewerkers de sollicitatiecommissie. Hoe kom je tot je besluit? e. Jouw opleiding heeft een prijs gewonnen, namelijk twee kaartjes voor de Champions League-finale. Van de studenten zijn er 128 die graag naar die finale willen. Hoe kom je tot een besluit?
7.4 Belangrijke organisaties in kaart brengen
C
De omgeving van de SB-organisatie Elke organisatie heeft te maken met een omgeving waarin de organisatie functioneert. Voor een organisatie is het belangrijk om met die omgeving goede contacten te onderhouden. Deze contacten of relaties buiten de eigen organisatie worden externe organisaties genoemd. Bij de organisatie van een evenement is het belangrijk om een goed overzicht te maken van alle relevante
308
Thema 7 Vergaderen en netwerken
organisaties waar je mogelijk mee samen kunt werken. Dit kunnen andere sportverenigingen zijn, commerciële sportaanbieders maar ook zorg- en welzijnsorganisaties en het onderwijs.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
De omgeving van een organisatie is een overzicht van externe organisaties in een bepaalde regio die relevant zijn voor een organisatie.
Buitsportbedrijf Outside
Outside is een grote buitensportorganisatie. Outside wil flink gaan investeren in het organiseren van outdoor bedrijfsevenementen en evenementen voor schoolgroepen. Outside krijgt te maken met allerlei organisaties uit de omgeving: • de bank, om plannen te financieren • het reclamebureau, om wervingscampagnes op te zetten • catering- en horecabedrijven in de omgeving ter ondersteuning van de feesten • relevante bedrijven en onderwijsinstellingen in de regio als potentiële klanten • de gemeente, in verband met vergunningen die aangevraagd moeten worden • de buurtvereniging, in verband met mogelijke overlast.
Externe omgeving Hier gaat het om het in kaart brengen van belangrijke organisaties. Je komt in dit verband ook de term externe omgeving tegen. Met deze term bedoelt men meestal niet of niet alleen de belangrijke partners in de omgeving. Met het begrip externe omgeving wordt bedoeld dat een organisatie zich niet op een eiland bevindt, maar beïnvloed wordt door allerlei sociale, maatschappelijke en culturele factoren. Deze factoren worden aangeduid met de letters DESTEP. Verdiepingsstof - DESTEP
309
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Het in kaart brengen van de omgeving Het in kaart brengen van de omgeving van een organisatie doe je in drie stappen: 1. Je maakt een inventarisatie van organisaties die mogelijk relevant zijn voor de organisatie. 2. Je inventariseert de hoofdactiviteiten van deze organisaties. 3. Je bekijkt per organisatie de aard en het belang van een mogelijke samenwerking.
Inventariseren van relevante organisaties Op het terrein van gezondheidszorg en welzijn wordt in dit verband gesproken over het opstellen van een sociale kaart.
Opstellen van een sociale kaart
C
Het doel van een sociale kaart is het in kaart brengen van activiteiten in de buurt. Het kan een brede sociale kaart zijn, waar alle initiatieven (van eerstelijnszorg tot vrijwillige wandelgroepen) op staan, of een smalle sociale kaart gericht op één doelgebied, bijvoorbeeld alle beweegactiviteiten weergeven in een buurt of alle zorgfaciliteiten. De inrichting van de sociale kaart is afhankelijk van het doel dat men ermee wil bereiken. Bij het opstellen van de sociale kaart is het aan te raden om zo veel mogelijk partijen te betrekken om zo ook lokale (nog onbekende) vrijwillige initiatieven op te kunnen nemen. Door het gezamenlijk op te stellen, creëer je draagvlak voor
310
Thema 7 Vergaderen en netwerken
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
een sociale kaart. Het is belangrijk om sleutelfiguren in de wijk erbij te betrekken om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen. Een sociale kaart kan opgesteld worden door de gemeente of door andere partijen. Bron: www.ggdwestbrabant.nl.
Niet voor elke sportaanbieder zijn dezelfde organisaties relevant. Voor een buurtsportvereniging kan een zorginstelling een belangrijke organisatie zijn. Voor een zwemschool vormen vooral jonge kinderen een belangrijke doelgroep en is het basisonderwijs waarschijnlijk een relevante organisatie. Hoewel de relevante organisaties afhankelijk zijn van de aard van de sportaanbieder, heb je vrijwel in alle gevallen te maken met de volgende organisaties: • organisaties van belang voor de doelgroep, klanten waarop het aanbod gericht is – onderwijsinstellingen – zorginstellingen – welzijnsorganisaties – bedrijven. • overheidsinstanties, vooral de gemeente, van belang voor subsidie, regelgeving, huur, beheer en onderhoud van accommodatie • overkoepelende organisaties – sportbonden – brancheorganisaties. • organisaties van belang voor de financiën – banken – bedrijven (mkb), van belang voor sponsoring. • sportaanbieders in de regio, van belang als samenwerkingspartner of concurrent – sportverenigingen – fitnesscentra – buitensportaanbieders – zwembaden. Aan de hand van deze categorieën kun je tot een overzicht van relevante organisaties voor jouw sportorganisatie komen.
311
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Inventarisatie van hoofdactiviteiten van organisaties Een inventarisatie van de belangrijkste activiteiten van een organisatie is niet in alle gevallen even belangrijk. De hoofdactiviteit van een onderwijsinstelling is het verzorgen van goed onderwijs. Wel kan het van belang zijn om na te gaan wat het belang van sport en bewegen binnen die betreffende onderwijsinstelling is. Bij bedrijven als potentiële sponsors is het wel belangrijk om de hoofdactiviteit van organisatie in kaart te brengen. Dit biedt mogelijk aanknopingspunten voor een eerste gesprek en het maken van een koppeling tussen het product van het bedrijf en de dienst van jouw organisatie. Ook in het geval van een welzijnsorganisatie kan het inventariseren van de hoofdactiviteit van belang zijn. Niet alle welzijnsorganisaties richten zich op dezelfde doelgroepen. Soms wordt er een accent gelegd naar ouderen of mensen met een bepaalde beperking. Een nadere analyse van andere sportaanbieders in de regio kan in deze fase belangrijk zijn. Op welke doelgroepen of klanten richten zij zich? Welke diensten of sport- en bewegingsactiviteiten bieden zij aan? Wat voor tarieven of contributiesystemen hanteren zij?
C
Tot slot verdient de gemeente nadere analyse, en dan vooral het sportbeleid en de manier waarop die de WMO (Wet maatschappelijke ondersteuning) uitvoert. Gemeenten moeten ervoor zorgen dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. De gemeente geeft ondersteuning thuis via de Wet maatschappelijke ondersteuning. Ook sport en bewegen kunnen hier onderdeel van uitmaken. Zo kennen gemeentes regelingen voor aangepast sportmateriaal (sportrolstoel) en vervoer.
312
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 7 Vergaderen en netwerken
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=103173997&page=6&pos=178&title=
Hoe verandert mijn zorg als gevolg van de Wmo?
Aard en belang van mogelijke samenwerking Ten slotte bepaal je welke organisaties voor jouw SB-organisatie van belang zijn en wat de aard van dat belang is. Op basis hiervan kun je verschillende samenwerkingsverbanden aangaan. De samenwerking kan op verschillende aspecten betrekking hebben: • gericht op het werven van leden of klanten • gericht op het werven van fondsen, financiële middelen • gericht op het delen van kennis en vaardigheden (expertise) • gericht op het delen van accommodatie, middelen en materialen • gericht op het gezamenlijk aanbieden van SB-activiteiten, projecten, evenementen • gericht op een gezamenlijke aanpak van maatschappelijke problemen of onderwerpen (gezondheid, veiligheid, normen en waarden). Zo kun je met het onderwijs afspraken maken over het verzorgen van clinics op school, waarbij je de eigen SB-organisatie kunt profileren. Daarnaast kun je jouw accommodatie onder redelijke voorwaarden ter beschikking stellen aan het onderwijs. Met een aantal andere partners kun je het thema
313
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
‘leefbaarheid in de wijk’ vormgeven. In samenwerking met een aantal zorginstellingen kun je programma’s gericht op valpreventie en/of het voorkomen van een sociaal isolement opzetten.
Fitness voor mensen met een lichte beperking
Met een kennismakingsactiviteit wil een gemeente sport voor mensen met een lichte beperking promoten. Uit een inventarisatie blijkt dat er interesse bestaat voor fitness. Een student van de opleiding Sport & Bewegen wordt gevraagd om met een aantal relevante organisaties deze kennismakingsactiviteit te organiseren. Uiteindelijk wordt deze activiteit gezamenlijk georganiseerd door het onderwijs, twee zorginstellingen, een fitnesscentrum uit de buurt en de buurtsportcoach vanuit de gemeente.
Opdracht 14 DESTEP (theorieopdracht) Bron - Belangrijke organisaties in kaart brengen
a. Waar staan de letters DESTEP voor? Geef een korte toelichting op de zes onderdelen. b. Waarvoor zou je DESTEP binnen het werkveld van sport en bewegen kunnen gebruiken? Filmpje - DESTEP
c. Het filmpje noemt een aantal gebruiksmogelijkheden en voordelen van DESTEP. Welke mogelijkheden en voordelen zijn dit?
Opdracht 15 Sociale kaart (theorieopdracht)
C
Bron - Belangrijke organisaties in kaart brengen
a. Wat betekent het begrip sociale kaart? b. Wat is het doel van het opstellen van een sociale kaart? Filmpje - Sociale kaart
314
Thema 7 Vergaderen en netwerken
c. Op welke manier wordt het begrip sociale kaart hier ingevuld? Wat is het nut van een dergelijke sociale kaart?
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Opdracht 16 Drie stappen (theorieopdracht) Bron - Belangrijke organisaties in kaart brengen
Het in kaart brengen van de omgeving van een organisatie doe je in drie stappen: 1. Je maakt een inventarisatie van organisaties die mogelijk relevant zijn voor de organisatie. 2. Je inventariseert de hoofdactiviteiten van deze organisaties. 3. Je bekijkt per organisatie de aard en het belang van een mogelijke samenwerking.
Welke werkzaamheden moet je in deze drie stappen verrichten om uiteindelijk de omgeving van een organisatie in kaart te brengen?
Opdracht 17 Omgeving in kaart brengen (groepsopdracht) Bron - Belangrijke organisaties in kaart brengen
Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken.
Het in kaart brengen van de omgeving van een organisatie doe je in drie stappen. Kies samen een SB-organisatie. Vul de stappen in voor de gekozen SB-organisatie.
7.5 Netwerken en verbinden
Netwerken Het begrip netwerken kun je heel breed oppakken en dan heeft het te maken met het leggen en onderhouden van contacten die jou verder kunnen helpen in je werk, hobby of je privéleven. De essentie van netwerken is dat het mes aan twee kanten snijdt. Het netwerk moet jou én de ander wat opleveren. Zo kun jij mensen uit jouw netwerk benaderen om een lezing over blessurepreventie te geven of een clinic American football te verzorgen.
315
Anderzijds maak jij deel uit van het netwerk van anderen en kunnen ze een beroep op jou doen. Zo help je elkaar verder. De basis van een goed netwerk is vertrouwen. Het doel is het delen van kennis, informatie en contacten.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Inzicht hebben in relevante organisaties is belangrijk voor het opbouwen, uitbreiden en onderhouden van je professionele netwerk. Zo is het handig om een netwerk op te bouwen en te onderhouden dat bestaat uit mensen uit de volgende organisaties: • organisaties van belang voor de doelgroep of klanten • overheidsinstanties (gemeente) • overkoepelende organisaties (sportbonden, brancheorganisaties) • organisaties van belang voor de financiën • sportaanbieders in de regio.
Kansen om te netwerken Tegenwoordig speelt internet een belangrijke rol bij je netwerk. Facebook en vooral LinkedIn vormen een belangrijk hulpmiddel voor het opbouwen, uitbreiden en onderhouden van je netwerk. Daarnaast zijn ook officiële gelegenheden als de opening van een sporthal of het 25-jarig jubileum van een sportvereniging goede gelegenheden om aan je netwerk te bouwen. Dat geldt ook voor studiebijeenkomsten, seminars en symposia. Deze bieden een goede gelegenheid om allerlei vakbroeders en zusters te ontmoeten. Tot slot bieden informele bijeenkomsten, zoals een uitgaansgelegenheid of een borrel, aanknopingspunten voor je netwerkactiviteiten. Natuurlijk kun je ook zonder een dergelijke aanleiding op iemand afstappen of iemand bellen of mailen.
Tien tips voor het goed gebruiken van je netwerk 1.
C
2.
3.
316
Netwerk het liefst met mensen met wie je het goed kunt vinden. Dit zorgt er ook voor dat je elkaar begrijpt in wat je nodig hebt. Bovendien is een goede netwerkrelatie gebaseerd op wederzijds vertrouwen. Wees dan ook open en oprecht in je interesse in anderen: mensen prikken er meteen doorheen als je een praatje komt maken met een verborgen agenda. Verzamel visitekaartjes en berg ze gesystematiseerd op. Schrijf bij het kaartje waar je diegene hebt ontmoet, en wat jullie eventueel voor elkaar kunnen betekenen. Als je weet wat je wilt en daar met anderen over praat, komen informatie en contacten van je netwerkpartner vaak als vanzelf naar boven.
Thema 7 Vergaderen en netwerken
Houd er ook tijdens een gesprek op jouw verzoek rekening mee dat netwerken altijd wederzijds is. Netwerken begint vaak met het meedenken met een ander, oftewel: je begint meestal met geven voordat je gaat nemen. 5. Zorg ervoor dat je een goede naam hebt en houdt. Verwijs bijvoorbeeld geen mensen door naar jouw contacten als je twijfelt aan hun motieven. 6. Denk bij netwerken ook aan de lange termijn. Misschien kun je nu nog niets met een contact, over een half jaar blijk je ineens een vraag te hebben waar dit contact je mee kan helpen. 7. Bedank mensen die iets voor je hebben gedaan de volgende dag nog even met een mailtje, en vertel wat je eraan gehad hebt. 8. Krijg je een uitnodiging waarop je niet kunt ingaan, laat dat even weten. Zo houd je je contacten warm. 9. Waardeer het als je van iemand een tip krijgt, ook al kun je er zelf niets mee. Misschien kun je een ander er blij mee maken. Vertel dat ook aan de tipgever. ‘Het sloot niet aan bij mijn ervaring, maar ik denk dat een vriendin daarvoor uitermate geschikt zou zijn. Is het goed als ik dit aan haar doorgeef?’ 10. Ben je met iemand op goede voet, stuur een kaartje met verjaardagen en laat ook eens iets van je horen als je hem of haar niet nodig hebt.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
4.
Bron: www.carrieretijger.nl.
Netwerken en sport Binnen de sport is samenwerking belangrijk. Om deze samenwerking soepel tot stand te brengen zijn netwerken van groot belang. Steeds vaker worden sport en bewegen ingezet als middel om maatschappelijke problemen aan te pakken. Je kunt hierbij denken aan de bijdrage die sport kan leveren aan een gezonde, vitale samenleving. Dit betreft onder andere complexe doelgroepen, zoals chronisch zieken, die om een integrale aanpak vragen. In dergelijke gevallen wordt er samenwerking verwacht tussen de zorg en sport en bewegen. Hiervoor heeft Kenniscentrum Sport & Bewegen de netwerkwijzer zorg-sport-bewegen opgesteld. Met behulp van deze netwerkwijzer kunnen relevante organisaties eenvoudig bij elkaar gebracht worden. Je kunt hierbij denken aan een samenwerking van een zorginstelling met een fysiotherapiepraktijk en een atletiekvereniging, die alle drie een bepaald deel van de integrale aanpak verzorgen.
317
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Binnen de sport bestaan al verschillende netwerken waarvan je gebruik kunt maken. Een voorbeeld hiervan is Sport Lokaal Samen. Dit is een netwerk van de sport, bewegen en het onderwijs. Hierin werken lokale overheden, sportverenigingen en het onderwijs samen. Dit netwerk is een initiatief van de Vereniging Sport en Gemeenten.
Soepele doorstroom van zorg naar sport en bewegen
Een belangrijk doel van de netwerken is dat deelnemers doorstromen naar regulier sport- en beweegaanbod in de wijk. Zorgverleners en sport- en beweegleiders kunnen die overstap voor deelnemers makkelijker maken, door te zorgen voor een warme overdracht. Dat wil zeggen aansluiten bij wensen en behoeften van de deelnemer, sport-en beweegmogelijkheden in de buurt inzichtelijk maken en mensen hiermee laten kennismaken. Als de professionals de deelnemers al ervaring op kunnen laten doen, ervaren ze geen drempel meer om zelfstandig te bewegen. Bron: Kenniscentrum Sport & Bewegen (netwerkwijzer zorg-sport-bewegen).
C
(www.kennisbanksportenbewegen.nl/?file=4137&m=1427277914&action=file.download)
318
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 7 Vergaderen en netwerken
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=414790445&page=1&pos=1&title=Pilates-in-het-park
Pilates in het Kronenburgerpark.
Verdiepingsstof - Sportnetwerk
Verbinden Om het sportbeleid van de overheid te realiseren, is samenwerking tussen verschillende partijen van groot belang. Deze samenwerking is niet langer beperkt tot de zogenaamde BOS-driehoek, waarin buurt, onderwijs en sport samenwerken. Tegenwoordig moet de sport- en bewegingsleider verbindingen kunnen leggen met sectoren als Zorg en Welzijn, het bedrijfsleven en commerciële sportaanbieders. Met al deze belanghebbenden, ook wel stakeholders genoemd, moet constructief samengewerkt worden. De sporten bewegingsleider en zeker de coördinator buurt, onderwijs en sport moet in staat zijn om dergelijke verbindingen tot stand te brengen.
Loketfunctie Verbinden heeft ook te maken met het vervullen van een loketfunctie. Een groot gedeelte van de mensen heeft wel behoefte aan sport en bewegen, maar kan op de een of andere manier niet het juiste aanbod vinden. Één loket waar iedereen met zijn (hulp)vragen terechtkan, kan uitkomst bieden. De sportleider moet in staat zijn om de gevraagde verbindingen tot stand te brengen. Het
319
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
kan zijn dat er contact wordt gezocht met een fitnesscentrum, met een wandelgroep van de plaatselijke atletiekvereniging of met een zorginstelling in de buurt. Het opgebouwde netwerk komt in dit geval goed van pas.
Verbinden als sleutelwoord
Gehandicaptensport Brabant richt zich in eerste instantie op revalidatiecentra en instellingen voor mensen met een verstandelijke beperking. Verbinden is het sleutelwoord in de manier van werken van Gehandicaptensport Brabant. Met een intake wordt de hulpvraag concreet gemaakt. Aan de hand hiervan wordt bepaald via welke weg we een oplossing op maat kunnen bieden. Hierbij is het mogelijk dat Gehandicaptensport Brabant zelf werkt naar de oplossing of dit samen doet met relevante partijen. Onder relevante partijen verstaat Gehandicaptensport Brabant gehandicaptenplatforms, patiëntenverenigingen en ouders van het gehandicapte kind. Samen met de organisatie of instelling kan bijvoorbeeld de afweging worden gemaakt om mensen geïntegreerd te laten bewegen. Dit is afhankelijk van het beleid van de instelling of van het persoonlijk zorgplan van de potentiële sporter. Zo kan Gehandicaptensport Brabant mensen met een beperking buiten de instelling verbinden met een sport- of beweegaanbieder. Daarnaast is het mogelijk een sport- of beweegaanbieder binnen de instelling te halen zodat de mensen meer gaan bewegen. Hierdoor kunnen drempels, zoals vervoer, worden weggenomen. Zo nodig wordt voor deze trajecten samenwerking gezocht met de lokale sportcoach.
Bron: https://www.brabant.nl/onderwerpen/vrije-tijd-cultuur-en-sport/sport/uniek-sporten
C
Opdracht 18 Woordspin netwerken (groepsopdracht) Bron - Netwerken en verbinden
Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken.
320
Thema 7 Vergaderen en netwerken
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. Maak een woordspin met in het midden het woord ‘netwerken’. Om de beurt bedenken jullie woorden die met netwerken te maken hebben. Zet deze woorden rondom het woord Netwerken en trek lijnen tussen Netwerken en de andere woorden. Als je niets meer weet, mag je passen en gaat je beurt over naar de volgende. b. Bespreek de termen in de woordspin en kom tot een lijstje met onderwerpen die met netwerken te maken hebben. c. Vergelijk dit lijstje met de lijstjes van je medestudenten.
Opdracht 19 Mogelijke netwerkorganisaties (theorieopdracht) Bron - Netwerken en verbinden
Vanuit het oogpunt van een SB-organisatie is het handig om een netwerk op te bouwen en te onderhouden, bestaande uit mensen van de volgende organisaties: 1. organisaties van belang voor de doelgroep of klanten 2. overheidsinstanties (gemeente) 3. overkoepelende organisaties (sportbonden, brancheorganisaties) 4. organisaties van belang voor de financiën 5. sportaanbieders in de regio.
Ga uit van een bestaande SB-organisatie. Bedenk voor alle categorieën mensen een relevante partner voor het netwerk bij deze SB-organisatie.
Opdracht 20 Kansen om te netwerken (theorieopdracht) Bron - Netwerken en verbinden
Je wilt een professioneel netwerk opbouwen en onderhouden voor de SB-organisatie waar je werkzaam bent. Wat zijn kansrijke mogelijkheden om aan een dergelijk netwerk te bouwen?
321
Opdracht 21 Netwerken en sport (theorieopdracht)
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Netwerken en verbinden a. Zoek op internet naar een voorbeeld van een netwerk in de sport. b. Geef een beschrijving van dit netwerk. c. Wat is het doel van dit netwerk?
Opdracht 22 Verbinden (theorieopdracht) Bron - Netwerken en verbinden
a. Verbinden is een belangrijke vaardigheid voor de sport- en bewegingsleider. Wat betekent verbinden in dit geval? b. Geef een voorbeeld uit de praktijk waaruit blijkt dat verbinden inderdaad een belangrijke vaardigheid is.
Opdracht 23 Verbinden binnen de sport (theorieopdracht) Bron - Netwerken en verbinden
a. Zoek op internet een voorbeeld waarbij verbinden een belangrijke rol speelt in de sport. b. Waarom is verbinden in dit voorbeeld zo belangrijk?
Opdracht 24 Leerdoelen (reflectieopdracht)
C
a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Als je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt doen. b. Vul de beoordeling in.
322
1.
Je kunt een agenda voor een vergadering opstellen.
2.
Je kunt correct argumenteren.
Thema 7 Vergaderen en netwerken
Je kunt de functie van notulen beschrijven.
4.
Je kunt notuleren.
5.
Je kunt de taken van een voorzitter van een vergadering toepassen.
6.
Je kunt de stappen van besluitvorming beschrijven.
7.
Je kunt de verschillende besluitvormingsmethoden toepassen.
8.
Je kunt de belangrijkste organisatie in kaart brengen.
9.
Je kunt het belang van netwerken en verbinden beschrijven.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
3.
7.6 Verdiepingsstof - De opbouw van een betoog
Een betoog is een mondelinge of schriftelijke verdediging van een stelling. De opbouw van een betoog is als volgt: 1. alinea 1: aandachtstrekker 2. alinea 2: inleiding - stelling 3. alinea 3: kern - argumenten voor 4. alinea 4: kern - argumenten tegen + verwerping daarvan 5. alinea 5: conclusie.
Per onderdeel van het betoog wordt kort beschreven hoe je een en ander aan moet pakken: Aandachtstrekker Begin met een pakkende vraag of anekdote die meteen de aandacht van mensen trekt.
Bijvoorbeeld:
323
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
In Nederland zien wij de laatste tijd in woonwijken weer enorme bergen afval verrijzen. Was de container toch niet wat men ervan verwacht had en is daarom de vuilniszak weer ingevoerd? Nee, Nederland heeft iets nieuws: plasticafval moet gescheiden worden. Nederlandse huishoudens hebben tegenwoordig een groencontainer, restafvalcontainer én een plastic plastic zak. Zelfs je afval weggooien is niet meer zo simpel als het lijkt!
Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen, maar de zevende dag is de sabbat van de HERE, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die binnen uw poorten woont.
Vandaag de dag lijken niet veel Nederlanders er meer zo over te denken. Steeds meer winkels gaan op zondag open en mensen maken daar graag gebruik van.
Inleiding - stelling In de inleiding noem je jouw stelling. Zorg dat je kiest voor een stelling: • waarvoor objectieve argumenten te geven zijn • waar je genoeg informatie over hebt of over kunt vinden (niet te ingewikkeld dus) • waar jij echt achterstaat.
Bijvoorbeeld:
Het is beter voor de volksgezondheid als winkels op zondag gesloten zijn.
C
Kern - argumenten voor In de kern van je betoog noem je eerst jouw argumenten vóór de stelling. Zorg voor zo veel mogelijk objectieve argumenten. Subjectieve argumenten kun je wel gebruiken, maar het liefst zo minimaal mogelijk.
324
Thema 7 Vergaderen en netwerken
Bijvoorbeeld:
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Uit onderzoek is gebleken dat er in Nederland steeds meer mensen overspannen zijn of burn-out raken. Onze samenleving is hectisch en Nederlanders zijn bijna altijd druk. Het is daarom onverstandig om de enige rustdag die we nog hebben op te geven! Koopzondagen zorgen ook dat er meer gewerkt moet worden in andere beroepsgroepen, zoals politie, banken, openbaar vervoer en dergelijke. De gevolgen van het invoeren van koopzondagen zijn dus veel groter dan je op het eerste gezicht zou denken.
Kern - argumenten tegen + verwerping daarvan In de kern van je betoog noem je vervolgens de argumenten die mensen mogelijk zouden kunnen aandragen tegen jouw stelling en verwerp je deze. Op deze manier probeer je nog overtuigender te zijn; als jij tegenargumenten al van tevoren weerlegt, maak je het tegenstanders een stuk lastiger om jouw betoog te weerleggen.
Bijvoorbeeld:
Een argument dat voorstanders van de koopzondag vaak aandragen, is dat mensen zelf wel kunnen beslissen of zij op zondag willen winkelen of niet. Als mensen een rustdag willen houden, zullen ze dat vast wel doen, is de argumentatie van deze groep. Ik vind dit geen overtuigend argument, want uit het aantal overspannen mensen in Nederland blijkt wel dat het voor de meeste mensen heel moeilijk is om een rem te zetten op hun bezigheden. Volgens mij ligt er in het bewaken van de rustdag zowel een taak als een kans voor de overheid om onze volksgezondheid te beschermen.
Conclusie In je conclusie herhaal je nog even kort je belangrijkste argumenten en formuleer je jouw uiteindelijke conclusie. Sluit, zo mogelijk, je betoog af met een passende ‘uitsmijter’.
325
7.7 Verdiepingsstof - Voorzitten van een vergadering
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Je vindt hier enkele belangrijke taken van de voorzitter. Taken tijdens de voorbereiding A. uitnodiging, agenda en stukken • De voorzitter zorgt (in samenwerking met de secretaris) ervoor dat de uitnodiging, de agenda en de stukken worden vervaardigd en dat die op tijd bij de deelnemers zijn. B. vergaderruimte en faciliteiten • Er moet een geschikte vergaderruimte beschikbaar zijn.
C. voorbereiding op inhoud en structuur • Een goede voorzitter heeft voor elk agendapunt bedacht hoe hij of zij de zaak gaat aanpakken. Enkele aandachtspunten zijn: – Wie leidt het onderwerp in? (voorzitter, deskundige, ‘agendapunteigenaar’) – Hoe open je de bespreking bij dit agendapunt? – Hoe zorg je ervoor dat iedereen meedenkt? – Hoe bereik je dat iedereen meepraat, dat iedereen zijn standpunt geeft? – Welke procedures ga je toepassen? – Wat staat daarover in het reglement? D. afstemming met de secretaris/notulist • Als voorzitter moet je goed samenwerken met degene die het verslag maakt. Enkele aandachtspunten zijn: – inhoud van uitnodiging – samenstelling agenda – bijlagen: stukken – verzending – eindcontrole van verslag vóór verspreiding.
C
Taken tijdens de vergadering A. de opening 1. De opening eist een bijzondere inzet van de voorzitter. Tijdens de opening wordt de toon gezet voor de sfeer van de hele bijeenkomst. B. de inleiding van een onderwerp
326
Thema 7 Vergaderen en netwerken
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• Een nieuw onderwerp begin je met een inleiding, waarin je de antwoorden op de volgende vragen verwerkt: – Wat is de aanleiding voor de plaatsing van dit onderwerp op de agenda? – Wat houdt dit onderwerp in? (historie, kenmerken, uitleg) – Wat is het doel van het overleg? – Wat wordt verwacht van de vergadering? – Hoe pakken we dat aan? • Vervolgens stel je het onderwerp aan de orde met behulp van een vraag: – Hoe denken jullie over dit voorstel? – Wat moeten we gaan doen? – Hoe zullen we dat aanpakken? – Wie gaan we kiezen? – Welk alternatief heeft jullie voorkeur en waarom? C. gespreksregulering • Enkele aandachtspunten om elke gespreksronde goed te laten verlopen zijn: – Geef iedereen het woord, maak een rondje. – Begin een rondje steeds bij een andere deelnemer. – Stel vragen om de achtergronden van standpunten helder te krijgen. – Geef een samenvattend overzicht als iedereen een bijdrage heeft geleverd. – Leg de nadruk op overeenkomsten tussen standpunten. – Kies als voorzitter geen partij. – Grijp alleen in als oneigenlijke argumenten worden gebruikt of op de man wordt gespeeld. – Breng het vergaderdoel in beeld: Waarom bespreken we deze kwestie? Wat willen we ermee bereiken?
D. samenvattingen • Samenvattingen zijn belangrijk. Het zijn markeringspunten waarmee richting gegeven wordt. Ze dragen daardoor bij aan de gespreksvoortgang. En daarnaast zijn ze een hulpmiddel bij de gespreksregulering. E. formulering van een voorstel • Beoordeel elke bijdrage van deelnemers op het voorstelkarakter. Wat wil hij/zij bereiken? Wat is zijn/haar voorstel? Vat dat voorstel samen. F. afsluiting
327
• De afsluiting moet positief zijn. De groep moet immers door. Bij de afsluiting moeten bepaalde onderwerpen aan de orde komen.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Taken na de vergadering A. Als voorzitter ben je verantwoordelijk voor de in- en externe communicatie. Het vergaderverslag is daarbij een belangrijk hulpmiddel. B. het verslag van de vergadering • Taken van de voorzitter i.v.m. het verslag zijn: – controle op de inhoud van het verslag (volledig, juist, correct) – controle op de verzending aan de deelnemers – controle op verzending aan betrokken in- en externe relaties van de groep (inclusief opdrachtgever) – controle op archivering. C. informatie aan derden
Namens de groep informeert de voorzitter ook anderen. Hij/zij is verantwoordelijk voor: • aanvullende informatie aan opdrachtgever (voortgang, knelpunten en dergelijke) • informatie aan media (als van toepassing, persbericht bijvoorbeeld) • informatie aan belangstellenden.
D. afspraken • De voorzitter draagt er zorg voor dat de in de vergadering gemaakte afspraken worden uitgevoerd. Dit betreft onder meer afspraken over: – de agenda van de volgende vergadering (voorbereiding) – de uitvoering van taken door deelnemers (controle) – de uitvoering van taken door derden (opdrachtverstrekking, controle).
C
E. evaluatie • Ook heb je als voorzitter de taak de vergadering te evalueren. Op grond van deze evaluatie doe je voorstellen om de kwaliteit van het werk van de vergadergroep te verbeteren. • In een evaluatie besteed je aandacht aan: – het vergadergedrag van de deelnemers – het werk van de voorzitter – het werk van de notulist – de inzet van de deelnemers
328
Thema 7 Vergaderen en netwerken
– de voortgang in het werken naar een resultaat – de uitvoering van activiteiten door deelnemers – de faciliteiten van de vergadergroep.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron: www.leren.nl/cursus/professionele-vaardigheden/vergaderen/voorzitter.html.
7.8 Verdiepingsstof - DESTEP
DESTEP is een afkorting voor demografische, economische, sociaal-culturele, technologische, ecologische en politieke factoren. Het is een middel waarmee een beeld verkregen kan worden van de externe omgeving waarin een organisatie actief is. Inzicht in de externe omgeving van een organisatie is van belang om effectief gebruik te maken van de kansen en bedreigingen. De acties, programma’s en strategie kunnen op deze analyse afgestemd worden.
D = Demografische gegevens en ontwikkelingen (bevolkingsgroei of -krimp, vergrijzing, ontgroening, verkleuring, mate van urbanisatie). E = Economische gegevens en ontwikkelingen (groeiende of krimpende economie, werkgelegenheid, werkloosheid, koopkracht). S = Sociaalmaatschappelijke gegevens en ontwikkelingen (veranderingen in deelnamemotieven sport en bewegen, inzet van sport als maatschappelijk (bind)middel). T = Technologische gegevens en ontwikkelingen (mogelijkheden Facebook, Twitter, nieuwe producten). E = Ecologische gegevens en ontwikkelingen (klimaat, duurzaamheid, natuur). P = Politieke ontwikkelingen (wet- en regelgeving, aandacht van politiek voor de sport, speerpunten van het lokale sportbeleid).
Bij de DESTEP probeer je voor alle factoren zowel de huidige als de toekomstige situatie te beschrijven. Het is niet altijd even gemakkelijk om te achterhalen waar je het beste deze informatie vandaan kunt halen. Alles zelf onderzoeken is meestal geen reële optie.
Een groot gedeelte, zoals demografische gegevens, economische gegevens en politiekbeleidsmatige gegevens, zijn goed te vinden bij het Sociaal Cultureel Planbureau. Tot voor kort bracht het SCP om de twee jaar een Rapportage sport uit. De meest recente is van 2018. Onlangs heeft men besloten dit om de vier jaar te doen, maar tussentijds wel met een korte rapportage te komen. Daarnaast zijn gegevens te verkrijgen via de website van de gemeente, via
329
(branche)organisaties als NOC*NSF, NISB, Fit!vak, sportbonden, RECRON, VeBON. De Kamer van Koophandel en het IMK (Instituut voor Midden- en Kleinbedrijf) kunnen ook belangrijke bronnen zijn.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
7.9 Verdiepingsstof - Sportnetwerk
Over SportNetwerk De sportbranche is voortdurend in beweging, net als jouw carrière. Omdat er in Nederland geen platform was waar je terecht kon wanneer je op zoek bent naar een stage, baan of opleiding in de sport, besloot ik in eind 2010 Sport-Netwerk.nl te lanceren. Inmiddels heet het platform SportNetwerk en weten werkgevers, studenten, werknemers en werkzoekenden de website goed te vinden met jaarlijks 200.000 unieke bezoekers.
De sportbranche is voortdurend in beweging, net als uw carrière. SportNetwerk helpt u graag bij de volgende stap in uw carrière in de sportarbeidsmarkt. SportNetwerk streeft ernaar een totaaloverzicht aan te bieden voor diegene die op zoek is naar een stage, baan of opleiding in de sport. Dit doen wij door het plaatsen van zo veel mogelijk sportvacatures, sportstages en het aanbieden van sportopleidingen, congressen en seminars. Informatie over het schrijven van een CV, solliciteren en het doen van vrijwilligerswerk mag natuurlijk niet ontbreken. Ambieer jij een carrière in de sport? Dan ben je op SportNetwerk bij het juiste adres. Maak nu nog een account aan op de website en blijf op de hoogte van de laatste vacatures passend bij jouw profiel! SportNetwerk helpt je graag bij de volgende stap in uw carrière in de sportarbeidsmarkt. Bron: www.sportnetwerk.nl/.
7.10 Begrippen
C
<<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>>
330
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C
Thema 7 Vergaderen en netwerken
331
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C
THEMA 8 WERKEN IN EEN TEAM Inhoud thema • goede samenwerking • kwaliteiten en rollen in een team • groepsontwikkeling • verdiepingsstof • begrippen.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Als sport- en bewegingsleider werk je tijdens het geven van lessen en trainingen en bij het organiseren van een evenement samen met anderen. Je krijgt te maken met leden van een projectteam, SB-deelnemers, medewerkers, vrijwilligers en wellicht stagiairs. Het samenwerken met deze mensen is belangrijk. Het succes van een evenement hangt mede af van de kwaliteit van de samenwerking. Vergelijk het maar met een sportteam: als je goed samenspeelt, is het resultaat ook beter. Dit thema besteedt aandacht aan wat er onder goede samenwerking verstaan wordt, en wat daarvoor nodig is. Als je dan eenmaal een team hebt, is het belangrijk om de kwaliteiten van de teamleden zo goed mogelijk te benutten. Dat geldt ook voor de rolverdeling binnen een team. Dit is het onderwerp van de tweede paragraaf. Tot slot gaan we in op hoe een groep zich ontwikkelt. Relatie met werkproces Het thema ‘werken in een team’ heeft vooral betrekking op werkproces B1-K2-W1: Bereidt het toernooi of evenement voor.
Leerdoelen
• Je kunt de belangrijkste voorwaarden voor een goede samenwerking beschrijven. • Je kunt de voor- en nadelen van samenwerken beschrijven. • Je kunt de kwaliteiten en valkuilen van teamleden achterhalen. • Je kunt de rollen van teamleden beschrijven. • Je kunt de fasen van groepsontwikkeling beschrijven.
8.1 Casus
Opdracht 1 Casus Sterk team of niet?
Simon, Esra, Dave, Aila en Sake vormen een projectteam. Simon vraagt zich af of dit wel de ideale samenstelling is. Hij heeft weleens wat gelezen over het samenstellen van dreamteams en dat je daar allerlei hulpmiddelen voor hebt.
333
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Zo kunnen de leden van een team heel verschillende rollen vervullen. Simon weet van zichzelf dat hij niet van kletsen, maar van poetsen houdt. Het lijkt hem handig om deze rollen vooraf goed in kaart te brengen. De voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het evenement duurt ongeveer drie maanden. De groepsleden kennen elkaar nog niet zo goed en Aila vraagt zich af hoe ze zich als groep gaan ontwikkelen. Ze hoopt dat er na verloop van tijd sprake is van eenheid en een goede samenwerking.
Suggesties voor het gebruik van de casus Een casus kan op verschillende manieren vormgegeven worden en je kunt er op verschillende manieren gebruik van maken. In dit voorbeeld zijn de vormgeving en aanpak min of meer afgeleid van wat gangbaar is binnen het probleemgestuurd onderwijs. Je kunt gebruikmaken van een binnen dit concept passende aanpak, zoals de achtbaan of de zevensprong. Globale aanpak van de casus 1. Bespreek en bepaal de kern (centrale probleemstelling) van de casus. 2. Verhelder onduidelijke begrippen (door opzoeken, discussiëren). 3. Wat wil jij leren van deze casus? Bepaal een aantal voor jou belangrijke leerdoelen. 4. Werk de leerdoelen uit. 5. Rapporteer de gevonden resultaten.
Voorbeelden van sturende vragen bij deze casus Als dit wenselijk is, kun je kiezen voor een meer gestructureerde aanpak en kun je gericht kennisdoelen (reproductief, toepassen) of vaardigheidsdoelen aan de casus koppelen.
C
Kennis a. Wanneer is de samenstelling van een (project)team ideaal? b. Kun je een dreamteam samenstellen? Op basis waarvan zou dat dan moeten gebeuren? c. Simon is van mening dat mensen in groepen verschillende rollen kunnen vervullen. Welke rollen zijn dat? d. Welke hulpmiddelen bestaan er om de rollen van mensen in teams helder te krijgen? Hoe kun je die rollen van teamleden in kaart brengen?
334
Thema 8 Werken in een team
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
e. Aila heeft het over het ontwikkelen van een groep. Op welke manier ontwikkelt een groep zich? Welke fasen doorloopt een groep? f. Wanneer spreek je van een eenheid en van goede samenwerking in een groep?
8.2 Goede samenwerking
Voorwaarden voor goede samenwerking Overal waar mensen bij elkaar komen met hetzelfde doel, wordt samengewerkt. Ook voor de sport- en bewegingsleider is het samenwerken, het werken in een team, belangrijk. Samenwerken gaat niet vanzelf. Er zijn allerlei voorwaarden verbonden aan goed samenwerken. Enkele belangrijke voorwaarden zijn: 1. Iedereen streeft hetzelfde doel na. 2. Stem de werkzaamheden goed op elkaar af. 3. Maak duidelijke afspraken. 4. Deel informatie. 5. Creëer een prettige sfeer. 6. Benut de sterke kanten van een team. 7. Geef elkaar feedback en stel vragen aan elkaar. 8. Vier successen.
1. Iedereen streeft hetzelfde doel na. Voor een goede samenwerking is het belangrijk dat iedereen hetzelfde doel nastreeft. Het is dan ook belangrijk om dat doel (of doelen) te bespreken en te achterhalen of iedereen er wel hetzelfde beeld bij heeft. Soms helpt het visualiseren van een doel. Zorg ervoor dat je met elkaar dus heldere doelen stelt en dat iedereen de doelen accepteert. Individuele belangen worden daardoor een belang van het hele team. Pas dan wijzen de neuzen dezelfde kant op en kan er efficiënt en effectief samengewerkt worden.
2. Stem de werkzaamheden goed op elkaar af. Als je samen met een projectgroep aan een evenement werkt, kan het niet anders dan dat de werkzaamheden van de een die van de ander beïnvloeden. Het is dus belangrijk om de werkzaamheden op elkaar af te stemmen. Hiervoor is het belangrijk om de werkzaamheden op een rijtje te zetten. Je draaiboek kan hierbij een rol spelen. Vervolgens is het belangrijk om de taken goed over de teamleden te verdelen. Hierbij moet je rekening houden met kwaliteiten en interesses van de leden. In een aantal gevallen kan ook een
335
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
functiebeschrijving verduidelijken wat iemand moet doen en wat aan anderen toebehoort. Vervolgens is het belangrijk om een overzicht te presenteren waarin duidelijk wordt wat wie wanneer doet. Tot slot kun je eventueel bespreken wie wat van iemand anders over kan nemen bij afwezigheid. 3. Maak duidelijke afspraken. Goede afspraken maken is belangrijk bij samenwerken. Een afspraak is een ‘overeenkomst tussen mensen’. Dat klinkt misschien nogal zwaar, maar zeker als je in een team werkt, moet je hiervan uitgaan en ernaar handelen. Om teamleden goed te laten samenwerken, is het raadzaam om in een van de eerste vergaderingen heldere teamafspraken te maken. Enkele voorbeelden van teamafspraken zijn: • Iedereen is verantwoordelijk voor het resultaat. • We zorgen er gezamenlijk voor dat iedereen ruimte krijgt voor inbreng. • We respecteren elkaars mening. • We geven elkaar open feedback. • We houden ons aan gemaakte afspraken. • De procedure van besluitvorming wordt vooraf vastgesteld. • De coördinator van het evenement heeft de rol van voorzitter. • Er wordt bij toerbeurt genotuleerd. • De notulen worden binnen vier dagen verspreid. • Tijdens de vergaderingen zijn de mobieltjes uit.
De DAU-formule Wanneer is een afspraak goed? Goede afspraken moeten voldoen aan de zogenaamde DAU-formule. De DAU-formule is een manier om te controleren of een afspraak goed gemaakt is. DAU staat voor: • D = duidelijk • A = acceptabel • U = uitvoerbaar.
C
De formule wordt aan de hand van het volgende voorbeeld duidelijk.
336
Thema 8 Werken in een team
Ismaël en Frits
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Ismaël werkt mee aan een sportief evenement. Hij krijgt de opdracht om morgen (25 november) twaalf mountainbikes van Arnhem naar Wageningen te brengen. Ze moeten er om 9.00 uur zijn, want om 10.00 uur start het evenement. Een ander teamlid (Frits) vraagt hem of hij op de heenweg een pakje voor hem wil afleveren in Veenendaal. Dit betekent dat Ismaël een stuk vroeger uit zijn bed moet en waarschijnlijk de ochtendspits niet kan ontlopen. Frits wil het pakje liever niet zelf brengen, omdat hij de avond daarvoor een feest heeft en daarom liever niet heel vroeg zijn bed uit moet. Ismaël ziet het belang voor Frits en gaat akkoord. Frits is blij: ‘Ik hoor het wel, als ik eens wat terug kan doen hè?
Duidelijk wil hier zeggen: duidelijk waarover de afspraak gaat. Wie doet wat en wanneer? Als een afspraak duidelijk is, kun je achteraf controleren of deze is nagekomen.
Duidelijk
• wie: Ismaël • wat: Vertrek uit Arnhem met twaalf mountainbikes naar een adres in Veenendaal en daar een pakje afleveren, vervolgens naar Wageningen en daar om 9.00 uur zijn en daar de mountainbikes afleveren. • wanneer: morgen 25 november.
Acceptabel wil zeggen dat het teamlid bereid is de opdracht uit te voeren.
Acceptabel
Frits vraagt of Ismaël extra tijd wil investeren om een pakje af te leveren. Als Ismaël dat wil, accepteert hij de afspraak.
Uitvoerbaar wil zeggen dat Ismaël de middelen (onder andere een trailer voor de mountainbikes) en de tijd heeft om de afspraak uit te voeren.
337
Uitvoerbaar
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Is het mogelijk om in de ochtend van Arnhem naar Veenendaal te rijden en vervolgens naar Wageningen en daar dan om 9.00 uur te zijn? Kan Ismaël gebruikmaken van een trailer voor de twaalf mountainbikes? Ja? Dan is de afspraak uitvoerbaar.
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=420503127&page=4&pos=104&title=
Goede samenwerking bij de lifeguards.
Verdiepingsstof - Niveaus van samenwerken
C
4. Deel informatie. Voor een goede samenwerking is het belangrijk dat elk teamlid over de juiste informatie kan beschikken. Tegenwoordig zijn er prima digitale hulpmiddelen om dit efficiënt te kunnen doen. Zo is SharePoint een platform van Microsoft dat dient als een raamwerk voor het opzetten van een website voor informatie-uitwisseling en online samenwerking binnen een groep of organisatie. Een andere mogelijkheid is het werken met OneDrive. Met OneDrive kun je bestanden opslaan in de cloud, om ze dan op verschillende apparaten
338
Thema 8 Werken in een team
te kunnen gebruiken. Naast opslaan is delen en bewerken ook mogelijk met OneDrive. Samen met anderen aan een document werken, kan dus ook. Tot slot kun je ook met Microsoft Teams gemakkelijk bestanden delen.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
5. Creëer een prettige sfeer. Een prettige sfeer leidt tot betere prestatie en ook tot betere teamprestaties. In een prettige sfeer hebben teamleden meer voor elkaar over. Daar horen goede omgangsvormen bij, die onder andere uitgaan van openheid, respect, waardering en invoelend vermogen. Goed samenwerken is een kwestie van geven en nemen. Een prettige sfeer en goede omgangsvormen vergroten ook de bereidheid en de motivatie om samen te werken. Er is een tijd gedacht dat de baas of de teamleider soms tekeer moet gaan en dat dit dan tot betere prestaties leidt. Dit blijkt echter niet te kloppen.
Woede leidt niet tot betere prestaties
Om medewerkers tot betere prestaties aan te zetten, moet de baas soms tekeergaan, luidt een volkswijsheid. Maar werknemers zwaar onder druk zetten, heeft alleen op korte termijn effect. Op lange termijn werkt dat averechts, blijkt uit wetenschappelijk onderzoek.
C
Bron: voorpagina de Volkskrant 25 november 2022.
339
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/angry-executive-pointing-out-his-employee-548333050
6. Benut de sterke kanten van een team. Iedereen heeft sterke en minder sterke kanten. Het is belangrijk om alle sterke kanten, talenten van de teamleden te benutten. Dat doe je als sport- en bewegingsleider ook bij het maken van een opstelling voor bijvoorbeeld een handbalteam. Ook in een projectteam is het prettig als de leden juist over verschillende kwaliteiten beschikken. Aan een handbalteam vol keepers heb je niet zo heel veel. Dat geldt ook voor een team met alleen maar ICT-deskundigen. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op hoe je zicht kunt krijgen op de kwaliteiten van een team.
C
7. Geef elkaar feedback. Deze voorwaarde sluit nauw aan bij de vorige. In een prettige sfeer mag je fouten maken en het leidt tot betere resultaten als deze bespreekbaar gemaakt worden. Dit heeft te maken met het geven van feedback. Als dit op de juiste manier gebeurt, kan de ander er wat mee. Het gaat zeker niet alleen om min of meer negatieve feedback. Het is juist ook heel belangrijk dat je iemand vertelt dat hij iets juist heel goed heeft gedaan. In het verlengde hiervan ligt het stellen van vragen aan elkaar. Een ander heeft soms een andere kijk op dingen dan jij, dat betekent niet dat die kijk niet goed is. Stel vragen in plaats van te oordelen.
340
Thema 8 Werken in een team
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
8. Vier successen. Het is belangrijk om stil te staan bij successen of vorderingen die je als team maakt. Dit werkt weer bevorderlijk voor de sfeer in de groep en het laat zien dat je weer iets dichter bij het gezamenlijk doel bent gekomen. Voor- en nadelen van samenwerken Samenwerken kent niet alleen voordelen, maar ook nadelen. Voordelen van samenwerken • elkaar ondersteunen • elkaar aanvullen • opvangen pieken en dalen.
Elkaar ondersteunen Voor de teamleden kan de ondersteuning van teamgenoten positief werken. Iemand die even niet mee kan komen, kan een stapje terug doen en iemand die energie over heeft, kan wat extra’s doen. Daarnaast kan in een team werken heel gezellig zijn. In een leuk team werken geeft energie en leidt tot creativiteit en een hoge motivatie. Bovendien kun je in een team veel van elkaar leren. Elkaar aanvullen Dit is bij het benutten van de kwaliteiten van alle teamleden al aan de orde gekomen. Zo kan het zijn dat iemand heel sterk is in het onderhandelen of in gespreksvoering. Deze persoon kan bij een bepaalde taak een ander die hier minder bedreven in is, op aanvullen.
Opvangen pieken en dalen Ook voor de organisatie heeft het werken met teams voordelen: pieken en dalen bij ziekte en vakanties kunnen gemakkelijker opgevangen worden. Verder krijgt de organisatie bij samenwerking een goed beeld van iemands capaciteiten. Dit is handig bij overplaatsingen en interne selectieprocedures. Nadelen van samenwerken • kwetsbaar • beperkte vrijheid • tijdrovend en duur.
341
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Kwetsbaar Een team is een kwetsbaar samenwerkingsverband. Sommige mensen schuiven gemakkelijk de eigen verantwoordelijkheid af op anderen. Soms zie je een verlies aan snelheid en daadkracht omdat ‘iedereen op iedereen wacht’. Als mensen zich onveilig voelen en de samenwerking verslechtert, gaat dat vrijwel altijd ten koste van de motivatie van de medewerkers en dus ook ten koste van de dienstverlening aan de klant. Beperkte vrijheid Werken in een team beperkt soms de vrijheid van teamleden. Je kunt als individu niet altijd doen waar je zin in hebt. Zo kan het zijn dat de een vindt dat het evenement een recreatief karakter moet krijgen en de ander juist gaat voor de prestatie. Als het team in meerderheid besloten heeft dat het recreatief wordt, is het belangrijk dat de ander zich daarbij neerlegt. Tijdrovend en duur Het op elkaar afstemmen van verschillende werkwijzen kost vaak veel tijd (en geld) voor vergaderingen, werkoverleg en werkbegeleiding.
Opdracht 2 Woordspin goede samenwerking (groepsopdracht)
Bron - goede samenwerking
a. Maak een woordspin met in het midden de woorden ‘goede samenwerking’. Om de beurt bedenken jullie woorden die met goede samenwerking te maken hebben. Zet deze woorden rondom ‘goede samenwerking’ en trek lijnen tussen ‘samenwerken’ en de andere woorden. Als je niets meer weet, mag je passen en gaat je beurt over naar de volgende. b. Bespreek de termen in de woordspin en kom tot een lijstje met onderwerpen die met goede samenwerking te maken hebben. c. Vergelijk de lijstjes met de lijstjes van je medestudenten.
C
Opdracht 3 Voor- en nadelen samenwerken (theorieopdracht) Bron - Werken in teamverband
342
Thema 8 Werken in een team
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. Wat zijn de voordelen van samenwerken? b. Wat zijn de nadelen van samenwerken? c. Hoe goed kun jij samenwerken met anderen? Benoem een aantal sterke en minder sterke kanten van de manier waarop jij samenwerkt met anderen. d. Vergelijk jouw sterke en minder sterke punten met die van een medestudent en geef elkaar feedback.
Opdracht 4 De DAU-formule (theorieopdracht) Bron - Goede samenwerking
a. Waar staat de afkorting DAU voor? b. Geef een voorbeeld van een DAU-afspraak. c. Stephan stemt ermee in dat hij op 16 juni twaalf mountainbikes naar de Rampertlaan 12 in Haarlem brengt en dat hij daarna acht steps aflevert op de Lorenzlaan 24 in Bloemendaal.
Opdracht 5 Voorwaarden goede samenwerking (groepsopdracht) Bron - Goede samenwerking
Deze opdracht kun je het beste met een aantal medestudenten maken. Enkele belangrijke voorwaarden zijn: 1. Iedereen streeft hetzelfde doel na. 2. Stem de werkzaamheden goed op elkaar af. 3. Maak duidelijke afspraken. 4. Creëer een prettige sfeer. 5. Benut de sterke kanten van een team. 6. Geef elkaar feedback en stel vragen aan elkaar. 7. Vier successen.
Bespreek met elkaar elke voorwaarde en hoe dat er in de praktijk uitziet. Geef je mening bij elke voorwaarde en geef daarbij aan in welke mate jij deze voorwaarde belangrijk vindt om goed samen te werken in een (project)team).
343
8.3 Kwaliteiten en rollen in een team
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Kernkwaliteiten Om mensen inzicht te verschaffen in hun sterke en minder sterke punten wordt vaak gebruikgemaakt van het model van Ofman. Aan de hand van een zogenaamd kernkwadrant probeert Ofman mensen bewust te maken van hun sterke kanten (kernkwaliteiten) en minder sterke kanten (valkuilen of vervormingen). Kernkwaliteiten zijn eigenschappen die tot de kern van een persoon behoren. De kernkwaliteit kleurt een persoon; het is de specifieke sterkte waar we bij die persoon direct aan denken. Voorbeelden van kernkwaliteiten zijn daadkracht, zorgzaamheid, zorgvuldigheid, flexibiliteit en invoelingsvermogen. In veel gevallen heeft een kernkwaliteit echter ook een schaduwkant. De kernkwaliteit wordt een valkuil of vervorming, wanneer de kwaliteit te ver doorschiet of overdreven wordt. Zo kan daadkracht doorschieten naar drammerigheid, en behulpzaamheid naar een vorm bemoeizucht.
C
Je zou ook kunnen zeggen dat er dan sprake is van ‘te veel van het goede’. Om niet in je valkuil te trappen en zo goed mogelijk gebruik te maken van je kernkwaliteit, heeft iedereen een bepaalde uitdaging. De kernkwaliteit en de uitdaging zijn elkaar aanvullende kwaliteiten. De uitdaging voor iemand die als kernkwaliteit daadkracht heeft, is geduld. Deze persoon zal de balans moeten vinden tussen daadkracht en geduld. Wanneer de balans te ver overhelt naar daadkracht, is de kans aanwezig dat deze daadkracht doorschiet naar drammerigheid. Met andere woorden: om te voorkomen dat je in jouw valkuil terechtkomt, is het raadzaam om jouw uitdaging te ontwikkelen.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Kernkwadrant van Ofman.
344
Thema 8 Werken in een team
Filmpje - Kernkwadranten en uitleg 2021
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Het laatste begrip uit het kernkwadrant van Ofman is de allergie. De allergie is het negatief tegenovergestelde van de kernkwaliteit. Het negatief tegenovergestelde van daadkracht is passiviteit. Je zou ook kunnen zeggen dat de allergie het ‘te veel van het goede’ is van de uitdaging. Geduld is prima, maar wanneer dit overdreven wordt, mondt dit uit in passiviteit.
Uit ervaring blijkt dat veel mensen allergisch zijn voor een teveel van hun uitdaging. Zo zal iemand met de kernkwaliteit daadkracht en de uitdaging geduld, geïrriteerd raken door mensen die zich erg passief opstellen. Het vervelende in een dergelijk geval is dat we dan niet onze daadkracht aanwenden, maar in onze valkuil stappen. We reageren op een passief persoon niet met daadkracht, maar we gaan helaas drammen. Hoe meer men in een ander met zijn eigen allergie geconfronteerd wordt, des te groter de kans dat men in zijn valkuil terechtkomt. De daadkrachtige persoon gaat steeds harder drammen en hij verwijt de ander passiviteit. Op deze manier kan er een onwerkbare situatie tussen twee mensen in een team ontstaan. Volgens Ofman leer je het meest van de mensen waar je het moeilijkst mee om kunt gaan. Bewustwording is de eerste stap om een impasse met een bepaalde collega op het werk te doorbreken.
Verdiepingsstof - Kernkwaliteiten
C
Teamsamenstelling Een juiste teamsamenstelling is bepalend voor het functioneren van een team. Er is al aandacht besteed aan het belang van elkaar aanvullende kwaliteiten en deskundigheid. Een andere benadering gaat uit van rollen die mensen innemen in een team, de zogenaamde teamrollen. Belbin heeft zich hier nadrukkelijk mee beziggehouden. Hij onderscheidt acht teamrollen. Al deze rollen kunnen hun nut in teams of groepen bewijzen. Elke rol kent zijn typische kenmerken, positieve kwaliteiten en zwakheden.
345
De acht teamrollen (Belbin) Rol
Typische kenmerken
Toelaatbare zwakheden
Organisatietalent, gezond verstand, harde werker
Niet flexibel, weinig vernieuwend
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bedrijfsman Behoudend, plichtsgetrouw, voorspelbaar, zelfdiscipline
Positieve kwaliteiten
Voorzitter
Kalm, beheerst, veel Doelgericht, Geen uitblinker in zelfvertrouwen onbevooroordeeld intellect of creatieve aanleg
Vormer
Veel energie, Gedreven, extravert, dynamisch gemotiveerd
Plant
Individualistisch, serieus
Ongeduldig, snel geïrriteerd
Geniaal, veel In ivoren toren, fantasie, intelligent ziet details over het hoofd
Brononderzoeker Extravert, enthousiast, nieuwsgierig
Contactuele eigenschappen
Verliest snel interesse
Monitor
Zakelijk, kundig, analytisch
Mist inspiratie
Nuchter, weinig emoties
Groepswerker Sociaal gericht, mild Bevordert en gevoelig teamgeest
Besluiteloos
Zorgdrager
Te veel oog voor details, pessimistisch
Nauwgezet, ordelijk, Perfectionistisch, gespannen afmaker
C
Uit Meredith Belbins onderzoek naar optimaal functionerende teams, blijkt dat het belangrijk is dat de verschillende rollen in één groep vertegenwoordigd zijn. Dit pleit voor het feit dat het evenwichtig samenstellen van een projectteam heel belangrijk is. Vaak heeft men de neiging om naar soortgelijke mensen te zoeken. Bij de samenstelling van teams geldt dan ‘soort zoekt soort’. Op korte termijn leidt dit wel tot succes, maar op langere termijn zijn zogenaamde complementair (elkaar aanvullend) samengestelde teams effectiever.
346
Thema 8 Werken in een team
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bij de samenstelling van een team is het belangrijk om zowel naar inhoudelijke als naar persoonlijke kwaliteiten te kijken. Zo heeft de een meer verstand van pr, de ander van financiën en een derde van projectplannen. Op het persoonlijke vlak is de een daadkrachtig en de ander flexibel of een goede bemiddelaar. In sommige modellen wordt een negende rol toegevoegd: de rol van specialist.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. In plaats van de afbeeldingen gebruik maken van de iconen van: https://www.belbin.nl/teamrolmodel/teamrollen/ (hiervoor graag rechten aanvragen als dat mogelijk is). Tekst ernaast plaatsen zoals hierboven.
De teamrollen van Belbin.
Filmpje - Belbins Teamrollen
Filmpje - Samenwerken in projecten
347
Opdracht 6 Kernkwaliteiten (groepsopdracht)
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Kwaliteiten en rollen in een team Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken. a. Kom met elkaar tot een omschrijving van het begrip ‘kernkwaliteit’ en ‘valkuil’. b. Kom met elkaar tot een lijst van kernkwaliteiten en valkuilen.
Opdracht 7 Kernkwadrant (theorieopdracht)
Bron - Kwaliteiten en rollen in een team
Maak een of twee volledige kernkwadranten die van toepassing zijn op jou.
Bespreek jouw kernkwadranten met een medestudent. Geef elkaar feedback. Wat herken je wel of niet?
Opdracht 8 Kernkwaliteitenspel (groepsopdracht) Bron - Kwaliteiten en rollen in een team
Voor het uitvoeren van deze opdracht is het noodzakelijk dat je over een van de varianten van het kernkwaliteitenspel beschikt. Speel met elkaar het kwaliteitenspel volgens een van de varianten.
Opdracht 9 Belbintest (theorieopdracht) Bron - Kwaliteiten en rollen in een team Website - De groepsrollentest
C
a. Doe de test op de website. b. Welke twee rollen komen bij jou het sterkst en het minst sterk naar voren? c. Herken jij je in het resultaat? Waarom wel/niet?
348
Thema 8 Werken in een team
Opdracht 10 Belbinrollen binnen de klas (groepsopdracht)
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Kwaliteiten en rollen in een team Website - De groepsrollentest
a. Doe allemaal de Belbintest op de website. b. Maak een keuze voor een of twee rollen die het beste bij jou passen of waar je het hoogste op scoort. c. Maak een inventarisatie van alle Belbinrollen die in de klas voorkomen. d. Analyseer het resultaat.
8.4 Groepsontwikkeling
Aangezien een team dat een evenement of toernooi organiseert vrijwel in alle gevallen een beginnende groep is, is het interessant om de groepsontwikkeling te bekijken. Een groep ontwikkelt zich in de volgende fasen.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
De fasen van groepsontwikkeling.
Fase 1: oriëntatie In de eerste fase van het groepsproces is er meestal sprake van onzekerheid. De meeste leden van de nieuwe groep kijken de kat uit de boom. Ze tasten af bij wie ze zich wel en niet thuis voelen. Er ontstaan eerste, oppervlakkige contacten. ‘Erbij horen’ en je op je gemak voelen, zijn in dit stadium heel belangrijk. Door de onzekerheid heeft de groep in deze fase behoefte aan duidelijk leiderschap. Dit geldt ook voor de startende projectgroep.
De teamleider zal in deze fase sturing moeten geven aan de groep. De verschillende rollen die de teamleden innemen, moeten nog uitkristalliseren. Er zijn meestal nog weinig conflicten. Voor de projectleider liggen in deze fase prima kansen om duidelijke regels af te spreken en een prettige sfeer te creëren. In deze fase kunnen er normen ontwikkeld worden en waarden vastgesteld worden. In het begin is de rol van de projectleider belangrijk. Bij een aantal
349
leden heerst een gevoel van onzekerheid en dat vraagt om een duidelijk optreden van de teamleider. Bij de bespreking van de groepscohesie gaan we hier nader op in.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Fase 2: opstand Omdat de leden elkaar beter leren kennen, durven ze ook meer tegen elkaar te zeggen. In de eerste fase werden irritaties nog niet uitgesproken. In deze fase begint dat langzaam maar zeker te komen. De teamleden durven het met elkaar oneens te zijn en de eerste conflicten kunnen nu plaatsvinden. De meesten zijn nog een beetje zoekend naar hun rol en vanuit deze situatie kunnen gemakkelijk rolconflicten ontstaan. Projectteams zijn meestal redelijk professioneel functionerende teams. Toch is het mogelijk dat in deze fase een soort zondebok ontstaat. Voor de projectleider is het belangrijk dat conflicten en het zondebokmechanisme in een vroeg stadium aan de orde worden gesteld. Openheid is in deze fase belangrijk om de opstand de kop in te drukken. Als de conflicten uitgesproken en opgelost worden, komt het projectteam in de volgende fase (eenheid). Gebeurt dit niet, dan kan het team in een impasse verzeild raken.
Symptomen en oplossingen
Symptomen van opstand en dreigende impasse • Teamleden komen te laat. • Bepaalde teamleden onttrekken zich aan de discussie. • Agenda en stukken worden slecht gelezen. • Mensen tekenen poppetjes. • Besluiten worden niet (uitstelgedrag) of overhaast genomen. • Discussies verlopen moeizaam.
C
Mogelijke oplossingen • Overleg hoe de taken interessanter gemaakt kunnen worden. • Breng verwachtingen ter sprake. • Evalueer de werkwijze en samenwerking. • Breng je eigen gevoel in. • Confronteer het team met concrete gedragingen.
350
Thema 8 Werken in een team
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Fase 3: eenheid Als de teamleden na overleg weer op één lijn komen, ontstaat er langzaam maar zeker overeenstemming binnen het team. De onderlinge relaties worden steeds beter. In deze fase is het belangrijk om de teamleden scherp te houden. In sommige gevallen ontstaat het fenomeen groepsdenken. Bij groepsdenken hebben de teamleden het gevoel dat ze zich ondergeschikt moeten maken aan het projectteam en aan het gemeenschappelijke doel: het slagen van het project. Natuurlijk is dit belangrijk, maar de leden moeten natuurlijk wel kritisch blijven en hun specifieke inbreng blijven hebben. Het gaat bij het nemen van besluiten niet om welk besluit het breedst gedragen wordt, maar om het beste besluit. Te autoritair leiderschap kan het groepsdenken in de hand werken. De teamleider is zo dominant, dat hij zijn stempel zodanig op het projectteam drukt dat dit de anderen in hun ideeën en beslissingen verlamt.
Fase 4: samenwerking Op basis van een goede samenwerking komt het projectteam in deze fase tot optimale teamprestaties.
Voor de teamleider is het belangrijk dat in deze fase de kwaliteiten van alle afzonderlijke teamleden optimaal benut worden. Een belangrijke taak van de projectleider is om deze zelfstandigheid en onafhankelijkheid te stimuleren. Door goede samenwerking is één plus één geen twee, maar drie. Er is sprake van een meerwaarde.
Fase 5: beëindiging Aan alle projectteams komt een einde. Aan het einde van het evenement wordt het team ontbonden. Voor de teamleider is het belangrijk ervoor te zorgen dat het team niet voortijdig uit elkaar valt. Het gebeurt weleens dat het evenement afstevent op een succes en dat de teamleden het gevoel hebben dat het zo wel goed is.
De teamleider zal de motivatie om samen te werken tot het einde hoog moeten houden. Dit kan onder andere door net als bij de start, de kick-off, ook een speciale slotbijeenkomst te plannen. Het is belangrijk dat de teamleden met een goed gevoel afscheid van elkaar nemen.
351
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Cohesie in een projectteam Er wordt wat uitgebreider stilgestaan bij het belang van een goede groepscohesie (samenhang) in een team. Bij een projectteam is vrijwel altijd sprake van een nieuwe groep. In het begin is er meestal geen sprake van cohesie of samenhang. Mensen moeten elkaar leren kennen voordat er cohesie kan ontstaan. Het team moet zich nog ontwikkelen. Tijdens dit proces worden er normen ontwikkeld en waarden vastgesteld. Die normen en waarden bieden de teamleden zekerheid en veiligheid, omdat ze zorgen voor een gevoel van gemeenschappelijkheid. De leden van een team zijn zich daar meestal niet zo van bewust.
C
Een goede teamleider is zich dit wel bewust en zal proberen de ontwikkeling van de cohesie in het projectteam te stimuleren. De teamleider zal in de eerste plaats de leden wijzen op het gezamenlijke doel van het evenement. Ook al zijn de werkzaamheden verschillend, ze staan in het teken van hetzelfde doel. Meestal is iedereen het wel eens over het doel. Over de manier waarop dat doel bereikt kan worden, ontstaat vaker onenigheid. Het is dan van belang dat de leider beargumenteert waarom door samenwerking dat doel het best bereikt kan worden.
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=150393023&page=2&pos=46&title=Springen
352
Thema 8 Werken in een team
Als het projectteam een gemeenschappelijk doel heeft en overeenstemming heeft bereikt over de manier waarop het doel wordt nagestreefd, is aan een belangrijke voorwaarde voor cohesie in het team voldaan.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Als zich in het team vervolgens geen duidelijke informele leider opwerpt en er ook geen formele leider is, bestaat de kans dat de verschillende leden sterk zelfgericht gedrag gaan vertonen. Ieder heeft eigen ideeën en is geneigd anderen daarmee te overtroeven. Of mensen gaan hun stokpaardje berijden en hebben geen aandacht voor de inbreng van anderen. Sommige leden zullen geneigd zijn zich terug te trekken uit het team om helemaal hun eigen gang te gaan. Een goede teamleider kan dergelijk zelfgericht gedrag corrigeren. Ten eerste natuurlijk door het projectdoel te benoemen en argumenten te geven voor samenwerking. Daarnaast is heldere feedback van groot belang. Het is daarbij belangrijk dat de leider snel en adequaat reageert op ongewenst gedrag en tegelijkertijd gewenst gedrag voorstelt.
Evie en het evenement
Evie krijgt de opdracht een evenement te organiseren samen met een groepje vrijwilligers en medewerkers van een buurthuis in een achterstandswijk. Het evenement moet gericht zijn op mensen met een chronische aandoening. Voor dit buurthuis is dit een nieuwe doelgroep waarop ze zich richt. Tot voor kort was er weinig oog voor deze mensen in de wijk. Nu is gezondheid, vooral voor deze mensen, een belangrijk onderwerp. Het groepje vrijwilligers en medewerkers kent elkaar niet of nauwelijks. Evie, die de leiding heeft, roept de teamleden bij elkaar en komt met hen tot de omschrijving van het doel van het evenement: de deelname aan bewegingsactiviteiten onder deze doelgroep stijgt met 25%, en 75% van de deelnemers ervaart de bewegingsactiviteiten als positief. Vandaag is er teamoverleg over de activiteiten die ze aan de doelgroep gaan aanbieden. Tim, een van de vrijwilligers, zit wel bij de vergadering, omdat dat nu eenmaal verplicht is, maar hij neemt niet echt deel aan het gesprek. Evie merkt op: ‘Ik zie dat je al twintig minuten achter elkaar in een tijdschrift zit te bladeren. Je hebt tijdens de hele vergadering nog niets gezegd. Kun je me vertellen wat daar de reden van is?’
353
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Op deze vrij directe manier probeert Evie hem weer bij het evenement te betrekken. Bovendien kan ze hem vragen naar zijn ideeën over de inhoud van het evenement. Door deze ideeën en die van anderen te verbinden met het doel van de activiteiten, kunnen de verschillende leden van het team het gevoel krijgen dat ze inderdaad samen aan het doel werken.
Bij het geven van feedback is al aan de orde gekomen dat het belangrijk is zo objectief mogelijk te zeggen waar het om gaat. In het voorbeeld zegt Evie dus niet tegen Tim: ‘Wat zit je er toch onverschillig bij’, maar: ‘Ik zie dat je al twintig minuten achter elkaar in een tijdschrift zit te bladeren.’ Dit laatste is waarneembaar gedrag. Als je zegt dat iemand er onverschillig bij zit, interpreteer je gedrag. Interpretaties wekken vaak eerder onwil of agressie op dan medewerking. Je schiet er dus niets mee op.
Opdracht 11 Fasen groepsontwikkeling (theorieopdracht) Bron - Groepsontwikkeling
C
Vul het volgende schema in.
354
Fase van groepsontwikkeling
Kenmerken
Belangrijkste taak/rol van de projectleider
Oriëntatiefase
Onzekerheid, aftasten, erbij horen
Sturing, regels stellen, houvast bieden
Opstand
Zoeken naar plek, irritaties komen naar boven
Irritaties, conflicten de ruimte geven en bespreekbaar maken
Eenheid
Ontstaan van overeenstemming, posities zijn duidelijk
Eenheid bevorderen, ruimte geven aan ideeën, verantwoordelijkheid bij groep leggen
Thema 8 Werken in een team
Kenmerken
Belangrijkste taak/rol van de projectleider
Samenwerking
Optimale samenwerking Bewaken dat alle mogelijk, vertrouwen, kwaliteiten van de leden respect benut worden, succes vieren
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Fase van groepsontwikkeling
Beëindiging
Afscheid nemen
Leden bedanken
Opdracht 12 Cohesie in een projectteam (groepsopdracht)
Bron - Groepsontwikkeling
Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken. a. Bespreek met elkaar wat het belang is van cohesie in een projectteam. b. Bespreek met elkaar hoe je als projectleider een bijdrage kunt leveren aan de cohesie van het projectteam.
Opdracht 13 Leerdoelen (reflectieopdracht)
a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Als je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt doen. b. Vul de beoordeling in.
1.
Je kunt de belangrijkste voorwaarden voor een goede samenwerking beschrijven.
2.
Je kunt de voor- en nadelen van samenwerken beschrijven.
3.
Je kunt de kwaliteiten en valkuilen van teamleden achterhalen.
4.
Je kunt de rollen van teamleden beschrijven.
5.
Je kunt de fasen van groepsontwikkeling beschrijven.
355
8.5 Verdiepingsstof - Niveaus van samenwerken In hoeverre ben jij een teamplayer? Maakt in korte tijd aanpassingen in de strategie van het bedrijf, de afdeling, het project en dergelijke, als reactie op de behoeften in een gegeven situatie.
6.
Waardeert input en expertise van anderen, is bereid om te leren van medewerkers of collega’s, vraagt om ideeën en opinies voor beslissingen.
5.
Heeft het in positieve zin over teamleden, toont respect voor input van anderen, stelt het groepsbelang boven het eigen belang.
4.
Houdt mensen geïnformeerd over het groepsproces, deelt alle relevante informatie, werkt aan het eigen belang én aan het groepsbelang.
3.
Is bereid te participeren, ondersteunt groepsbeslissingen, is een normaal teamlid en doet zijn deel van het werk, zodat doelen bereikt worden.
2.
Heeft een onverschillige houding, participeert niet, werkt liever alleen, heeft voornamelijk oog voor het eigen belang.
1.
Werkt ontwrichtend en veroorzaakt soms problemen in het team, uit zich soms negatief over teamleden.
0.
Kan en wil totaal niet samenwerken.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
7.
356
Thema 8 Werken in een team
8.6 Verdiepingsstof - Kernkwaliteiten
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Kernkwaliteiten en kernkwadranten, voorbeelden Om het makkelijker te maken hebben we een aantal voorbeelden van kernkwaliteiten met de daarbij behorende kwadranten. Kwaliteiten
Valkuil
Allergie
Uitdaging
Accuraat
Voorzichtig
Impulsief
Spontaniteit
Ad rem
Bijdehand
Passiviteit
Kalm
Anticiperen
Alles voor willen zijn
Apathisch
Luchtig
Ambitieus
Te hoog gegrepen Gemakzucht
Onbezorgdheid
Beheerst
Terughoudend
Gedreven
Opgewekt
Behulpzaam
Innemend
Zakelijk
Realistisch
Betrouwbaar
Onveranderlijk
Dubieus
Diplomatie
Betrokken
Bemoeien
Onverschilligheid Loslaten
Consequent
Koppig
Meegaand
Flexibiliteit
Creatief
Chaotisch
Beheerst
Discipline
Daadkrachtig
Pittig
Rustig
Geduld
Discipline
Dwingend
Beheerst
Tact
Doortastend
Onverzettelijk
Ad rem
Realistisch
Doorzetten
Verbetenheid
Krachteloos
Zorgzaamheid
Eerlijk
Braaf
Onfatsoenlijk
Verdraagzaamheid
Empathisch
Overgevoelig
Zakelijk
Objectief
Enthousiast
Temperamentvol Gereserveerd
Rust
Flexibel
Meegaand
Star
Consequent
Gedreven
Uitbundig
Ingetogen
Inspirerend
Geduldig
Passief
Bevlogen
Enthousiast
Humor
Oprechtheid
Feitelijk
Zakelijk
Improvisatie
Onduidelijkheid
Procesmatig
Afbakening
357
Afstandelijkheid
Nuchterheid
Inspirerend
Fanatiek
Bescheidenheid
Gepastheid
Kritisch
Oordelend
Behoedzaamheid Weloverwogen
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Inlevingsvermogen Sentimenteel
Leergierig
Betweter
Onverschilligheid Samenwerken
Oprecht
Amicaal
Gereserveerd
Beheerst
Optimistisch
Argeloosheid
Afwijzend
Realistisch
Nuchter
Zakelijk
Impulsief
Spontaan
Positief
Naïviteit
Passief
Overdenken
Realistisch
Vlak
Ongeremd
Uitbundig
Rechtvaardig
Rechtdoorzee
Onredelijk
Eigenzinnig
Sociaal
Toeschietelijk
Hardheid
Krachtig
Spontaan
Onbeschroomd
Praktisch
Feitelijk
Toegankelijk
Beïnvloedbaar
Hoogmoed
Zelfvertrouwen
Toegewijd
Aanhankelijk
Veranderlijk
Assertiviteit
Verantwoordelijk Veeleisend
Impulsief
Schikken
Verbindend
Verplichtend
Afstandelijkheid
Flexibiliteit
Wilskracht
Stellig
Passiviteit
Loslaten
Zachtaardig
Toegeeflijk
Arrogant
Grenzen stellen
Zakelijk
Te feitelijk
Empathisch
Inleven
Zorgvuldig
Bekrompen
Ruimdenkend
Onbevangen
Zorgzaam
Beschermend
Dominant
Nuchterheid
Bron: www.jobeducation.nl/kernkwadranten-voorbeelden-lijst/.
C
8.7 Begrippen
<<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>>
358
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C
Thema 8 Werken in een team
359
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C
THEMA 9 ALGEMENE WERKZAAMHEDEN Inhoud thema • dagelijkse coördinatie en regelgeving • administratieve werkzaamheden • financiële werkzaamheden • klantvriendelijkheid • afhandelen van klachten • verdiepingsstof • begrippen.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
De sport- en bewegingsleider heeft een aantal belangrijke taken, zoals het geven van lessen en trainingen en het organiseren van toernooien en evenementen. Naast lesgeven, organiseren, een draaiboek opstellen en vergaderen, worden er ook algemene werkzaamheden van een sport- en bewegingsleider verwacht.
Als je in teamverband werkt, voert iedereen net wat andere werkzaamheden uit. Deze werkzaamheden moet je op elkaar af kunnen stemmen. Dit komt aan de orde in de paragraaf over de dagelijkse coördinatie. Zoals elke werknemer moet ook de sportleider een administratie bij kunnen houden en heb je te maken met financiën. Tijdens het uitvoeren van je werkzaamheden heb je te maken met uiteenlopende klanten. Klantvriendelijkheid is dan ook een belangrijk onderwerp binnen dit thema. Helaas gaat niet alles goed en hebben mensen weleens klachten. Zo kan een les of evenement voor bepaalde mensen tegenvallen. Het kan zelfs zo ver gaan dat ze een klacht indienen. Hoe je het beste om kunt gaan met klachten en klachten afhandelt, komt aan het einde van dit thema aan de orde. Relatie met werkproces Het thema ‘algemene werkzaamheden’ heeft een relatie met alle werkprocessen van kerntaak B1-K2. Het verrichten van algemene werkzaamheden speelt een rol bij de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie.
Leerdoelen
Je kunt werkzaamheden op elkaar afstemmen. Je kunt een prioriteitenschema opstellen. Je kunt administratieve werkzaamheden uitvoeren. Je kunt financiële werkzaamheden uitvoeren. Je kunt beschrijven wat er verstaan wordt onder klantvriendelijkheid. Je kunt een klacht afhandelen.
C
• • • • • •
361
9.1 Casus
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Opdracht 1 Casus Niet tevreden
Ivar en Noa waren beiden verantwoordelijk voor een groot bedrijfsevenement. Het moest de aanzet zijn tot een gezondheidsoffensief voor alle medewerkers. Ivar moest het ochtendgedeelte voor zijn rekening nemen en Noa was de organisator van de sportieve middag. Omdat het om een gezonde leefstijl ging, werden er alleen maar gezonde producten aangeboden. Er waren voldoende watertappunten en men kon doorlopend deelnemen aan een health check. In het ochtendgedeelte konden de medewerkers kennismaken met verschillende fitnessactiviteiten, met een obstaclerun en een bootcamp. In de middag lag het accent op samen gezellig spelen en waren er activiteiten als levend tafelvoetbal, archery tag en bubbelbal. Een paar dagen na afloop van het evenement kwamen er via de mail twee klachten binnen. Een aantal medewerkers klaagde over het eten. De wachtrijen waren te lang en die zogenaamd gezonde voeding was alles behalve smaakvol. Een beetje vette hap had best gekund. De andere klacht had betrekking op de keuze en intensiteit van de activiteiten. Een tweetal dat eindelijk weer eens actief deel wilde nemen, vond de activiteiten veel te ingewikkeld en inspannend. Het was een bittere pil voor Ivar en Noa, die best tevreden waren over het evenement. Hoe moesten ze dit correct afhandelen?
C
Suggesties voor het gebruik van de casus Een casus kan op verschillende manieren vormgegeven worden en je kunt er op verschillende manieren gebruik van maken. In dit voorbeeld zijn de vormgeving en aanpak min of meer afgeleid van wat gangbaar is binnen het probleemgestuurd onderwijs. Je kunt gebruikmaken van een binnen dit concept passende aanpak, zoals de achtbaan of de zevensprong. Globale aanpak van de casus 1. Bespreek en bepaal de kern (centrale probleemstelling) van de casus. 2. Verhelder onduidelijke begrippen (door opzoeken, discussiëren).
362
Thema 9 Algemene werkzaamheden
3.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
4. 5.
Wat wil jij leren van deze casus? Bepaal een aantal voor jou belangrijke leerdoelen. Werk de leerdoelen uit. Rapporteer de gevonden resultaten.
Voorbeelden van sturende vragen bij deze casus Eventueel kun je kiezen voor een meer gestructureerde aanpak en kun je gericht kennisdoelen (reproductief, toepassen) of vaardigheidsdoelen aan de casus koppelen. Kennis
a. Wat vind je van de globale opzet van dit evenement? b. Je hebt niet veel achtergrondinformatie, maar wat vind je van de eerste klacht met betrekking tot de voeding? c. Maak een keuze voor een van twee klachten. Geef aan hoe jij deze klacht af zou handelen.
9.2 Dagelijkse coördinatie en regelgeving
Regelgeving De kans is groot dat je later in een (SB-)organisatie komt te werken. Je krijgt dan te maken met wet- en regelgeving en met de dagelijkse coördinatie van allerlei werkzaamheden.
Als je ergens gaat werken, krijg je te maken met wetgeving en regels. De belangrijkste regels voor een beginnend beroepsbeoefenaar hebben te maken met: • arbeidsvoorwaarden en arbeidsovereenkomst • Arbowet. Arbeidsvoorwaarden en arbeidsovereenkomst Arbeidsvoorwaarden Als je ergens een dienstverband hebt, vast of tijdelijk, kort of lang, heb je als werknemer altijd te maken met arbeidsvoorwaarden en arbeidsovereenkomsten. Arbeidsvoorwaarden zijn, het woord zegt het al, voorwaarden waaronder je een dienstverband aangaat met een werkgever. Er zijn twee soorten arbeidsvoorwaarden: 1. primaire arbeidsvoorwaarden 2. secundaire arbeidsvoorwaarden.
363
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
De primaire arbeidsvoorwaarden bestaan uit: • het soort dienstverband (vast, tijdelijk, flexibel) • het aantal te werken uren per week of per maand • salaris, inclusief vakantiegeld en toeslag voor onregelmatige diensten. Tot de secundaire arbeidsvoorwaarden horen: • reiskostenvergoeding • kinderopvang • mogelijkheden van scholing • spaarregelingen.
Arbeidsovereenkomst Over de arbeidsvoorwaarden moeten je werkgever en jij het eens zijn. Wanneer dit het geval is, sluit je een arbeidsovereenkomst oftewel arbeidscontract af. Door het afsluiten van een arbeidsovereenkomst ontstaan er voor jou en de werkgever rechten en plichten. Zo ben jij verplicht naar beste weten en kunnen de overeengekomen arbeid te verrichten op de afgesproken tijden. Ook de werkgever heeft plichten, die voor jou rechten zijn. Er zijn verschillende soorten arbeidsovereenkomsten. Twee belangrijke overeenkomsten zijn: 1. individuele arbeidsovereenkomst 2. collectieve arbeidsovereenkomst (cao).
Cao Sport
De cao Sport is een overeenkomst tussen de WOS en de vakbonden (FNV Sport & Bewegen, De Unie en CNV Dienstenbond), waarin zij arbeidsvoorwaarden hebben vastgelegd. Deze arbeidsvoorwaarden gelden voor alle werknemers waarvan de werkgever is aangesloten bij de WOS.
C
De arbeidsvoorwaarden in de cao Sport zijn minimumvoorwaarden. Een bepaling in een individuele arbeidsovereenkomst die voor een werknemer gunstiger is dan de betreffende cao-bepaling is toegestaan (gunstigheidsbeginsel). Een arbeidsvoorwaarde die in negatieve zin afwijkt van de cao Sport is nietig, oftewel de afspraak geldt niet.
364
Thema 9 Algemene werkzaamheden
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Individuele arbeidsovereenkomst Als je bij een kleine organisatie gaat werken die niet is aangesloten bij een bedrijfstak, spreekt de werkgever de arbeidsvoorwaarden met je af en legt die schriftelijk vast in een individuele arbeidsovereenkomst. Collectieve arbeidsovereenkomst (cao) Omdat het uiteraard niet mogelijk is altijd met individuele werknemers en werkgevers te overleggen, wordt een cao afgesloten. In een cao staan afspraken tussen werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties over de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden voor de duur van een of twee jaar en die gelden voor alle werknemers in een bepaalde bedrijfstak. Een cao wordt afgesloten door overkoepelende organisaties die de belangen van grotere groepen behartigen. Voor werkgevers zijn dat de werkgeversorganisaties, voor werknemers de vakbonden. Zo is het de FNV Sport gelukt een cao voor de sport tot stand te brengen. Een cao wordt afgesloten voor de periode van één, hooguit twee jaar. In de cao worden zowel de primaire als de secundaire arbeidsvoorwaarden geregeld, zoals die zullen gelden voor de hele sector. Een cao mag nooit bepalingen bevatten die strijdig zijn met de wetgeving op het gebied van arbeid. Wanneer een cao onvoldoende duidelijkheid biedt of niet van toepassing is, geldt het arbeidsrecht volgens het Nieuw Burgerlijk Wetboek. Een cao regelt niet alle punten tot in detail. Er zijn punten die per organisatie door de werkgever in overleg met de werknemers verder kunnen worden uitgewerkt. Zo schrijft de cao voor hoeveel vakantiedagen een werknemer per jaar heeft. Werkgever en werknemers kunnen echter per organisatie regelen hoe die dagen opgenomen worden in verband met vakantiespreiding. Een cao kan wel richtlijnen geven, bijvoorbeeld dat iedereen minstens eenmaal per jaar drie aaneengesloten weken moet kunnen opnemen. Zo worden voor de meeste secundaire arbeidsvoorwaarden in de cao basisafspraken vastgelegd. Werkgever en werknemers kunnen dan, binnen bepaalde grenzen, per organisatie de uitvoering regelen. Een werkgever kan dat overigens niet op eigen houtje doen. Hij moet altijd overleg voeren met vertegenwoordigers van de werknemers via een ondernemingsraad of medezeggenschapsraad.
365
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Wanneer is er sprake van een arbeidsovereenkomst? Een arbeidsovereenkomst kan schriftelijk of mondeling worden afgesloten, maar een schriftelijke overeenkomst is voor beide partijen het verstandigst. In de praktijk gebeurt het echter regelmatig dat de arbeidsovereenkomst nog niet klaar is op het moment dat de werknemer begint. Hoe zit het dan met je rechten en plichten? Is er dan toch sprake van een arbeidsovereenkomst?
Het antwoord op deze vragen luidt: ja. Wanneer de werknemer zich meldt om de afgesproken werkzaamheden te verrichten en de werkgever stuurt hem of haar niet naar huis, is er sprake van een arbeidsovereenkomst. Hieruit kun je afleiden dat er ook sprake is van een arbeidsovereenkomst als je de schriftelijke overeenkomst nog niet hebt ondertekend. Ook dan zijn de cao en het instellingsreglement volledig van toepassing. De geldende proeftijd gaat in op de dag dat je met je werk bent begonnen en dus niet op de dag dat je je arbeidsovereenkomst tekent.
De Arbowet Als sportleider kun je te maken krijgen met de Arbeidsomstandighedenwet, afgekort Arbowet. Deze wet bepaalt dat de werkgever moet zorgen voor goede arbeidsomstandigheden op de volgende drie gebieden: 1. veiligheid 2. gezondheid 3. welzijn. De Arbowet geeft niet alleen bepaalde verplichtingen aan de werkgever, maar ook aan de werknemer. Zo ben jij als sportleider verplicht om gevaarlijke situaties te melden aan je werkgever. Organisaties met veel risico’s op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn zijn verplicht een arbocommissie samen te stellen. Deze commissie inventariseert de gevaren en stelt maatregelen voor om de arbeidsomstandigheden te verbeteren. De arbeidsinspectie controleert de naleving van de Arbowet.
C
Dagelijkse coördinatie De dagelijkse coördinatie heeft onder andere te maken met het op elkaar afstemmen van allerlei werkzaamheden binnen een organisatie.
366
Thema 9 Algemene werkzaamheden
Basketbaltoernooi
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
De stichting Welzijn Dordrecht wil een basketbaltoernooi organiseren voor de jeugd van 12 tot 18 jaar. Er zijn een heleboel taken. Zo moeten er sporthallen gehuurd worden, materiaal verzameld en deelnemers geworven. De projectleider verdeelt de taken onder de medewerkers, maar daarmee zijn ze er nog niet. De taken moeten ook nog op elkaar afgestemd worden. Degene die de sporthallen huurt, moet op de hoogte blijven van de wervingsactiviteiten van zijn collega; het aantal deelnemers beïnvloedt immers de accommodatiebehoefte. Ze zullen dus regelmatig met elkaar moeten overleggen.
Dagelijkse coördinatie heeft te maken met: 1. het afstemmen van werkzaamheden 2. het plannen van werkzaamheden 3. het regelmatig houden van (werk)overleg 4. het stellen van prioriteiten 5. het delegeren en het verdelen van taken.
Hotel Sol Marina
Suzanne werkt bij hotel Sol Marina op Mallorca. Ze maakt deel uit van het animatieteam van het hotel. Met zijn achten moeten ze invulling geven aan het animatieprogramma. Suzanne is met name verantwoordelijk voor het sportprogramma. Deze ochtend loopt ze samen met Sandro vanaf 8.30 uur in Spaanse kledij door het restaurant. Ze maken een praatje met de gasten en vestigen met hun kleding de aandacht op de musical die in het weekend plaats gaat vinden. Rond 09.30 loopt Suzanne richting zwembad. Samen met Nigel maakt ze het zwembad gereed voor de aquarobics die om 10.00 uur begint. Nigel controleert eerst de kwaliteit van het water en zet daarna de strandstoelen goed, ruimt het terras op en spreekt ondertussen mensen aan om deel te nemen aan de ochtendactiviteit. Suzanne zet de geluidsinstallatie klaar, controleert haar headset en legt de materialen voor de activiteit klaar. Omdat ze nog wat tijd over heeft, vult ze de voorraad badhanddoeken aan. Dan komen de deelnemers
367
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
voor de aquarobics. Suzanne noteert het aantal deelnemers op de lijst. Na afloop bedankt ze de deelnemers en vraagt terloops of ze morgen ook weer van de partij zijn. Van 11.00 tot 12.30 uur begeleidt Suzanne samen met Nigel de sportinstuif. Er melden zich 34 deelnemers, die kunnen kiezen tussen voetbal en waterpolo. Nigel haalt de benodigde materialen, terwijl Suzanne snel een ‘doordraaischema’ in elkaar zet. Het waterpolospel loopt wel, maar een paar deelnemers vinden de echte waterpolobal toch wel erg hard. Suzanne besluit dit met de andere entertainers te overleggen. Bij het voetballen ziet Suzanne dat een van de ballen wel heel slecht is en dat een van de doelpalen een beetje splintert. Na afloop van de activiteit vult ze deze bevindingen in op de papieren daarvoor. Ook noteert ze het aantal deelnemers aan de activiteit. Na de lunch heeft het animatieteam overleg over de musical. Barbara spreekt de rollen door en verdeelt de taken. Suzanne krijgt de opdracht om spullen voor het decor te verzamelen en het decor zaterdagochtend op te bouwen. Bovendien moet ze aan passende kostuums zien te komen. Tot ongeveer 15.00 uur oefenen ze voor de musical.
Van 15.30 tot 17.00 uur verzorgt Suzanne met Nigel weer het sportprogramma. Deze keer gaan ze naar het strand en staat er beachvolleybal en jeu de boules op het programma. Suzanne maakt de teams. Tijdens de champagne-games van 19.00 uur vindt elke avond de prijsuitreiking plaats. Suzanne vindt dat gedoe met die winnaars niet zo nodig, maar het hoort bij de visie van het hotel. Het animatieprogramma moet ervoor zorgen dat de mensen zo veel mogelijk tijd in en rond het hotel doorbrengen. De prijsuitreiking maakt hier onderdeel van uit.
C
Na deze activiteit is Suzanne vrij. De volgende middag staat een korte bespreking met Barbara over de voortgang van de musical gepland.
368
Thema 9 Algemene werkzaamheden
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Het afstemmen van werkzaamheden Als sport- en bewegingsleider werk je meestal niet alleen. Jij hebt je eigen taken en werkzaamheden, maar jouw collega’s hebben die ook. Voor een goed functionerende organisatie is het belangrijk dat de werkzaamheden goed op elkaar afgestemd zijn. Dit afstemmen van werkzaamheden kun je op twee manieren doen: 1. door het geven van de juiste instructies aan andere medewerkers, sportleiders, stagiairs 2. door een werkbespreking. Geven van instructies Een instructie is een mondelinge of schriftelijke opdracht en is een goed middel om werkzaamheden op elkaar af te stemmen. De aard en inhoud van de instructie is afhankelijk van de ervaring en de kwaliteiten van de medewerker. Je kunt er grofweg van uitgaan dat hoe minder ervaring iemand heeft en hoe lager de kwaliteiten, des te nauwkeuriger de instructies moeten zijn. Je moet dan concreet aangeven wat iemand moet doen, op welke manier en binnen welk tijdsbestek. Werkbespreking Een werkbespreking is een soort vergadering waarin het werk op elkaar afgestemd wordt. Voor een goede afstemming van werkzaamheden is het belangrijk om rekening te houden met enerzijds de wensen en behoeften van medewerkers en anderzijds met de bevoegdheden en kwaliteiten. Het gaat om werkzaamheden die op de korte termijn verricht moeten worden.
Het plannen van werkzaamheden Het kan zijn dat je als sport- en bewegingsleider verantwoordelijk bent voor de planning van werkzaamheden. Dit betekent dat jij de werkzaamheden, al dan niet in overleg met de andere teamleden, verdeelt over de betrokkenen. Bij het maken van een werkplanning doorloop je de volgende stappen: 1. Maak een overzicht van werkzaamheden die verricht moeten worden. (Wat moet er gebeuren?) 2. Plaats deze werkzaamheden in logische volgorde. (Wat eerst, wat daarna?) 3. Maak een urenraming van de afzonderlijke werkzaamheden. (Hoeveel tijd kost elke klus?) 4. Maak een tijdsplanning. (Wanneer moet wat af zijn?) 5. Maak een overzicht van interesses, kwaliteiten, bevoegdheden en beschikbaarheid van de teamleden en/of vrijwilligers.
369
6.
Verdeel de werkzaamheden al dan niet in overleg over de teamleden en/of vrijwilligers.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bij de organisatie van een toernooi of evenement heb je te maken met het plannen van werkzaamheden. Het draaiboek van de voorbereiding en het dagdraaiboek vormen een goed uitgangspunt van alle werkzaamheden die verricht moeten worden. Bij de planning is het belangrijk dat de juiste mensen de juiste werkzaamheden verrichten. Daarnaast is het van belang om de werkzaamheden goed te verdelen; het werk moet niet op de schouders van een of twee personen terechtkomen. Iedereen moet het idee hebben een zinvolle bijdrage te leveren aan de werkzaamheden, daarom is goed overleg belangrijk. In het merendeel van de gevallen bespreek je deze verdeling tijdens een werkbespreking.
C
Het regelmatig houden van (werk)overleg Uit het voorbeeld van Suzanne blijkt dat het belangrijk is om als team de werkzaamheden goed te verdelen en op elkaar af te stemmen. De afstemming vindt meestal plaats in de vorm van werkoverleg of werkinstructies (briefing). Naast dit formele overleg vindt er regelmatig persoonlijk overleg tussen collega’s plaats. Als Suzanne samen met Nigel aquarobics wil organiseren voor de gasten van het hotel, kan dit alleen maar slagen als iedereen zijn taken goed uitvoert en er sprake is van regelmatig overleg. Als Suzanne en Nigel niet afspreken wie de kwaliteit van het water controleert, doen ze het misschien wel allebei, of erger: allebei niet. Maar ook met de andere mensen van het animatieteam moet Suzanne overleg voeren. Als zij van 11.00 tot 12.30 uur waterpolo wil gaan doen, komt ze in de problemen als ze niet weet dat haar collega op datzelfde tijdstip ook een activiteit in het zwembad heeft georganiseerd.
370
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 9 Algemene werkzaamheden
Het stellen van prioriteiten Als team moet je de werkzaamheden goed verdelen en op elkaar afstemmen. Bovendien blijkt dat het belangrijk is om te bepalen wat het belangrijkste is en wat als eerste moet gebeuren. Dit noem je prioriteiten stellen. Zo start Suzanne eerst met de voorbereiding van haar activiteit en pas daarna vult ze de voorraad badhanddoeken bij. Prioriteiten stellen heeft niet alleen te maken met kiezen tussen activiteiten die dringend (urgent) of minder dringend zijn. Het heeft eveneens te maken met het onderscheid kunnen maken tussen taken die voor een functie meer of minder van belang zijn. Als jij verantwoordelijk bent voor de uitvoering van een bepaalde taak, stel dan eerst de prioriteiten en verdeel vervolgens taken over collega’s en/of vrijwilligers die jou assisteren.
Prioriteitenschema
Maak bij het stellen van prioriteiten gebruik van een zogenaamd prioriteitenschema. Je stelt jezelf de volgende vragen: • Hoe belangrijk is deze taak? • Hoe belangrijk is het dat deze taak op korte termijn uitgevoerd wordt? • Hoe belangrijk is het dat ik deze taak uitvoer? Behoort dit echt tot mijn werkzaamheden of kan een ander het (beter) uitvoeren?
371
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Prioriteitenschema.
Filmpje - Prioriteitenschema
Verdiepingsstof - Prioriteiten stellen
Het delegeren en het verdelen van taken Wanneer iemand, meestal een leidinggevende, een bepaalde taak toebedeelt aan een van de leden van het team spreek je van delegeren. Een leidinggevende kan nu eenmaal niet alle werkzaamheden zelf uitvoeren, dus hij of zij zal moeten delegeren aan anderen. Het verdelen van de werkzaamheden over de leden van het team is dan ook een belangrijke taak bij de dagelijkse coördinatie. In het voorbeeld van Hotel Sol Marina delegeert Barbara bij de voorbereiding van de musical een aantal taken aan de andere medewerkers.
Als sport- en bewegingsleider krijg je van je leidinggevende gedelegeerde taken opgelegd. Je hebt ook op een andere manier te maken met delegeren, namelijk wanneer je samen met andere collega’s of vrijwilligers een bepaalde taak moet uitvoeren. Het organiseren van een evenement is daarvan een voorbeeld.
Opdracht 2 Dagelijkse coördinatie (groepsopdracht) Bron - Dagelijkse coördinatie en regelgeving
C
Dagelijkse coördinatie heeft te maken met: 1. het afstemmen van werkzaamheden 2. het plannen van werkzaamheden 3. het regelmatig houden van (werk)overleg 4. het stellen van prioriteiten 5. het delegeren en het verdelen van taken.
372
Thema 9 Algemene werkzaamheden
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. Met welke van deze vijf onderdelen heb jij (enige) ervaring? Beschrijf deze ervaring kort. b. Welke van deze vijf onderdelen vind jij het lastigst? Leg uit wat je er zo lastig aan vindt of wat je zo lastig lijkt. c. Wat wordt er onder deze vijf onderdelen van de dagelijkse coördinatie verstaan? d. Geef van alle vijf de onderdelen een voorbeeld uit de praktijk.
Opdracht 3 Prioriteitenschema (theorieopdracht) Bron - Dagelijkse coördinatie en regelgeving
a. Wat betekent het begrip prioriteit? b. Teken het prioriteitenschema en leg dit schema uit.
c. Geef van alle vier de kwadranten een voorbeeld uit de praktijk.
Opdracht 4 Stellen van prioriteiten (theorieopdracht) Bron - Dagelijkse coördinatie en regelgeving Filmpje - Prioriteitenschema
a. Geef een samenvatting van wat in het filmpje naar voren komt. b. Wat heb je van het filmpje geleerd?
9.3 Administratieve werkzaamheden
Een sport- en bewegingsleider heeft ook administratieve taken. Je kunt een onderscheid maken tussen twee soorten administratieve handelingen: 1. organisatiegebonden administratie 2. persoonsgebonden administratie.
373
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Organisatiegebonden administratie Organisatiegebonden administratie betreft alle informatie die verband houdt met de organisatie in het algemeen of de afdeling waar je werkt. Als sport- en bewegingsleider kun je hierbij denken aan: • deelnemersaantallen bijhouden • materiaallijsten maken • voorraadadministratie bijhouden • verslaglegging van werkzaamheden • notuleren van vergaderingen • specifieke formulieren invullen • wedstrijdformaliteiten.
Deelnemersaantallen bijhouden Voor het bijhouden van het aantal deelnemers kun je gebruikmaken van presentielijsten. Wanneer het bij een les, training of toernooi om een vaste groep gaat, kan het belangrijk zijn om precies bij te houden wie er aanwezig zijn. Het kan zijn dat mensen zich vooraf aan hebben moeten melden voor deelname aan een evenement. Als de achtergrond van de deelnemers niet van belang is, kun je volstaan met het tellen van de deelnemers op de dag zelf. Soms is het belangrijk om bepaalde specifieke kenmerken bij te houden (geslacht, leeftijdscategorie, woonplaats). Sommige bedrijven verwerken deze gegevens in een computersysteem. Zeker voor commerciële instellingen is de aard én het aantal bezoekers of gasten belangrijk. Zij voeren een klantenadministratie. Als er sprake is van een echt lidmaatschap, is de kans groot dat je te maken krijgt met het bijhouden van de ledenadministratie.
C
De volgende standaardgegevens komen in de meeste ledenadministraties voor: • lidmaatschapsnummer • lid sinds ... • lidmaatschapscategorie • naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres • geslacht • geboortedatum • actief/niet-actief • contributiecode • datum laatste betaling • datum laatste mutatie lidmaatschap.
374
Thema 9 Algemene werkzaamheden
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Steeds vaker hebben klanten van een organisatie, zoals een fitnesscentrum, een ledenpas die bij binnenkomst gescand wordt en alle gegevens direct registreert.
Moeten hiervoor rechten worden aangevraagd? Anders bron vermelden: https://www.golf.nl/app/digitale-ngf-pas
Een ledenpas bevat alle gegevens die de organisatie nodig heeft. Steeds meer sportbonden werken met een digitale ledenpas.
Tips bijhouden deelnemersaantallen
Als je deelnemersaantallen moet bijhouden, let dan op de volgende punten: • In de meeste systemen kun je de persoon terugvinden door het intoetsen van zijn naam of zijn lidmaatschapsnummer. De lidmaatschapscategorie geeft je inzicht in bijvoorbeeld het aantal jeugdleden en ouderen dat je hebt. Dit kan handig zijn bij het organiseren van bepaalde evenementen voor een specifieke leeftijdscategorie. • Afhankelijk van het doel van de ledenadministratie, kun je informatie weglaten of toevoegen. Als je met bepaalde informatie niets doet, laat het dan weg want dat kost alleen maar tijd. • Voor een goedlopende klanten- of ledenadministratie is het belangrijk om te bepalen wie er bevoegd is om wijzigingen aan te brengen in het bestand. Als dat niet helder is, krijg je binnen de kortste keren een bestand met gegevens die niet meer betrouwbaar zijn.
375
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• Let goed op de privacy van de leden. In de Wet bescherming persoonsgegevens is vastgelegd welke informatie op welke manier vastgelegd mag worden en wie hier inzage in mag hebben. Zelfs adresgegevens en telefoonnummers van mensen mogen niet zomaar rondslingeren en voor iedereen toegankelijk zijn. Het is het beste als het bewerken van het bestand in handen van één persoon is. Die kan eventueel het bestand opslaan als een alleen-lezenbestand, waardoor anderen het wel kunnen inzien, maar niet kunnen veranderen.
In kleine SB-organisaties moeten meestal alle medewerkers de veranderingen bijhouden. In dat geval is het aan te raden om een kolom op te nemen met de initialen van de medewerker. Zo kun je altijd terugvinden wie een verandering heeft uitgevoerd. Meestal noteer je ook de datum.
C
Materiaallijsten en voorraadadministratie Meer informatie over het hoe en waarom van het bijhouden van materiaallijsten staat in Materialen en middelen. Het belang van een goede materiaallijst is dat je vrij snel inzicht hebt in de aanwezige materialen. Bovendien kan bijgehouden worden wanneer welk materiaal aan vervanging toe is. Een overzichtelijke opslag draagt eveneens bij aan een goed overzicht over aanwezig en ontbrekend materiaal.
Overzichtelijke opslag van materiaal.
376
Thema 9 Algemene werkzaamheden
Materiaallijst voor de racketspelen 6 badmintonrackets met korte steel 6 tennisrackets met korte steel 6 tafeltennisbatjes 6 squashrackets 4 beachbalplankjes 10 zachte tennisballen 10 tafeltennisballen 4 squashballen 10 foamballen (tennisformaat) 2 middelgrote foamballen 2 grote foamballen 1 bal aan een draad (om op te hangen) 4 pfuffballen 4 pittenzakjes 2 foamknuppels 2 knotshockeysticks 2 kaatsplanken 2 pylonnen 1 zak ballonnen 1 ballonzak 16 foamblokken als telobjecten wasknijpers als telobjecten ijshockeypuck of sjoelsteen.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Bij de voorraadadministratie gaat het om het bijhouden van de grootte van de voorraad van bepaalde producten en de veranderingen in de voorraad. Het goed bijhouden van de voorraadadministratie zorgt ervoor dat je niet onverwacht te maken krijgt met bepaalde tekorten of overschotten. Steeds vaker wordt bij het bijhouden van de materiaallijsten en de voorraadadministratie gebruikgemaakt van Excel.
Tot slot kan het zijn dat materiaal afgeleverd wordt, ook dit moet goed geadministreerd worden. De afleverbon of pakbon bij de materialen die besteld zijn, moet gecontroleerd worden. De materialen moeten opgeborgen worden en de pakbon moet opgeborgen worden in de juiste map.
377
Verslag van werkzaamheden Bij de verslaglegging van werkzaamheden kun je denken aan werkzaamheden als een overdrachtsrapportage, voortgangsrapportage of urenregistratie.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Als werknemer lever je een bijdrage aan het functioneren van de afdeling waar je werkt. Hiervoor moet je soms dingen noteren. Iemand die jouw activiteit de volgende keer overneemt, wil graag weten wat jij gedaan hebt en waar jij gebleven bent. Dit geldt ook voor het projectteam waar je deel van uitmaakt. Het kan voor anderen belangrijk zijn om te weten hoe ver jij bent met bepaalde werkzaamheden of wat er nog gedaan moet worden. Bij een sportstimuleringsproject als pleintjesactiviteiten maak je een voortgangsrapportage. Je vermeldt de aangeboden activiteiten, het aantal deelnemers en het oordeel van de deelnemers.
Voortgangsrapportage
Datum Werkzaamheden Vince
Vervolgactie
23-10
Contact met directeur Omnium over de huur van de Israh accommodatie. Wil vervolggesprek met Israh over de inhoud van de activiteiten.
28-10
Opdrachtgever is akkoord met budget. Nog vervolggesprek met plaatselijke rijwielhandel over sponsoring.
Elke
Het kan voorkomen dat je aan urenregistratie moet doen. Het kan gaan om welke uren jij gewerkt hebt, maar het kan ook gaan om uren van anderen (collega’s, stagiairs, vrijwilligers) die jij moet bijhouden. Een urenregistratie is meestal om te zien hoeveel uren je aan een project of evenement hebt besteed.
C
Notuleren van vergaderingen In het thema ‘vergaderen en netwerken’ komt dit onderwerp uitgebreid aan de orde. Bij vergaderingen en werkoverleg worden er meestal verslagen gemaakt. Het verslag van een vergadering noem je notulen. Notulen hebben de volgende functie: • het schriftelijk vastleggen van afspraken, besluiten, acties
378
Thema 9 Algemene werkzaamheden
• bron van informatie voor de aan- en afwezigen • controlemiddel of de afspraken en acties tijdig uitgevoerd zijn.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
De notulen geven kort en krachtig het verloop van het agendapunt weer. Hierbij leg je vast wat de meningen of gedachten over een bepaald onderwerp zijn. De besluiten en acties houd je meestal op een aparte lijst bij. Soms wordt er een datum aan een actie gekoppeld. De actielijst is een vast agendapunt van de vergadering. De acties worden doorgenomen en de acties die voltooid zijn, haal je van de lijst.
Actielijst organisatiecomité streetsoccertoernooi Nr. Actie
Naam
01
Offertes aanvragen voor doeltjes
Bart
02
Advertentie schoolkrant regelen
Suzanne
03
Advertentie clubblad regelen
Freek
04
Eerste opzet poster ontwikkelen
Freek
05
Contact opnemen met Bart management over materiaalbudget
06
Contact opnemen met gemeente over beschikbaarheid pleintje
Realisatie
Suzanne
Specifieke formulieren invullen Vrijwel alle organisaties doen aan kwaliteitszorg en streven ernaar om de kwaliteit voortdurend te verbeteren. Dit heeft onder andere betrekking op het optimaliseren van de veiligheid en op het goed afhandelen van klachten. Voor beide onderwerpen zijn er meestal aparte formulieren waar je als sport- en bewegingsleider kennis van moet hebben.
(Bijna-)ongevallenformulieren en calamiteiten Een organisatie kan vooral leren van situaties waarin het fout of bijna fout is gegaan. De meeste bedrijven kennen hier speciale formulieren voor. Zo kennen instellingen de zogenaamde FOBO-formulieren. FOBO staat voor Formulier Ongevallen en Bijna-Ongevallen. Op een dergelijk formulier vult de betrokken
379
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
medewerker de datum en het tijdstip van het (bijna-)ongeval in en geeft een nauwkeurige beschrijving van wat er gebeurd is en van de omstandigheden waaronder het gebeurd is. Daarnaast geeft hij aan hoe er gehandeld is. Daarnaast dien je binnen verschillende branches (Zorg en Welzijn) ook calamiteiten te melden.
Natuurlijk ga je niet zitten wachten tot er (bijna) een ongeval gebeurt. De Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) verplicht werknemers en dus ook sportleiders om gevaarlijke situaties te melden aan de werkgever. In de Arbowet staan regels voor werkgevers en werknemers om de gezondheid en veiligheid van werknemers te bevorderen. Zo moet je erop toezien dat bij de opbouw van een evenement medewerkers niet te zwaar tillen. De Arbowet kent geen specifieke eisen over hoeveel een werknemer mag tillen of dragen. De last mag echter geen gezondheidsrisico opleveren voor de veiligheid en of de gezondheid van de werknemer.
Ongevallenregistratie
Werkgevers moeten, volgens de Arbowet, arbeidsongevallen die hebben geleid tot de dood, blijvend letsel of een ziekenhuisopname, direct melden bij de Inspectie SZW. Daarnaast moeten zij ongevallen met meer dan drie dagen verzuim tot gevolg, registreren in een eigen register.
C
Klachtenformulier Een klacht van een klant is een van de belangrijkste signalen dat er iets aan de kwaliteit te verbeteren valt. Omgaan met klachten, en vooral het positief benutten van klachten, vraagt om een goede procedure. De meeste organisaties hebben deze procedure vastgelegd en werken met speciale klachtenformulieren. De belangrijkste informatie van een dergelijk formulier is: • de datum • de naam van degene die de klacht in behandeling heeft genomen • naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de klager(s) • omschrijving van de klacht • afspraken en afhandeling van de klacht.
380
Thema 9 Algemene werkzaamheden
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Wedstrijdformaliteiten Als je als sport- en bewegingsleider betrokken bent bij een organisatie die wedstrijden of een toernooi organiseert, moet je op de hoogte zijn van wat en hoe geadministreerd moet worden. Bij de meeste takken van sport gaat het om een standaardwedstrijdformulier dat door beide partijen en de scheidsrechter ingevuld en ondertekend moet worden. Vervolgens dient dit formulier binnen een bepaalde tijd verstuurd te worden naar het wedstrijdsecretariaat van de betreffende bond. Ook hier zie je de ontwikkeling naar digitalisering. Bij vrijwel alle bonden gaat dit inmiddels digitaal. Soms gaat het om een competitie of toernooi door de organisatie zelf opgezet. In dat geval moet de informatie tijdig verzonden worden naar het eigen wedstrijdsecretariaat.
Digitaal
NTTB App: ledenpas en wedstrijdformulier
De NTTB App is in de toekomst hét directe communicatiekanaal van de sport naar haar leden. In de ideale situatie heeft elk NTTB-lid de app op zijn telefoon. De NTTB App is in de zomer van 2020 geïntroduceerd en kent als twee belangrijkste functies: 1. (digitale) ledenpas 2. (digitaal) wedstrijdformulier.
C
Op deze webpagina is informatie te vinden die relevant is voor bonds- en verenigingsfunctionarissen die in hun rol te maken hebben met leden- en of wedstrijdadministratie. Informatie die relevant is voor de spelers/leden zelf is te vinden op de speciale pagina op Tafeltennis.nl.
381
Moeten hiervoor rechten worden aangevraagd? Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. Anders bron vermelden: https://tafeltennis.nl/wp-content/uploads/2021/01/Instructie-gebruik-van-live-score-in-videostreaming-004.pdf)
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Digitaal wedstrijdformulier.
Persoonsgebonden administratie De persoonsgebonden administratie is de administratie die jij persoonlijk en op eigen initiatief bijhoudt. Denk hierbij aan aantekeningen die je maakt van gesprekken met werkrelaties en aan actielijstjes over wat je nog moet doen. Deze persoonsgebonden administratie verbetert je eigen functioneren, maar kan soms ook handig zijn voor medewerkers. In feite gaat het om verwerken, ordenen en bewaren van informatie.
Verwerken van informatie Alle informatie die bij jou op de afdeling binnenkomt of informatie die voortkomt uit verrichte werkzaamheden kan leiden tot actie. Een aantal voorbeelden: • Een reclamefolder waar je niets mee kunt, gooi je in de bak met oud papier. • Een afspraak voor een volgende vergadering noteer je in je agenda. • Een aankondiging in een vaktijdschrift van een symposium over vrijwilligersbeleid in de sport knip je uit of noteer je in je agenda. • Hoe ver je de vorige keer gekomen bent met de oefeningen voor de cursus zelfverdediging noteer je in je agenda voor de volgende bijeenkomst. • Het artikel over sportvoeding in het tijdschrift Fiets kopieer je en stop je in je map Voeding en sport.
C
Ordenen en bewaren van informatie De informatie die van belang is, moet je ordenen. Bedenk voor jezelf een goed systeem, zodat je alles gemakkelijk kunt terugvinden. Je kunt gebruikmaken van mappen, klappers, ordners, bakjes of hangmappen. Soms is het handig om dingen (alleen) digitaal te bewaren. Zorg dan wel voor een overzichtelijke mappenstructuur op je computer. Maak hierbij gebruik van een duidelijke naam en het jaartal. Het is enerzijds belangrijk dat je de opgeslagen informatie snel terug kunt vinden en anderzijds moet de informatie actueel blijven. Voor dit laatste is het belangrijk om regelmatig je archief op te schonen: wat kan weg en wat moet nog blijven.
382
Thema 9 Algemene werkzaamheden
De beste manier om documenten te ordenen
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
1. Bewaar geen onnodige documenten Maak er geen gewoonte van om onnodige documenten te bewaren. Vaak sla je iets gedachteloos op; werp vanaf nu eerst een snelle blik op het document en beslis of deze informatie werkelijk bewaard moet blijven. Als je alles archiveert, zie je op termijn door de bomen het bos niet meer. Vinden wat belangrijk is, wordt steeds moeilijker. Wees dus kritisch en selectief in wat je bewaart. 2. Bedenk een logisch systeem voor het ordenen van je documenten Verdeel een documentenmap onder in submappen. Bijvoorbeeld: klanten, verkopers, medewerkers, offertes, opdrachtbevestigingen. Gebruik beschrijvingen die duidelijk maken wat in de betreffende folders thuishoort. Je kunt ook een eigen kleur kiezen voor bepaalde mappen en bijbehorende onderwerpen, zodat je ze makkelijk onderscheidt van de rest.
3. Sla gerelateerde documenten samen op, ongeacht het soort document Sla bijvoorbeeld verslagen, brieven, presentaties en notities van één bepaald project samen op in één map. Dit is veel handiger dan wanneer je bijvoorbeeld één map hanteert voor alle verslagen van alle projecten. Op deze manier kun je een bepaald document veel sneller vinden. 4. Maak onderscheid tussen lopend werk en voltooid werk Sommige mensen bewaren documenten van actuele werkzaamheden of projecten op hun bureau(blad) tot het werk voltooid is. Pas als het klaar is, wordt er gearchiveerd. Dat kan betekenen, dat de documenten op je bureaublad (en/of de papierstapel op en rond je bureau) zich enorm ophoopt. Handiger is het om op vaste momenten, bijvoorbeeld wekelijks of om de twee weken, documenten die je niet meer (steeds) nodig hebt, alvast op te bergen. Zo houd je beter overzicht op je actuele taken. En nogmaals: wees kritisch en selecteer meteen wat je echt moet bewaren en wat weg kan. 5. Voorkom overvolle mappen Wanneer je veel documenten in één map bewaart of veel submappen in de hoofdmap, is het verstandig om deze onder te verdelen in kleinere groepen.
383
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Maak bijvoorbeeld voor elk jaar één groep of zorg voor een duidelijke verdeling in de submappen. Het gaat erom dat je elke file in een logische map kunt vinden, zonder dat je door lange lijsten moet scrollen. 6. Maak digitale kopieën van je papieren documenten met je scanner Dit kan heel handig zijn als je niet veel plaats hebt om belangrijke documenten op papier te bewaren of als je hard copies wilt weggooien, maar deze voor de zekerheid toch achter de hand wilt houden. Bepaal wel eerst of je de documenten ooit nog echt nodig denkt te hebben.
Bron: www.kantoorartikelen.nl/blog/de-beste-manier-om-documenten-te-ordenen-6-tips (mei 2022).
https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/poznan-pol-sep-28-2022-laptop-2209377619
C
Bewaar informatie geordend.
384
Thema 9 Algemene werkzaamheden
Opdracht 5 Inventariseren administratieve werkzaamheden (groepsopdracht)
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Administratieve werkzaamheden
Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken. a. Inventariseer allerlei mogelijke administratieve werkzaamheden waar je als sport- en bewegingsleider mee te maken krijgt. b. Je kunt deze werkzaamheden onderverdelen in organisatiegebonden administratieve werkzaamheden en persoonsgebonden administratieve werkzaamheden. Maak het verschil tussen beide soorten administratieve werkzaamheden aan elkaar duidelijk. c. Verdeel de geïnventariseerde administratieve werkzaamheden over beide categorieën. d. Maak een top vijf van de administratieve werkzaamheden waar je waarschijnlijk het meest mee te maken krijgt.
Opdracht 6 Bijhouden van deelnemersaantallen (theorieopdracht) Bron - Administratieve werkzaamheden
a. Geef drie voorbeelden van SB-organisaties waarbij het bijhouden van deelnemersaantallen voorkomt. b. Maak een keuze uit een van deze SB-organisaties. Op welke manier kun je in deze organisatie het beste de deelnemersaantallen bijhouden?
Opdracht 7 Materiaallijsten opstellen (theorieopdracht) Bron - Administratieve werkzaamheden
a. Geef drie voorbeelden waarbij het opstellen van een materiaallijst belangrijk is. b. Je moet voor Koningsdag een sportieve activiteit organiseren voor ongeveer veertig kinderen van groep 3 en 4 van de basisschool. Bedenk een globale invulling voor deze sportieve activiteit en stel een materiaallijst op.
385
Opdracht 8 Afhandelen van wedstrijdformaliteiten (theorieopdracht)
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Administratieve werkzaamheden
a. Heb je ervaring met het afhandelen van wedstrijdformaliteiten? Zo ja, voor welke tak van sport? Beschrijf kort welke handelingen verricht moesten worden. b. Maak een keuze voor een bepaalde tak van sport. Zoek via internet naar hoe het wedstrijdformulier eruitziet en wat er na de wedstrijd allemaal afgehandeld moet worden.
Opdracht 9 Digitaal wedstrijdformulier (theorieopdracht) Bron - Administratieve werkzaamheden Filmpje - Digitaal wedstrijdformulier
a. Wat is je mening over de ontwikkeling in het filmpje? b. Wat zijn de voordelen? c. Wat zijn de nadelen?
9.4 Financiële werkzaamheden
C
Als sport- en bewegingsleider krijg je te maken met kosten, begrotingen en budgets. De recreatieafdeling van een groot bedrijf, de afdeling Sport van een gevangenis en de commissie Breedtesport van de gemeente Roosendaal hebben allemaal een bepaald budget voor het uitvoeren van hun taken. In veel gevallen krijg je ook bij het organiseren van een toernooi of evenement te maken met een budget. Geld speelt vaak een belangrijke rol bij het organiseren van een sportief evenement. Heb je voldoende geld om een zaal te huren? Hoe zorg je dat de betaling van de huur op tijd gebeurt? Zullen de inkomsten uit de kaartverkoop voldoende zijn om alle kosten te dekken?
386
Thema 9 Algemene werkzaamheden
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Er bestaan verschillende methoden om voortdurend goed overzicht te hebben over de uitgaven en inkomsten. De belangrijkste methode is de begroting. De kosten van een begroting kun je opdelen in budgets. De belangrijkste financiële werkzaamheden zijn: 1. het opstellen van een begroting 2. het omgaan met budgets 3. het aanvragen van een offerte 4. het opstellen van een factuur. Het opstellen van een begroting Een handige methode om overzicht te hebben over de uitgaven en inkomsten is de begroting. Een begroting is een kortetermijnplan waarin een schatting wordt gemaakt van de te verwachte inkomsten en de uitgaven. Meestal maak je een begroting voor een bepaald jaar, het zogenaamde boekjaar. Maar je kunt ook een begroting maken voor een project. Filmpje - Opstellen van een begroting 1 Filmpje - Opstellen van een begroting 2
Elke manager zal eerst moeten bepalen welke doelen hij wil bereiken. Dit geldt bijvoorbeeld voor de manager van het recreatiebedrijf of van de stichting Welzijn, maar ook voor de manager van een sportief evenement of van een sportstimuleringsproject. Voorbeelden van doelen zijn het behalen van een bepaalde winst, van een bepaald marktaandeel of van een bepaald aantal deelnemers. Daarna moet je vaststellen wat je moet doen om de gewenste doelen te bereiken. Zo maak je plannen voor de lange termijn en voor de korte termijn. Tussen deze twee soorten plannen bestaat een verband. De plannen op lange termijn moeten uitmonden in een meer gedetailleerde planning op korte termijn. Als je de plannen op korte termijn vertaalt in geldbedragen, spreek je van begroten. Een begroting is dus een kortetermijnplan uitgedrukt in geld, waarbij je de te verwachten inkomsten en uitgaven op een rijtje zet. Zo stelt de afdeling Sport van een gevangenis een begroting op voor het bereiken van de gestelde doelen voor het jaar 2024. De stichting SWGO stelt een begroting op voor de sportmanifestatie op Koningsdag. Een begroting is ook een goed controle-instrument. Je kunt steeds overzicht houden over de geraamde kosten en de geraamde inkomsten. Zo was de stichting SWGO uitgegaan van 300 betalende bezoekers à 5 euro, maar
387
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
halverwege de inschrijftermijn moesten ze dit bijstellen naar 200 bezoekers. Aan de kostenkant óf aan de inkomstenkant moet je naar oplossingen zoeken om de begroting weer sluitend te krijgen.
Een voorbeeld van de exploitatiebegroting voor Icedome Almere Inkomsten
Entreekaarten schaatsrecreanten
€ 4.500.000
Evenementen als muziekconcerten
€ 1.500.000
Horeca-inkomsten
€ 3.000.000
Sponsoring
€ 4.000.000
Totaal inkomsten
€ 13.000.000
Kosten
Afschrijvingskosten gebouw Energiekosten
PM, onderhoud, personeel enzovoort
Rentekosten lening gebouw
€ 7.320.000
€ 500.000
-
€ 9.150.000
Totaal kosten
€ 9.650.000
Exploitatieresultaat
€ 3.350.000
C
Voor het maken van een begroting start je met het maken van een overzicht van alle activiteiten die voor een project of sportief evenement gedaan moeten worden. Vervolgens ga je per deelactiviteit na welke kosten ermee gemoeid zijn. Daarna maak je een overzicht van de inkomsten die je kunt verwachten. De te verwachten inkomsten en uitgaven breng je samen in de begroting. Het is overzichtelijk om alle uitgaven en inkomsten onder te brengen in categorieën.
388
Thema 9 Algemene werkzaamheden
Uitgaven
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• kosten accommodatie en materiaal – huur accommodatie – huur geluidsinstallatie – huur, aanschaf van materiaal – aankleding accommodatie – schoonmaakkosten – wegbewijzering – huur parkeergelegenheid. • kosten pr – verzenden brieven (briefpapier, enveloppen en portokosten) – verzenden persberichten – folders – affiches – advertenties – programmaboekjes – kosten sponsorwerving – consumpties gasten. • organisatiekosten – telefoonkosten – vergaderkosten – reiskosten van de organisatie – kopieerkosten – verzendkosten. • kosten vrijwilligers – kosten voor de werving – consumpties – presentje en bedankje – kleding. • kosten ondersteuning – inkoop en vervaardigen hapjes en drankjes – inrichten EHBO-post – inrichten post gevonden voorwerpen. • onvoorziene kosten.
389
Inkomsten
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• sponsoring – geld – drukwerk – kleding – prijzen. • verkoop – entreebewijzen – programmaboekjes – hapjes en drankjes – loten – promotieartikelen. • service – parkeergelegenheid – garderobe. • subsidie – gemeente.
Bij een begroting wordt vrijwel altijd een post ‘onvoorziene kosten’ (van 10% van de totale begroting) opgenomen. Het omgaan met budgetten De termen begroting en budget worden nogal eens door elkaar gehaald, maar er is een duidelijk verschil. Een begroting is niet meer dan een schatting van de te verwachten uitgaven en de inkomsten, meestal voor de periode van een jaar. Een budget is een taakstellende begroting voor een bepaalde, meestal korte, periode of voor een bepaald plan. Dat is het bedrag waarbinnen je het plan of de taak moet uitvoeren. Meer geld heb je of krijg je niet.
C
Het begrip taakstellend betekent dat je de taak of het te bereiken resultaat vastlegt en koppelt aan een bepaald bedrag. Zo heb je bijvoorbeeld een budget van 500 euro voor de pr van een sportief evenement. Met dit bedrag moet je de pr tot een goed resultaat brengen. Zo kan er een budget van 100 euro zijn voor de prijzen van het sportief evenement. Het lijkt gemakkelijk, maar het zal duidelijk zijn dat het juiste budget koppelen aan een bepaalde taak of resultaat best lastig is.
390
Thema 9 Algemene werkzaamheden
Budgetteren en begroten
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Elke organisatie heeft behoefte aan planning. Een planning geeft stapsgewijs aan wat een bedrijf de komende jaren verwacht van zijn bedrijfsvoering (onder andere de te verwachten omzet/kosten/winst enzovoort). Wanneer we een planning met cijfers onderbouwen dan spreken we van een begroting. Een begroting is als het ware het kompas van de organisatie. Waar wil je als organisatie naartoe en welke koers ga je varen? Binnen een begroting kun je geldbedragen vrijmaken die men mag besteden. Het budget.
Een begroting is een cijfermatige weergave van alle geplande activiteiten in een toekomstige periode. Meestal voor langere tijd. Als men aan deze begroting een taak hangt, is er dus sprake van een budget. Begroting: overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven over een bepaalde periode (1 jaar of langer).
Budget: planning op korte termijn (tot 1 jaar). Een budget is een bedrag aan toegestane kosten waarbinnen een taak uitgevoerd moet worden. Meer geld krijg je meestal niet ook al zijn de kosten hoger dan begroot. Bron: www.economiehulp.nl/begroting-en-budget.
Het werken met budgets stelt je beter in staat om de begroting in de hand te houden. Bij een bepaald budget hoort meestal ook iemand die verantwoordelijk is voor dit budget. Dit noem je de budgethouder. Zo kan het zijn dat Suzanne verantwoordelijk is voor het pr-budget en Freek voor het prijzenbudget. De belangrijkste taak van de budgethouder is om het budget te bewaken en ervoor te zorgen dat het niet overschreden wordt. Gebeurt dit op de een of andere manier toch, dan is uiteraard overleg met de projectcoördinator of de manager belangrijk. Budgetverantwoordelijkheid en budgetbewaking houdt ook in dat afgesproken wordt wie er bevoegd is betalingen te doen of financiële verplichtingen aan te gaan. Soms wordt er ook afgesproken tot welke limiet iemand zelfstandig uitgaven mag doen. Boven dit bedrag moet altijd contact opgenomen worden met de projectcoördinator of de manager. Als bijvoorbeeld blijkt dat je voor het streetsoccertoernooi doeltjes moet kopen, zal deze aanschaf het budget
391
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
voor materiaal flink overschrijden. Bovendien blijkt het bedrag de afgesproken limiet te boven te gaan. Je gaat overleg voeren met de manager van de sportraad.
Pr-budget voor het streetsoccertoernooi Kostensoort
Budget in €
Uitgaven tot Verwachte Verschil in € nu in € uitgaven in €
Advertentie schoolkrant
30
30
-
-
Advertentie clubblad
30
-
-
+30
Posters
75
65
25
-15
Folders
90
80
-
+10
Persbericht
25
15
-
+10
Brieven
50
60
10
-20
Pogrammaboekjes 50
30
30
-10
Totaal
280
65
+5
350
Budgetteren
C
Als jij verantwoordelijk bent voor het budget van een bepaalde taak, houd dan rekening met de volgende afspraken: • Ga op tijd na of de kosten het budget niet te boven gaan. • Weet dat je alleen financiële verplichtingen mag aangaan die binnen het budget vallen of die gebaseerd zijn op contracten. • Houd je aan afspraken over de betalingen. Moet je de betalingen contant doen of alleen per bank of giro? Als je uit eigen middelen voorschiet, hoe word je dan terugbetaald en op welke termijn? Hoe dien je declaraties in? • Voer over verplichtingen boven een bepaald bedrag eerst overleg met de projectleider of de manager. • Houd een deugdelijke administratie bij van de inkomsten en uitgaven.
392
Thema 9 Algemene werkzaamheden
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• Presenteer de tussentijdse stand van zaken op de afgesproken manier en op het afgesproken tijdstip. • Neem alleen beslissingen waartoe je bevoegd bent.
C
Het aanvragen van een offerte Als sport- en bewegingsleider moet je soms materiaal aanschaffen. Internet is in veel gevallen een goed middel om een prijsvergelijking te maken. Ook is het mogelijk om bij een aantal bedrijven een offerte aan te vragen. Een offerte is een prijsopgave, een aanbieding van een product of dienst tegen een bepaalde prijs.
393
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. Daarnaast de jaartallen actualiseren en een ander lasbedrijf toevoegen.
Offerte.
C
Vraag altijd meerdere offertes aan, de verschillen kunnen behoorlijk groot zijn. Let niet alleen op de prijs en houd bij het vergelijken van offertes rekening met de btw, eventuele leveringsvoorwaarden en betalingstermijnen. Soms is het handig om duidelijk te informeren naar zogenaamde quantumkorting. Dit is een korting die soms van toepassing is bij de aankoop van grote hoeveelheden van eenzelfde product. Bij onzekerheid over een bepaalde offerte is een telefoontje vaak de moeite waard. Soms valt er ook nog te onderhandelen over de prijs, zeker wanneer je een vaste klant bent of mogelijk wordt.
394
Thema 9 Algemene werkzaamheden
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Het kan ook voorkomen dat jij als sportleider zelf een offerte uit moet brengen. Dit kan gaan over de verhuur van materiaal of het aanbieden van een bepaalde dienst, bijvoorbeeld de organisatie van een sportief evenement. Bij een offerte is het belangrijk om de diverse producten of diensten te specificeren. Je maakt dus duidelijk voor welk product of voor welke dienst je een bepaald bedrag vraagt.
Vergelijkingssites
Op internet vind je een groot aantal vergelijkingssites. Op deze sites wordt meestal zowel de kwaliteit als de prijs bij verschillende aanbieders vergeleken. Welke vergelijkingssite je nodig hebt, is afhankelijk van het product of de dienst die je zoekt. Enkele voorbeelden van vergelijkingssites: • www.kieskeurig.nl • www.snakewool.nl • Www.consumentvergelijk.nl • www.besteproduct.nl • www.vergelijkingssite.com • www.vergelijk.nl • www.beslist.nl • www.tweakers.net.
Het opstellen van een factuur Heb je eenmaal een opdracht voor het leveren van een product of dienst geplaatst, dan ontvang je na verloop van tijd een factuur. Een factuur is een rekening, een lijst van geleverde producten of diensten met opgave van de berekende prijzen. Meestal gebruiken bedrijven voorgedrukte facturen. Op een factuur staan meestal de volgende gegevens: • naam van het bedrijf, adres en plaatsnaam • inschrijfnummer Kamer van Koophandel • bankrekening (IBAN) • vermelding factuur • factuurnummer en factuurdatum • leverings- en betalingsvoorwaarden.
395
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Daarnaast staan op de factuur ook de gegevens van degene die de producten of diensten besteld heeft. Voor jou is het belangrijk om de procedure te kennen die je moet volgen bij het ontvangen van een factuur. Naar wie moet de factuur toe, wie handelt het af, waar moet de factuur opgeborgen en ingeschreven worden?
Opdracht 10 Opstellen van een begroting (theorieopdracht) Bron - Financiële werkzaamheden
a. Wat is een begroting? b. Wat is het verschil tussen een begroting en een budget? c. Maak een keuze voor een bepaalde sportieve activiteit, evenement of project. Stel een globale begroting op voor deze activiteit.
Opdracht 11 Budget (theorieopdracht) Bron - Financiële werkzaamheden a. b. c. d.
Wat is een budget? Wat is budgetteren? Wat zijn de voordelen van het werken met budgetten? Vanuit de gemeente krijg je een budget van € 2000 om op de basisscholen unihockey (floorball) te promoten. Hoe ga je dit budget besteden? Geef een verantwoording bij je uitgaven.
Opdracht 12 Offerte (theorieopdracht)
Bron - Financiële werkzaamheden
C
a. Wat is een offerte? b. Waarom is het belangrijk om meerdere offertes aan te vragen? c. Vanuit de gemeente krijg je een budget van € 2000 om op de basisscholen unihockey (floorball) te promoten. Welke materialen heb je hierbij nodig? d. Vraag voor de door jou gekozen materialen twee offertes aan bij verschillende bedrijven. Leg uit waarom je voor die twee aanbieders gekozen hebt.
396
Thema 9 Algemene werkzaamheden
Opdracht 13 Factuur (theorieopdracht)
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Financiële werkzaamheden a. Wat is een factuur? b. Welke informatie moet een factuur bevatten? c. Je bent werkzaam bij Mountain Express, een grote klimhal. De plaatselijke sporthal beschikt eveneens over een klimhal en wil voor zes van haar medewerkers een cursus waarbij ze een indoor toprope klimvaardigheidsbewijs halen. Maak voor deze cursus een factuur.
9.5 Klantvriendelijkheid
Klantvriendelijkheid is een belangrijke voorwaarde om goed te functioneren bij alle werkzaamheden waarbij je direct contact hebt met klanten, SB-deelnemers of gasten. Klantvriendelijkheid kent twee aspecten: 1. taakinhoudelijke aspecten – heldere procedures – toegankelijke website – duidelijke bewegwijzering – goede accommodatie (airco, toiletten, douches). 2. relationele aspecten – gedrag van personeel, zoals aandacht, betrokkenheid, interesse en vriendelijkheid.
Aan het taakinhoudelijke aspect wordt meestal minder aandacht besteed en velen zien het niet als belangrijk onderdeel van klantvriendelijkheid. Toch herken je het wel als je bij een wat grotere SB-organisatie binnenkomt en het onduidelijk is waar je moet zijn of als voorzieningen als toiletten en douches niet schoon zijn.
C
Het gaat hier vooral over de relationele kant van de klantvriendelijkheid.
397
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Wat is klantvriendelijkheid? Iedereen kent het woord klantvriendelijkheid, maar toch is een eenduidige omschrijving moeilijk te geven. Wat de ene persoon klantvriendelijk vindt, kan de andere persoon heel anders ervaren. Aan elke kassa wordt je tegenwoordig een prettige dag toegewenst. Maar is dat klantvriendelijk? Het staat en valt natuurlijk met de manier waarop dit je toegewenst wordt. Je kunt je afvragen of de houding van de medewerker wel zo klantvriendelijk is. Er klinkt enige betutteling uit: kom maar hierheen, wij weten wel wat goed voor u is. Waarschijnlijk was het beter geweest als de medewerker de prijzen had meegedeeld met het aanbod een persoonlijke afspraak te maken om het een en ander toe te lichten.
Klantvriendelijkheid in het fitnesscentrum Potentiële klant:
‘Goedemiddag, met Boudewijn van Dijk. Ik wil graag weten wat een jaarabonnement bij jullie fitnesscentrum kost.’
Medewerker fitnesscentrum: ‘Die informatie geven wij niet over de telefoon.’ Potentiële klant valt verbijsterd stil.
Medewerker fitnesscentrum: ‘Bent u daar nog?’ Potentiële klant:
‘Mag ik vragen waarom niet?’
Medewerker fitnesscentrum: ‘Nou, we hebben liever dat de mensen hier komen, dan kunnen we alles eromheen een beetje uitleggen.’
C
Als een SB-organisatie echt wil werken aan het thema klantvriendelijkheid, dan moet de aandacht uitgaan naar zowel het verbeteren van taakinhoudelijke aspecten als naar de relationele aspecten. Beide hebben met elkaar te maken. Als je ergens binnenkomt waar de temperatuur aangenaam is en de koffie heet, met schone toiletten en douches, dan geeft dat een prettig gevoel. Maar er is meer nodig, namelijk een medewerker die je het gevoel geeft dat je echt welkom bent. Misschien is klantvriendelijk wel het best te vertalen met
398
Thema 9 Algemene werkzaamheden
mensvriendelijk. De medewerker moet jou niet het gevoel geven dat je een potentiële klant bent, maar Boudewijn van Dijk, een mens die belangstelling heeft.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Klantvriendelijkheid en klantgerichtheid Sommige organisaties beschouwen klantgerichtheid als een onderdeel van klantvriendelijkheid. Andere organisaties vinden het verschillende begrippen, waarbij klantgerichtheid meestal belangrijker wordt gevonden. Klantgerichtheid betekent dat je echt weet wat de wensen, behoeften en verwachtingen van de klant zijn en dat je hierop inspeelt. Vooral de verwachtingen zijn belangrijk. Iemand die de vaardigheid van klantgerichtheid verstaat, weet de verwachtingen van de klant te overtreffen.
C
Om het onderscheid duidelijk te maken tussen klantgerichtheid en klantvriendelijkheid kun je het voorbeeld van de overstekende blinde gebruiken. Het is heel klantvriendelijk om deze persoon te helpen met oversteken. Maar de belangrijkste vraag is of deze blinde persoon wel geholpen wíl worden. Vanuit het perspectief van klantgerichtheid wordt dit eerst met de betreffende persoon besproken. ‘Waarmee kan ik u helpen?’ Als de persoon geholpen wil worden met oversteken volgt de vraag: ‘Op welke manier wilt u geholpen worden?’
399
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Klantvriendelijkheid.
Verdiepingsstof - Klantvriendelijkheid versus klantgerichtheid
Klantvriendelijkheid en klanttevredenheid Klantvriendelijkheid en klantgerichtheid zijn op zichzelf natuurlijk belangrijk, maar uiteindelijk draait het bij veel bedrijven om de klanttevredenheid. Dat geldt grotendeels ook voor de sportbranche. Elke organisatie wil graag dat zijn klanten tevreden zijn en terugkomen of dat ze deze tevredenheid uitdragen naar vrienden of kennissen. Veel organisaties houden dan ook regelmatig klanttevredenheidsonderzoeken. Bij verblijfsrecreatieondernemingen en hotels vind je tegenwoordig standaard een korte enquête die de klanttevredenheid peilt.
C
Een goed klanttevredenheidsonderzoek kan het volgende voor de organisatie opleveren: • inzicht in de mate van tevredenheid van de klanten met de geleverde dienstverlening • inzicht in de wensen, behoeften en verwachtingen van de klanten • inzicht in de wensen, behoeften en verwachtingen van specifieke klantgroepen
400
Thema 9 Algemene werkzaamheden
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• inzicht in welke aspecten van klantvriendelijkheid belangrijk gevonden worden • aanknopingspunten voor verbeteringen • medewerkers gaan klantgericht(er) werken • toenemende toewijding van medewerkers.
Klantgericht werken
Vandaag de dag claimen vrijwel alle zichzelf respecterende organisaties klantgericht te werken. Vaak is er dan veel aandacht voor de klantvriendelijkheid van de medewerkers, maar ontbreekt het aan een overkoepelende klantstrategie. Onderzoek onder grote Amerikaanse bedrijven, waarin meer dan een derde van de ondervraagden aangeeft dat hun directie minder dan 10% van de beschikbare tijd besteedt aan het bespreken van klanten marketinggerelateerde zaken (Harvard Business Review), bevestigt dit. Bron: www.renmmatrix.nl/klantenonderzoek/klanttevredenheidsonderzoek/.
Tips klantvriendelijkheid
Sporters of deelnemers zijn de klanten van de sportorganisatie. Jij, als medewerker van die organisatie, moet klantvriendelijk zijn. Klantvriendelijkheid is zeker heel belangrijk als je baliewerkzaamheden verricht. Waar moet je op letten? • Het eerste contact is heel belangrijk. Heet de klant oprecht welkom en vraag waar je hem eventueel mee kunt helpen. Oogcontact en een vriendelijke blik (glimlach) maken hier deel van uit. Overdrijf niet. Het gaat om echtheid, aandacht en interesse. • Toon respect en een zekere mate van hoffelijkheid. Houd je aan de fatsoensnormen. Een groet bij komst en vertrek horen daarbij. • Door jouw gedrag moet de klant het gevoel krijgen welkom te zijn, in vrijheid te kunnen kiezen en daarbij geholpen te worden als hij daar behoefte aan heeft. • Bied hulp aan die aansluit bij de behoeften van de klant. Luister naar die behoeften en speel daar zo goed mogelijk op in.
401
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• Tegenover een klant die zich incorrect gedraagt, is het lastiger om klantvriendelijk te blijven. Probeer toch ook klantvriendelijk te blijven naar een zich minder correct gedragende klant. • Realiseer je dat een klant ‘afhaakt’ om de volgende redenen: – geen aandacht – geen initiatief – niet nakomen van de afspraken – ondeskundigheid – onvriendelijkheid.
Opdracht 14 Woordspin klantvriendelijkheid (groepsopdracht) Bron - Klantvriendelijkheid
Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken.
a. Maak een woordspin met in het midden het woord ‘klantvriendelijkheid’. Om de beurt bedenken jullie woorden die met klantvriendelijkheid te maken hebben. Zet deze woorden rondom het woord klantvriendelijkheid en trek lijnen tussen klantvriendelijkheid en de andere woorden. Als je niets meer weet, mag je passen en gaat je beurt over naar de volgende. b. Bespreek de termen in de woordspin en kom tot een lijstje met onderwerpen die met klantvriendelijkheid te maken hebben. c. Vergelijk dit lijstje met de lijstjes van je medestudenten.
Opdracht 15 Aspecten klantvriendelijkheid (theorieopdracht)
C
Bron - Klantvriendelijkheid
Klantvriendelijkheid kent een taakinhoudelijk en een relationeel aspect. a. Welke zaken vallen onder het taakinhoudelijke aspect? b. Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat het taakinhoudelijke aspect met klantvriendelijkheid heeft te maken.
402
Thema 9 Algemene werkzaamheden
c. Wat wordt verstaan onder het relationele aspect? d. Geef een voorbeeld waaruit blijkt dat het relationele aspect met klantvriendelijkheid heeft te maken.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Opdracht 16 Klantgerichtheid in de praktijk (theorieopdracht) Bron - Klantvriendelijkheid
a. Zoek op internet een of twee filmpjes die betrekking hebben op klantgerichtheid. b. Wat zijn de belangrijkste aspecten van klantgerichtheid die in de filmpjes naar voren komen? c. Wat versta jij onder klantgerichtheid?
Opdracht 17 Klantvriendelijkheid versus klantgerichtheid (theorieopdracht) Bron - Klantvriendelijkheid
a. Zoek op internet naar een of meerdere omschrijvingen van klantvriendelijkheid en van klantgerichtheid. b. Geef een korte omschrijving van beide begrippen. c. Maak aan de hand van een voorbeeld duidelijk dat het om twee verschillende begrippen gaat. d. Welke van de twee begrippen vind jij het belangrijkst? Leg je antwoord uit.
Opdracht 18 Klanttevredenheid (groepsopdracht) Bron - Klantvriendelijkheid
Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken.
403
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Jullie zijn werkzaam bij een groot fitnesscentrum. De directeur heeft jullie gevraagd om na te denken over de voor- en nadelen van het houden van een klanttevredenheidsonderzoek. Bovendien wil hij graag weten op welke manier je een dergelijk onderzoek het beste kunt houden en wat de inhoud moet zijn. Wat betreft de inhoud wil hij een lijstje met de belangrijkste onderwerpen die terug moeten komen in het klanttevredenheidsonderzoek.
a. Wat zijn de voor- en nadelen van het houden van een klanttevredenheidsonderzoek? b. Op welke manier kun je het beste een klanttevredenheidsonderzoek houden? c. Wat zijn de belangrijkste onderwerpen die terug moeten komen in een klanttevredenheidsonderzoek?
9.6 Afhandelen van klachten
Zo maar een klacht Een klacht van een klant is een van de belangrijkste signalen dat er iets aan de kwaliteit te verbeteren valt. De meeste mensen klagen niet zomaar. Omgaan met klachten, en vooral het positief benutten van klachten, vraagt kennis en vaardigheden. Kenmerken van een klager Als sport- en bewegingsleider krijg je te maken met klachten. Daarom is het belangrijk om inzicht te hebben in de kenmerken van iemand die klaagt. Je kunt stellen dat inzicht in de beginsituatie van de klager helpt om tot een goede oplossing te komen.
C
Iemand die klaagt is ontevreden. Hij heeft een bepaalde verwachting en aan die verwachting is niet voldaan. Het is dus heel logisch dat iemand teleurgesteld is of kwaad wordt als zijn verwachtingen niet uitkomen. Wat kenmerkt een klager? • Hij is emotioneel. • Hij heeft een hoge inzet. • Hij blijft vaak bij zijn standpunt. • Hij heeft soms een onsamenhangend verhaal. • Hij is onzeker over de afloop. • Hij wil een oplossing.
404
Thema 9 Algemene werkzaamheden
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Een klager is meestal emotioneel, maar dat hoeft niet altijd direct te blijken. Niet iedereen schreeuwt meteen. Juist daarom is het extra belangrijk om goed en aandachtig te luisteren. Als jij ergens ontevredenheid hoort, is het belangrijk dat meteen aan de kaak te stellen.
Een emotionele klager.
Niet iedereen klaagt als er reden voor is. Veel mensen vinden de drempel te hoog of ze denken dat er toch niets mee gedaan wordt. Ze klagen wel bij anderen. De meeste mensen zien er nogal tegenop om de klacht direct te uiten. Dat is namelijk in mindere of meerdere mate een confrontatie. Veel mensen zijn bovendien bang om als ‘zeur’ over te komen. De mensen die hun klacht uiten, hebben dus vaak een grote stap genomen. Daarmee is hun inzet ook hoog. Ze klagen niet om een gezellig babbeltje te maken. Vanwege de genomen eerste stap blijven klagers vaak bij hun standpunt, ook al krijgen ze te horen dat de klacht om de een of andere reden ongegrond is. Niemand vindt het leuk om te horen dat hij het bij het verkeerde eind heeft. Als de klager emotioneel is, kan het voorkomen dat deze de klacht wat onsamenhangend formuleert. Er worden ook andere zaken bijgehaald die niets met de klacht te maken hebben. Wat er precies aan de hand is, is dan vaak moeilijk te ontdekken. Ook in dit geval is luisteren en verhelderende vragen stellen belangrijk.
Een klager is meestal onzeker over de afloop. Hij heeft een klacht, dus hij heeft een slechte ervaring. Door deze slechte ervaring heeft hij minder vertrouwen. Daarom wil hij nu zeker weten wat er concreet gaat gebeuren.
405
Een klager wil natuurlijk een oplossing. Daarvoor belt of schrijft een klager. Of komt hij zelfs persoonlijk naar je toe.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Stappenplan klachtafhandeling Een klacht kan op verschillende manieren ontstaan. Bij een klacht komen de verwachtingen van een product of dienst niet overeen met de feitelijke prestatie. Of die verwachtingen gegrond zijn of niet, doet er niet zo heel veel toe. Op de een of andere manier zijn ze gewekt. In elk geval kun je constateren dat de klant ontevreden is en dat maakt het eerste contact moeilijk. Je wilt weten wat de oorzaak van de ontevredenheid is. Op basis daarvan kun je kijken of je de klacht kunt oplossen. Je uiteindelijke doel is om de klant tevreden te stellen. Een ander doel is om je eigen organisatie te verbeteren. Als veel mensen klagen over de wachttijden, is het zaak de wachttijden snel te verbeteren. Een klager komt niet voor niets en wil een oplossing. Door een stappenplan te volgen werk je systematisch naar die oplossing toe. De stappen van een klachtenafhandeling zien er als volgt uit:
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Stappenplan klachtafhandeling.
C
Actief luisteren In de aanloopfase van het klachtengesprek is het belangrijk om de klager netjes te begroeten. Een klager is vaak emotioneel en daarom is het goed om hem eerst stoom af te laten blazen. Als de klager praat, laat je merken dat je zijn klacht serieus neemt. Dat doe je door te hummen: mm, ja, oh … enzovoort. Als je de klager ziet, laat je tevens merken dat je luistert door hem serieus en meelevend aan te kijken en met je hoofd te knikken. Maak notities van de kernwoorden van de klacht. Dat helpt je om de klacht in kaart te brengen en geeft eveneens aan dat je de klacht serieus neemt.
406
Thema 9 Algemene werkzaamheden
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Begrip tonen De klager is in deze fase nog steeds emotioneel. Op dit moment kijkt de klager heel kritisch naar wat jouw eerste stappen zijn. Je houding is in deze fase heel belangrijk. Als je in deze fase verkeerd reageert, loop je de kans dat de klager nog bozer wordt. Het tonen van begrip is het allereerste dat je in deze fase moet doen. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van: ‘Wat vervelend voor u. Ik kan me voorstellen dat u daar boos over bent.’ ‘Dat is inderdaad heel vervelend.’ ‘Ik kan me voorstellen dat u dit niet had verwacht.’ ‘Het spijt me om dat te horen.’ Met dergelijke boodschappen toon je aan dat je de persoon en zijn klacht serieus neemt. Door begrip te tonen verplaats jij je in de situatie van de ander. Je leeft je in zijn situatie in. Voor de klager is dat waarschijnlijk prettig. Op de tweede plaats is het belangrijk om de klager te laten merken dat je blij bent dat de klant met deze informatie bij jou komt. Je kunt iets aan de klacht doen en het is een mogelijkheid om producten en diensten van de organisatie te verbeteren. Tot slot is het belangrijk om je excuses aan te bieden, want er is ergens iets misgegaan. Je weet vaak nog niet precies wat. Vaak ben je als organisatie toch medeverantwoordelijk voor de klacht, ook al gaat het om onterecht gewekte verwachtingen. Je laat zien dat jij je kwetsbaar en verantwoordelijk opstelt. Analyseren Meteen na het begrip tonen, achterhaal je wat er aan de hand is. Dit wordt ook wel de themafase van het klachtengesprek genoemd. Je gaat de klacht onderzoeken of analyseren; daarvoor stel je vragen. Met die informatie analyseer je of de klacht gegrond is of ongegrond en je weet dan ook wat de oorzaak is. Dan pas kun je tot een oplossing komen.
Vragen stellen is belangrijk om een klacht te analyseren. Er is nog een tweede doel van het stellen van vragen bij een klacht. Iemand die heel kwaad is, wordt namelijk rustiger als je hem vragen stelt. Je kunt daarbij het beste open vragen stellen. Open vragen laten iemand nadenken. Iemand die nadenkt wordt vanzelf rustiger. Breng die informatie in kaart die jou kan helpen om de juiste oplossing of het juiste antwoord te vinden. Dat betekent dat jij effectief naar een oplossing stuurt. Daarvoor is het belangrijk dat je de juiste vragen stelt.
407
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Stel dat iemand klaagt over het niveau van de tennislessen. Dan vraag je niet: ‘heeft u ook problemen met onze administratie? Is de clubkrant wel naar wens?’ Dat is vragen om moeilijkheden. Iemand wil een oplossing voor zijn klacht. Betrek je vragen dus op de klacht. Samenvatten Soms is een klacht ingewikkeld en krijg je veel informatie. Hoe weet je nou zeker dat je de klacht correct in kaart hebt gebracht? Door samen te vatten. Daarmee laat je aan de ander merken dat je zijn klacht begrepen hebt. Zeker met mensen die erg emotioneel zijn, is het belangrijk dat jij vertelt wat jij ervan begrepen hebt. Anders begint iemand vaak weer opnieuw zijn klacht uit te leggen. Gewoon omdat hij denkt dat je het nog niet begrepen hebt. Het kan ook gebeuren dat je de klacht inderdaad niet goed begrepen hebt. Door jouw samenvatting is er nog de mogelijkheid voor de ander om dit te corrigeren. Samenvatten betekent niet dat je alle details nog eens ter sprake brengt. Een klager vertelt ook dingen die niets te maken hebben met die klacht. Samenvatten betekent dat je de kern weergeeft van de klacht. Daarna is voor beide partijen duidelijk over welke klacht je het hebt.
Ook is het belangrijk dat je de klacht registreert. De klant weet dan helemaal zeker dat jij de klacht serieus neemt en zo weten je collega’s ook meteen wat er al is gebeurd. Op basis van jouw informatie kunnen zij dan vervolgactie nemen. Bij het registreren van een klacht zijn de volgende gegevens van belang: • de datum • de naam van degene die de klacht afhandelde • naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de klager en eventuele andere klantgegevens • de aard van de klacht • de afspraken die zijn gemaakt.
C
Oplossing zoeken en voorstellen doen In deze fase stel je een oplossing of actie voor. Het kan zijn dat je meteen al een oplossing of antwoord hebt en de klacht kunt afhandelen. Vaak is het zo dat je eerst nog iets uit moet zoeken, voordat je de klacht echt kunt afhandelen. Dan is je antwoord een afspraak over de verdere afhandeling.
408
Thema 9 Algemene werkzaamheden
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Het is belangrijk dat je de klager deelgenoot maakt van je oplossing. Dat kun je doen door instemming te vragen. Bijvoorbeeld: ‘Gaat u daarmee akkoord?’, of: ‘Stemt u daarmee in?’, of: ‘Is dit een goede oplossing voor u?’ Als jouw antwoord een verwijzing naar een procedure is, dan is instemming vragen minder aan te bevelen. Een andere mogelijkheid dan de procedure is er immers niet. Wat je dan wel kunt doen, is begrip vragen. Een oplossing moet slaan op de klacht. Als de klacht goed opgelost is, kan het aardig zijn nog iets extra’s te doen, bijvoorbeeld door een bloemetje of een cadeaubon aan de klager te geven. Let erop dat iets extra’s ook echt iets extra’s is. Het moet niet in plaats van de echte oplossing komen. Afsluiting Je bent nu aan het einde van het gesprek gekomen. Je sluit af. Welke stappen volg je daarin? • Allereerst vat je nog kort samen wat je gaat doen. • Vervolgens check je of je alle benodigde gegevens hebt. Peil aan het einde van het gesprek de tevredenheid van de klager en bedank de klager voor het gesprek. Een klacht is immers waardevol. Je kunt eventueel nogmaals je excuses aanbieden.
Verdiepingsstof - Tien gouden regels voor het afhandelen van klachten
Opdracht 19 Klachten (groepsopdracht) Bron - Afhandelen van klachten
Deze opdracht kun je het beste in een groepje maken. a. Wat verstaan jullie onder een klacht? b. Welke soorten klachten zijn er? Gebruik eventueel het internet. c. Wissel met elkaar ervaringen uit die te maken hebben met klachten die je zelf geuit hebt (jij in de rol van klager). Bespreek met elkaar hoe er op die klachten gereageerd werd. d. Welke aandachtspunten zijn belangrijk voor het goed reageren op een klacht?
409
Opdracht 20 Stappenplan klachtenafhandeling (theorieopdracht)
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Afhandelen van klachten
a. Wat zijn de zes stappen waarin een goede klachtenafhandeling verloopt? b. Geef bij elke stap aan wat belangrijk is om te doen en eventueel om juist niet te doen.
Opdracht 21 Klachten in de praktijk (theorieopdracht) Bron - Afhandelen van klachten
a. Zoek op internet een of twee filmpjes die gaan over het omgaan met klachten. b. Wat zijn de belangrijkste aandachtspunten bij het omgaan met klachten? c. Wat heb je van de filmpjes geleerd?
Opdracht 22 Voeren van een klachtgesprek (praktijkopdracht) Bron - Afhandelen van klachten
Deze opdracht kan het beste in een drietal gedaan worden. Student 1 houdt het klachtgesprek. Student 2 komt met de klacht en student 3 observeert en geeft feedback.
C
a. Elke student bedenkt een klacht die hij inbrengt in het klachtgesprek. Bespreek dit met elkaar, zodat je verschillende onderwerpen hebt. b. Bereid het gesprek voor. c. Voer het gesprek. d. Wissel van rol. e. Bespreek met elkaar wat je ervan geleerd hebt.
410
Thema 9 Algemene werkzaamheden
Opdracht 23 Leerdoelen (reflectieopdracht)
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Als je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt doen. b. Vul de beoordeling in.
1.
Je kunt werkzaamheden op elkaar afstemmen.
2.
Je kunt een prioriteitenschema opstellen.
3.
Je kunt administratieve werkzaamheden uitvoeren.
4.
Je kunt financiële werkzaamheden uitvoeren.
5.
Je kunt beschrijven wat er verstaan wordt onder klantvriendelijkheid.
6.
Je kunt een klacht afhandelen.
9.7 Verdiepingsstof - Prioriteiten stellen
Welke klus heeft prioriteit? Dat is niet altijd makkelijk te bepalen. Alles lijkt haast te hebben en veel dingen moeten liefst gisteren nog af. Prioriteiten stellen is een belangrijke timemanagementvaardigheid. Prioriteiten stellen is niets anders dan bezig zijn met de zaken die belangrijk zijn. Hoe kun je efficiënt met je tijd omgaan en afronden wat je gedaan wilt krijgen? De prioriteitenmatrix van Eisenhower “Urgente zaken zijn zelden belangrijk en belangrijke zaken zelden urgent”, zei Dwight D. Eisenhower, voormalig generaal en president van de VS. Om zijn woorden kracht bij te zetten ontwikkelde hij de prioriteitenmatrix, ook wel het Eisenhowerschema genoemd. Het concept is vooral beroemd geworden door timemanagementgoeroe Stephen Covey.
De prioriteitenmatrix van Eisenhower bestaat uit vier kwadranten die ontstaan door twee tegenstellingen tegenover elkaar te zetten: belangrijk versus onbelangrijk en urgent versus niet urgent.
411
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Prioriteitenmatrix.
Wat is de definitie van urgent en belangrijk? Belangrijk zijn zaken die in het oog lopen en/of veel mensen treffen. Ben je bijvoorbeeld applicatiebeheerder, dan is een reparatie aan een systeem waar veel gebruikers mee werken belangrijker dan een reparatie aan een systeem dat slechts tien gebruikers heeft. Ook een klus in opdracht van de directeur is vaak belangrijker dat de afhandeling van een kleine vraag van een collega.
Urgent zijn zaken die vóór een bepaalde tijd af moeten zijn. Als je vanmiddag een vergadering moet voorzitten, dan is het klaarmaken van de vergaderstukken vóór die tijd urgent. Ook dingen die een gevaar vormen zijn per definitie dringend. Als er bijvoorbeeld een klant belt dat er stukjes glas in de pindakaas zitten, dan moet je meteen actie ondernemen. Het vervelende van urgente klussen is dat ze zich niet altijd laten inplannen.
Kwadranten van tijdmanagement Al je werkzaamheden kunnen worden ingedeeld in een van de vier kwadranten.
C
Kwadrant 1: belangrijk, dringend In het eerste kwadrant bevinden zich de taken en werkzaamheden die onmiddellijke aandacht vragen. Denk aan incidenten, deadlines, noodgevallen, ongelukken, apparatuur en installaties die het begeven, acute vragen van belangrijke interne of externe klanten. De taken en werkzaamheden in het eerste kwadrant zijn ideaal voor ‘brandjesblussers’ en ‘adrenalinekickers’. Maar wanneer je je aandacht vooral op dit eerste kwadrant richt, loop je het risico dat het kwadrant alleen maar voller wordt totdat je er volledig door wordt beheerst. Taken die wel belangrijk zijn, maar minder urgent, dreigen dan onder te sneeuwen; het échte werk blijft liggen. Daarnaast komt de (hoge) tijdsdruk de kwaliteit van het werk vaak niet ten goede.
412
Thema 9 Algemene werkzaamheden
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Kwadrant 2: belangrijk, niet dringend In het tweede kwadrant gaat het om activiteiten die belangrijk zijn, maar niet dringend. Het zijn de activiteiten die met het bereiken van je eigen doelen te maken hebben. Het tweede kwadrant wordt daarom ook wel ‘het kwadrant van kwaliteit en persoonlijk leiderschap’ genoemd. Voorbeelden van taken in het tweede kwadrant zijn: uitvoeren van geplande werkzaamheden, netwerken, planning, administratie, zelfontwikkeling, zelfreflectie en het opruimen van je bureau. Ben je in het eerste kwadrant vooral reactief bezig - je reageert op zaken die vooral prioriteit hebben voor een ander - in het tweede kwadrant gaat het vooral om proactief handelen. Hoe meer je gericht bent op dit kwadrant, hoe minder activiteiten terechtkomen in het eerste kwadrant en hoe minder stress je hebt.
Kwadrant 3: onbelangrijk, dringend In het derde kwadrant bevinden zich de zaken die niet belangrijk zijn, maar wel urgent. Hierbij gaat het vooral om onnodige interrupties, zoals verstoringen door telefoontjes en/of mailtjes, onverwacht bezoek en (onbelangrijke) vergaderingen. Het zijn zaken die jouw probleem eigenlijk niet zijn - ze zijn niet voor niets onbelangrijk - maar wel je directe aandacht vragen. Als je druk bent met activiteiten uit het derde kwadrant, ben je vooral bezig met dringende zaken voor anderen; je werkt volgens de prioriteiten en doelen van anderen. Je loopt het risico dat je je eigen prioriteiten uit het oog verliest. Je kunt taken uit dit kwadrant verminderen door vaker nee te zeggen, taken te delegeren en door praktische oplossingen, zoals het doorschakelen van je telefoon naar een collega, maximaal driemaal per dag je e-mail te checken of de deur van je kamer dicht te doen.
Kwadrant 4: onbelangrijk, niet dringend In het vierde kwadrant bevinden zich de taken en werkzaamheden die niet belangrijk zijn en ook niet dringend. Het wordt ook wel ‘het kwadrant van de verspilling’ genoemd. Het gaat om zaken die je volop kunnen bezighouden maar die niet bijdragen aan de realisatie van je eigen doelstelling(en). Voorbeelden van zulke ‘tijdvreters’ zijn: surfen op het internet, dagdromen, overmatig checken van e-mail en het bezoeken van bijeenkomsten. Taken in het vierde kwadrant zijn vaak ontzettend leuk, maar als je er de hele dag mee bezig bent, komt er niet veel uit je handen. Een andere naam voor het vierde kwadrant is ook wel ‘het kwadrant van de vlucht’, omdat de taken vaak worden ‘misbruikt’ om belangrijker zaken uit te stellen of om even op adem te komen. Adempauzes zijn zeker noodzakelijk, maar je kunt dan beter kiezen voor ‘onderhoudsactiviteiten’ uit het tweede kwadrant.
413
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
In schema ziet het er als volgt uit:
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. Daarnaast de leden van de opsommingen zonder hoofdletter, laatste lid van elke opsomming een slotpunt.
De essentie van de prioriteitenmatrix van Eisenhower is dat je je prioriteiten goed moet stellen. Als je dit niet doet, loop je het risico dat je jezelf (te) veel te laat leiden door belangrijke en urgente werkzaamheden uit het eerste kwadrant. Je bent altijd druk met dingen die direct aandacht vragen en nú geregeld moeten worden; je blust brandje na brandje. Als dit te lang duurt, loop je het risico dat belangrijke zaken uit het tweede kwadrant blijven liggen. Al is het wel zo dat als je de zaken uit het tweede kwadrant maar lang genoeg laat liggen, ze vanzelf in het eerste kwadrant terechtkomen. De kunst is je prioriteiten goed te stellen en je werkzaamheden te verdelen over zowel het eerste als het tweede kwadrant. Het gaat erom je tijd zó te organiseren dat het merendeel van je werk zich afspeelt in het tweede kwadrant. Hier bevindt zich namelijk het échte werk en dat bepaalt uiteindelijk de kwaliteit van je werk en je resultaten.
C
Bron: www.carrieretijger.nl.
9.8 Verdiepingsstof - Klantvriendelijkheid versus klantgerichtheid
Klantgerichtheid is onze houding en geeft de mate van interesse weer die wij hebben voor de klant en de wil om hem perfect te helpen.
414
Thema 9 Algemene werkzaamheden
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Klantvriendelijkheid is de manier waarop we deze klantgerichtheid laten zien en overbrengen. Je kunt klantvriendelijk zijn, maar daarom nog niet klantgericht. Maar als je klantgericht bent, breng je dit per definitie klantvriendelijk over. Enkele voorbeelden om het verschil tussen klantgerichtheid en klantvriendelijkheid duidelijk te maken:
1. Begroeten Als een klant binnenkomt, begroeten wij hem klantvriendelijk. We zeggen hem vriendelijk ‘goede dag’. Het hoort immers zo. Wanneer we dit klantgericht doen, wensen we hem ook echt een goede dag. Heel onze lichaamstaal onderstreept deze wens. Het eerste geval komt vaak over als een cliché, bij klantgerichtheid spreekt heel onze houding en ons oogcontact de wens ‘goede’ uit, en menen we het ook. De begroeting is dan niet terloops of omdat het zo hoort.
2. Aanspreken Klantvriendelijk zijn we wanneer we de klant gaan benaderen met de ‘klassiekers’: ‘Kan ik u helpen’, ‘Zoekt u iets speciaal’, et cetera. Maar omdat de klant (meestal) minder vakkennis heeft en ook ons assortiment niet helemaal kent, is het niet altijd gemakkelijk een goede keuze te maken en het juiste product te vinden. Als hij toevallig niet het product tegenkomt in onze zaak, kan het zijn dat hij opstapt. Ondanks dat we het product hebben, maar de klant heeft eroverheen gekeken.
We laten het initiatief bij de klant. Eigenlijk wordt hij aan zijn lot overgelaten. Daarom gaan we hem klantgericht helpen. Klantgericht benaderen gaat verder. We stellen ons in de plaats van de klant, observeren hem tijdens het zoeken en gaan hem dan benaderen en hem helpen zijn behoefte concreet te maken. Bijvoorbeeld bij de keuze voor een paar schoenen: ‘We hebben verschillende modellen. Wanneer wilt u de schoenen dragen: dagelijks of zijn ze voor een speciale gelegenheid? Met welk model voelt u zich het prettigste: met een hak of liever plat?’ 3. De behoefte nog verder bepalen Klantvriendelijk: ‘Had u graag een leren zool, of liever een synthetische?’
415
Klantgerichtheid: ‘Welke zool had u graag gehad: met een leren zool kan de voet meer ademen, met een synthetische kan de schoen beter tegen het water. Welke is voor u de beste oplossing?’
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
4. Afsluiten Klantvriendelijk: ‘Mag ik deze afrekenen?’
Klantgerichtheid: ‘Zal ik deze schoenen inpakken of had u ze liever aangehouden?’
5. Bezwaren, bijvoorbeeld ‘nadenken’ Klantvriendelijk: ‘Denk er maar rustig over na.’
Klantgerichtheid: ‘Ik kan me voorstellen dat u wilt nadenken, maar het punt waarover u nog wilt nadenken, is dat a of b?’
Verantwoording: een klant die buitengaat zonder aankoop voelt zich ‘mislukt’. Als we hem kunnen overtuigen toch tot de aankoop over te gaan en dat zijn aankoop een goede beslissing is, hebben we klantgericht meegedacht en hem geholpen. Dezelfde instelling geldt natuurlijk ook bij B2B. Hier hebben we meestal het voor- en nadeel dat de klant vaktechnisch meer knowhow heeft, maar ook daar zullen we hem moeten helpen in zijn aankoop. We zullen onze taal aanpassen, maar we moeten klantgericht blijven denken.
Klantgerichtheid en Klantvriendelijkheid in het kort Klantvriendelijkheid is een minimum bij onze commerciële activiteiten. We gaan onze producten verdedigen op basis van de eigenschappen. We worden een sprekende folder of handleiding.
C
Bij klantgerichtheid communiceren we de voordelen van die eigenschappen. Klantgerichtheid is de mate waarbij wij, op basis van onze empathie, de klant verder (soms door out off the box te denken) gaan helpen. Het geeft ons een betere verbinding met de klant. Zijn loyaliteit stijgt. • Klantgerichtheid is onze BTW: onze ‘Bijzonder Toegevoegde Waarde’ in het aankoopproces! • Klantgericht zijn betekent altijd proactief handelen. • Klantgerichtheid komt van binnen!
416
Thema 9 Algemene werkzaamheden
Bron: www.goaltrainingen.nl/blog/2011/10/klantgerichtheid-versus-klantvriendelijkheid/.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
9.9 Verdiepingsstof - Tien gouden regels voor het afhandelen van klachten
Een vereniging van eigenaren beheert de algemene voorzieningen van een appartementencomplex. De bestuurder intern of extern, is de uitvoerder van de in de algemene ledenvergadering genomen besluiten. Veel appartementeigenaren hebben vaak geen idee van de complexiteit van taken en uitvoerende werkzaamheden die de bestuurder heeft. Soms hebben eigenaren het gevoel dat er onvoldoende (snel) aandacht wordt besteed aan zaken die verband houden met het algemeen beheer van een appartementencomplex. Vaak zijn er ook klachten over de afhandeling dan wel oplevering van zaken die zijn uitgevoerd. Het behandelen van klachten is daarom een belangrijke taak van de bestuurder c.q. het bestuur van een VVE. Tien gouden regels voor de behandeling van klachten zijn van belang om eigenaren het gevoel te geven dat klachten serieus worden behandeld.
1. Iedere klacht is een gratis advies Klachten van eigenaren moeten worden gezien als een uitgelezen kans om eigenaren te binden aan de vereniging van eigenaren. Eigenaren moeten zelfs worden aangemoedigd om te klagen. Het moet voor eigenaren dan ook gemakkelijk zijn om te kunnen klagen. Door klagen makkelijker te maken en eigenaren hierin zelfs te stimuleren kunnen klachten in een vroegtijdig stadium worden behandeld en dat voorkomt een negatief imago van het VVE-bestuur. 2. Klachten hebben invloed op beleid van de VVE Omgaan met klachten is omgaan met appartementeigenaren. Vaak zijn klachten terecht en kunnen deze problemen van invloed zijn op bijvoorbeeld nadere regelgeving van het huishoudelijk reglement.
3. Commitment in bestuur bij klachtenbehandeling Het is van groot belang om in het bestuur van een VVE vooraf overeenstemming te hebben over de wijze waarop met klachten van eigenaren wordt omgegaan. Klachtenbehandeling moet een attitude zijn bij de bestuurder maar ook bij overige leden die actief zijn bij de VVE.
417
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
4. Klachtenmanagement vereist een beter-willen-worden-cultuur Een klacht is een kans om zaken beter te kunnen regelen in een VVE. Belangrijk daarbij is om vooral te kijken naar de oorzaak van de klacht en niet alleen naar de symptomen. Registreer en analyseer de klachten regelmatig, zodat hierdoor verbeterpunten kunnen ontstaan. 5. VVE toegankelijk voor klachten Als klagende eigenaren gezien worden als een kans voor een verbeterde VVE zal de VVE ook gemakkelijk toegankelijk moeten zijn. Zorg voor diverse communicatiekanalen, zoals telefoonnummers, e-mail, of post. Natuurlijk is het nog beter om klachten persoonlijk in ontvangst te kunnen nemen.
6. Professionele klachtenafhandeling Adequaat en betrouwbaar omgaan met klachten bepaalt in belangrijke mate de perceptie van eigenaren over hoe een VVE functioneert. Reageer zo spoedig mogelijk op een klacht, bij voorkeur persoonlijk maar als dat niet gaat schriftelijk. De snelheid waarmee u reageert geeft aan hoe serieus u met klachten omgaat.
7. Hoe dan verder? Leg een klacht voor uzelf altijd schriftelijk vast met zo veel mogelijk feiten en omstandigheden. Het is ook van belang om een actieplan op te stellen en de eigenaar direct te laten weten wat de vervolgstappen zijn. In de ledenvergadering is het van belang om de klachtenafhandeling te rapporteren en zo nodig verbeterpunten aan te geven. 8. Afspraak is afspraak Misschien nog wel het allerbelangrijkste: beloof niet iets wat u bij voorbaat niet kunt nakomen. Afspraak is afspraak ... Met andere woorden: kom uw afspraken beslist na.
C
9. Zorg voor een snelle oplossing Probeer tot een snelle oplossing te komen. Klachten die te lang blijven liggen, worden vaak niet tot tevredenheid opgelost. 10. Luister ook naar andere klagers … Klachten van eigenaren zijn belangrijk, maar klachten van bijvoorbeeld leveranciers, buren, of andere externe partijen verdienen ook aandacht. Het professioneel afhandelen van deze klachten is wel degelijk in het belang van een VVE.
418
Thema 9 Algemene werkzaamheden
Bron: www.apartwonen.nl/.
9.10 Begrippen
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
<<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>>
419
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C
THEMA 10 HET SPORTAANBOD IN NEDERLAND 1 Inhoud thema • de georganiseerde sport • sportbonden en sportkoepels • anders georganiseerde sport en ongeorganiseerde sport • verdiepingsstof • begrippen.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Sport is stevig verankerd in onze samenleving. Ruim de helft (56%) van de Nederlanders sport wekelijks. Dat zijn in totaal ongeveer 9 miljoen mensen. Deze 9 miljoen mensen hebben allemaal hun eigen sportwensen. Wil je tegemoetkomen aan al deze wensen, dan moet er sprake zijn van een heel verschillend sport- en beweegaanbod. Dat is een hele uitdaging voor de sporten bewegingsleider. Dat geldt zowel voor het aanbieden van lessen en trainingen als voor het aanbod bij een toernooi of evenement. Het sportaanbod in Nederland kun je als volgt onderscheiden: 1. georganiseerd sportaanbod (sportverenigingen) 2. anders georganiseerde sport (commerciële sportaanbieders) 3. ongeorganiseerde sport.
Dit thema bespreekt deze drie vormen van sportaanbod. Aangezien de meeste sportverenigingen aangesloten zijn bij een sportbond, wordt ook hier aandacht aan besteed. Vervolgens zijn sportbonden weer aangesloten bij een sportkoepel. Ook dat komt (in paragraaf 2) aan de orde. Daarnaast zijn er nog sportaanbieders vanuit het onderwijs en zorg en welzijn. Deze komen in het volgende thema aan de orde. Relatie met werkproces Het thema ‘het sportaanbod in Nederland 1’ heeft vooral een relatie met werkproces B1-K2-W1: Bereidt het toernooi of evenement voor.
Leerdoelen • • • • •
Je kunt de belangrijkste kenmerken van een sportvereniging omschrijven. Je kunt het takenpakket van een sportbond beschrijven. Je kent de grootste sportbonden van Nederland. Je kunt de twee afdelingen van NOC*NSF beschrijven. Je kunt de belangrijkste sportorganisaties van de anders georganiseerde sport beschrijven. • Je kunt het belang aangeven van de ongeorganiseerde sport.
421
10.1 Casus
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Opdracht 1 Casus Evenement racketspelen
Salim en Emma hebben gehoord dat het aantal leden van de plaatselijke tennisvereniging terugloopt. Sinds kort heeft de vereniging twee padelbanen, maar blijkbaar is padel nog redelijk onbekend. Ze willen een racketspelenevenement organiseren om het aantal leden omhoog te krijgen. Het moet een sportstimuleringsproject worden gericht op racketspelen. Er is best wel wat geld voor nodig, onder andere voor de aanschaf van padelrackets. Ze willen graag een gesprek aangaan met de tennisvereniging, maar weten niet goed bij wie ze moeten zijn. Ze kunnen moeilijk zomaar op de voorzitter afstappen. En als die het goed vindt, is dan de hele club het ermee eens? Gaat de vereniging wel over het stimuleren van de tennissport? Hebben ze daar wel geld voor of moeten Salim en Emma elders zijn?
Suggesties voor het gebruik van de casus Een casus kan op verschillende manieren vormgegeven worden en je kunt er op verschillende manieren gebruik van maken. In dit voorbeeld zijn de vormgeving en aanpak min of meer afgeleid van wat gangbaar is binnen het probleemgestuurd onderwijs. Je kunt gebruikmaken van een binnen dit concept passende aanpak, zoals de achtbaan of de zevensprong.
C
Globale aanpak van de casus 1. Bespreek en bepaal de kern (centrale probleemstelling) van de casus. 2. Verhelder onduidelijke begrippen (door opzoeken, discussiëren). 3. Wat wil jij leren van deze casus? Bepaal een aantal voor jou belangrijke leerdoelen. 4. Werk de leerdoelen uit. 5. Rapporteer de gevonden resultaten.
Voorbeelden van sturende vragen bij deze casus Eventueel kun je kiezen voor een meer gestructureerde aanpak en kun je gericht kennisdoelen (reproductief, toepassen) of vaardigheidsdoelen aan de casus koppelen.
422
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
Kennis
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. Wat is padel? Wat zijn de belangrijkste regels? Met hoeveel spelers speel je het? b. Hoe ziet de structuur van een sportvereniging eruit? c. Waar staat een sportvereniging voor (doel) en wat doet een bond precies (in dit geval de KNLTB)? d. Waar kunnen Salim en Emma aankloppen om tot een redelijk budget te komen voor dit evenement?
10.2 De georganiseerde sport
Sportverenigingen in Nederland De georganiseerde sport wordt in Nederland aangeboden door ruim 28.000 sportverenigingen, waarvan er ongeveer 23.000 aangesloten zijn bij sportkoepel NOC*NSF. Het aantal sportverenigingen neemt de afgelopen jaren langzaam maar zeker af. Er verdwijnen sportverenigingen en er fuseren sportverenigingen.
C
Nederland kent ruim 5 miljoen georganiseerde sporters. De bonden hadden in 2021 ongeveer 4.5 miljoen leden. Een aantal beoefent dus meerdere sporten. De georganiseerde sport maakt in Nederland maar ongeveer 25% uit van de totale sportbeoefening. Bijna 50% bestaat uit ongeorganiseerde sportbeoefening. Het aantal mensen dat lid is van een sportvereniging heeft jarenlang rond de 35% gelegen. In 2012 lag het percentage nog op 32. In 2020 was 29% van de Nederlanders lid van een sportvereniging.
423
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Lidmaatschap sportvereniging (CBS).
Er zijn allerlei initiatieven om het percentage rond de 30 te houden. De overheid en NOC*NSF voeren campagne om het aantal leden van sportverenigingen rond de 30% te houden. Men is van mening dat sportverenigingen in Nederland een grote sociale en economische waarde hebben voor de samenleving en dat dit behouden moet blijven. Bij veel sportverenigingen kun je nu ook lid worden zonder wedstrijden te spelen. Je komt alleen lekker trainen. Steeds meer bonden introduceren een individueel lidmaatschap. Dit type lidmaatschap kan direct bij de bond worden afgesloten, zonder tussenkomst van een sportvereniging. Sporters die los van een vereniging hun sport willen beoefenen, zoals hardlopers en toerfietsers, kunnen zo voor een relatief laag bedrag profiteren van wedstrijddeelname, verzekeringen of informatie die de betreffende sportbond aanbiedt.
C
Aandacht voor de sportvereniging Vrijwel elke sportleider krijgt op een of andere manier te maken met een sportvereniging. Vrijwel elke sportvereniging is een vereniging in juridisch opzicht, ze kennen namelijk de vereniging als rechtsvorm. Omdat je als sportleider op de hoogte moet zijn van de formele kanten van een sportvereniging, besteden we aandacht aan een paar belangrijke aspecten van de sportvereniging: • de statuten en het huishoudelijk reglement • de verenigingsstructuur • de financiën van de vereniging
424
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• het kader van de vereniging.
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=62109222&page=2&pos=53&title=
Vrijwel elke sportleider krijgt te maken met een sportvereniging.
De statuten en het huishoudelijk reglement De statuten en het huishoudelijk reglement zijn te beschouwen als de spelregels voor de (sport)vereniging. In de zin van de wet hebben ze dezelfde rechtskracht. In de statuten staan de regels voor de langere tijdsperiode en in het huishoudelijk reglement voor de kortere, zoals het clubtenue, de contributie voor dat jaar of de taak van een commissie voor een eenmalige activiteit. De wet schrijft voor dat de volgende punten altijd in de statuten vermeld moeten zijn: • naam van vereniging • vestigingsplaats in Nederland • doelstelling • verplichtingen van leden • bijeenroepen algemene ledenvergadering • benoeming en ontslag leden van bestuur • bestemming batig saldo bij ontbinding.
425
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Het vaststellen van de statuten en het huishoudelijk reglement gebeurt door de Algemene Leden Vergadering (ALV) met een verzwaarde meerderheid; bijvoorbeeld tweederde van de stemmen vóór. Het huishoudelijk reglement is na de vaststelling meteen van kracht; de statuten pas nadat ze zijn veranderd in de akte bij de notaris en deze verandering is opgenomen in het Verenigingsregister bij de KvK. Naast de verplichte punten kan een vereniging alle andere punten die ze wil opnemen in de statuten zelf kiezen. Het is wel zo verstandig om alleen langetermijnzaken op te nemen, omdat elke wijziging bij de notaris moet worden vastgelegd en dus geld kost. Belangrijke zaken die wel kunnen veranderen binnen niet al te lange tijd worden opgenomen in het huishoudelijk reglement.
Doelstelling Het doel van een (sport)vereniging mag niet in strijd zijn met de Nederlandse wet en de vereniging is verplicht zich te houden aan de beschreven doelstelling in de statuten. Daarom zijn die doelstellingen meestal ruim omschreven, zodat er wat meer armslag ontstaat. De omschrijving bevat bewoordingen als: het bevorderen van de (voetbal-, tennis-, zwem-, gymnastiek)sport in de regio (plaatsnaam). De vereniging mag winstgevende activiteiten ontplooien, maar niet met het doel deze winst vervolgens uit te keren aan de leden. In dat geval zou er sprake zijn van een onderneming. De ALV kan wel besluiten om de contributie te verlagen. Ook kan de vereniging werknemers in dienst nemen, die uiteraard salaris of loon ontvangen.
C
Naast de officiële doelstelling, die altijd terug te vinden is in de statuten, kent een vereniging een aantal onofficiële doelstellingen. Dit zijn plannen en ideeën van leden, vrijwilligers of beroepskrachten binnen de vereniging. Een trainer wil het komend seizoen alles op alles zetten om kampioen te worden, de kantinebaas en de penningmeester vinden dat de omzet in de kantine minstens 20% omhoog moet. Zodra deze plannen onderdeel worden van formeel beleid binnen de vereniging, zijn ze onderdeel van bestuurlijke doelen. Om een vereniging goed te leren kennen, is het belangrijk te weten wat de officiële, maar ook wat de onofficiële doelstellingen zijn.
426
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
Ontbinding Ook als een vereniging ophoudt te bestaan (de ontbinding van de vereniging) zijn er voorgeschreven regels.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Een vereniging wordt ontbonden als: • de ALV met verzwaarde meerderheid hiertoe besluit • er minder dan twee leden zijn • de vereniging door de rechter failliet wordt verklaard • de rechter hiertoe beslist, omdat de doelstelling van de vereniging niet meer van toepassing is • aan de duur van de vereniging een einde is gekomen wanneer dit zo in de statuten is opgenomen.
Is er bij de ontbinding nog geld in kas, dan komt dat de leden ten goede, tenzij de statuten daarvoor een andere bestemming aangeven.
De verenigingsstructuur Afhankelijk van het beleid (wat, hoe en wanneer je iets wilt) en de grootte van de vereniging, kan men voor een bepaalde structuur kiezen. Een veelvoorkomend model is de zogenaamde rafelstructuur.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
De kern van dit model is dat de verantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen van de vereniging door meerdere personen wordt gedragen en dat de taken kunnen worden verdeeld.
De ALV heeft dus de hoogste macht in de vereniging, dan volgen het Algemeen Bestuur (AB) en het Dagelijks Bestuur (DB) en uiteindelijk de commissies. Het dagelijks bestuur regelt de dagelijkse of lopende zaken en komt vaker bij elkaar dan het algemeen bestuur. Het AB houdt zich alleen met hoofdzaken bezig. Niet elke vereniging heeft een DB, het is geen verplichting. Iedere commissie
427
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
heeft een aparte taak met eigen commissieleden. Sommige functionarissen zitten in meerdere commissies tegelijk. Een penningmeester zit in het DB, in het AB en in de sponsorcommissie, zodat vrijwel altijd meteen de financiële aspecten besproken en geregeld kunnen worden. De financiën van de vereniging Geld speelt binnen een vereniging een belangrijke rol. Zonder geld is het lastig om de doelstellingen te bereiken. Hoewel iedere vereniging een andere financiële situatie kent, is het belangrijk om goed te kijken naar de verschillende geldstromen van een sportvereniging.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Inkomsten en uitgaven Aan de pijltjes zie je dat sommige gelden naar de vereniging toegaan (inkomsten) en sommige van de vereniging afgaan (uitgaven). En omdat de vereniging geen winst hoeft te maken, moet men proberen de inkomsten en uitgaven met elkaar in evenwicht te brengen. Blijft er wat over, dan heeft de vereniging enige reserves voor moeilijkere tijden. Een goede penningmeester zorgt altijd voor voldoende reserves.
C
Bij overige inkomsten kun je denken aan inkomsten uit de kantine, acties (Grote Clubactie, oud papier) en nevenactiviteiten.
De hoogste uitgavenposten zijn voor de meeste verenigingen de accommodatie en de technische staf (de trainers). Een zaalsportvereniging (volleybal, gymnastiek) is nogal wat geld kwijt aan de zaalhuur, terwijl er meestal geen kantine-inkomsten zijn, want vaak hoort de kantine bij de sporthal. Uit onderzoek van het CBS blijkt dat slechts 1% van de teamzaalsportverenigingen
428
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
de accommodatie in eigendom heeft. Bij golf ligt dit percentage op 25 en bij voetbal op 13. In 2022 kregen de sportverenigingen met een andere hoge kostenpost te maken, namelijk de energierekening. Clubs overwegen om leden niet meer te laten douchen of helemaal te sluiten tijdens de winter. Vooral ijsbanen maken zich grote zorgen.
Dreigende sluiting door hoge energiekosten
Ruim een kwart van de amateursportclubs overweegt de deuren komende winter deels of volledig te sluiten vanwege de torenhoge energiekosten. Vrijwel alle bestuurders van deze verenigingen maken zich er zorgen om, maar het kabinet laat sportclubs volgens de PvdA ‘aan hun lot over’. De partij vindt daarom dat er nu actie nodig is. Bron: RTL Nieuws november 2022.
De vereniging ontvangt geld van de overheid (gemeentesubsidie) en sponsorgeld van particulieren, bijvoorbeeld van de slager uit het dorp. Wat is het verschil tussen beide geldstromen? De subsidiegever heeft geen direct belang; de vereniging hoeft niet echt iets terug te doen voor bijvoorbeeld de gemeente. Waarschijnlijk heeft de gemeente wel een reden om dit te doen en draagt een sportvereniging bij aan het welzijn van de inwoners. De slager heeft echter wel een direct belang: hij wil naamsbekendheid door reclame te maken en hij wil goodwill kweken.
Leden en donateurs Wat is het verschil tussen een lid en een donateur? Een lid is meestal een actieve sportbeoefenaar en betaalt voor die mogelijkheid zijn contributie. Een donateur steunt de club zonder zelf actief te zijn. De vereniging levert geen tegenprestatie. Het kader van de vereniging Omdat er binnen een vereniging allerlei taken moeten worden uitgevoerd, zijn er veel mensen nodig. Deze mensen noem je het kader. Het kader van een sportvereniging kun je omschrijven als: betaalde of onbetaalde medewerkers (vrijwilligers) die een min of meer vast omschreven taak met een bepaalde regelmaat binnen de vereniging uitvoeren.
429
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
De verzamelnaam ‘het kader’ omvat dus alle personen die, betaald of onbetaald, werk verrichten voor de vereniging. Het kader bestaat meestal voor een klein gedeelte uit betaalde krachten en voor een groot gedeelte uit vrijwilligers. Zij zijn verantwoordelijk voor een bepaald deel van de verenigingstaken.
C
Je kunt het kader van een sportvereniging op verschillende manieren indelen: • op basis van betaling: – vrijwillig kader: mensen die hun functie gratis uitoefenen of tegen een kleine onkostenvergoeding – semiberoepskader: mensen die wel betaald worden, maar niet van deze inkomsten hoeven te leven, zoals de meeste trainers in de amateursport (bijbaan) – beroepskader: mensen die kunnen leven van hun baan in de verenigingssport (bij de meeste sporten is dat niet mogelijk; tennis, golf, judo, skiën en voetbal vormen een uitzondering). • op basis van functie: – bestuurskader: houdt zich bezig met bestuursfuncties (voorzitter, lid van het jeugdbestuur) – sporttechnisch kader: houdt zich bezig met het begeleiden en trainen van de sporters (trainer, coach, jeugdleider) – verzorgend kader: houdt zich bezig met de verzorging (verzorger, masseur, fysiotherapeut) – wedstrijdkader of arbitrair kader: houdt zich bezig met het leiden van wedstrijden (jurylid, scheidsrechter, grensrechter, wedstrijdleider) – administratief en organisatorisch kader: ondersteunt het bestuur en commissies (wedstrijdsecretaris, competitieleider) – overig kader: houdt zich bezig met overige taken (beheerder van het clubhuis, materiaalfunctionaris, redactielid clubblad).
430
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
De toekomst van de sportvereniging
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Breder aanbod Een tijd heeft men gedacht dat de sportvereniging het model van de supermarkt zou moeten volgen. Een compleet aanbod waaruit de klanten of leden zelf kunnen kiezen. Omniverenigingen zouden de toekomst hebben. In een aantal gevallen zijn dergelijke verenigingen succesvol geworden. Op die manier weet men het zapgedrag op te vangen en houdt men de leden toch binnen de vereniging. Vooral fitnesscentra en verschillende turn-/gymnastiekverenigingen maken hier goed gebruik van. Fitnesscentra lijken maandelijks met iets nieuws te komen en bieden zowel individuele activiteiten als groepslessen. Turn-/gymnastiekverenigingen hebben hun ledenaantal min of meer weten te handhaven door aandacht voor acrogym, airtumbling, trampolinespringen en freerunning. Toch blijft een belangrijke drijfveer (onderzoek Mulier Instituut) voor het lidmaatschap van een sportvereniging de passie voor een bepaalde tak van sport. Voor deze mensen is het plezier om ergens mee bezig te zijn, doorgaans met anderen, belangrijker dan goede prestaties. Zo kiezen mensen heel gericht voor voetbal en is dit het spelletje dat hen bindt en waar ze in willen investeren, ook als vrijwilliger. Toch hebben de leden verschillende voorstellingen en belevingen van bijvoorbeeld voetbal. De een wil hard trainen en zo hoog mogelijk 11 tegen 11 spelen, de ander wil alleen recreatief een potje voetballen en de derde voelt zich vooral happy in de voetbal- of pannakooi. Blijkbaar is een variatie aan en binnen sportverenigingen belangrijk. Variatie in de zin van groot tot klein, van wit tot zwart, van tak- van sportgericht tot omnivereniging en van recreatief tot prestatief. Verbreding van het aanbod betekent niet altijd dat één vereniging meerdere sporten aan moet bieden. De verbreding kan ook gezocht worden binnen dezelfde tak van sport, maar dan in meerdere variaties (formeel, informeel, traditioneel en vernieuwend). Vergroten van de maatschappelijke functie De laatste jaren is er een duidelijke verschuiving waar te nemen van sport als doel naar sport als middel. Het gaat al lang niet meer alleen om het belang van een lekker potje korfballen, honkballen of tennissen. Sport wordt steeds vaker ingezet in het kader van normen en waarden (fair play), integratie en gezondheid. De druk op sportverenigingen om ook hun maatschappelijke functie waar te maken wordt steeds groter. Subsidies worden niet langer toegekend op basis van aantal leden of prestaties, maar zijn gekoppeld aan het al dan niet bijdragen aan allerlei beleidsagenda’s. Zeker voor kleine sportverenigingen die vrijwel uitsluitend gerund worden
431
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
door vrijwilligers is het lastig om hieraan te voldoen. Een rol moeten spelen binnen ingewikkelde maatschappelijke problemen als agressie, integratie en een gezonde leefstijl, is voor veel sportverenigingen te veel van het goede. De gevraagde maatschappelijke functie kan wellicht beter vervuld en gedragen worden door wat grotere sportverenigingen.
Gezondere sportomgeving
Sportverenigingen creëren in kleine stapjes een gezondere sportomgeving. Steeds meer sportverenigingen zijn bezig de sportomgeving gezonder te maken. Zo zijn steeds meer verenigingen rookvrij en zijn er steeds vaker gezondere opties in de sportkantine. In maatregelen tegen problematisch alcoholgebruik zit minder ontwikkeling. Dat blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut.
Veel draagvlak voor rookvrije sportomgeving Het aandeel rookvrije sportverenigingen is in de afgelopen jaren flink gestegen (van 17% in 2019 naar 60% in 2022). Een grote meerderheid van de verenigingsbestuurders (82%) vindt dat iedere sportvereniging rookvrij moet zijn. Van de verenigingen die nog niet rookvrij zijn, wil de helft (45%) dat binnen twee jaar worden.
Vaker gezonde optie in kantines, maar ongezond overheerst nog Bij ruim de helft van de verenigingen (55%) is in de kantine meer ongezond dan gezond aanbod. Wel zijn er veel minder kantines met bijna alleen ongezond aanbod (van 31% in 2019 naar 9% in 2022). Het aandeel sportkantines met evenveel gezond als ongezond aanbod in de sportkantine is in die periode gestegen van 22% naar 34%.
C
Weinig ontwikkeling in maatregelen tegen problematisch alcoholgebruik In de maatregelen op het gebied van alcoholgebruik is sinds 2019 weinig veranderd. Dat betekent dat bijvoorbeeld iets minder dan de helft van de verenigingen geen alcohol schenkt aan dronken bezoekers (43%) en op leeftijd controleert (42%).
432
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Weinig draagvlak voor gezonder aanbod en meer alcoholbeleid Veel verenigingsbestuurders weten niet of ze in de komende twee jaar een gezonder aanbod willen creëren of meer maatregelen willen nemen op het gebied van alcoholgebruik. Meningen van verenigingsbestuurders zijn verdeeld over in hoeverre zij verantwoordelijk zijn voor het tegengaan van overgewicht of verantwoord alcoholgebruik. Bron: Mulier Instituut december 2022.
Opdracht 2 Lidmaatschap sportvereniging (theorieopdracht) Bron - De georganiseerde sport
a. Hoeveel procent van de Nederlanders is lid van een sportvereniging? b. Neemt dit percentage binnen nu en 10 jaar toe of af? Geef argumenten voor een eventuele toename en voor een eventuele afname. c. De overheid stimuleert het lidmaatschap van een sportvereniging. Bedenk waarom de overheid dit doet.
Opdracht 3 De sportvereniging (groepsopdracht) Bron - De georganiseerde sport
Deze opdracht kun je het beste in een twee- of drietal maken. Het gaat erom dat er in elk groepje minstens één student zit die lid is van een sportvereniging. a. Vraag de statuten en het huishoudelijk reglement op van jouw sportvereniging. b. Check of de statuten voldoen aan de richtlijnen. c. Bespreek met elkaar het verschil tussen de statuten en het huishoudelijk reglement. d. Controleer of dit in grote lijnen klopt bij jouw vereniging. e. Vraag de verenigingsstructuur op van jouw sportvereniging. f. Leg aan elkaar de structuur uit en bepaal wat voor structuur het is.
433
g. Vraag bij jouw vereniging naar de grootste kostenposten en de grootste bronnen van inkomsten.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
10.3 Sportbonden en sportkoepels Sportbonden Verenigingen regelen voor een groot deel hun eigen zaakjes. Maar verenigingen hebben ook een gezamenlijk belang. Zo heeft een korfbalvereniging andere korfbalverenigingen nodig om competitie te kunnen spelen. Om dit en ook andere zaken te regelen hebben ze het Nederlands Korfbal Verbond (KNKV) opgericht. Zo heeft iedere sporttak zijn eigen sportbond en regelt men op deze manier zijn eigen zaken. Een sportbond is een nationale organisatie die alle zaken regelt binnen een of meerdere takken van sport en die de aangesloten sportverenigingen en/of individuele leden ondersteunt.
KNKV
Het KNKV telt zo’n negentigduizend leden bij circa vijfhonderd aangesloten verenigingen, waar maatschappelijke vaardigheden worden opgedaan en sprake is van een veilig sportklimaat. Korfbal heeft zich internationaal en als topsport ontwikkeld. De sport wordt inmiddels in 69 landen gespeeld en TeamNL Korfbal vormt de absolute wereldtop.
Korfbal heeft in Nederland de hoogste status in de sport. Zowel het nationaal team (TeamNL Korfbal) als U21 (Talent TeamNL Korfbal) worden door NOC*NSF erkend als focusprogramma en vanuit de Topsportmiddelen gefinancierd. De internationals van TeamNL Korfbal hebben de A-status en hun resultaten dragen bij aan de Top 10-ambitie van NOC*NSF en de sportbonden. Hoofdambities Zo veel mogelijk mensen laten genieten van korfbal. Én: korfbal naar olympisch niveau. Dat zijn de twee hoofdambities van het KNKV.
C
Bron: www.knkv.nl/.
De sportbonden in Nederland hebben een uitgebreid takenpakket: • organiseren van wedstrijden voor de algemene wedstrijdsport • organiseren van recreatieve sportactiviteiten
434
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
organiseren van landelijke activiteiten ondersteunen in het kader van sportstimulering verzorgen opleidingen en bijscholing rechtspraak ontwikkelen veiligheidsbeleid.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• • • • •
Nederland kent ongeveer 5,2 miljoen georganiseerde sporters, die actief zijn in zo’n 23.000 sportverenigingen en verenigd zijn in ongeveer 100 sportbonden. 77 bonden zijn aangesloten bij NOC*NSF. De top 5 van sportbonden wordt gevormd door de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, Sportvisserij Nederland, de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond, de Nederlandse Golf Federatie en de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond. De verschillen in geslacht en leeftijd zijn groot. Als je kijkt naar meisjes dan is de volgorde: • KNGU (turnen) • KNHB (hockey) • KNVB (voetbal) • KNHS (paardrijden) • KNLTB (tennis). Bij jongens staat uiteraard voetbal op de eerste plaats, gevolgd door vissen en tennis. In 2013 is Sportvisserij Nederland lid geworden van NOC*NSF. Met bijna 600.000 leden komt deze sportbond op de tweede plaats. Hockey is de afgelopen jaren de sterkst stijgende teamsport. In 1996 had de KNHB 126.000 leden. In 2004 was dit ledental opgelopen naar 172.000. In 2021 waren 244.000 mensen lid van de hockeybond. Van de individuele sporten is golf een opvallende stijger. In 1996 had deze federatie 78.000 leden, in 2004 waren dat er al 228.000 en in 2021 telde Nederland ruim 400.000 officiële golfers. Veel bonden hebben te maken met een dalend aantal leden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de KNGU (turnen), KNHS (paardrijden), KNZB (zwemmen) en Atletiekunie. Sterke stijgers zijn de Nederlandse Wandelbond, NTFU (toerfietsen) en de KNLTB (tennis). Het aantal leden zegt niet alles over hoeveel mensen een sport beoefenen. Zwemmen, wandelen en fietsen zijn heel populair, maar worden vooral ongeorganiseerd beoefend.
435
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=449639472&page=1&pos=28&title=
Het aantal hockeyers is de afgelopen jaren sterk gestegen.
De top tien van sportbonden ziet er als volgt uit (NOC*NSF 2021): KNVB: 1.150.00 Sportvisserij Nederland: 595.000 KNLTB (tennis): 576.000 NGF (golf): 407.000 KNHB (hockey): 244.000 KNGU (turnen): 232.000 KNHS (paardrijden): 136.000 KWBN (wandelen): 133.000 Bridge Bond: 120.000 Atletiekunie: 119.000.
C
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Sportkoepels Soms zijn er gemeenschappelijke belangen waardoor de verschillende sportbonden elkaar nodig hebben. Daarom zijn sportbonden aangesloten bij sportkoepels. Een sportkoepel is een bundeling van de georganiseerde
436
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
Nederlandse sport die zich sterk maakt voor sportbonden en sportverenigingen, door service te verlenen, krachten te bundelen, belangen te behartigen en informatie te geven.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Nederland kent drie belangrijke sportkoepels: 1. NOC*NSF = Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sportfederatie 2. NKS = Nederlandse Katholieke Sportbond 3. NCS = Nederlandse Culturele Sportbond.
De sportkoepels, vooral NOC*NSF, zijn een belangrijke factor in de samenleving. Op alle niveaus praten zij met de overheid mee over de ontwikkelingen van de sport in al haar facetten, maar ook over de rol die de sport kan spelen in het beïnvloeden en oplossen van allerlei maatschappelijke problemen. Denk hierbij aan supportersgeweld, vandalisme, fair play, het wegwerken van achterstanden en blokkades voor verschillende bevolkingsgroepen en het tegengaan van bewegingsarmoede onder de jeugd.
C
NOC*NSF De grootste Nederlandse sportkoepel is NOC*NSF. Deze sportkoepel is ontstaan uit een fusie tussen de NSF, de Nederlandse Sportfederatie en het NOC, Nederlands Olympisch comité. NOC*NSF is de koepelorganisatie van de georganiseerde sport in Nederland. Momenteel zijn bijna tachtig takken van sport in NOC*NSF-verband georganiseerd. Enkele nieuwe leden van de afgelopen jaren zijn Holland Surfing Association, de Nederlandse DrakenBoot Federatie en Sportvisserij Nederland.
437
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) De missie van NOC*NSF is Nederland te verbinden en te inspireren met de kracht van sport. Die missie vraagt om uiteenlopende inzet, op sportgebied en daarbuiten, nationaal maar ook internationaal. Internationaal worden er in de sport immers besluiten genomen die van invloed (kunnen) zijn op onze ambities. Een goede relatie met internationale organisaties en sportbestuurders is dus van groot belang. NOC*NSF wil meer invloedrijke Nederlandse sportbestuurders, meer prestigieuze internationale evenementen en bijeenkomsten in Nederland.
NOC*NSF bestaat uit twee aparte afdelingen: 1. NOC*NSF Breedtesport 2. NOC*NSF Topsport.
C
Breedtesport De afdeling breedtesport houdt zich bezig met de sportverenigingen. De sportvereniging vormt het kloppende hart van de breedtesport. NOC*NSF Breedtesport helpt de verenigingen, samen met de sportbonden, om de
438
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
belangrijke rol in de maatschappij te kunnen blijven vervullen. Zij ondersteunt vooral op die punten waar verenigingen de meeste knelpunten ervaren: het werven en behouden van leden en het tekort aan kader.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
De missie van NOC*NSF Breedtesport luidt: “Het versterken van de georganiseerde sport, zodat zo veel mogelijk inwoners van Nederland sportief actief zijn.”
Enkele voorzieningen en diensten van NOC*NSF zijn: • wet- en regelgeving – Drank- en horecawet • accommodatie en beheer – kantinebeheer – hygiënecode sportkantines – zwembaden. • beleid en organisatie – beleidsplannen – oprichten vereniging. • financiën – ledenadministratie – fondswerving – subsidies. • gezondheid – blessurepreventie – doping. • ledenwerving – mensen met een migratieachtergrond – jeugd. • overheid en sport – gemeente en sport • sponsoring en communicatie – marketing – sponsoring. • waarden en normen – sportiviteit en respect – seksuele intimidatie. • werk en sport
439
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
– deskundigheidsbevordering – vergoedingen en contracten.
Topsport Het beleid van NOC*NSF Topsport is gericht op het creëren van optimale omstandigheden voor topsporters en topsportcoaches, een professionele organisatie van de Nederlandse topsport, marketing en de financiering van topsport. NOC*NSF Topsport heeft de ambitie om Nederland op een plaats bij de eerste tien landen van de internationale sportwereld te krijgen. Zo ondersteunt NOC*NSF zowel financieel als maatschappelijk de zogenaamde A- en B-topsporters.
Topsportbeleid
Het topsportbeleid van NOC*NSF richt zich op een vaste positie bij de tien beste landen van de wereld. Een van de voorwaarden daarvoor is dat topsporters zich optimaal kunnen voorbereiden op topsportprestaties. Aanvullend op de investeringen van je bond biedt NOC*NSF ter ondersteuning verschillende financiële en materiële voorzieningen. Het Ministerie van VWS en de NOC*NSF Partners in Sport verlenen hieraan hun medewerking.
Wanneer ben je topsporter? Binnen de sport in Nederland wordt de volgende definitie van topsporter gehanteerd: “Je bent topsporter als je internationaal op het hoogste seniorenniveau (EK’s, WK’s en Olympische Spelen) meedoet binnen een erkend topsportprogramma.”
C
NOC*NSF is verantwoordelijk voor de voorbereiding, samenstelling en uitzending van Nederlandse teams voor Olympische en Paralympische spelen. Met de Olympische topsportbonden stelt NOC*NSF de nominatie- en kwalificatie-eisen op. Een andere belangrijke activiteit van de afdeling Topsport is het herkennen en ontwikkelen van talenten tot topsporters.
440
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
NSA Sportadviesbureau NSA heeft ruim tachtig jaar ervaring met het ontwikkelen, coördineren en uitvoeren van projecten op het gebied van (breedte)sport en beweging in verschillende maatschappelijke contexten. Het landelijke sportadviesbureau is gevestigd in Bilthoven en maakt deel uit van Sportservice Noord-Brabant. In totaal werken ruim zestig medewerkers samen in multidisciplinaire teams vanuit zes locaties.
De NSA werkt in opdracht van overheden, zoals ministeries, provincies en gemeenten, lokale sportverenigingen en landelijke organisaties zoals NOC*NSF en sportbonden. Daarnaast zijn ze in toenemende mate actief binnen onderwijs, zorginstellingen en andere maatschappelijke organisaties. De NSA zet zich in voor een sport-, beweeg- en leefomgeving waarin je je veilig voelt, waar het leuk is, je jezelf kunt zijn en waar voor iedereen een plek is; binnen verenigingen, in de buurt en op school. Dit realiseert de NSA met een uitgebreid portfolio aan diensten en producten waarmee opdrachtgevers worden ondersteund bij hun vraagstukken op het terrein van onder andere sportkader, vrijwilligers, professionals, leefbaarheid, diversiteit, gezondheid en waarden en normen.
NKS De Nederlandse Katholieke Sportstichting is als federatie van katholieke sportbonden opgericht in 1946. Aanvankelijk kenden veel takken van sport een eigen katholieke bond. Zo bestond er de NKS-Voetbal. Tot 1941 organiseerde deze bond haar eigen wedstrijden. Daarna sloot men zich aan bij de KNVB. Zo ging het ook in andere takken van sport.
Geleidelijk is de NKS een instituut geworden voor vooral ondersteuning aan sportverenigingen, sportbonden, gemeenten en scholen. Sinds kort is sport en ontwikkelingssamenwerking daaraan toegevoegd.
441
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Een van de speerpunten van de NKS is het programma Train de Trainer. De NKS verzorgt jaarlijks verschillende clinics en bijscholingen om de kwaliteit van de trainers te vergroten.
NCS De NCS is de humanistische levensbeschouwelijke sportkoepel van Nederland. Maar de NCS is bovenal een ledenorganisatie. De leden vormen de kracht en het bestaansrecht van de NCS. De NCS heeft als doel het ontwikkelen, vernieuwen en uitvoeren van een recreatieve sport- en bewegingscultuur. Zij bevordert sport voor iedereen (ongeacht geslacht, seksuele voorkeur, cultuur, leeftijd en validiteit). Sporters ervaren vrijheid, zingeving of vorming in hun sport. De NCS werkt daarom aan een sociale en humanistische bestuurs- en sportstijl. De NCS biedt ruimte aan iedere sport- en beweegorganisatie die op eigen wijze bijdraagt aan een sociale en gezonde leefstijl.
C
Doelstellingen: • Het bevorderen van de fysieke gesteldheid, zowel van jongeren als van volwassenen, door het organiseren van ook op het sociaal contact gerichte amateuristische sportbeoefening in zijn veelsoortige vormen, onder nadrukkelijke afwijzing van alle middelen en methoden gericht op kunstmatig en ongezond opvoeren van de sportieve prestaties. • Het bevorderen en het hooghouden van morele waarden in de sportbeoefening, die middel moeten zijn tot vorming en ontspanning, met als grondslag democratische gezindheid, solidariteit en gemeenschapszin. • Het bevorderen van de veelzijdige en culturele uitingen die bij de NCS zijn ontstaan, zoals jeugd- en jongerenwerk, kampwerk en activiteiten van de aangesloten korpsen, alsmede van alle andere activiteiten die gericht zijn op een positieve en sportieve vrijetijdsbesteding.
442
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
• Het als erkende, zelfstandige sportkoepel en sportbond nationaal en internationaal samenwerken met gelijkgerichte organisaties op democratische grondslag, teneinde daardoor de sport, de lichamelijke opvoeding en de algemene vorming in de ruimste zin te dienen. • Om in het kader van haar doelstelling haar leden faciliteiten en diensten te verlenen.
Opdracht 4 Sportbond (groepsopdracht) Bron - Sportbonden en sportkoepels
Deze opdracht kun je het beste in een groepje doen.
Maak een keuze voor een bepaalde sportbond. Sluit dit kort met de overige groepjes in de klas, zodat er geen overlap is. Ga naar de website van de gekozen sportbond en beantwoord de volgende vragen: a. Hoeveel leden heeft de bond nu? b. Hoeveel leden had de bond ongeveer tien jaar geleden? c. Wat zijn de missie, visie en doelstellingen van de bond? (Mogelijk is dat niet allemaal te vinden.) d. Met welke taken houdt de bond zich bezig?
Opdracht 5 De KNHB (theorieopdracht) Bron - Sportbonden en sportkoepels
a. Sportbonden hebben een uitgebreid takenpakket. Wat zijn belangrijke taken van een sportvereniging?
443
Filmpje - Samenwerking Jeugd Sport Fonds
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
b. Tot welke taak van een vereniging hoort de samenwerking met het Jeugdsportfonds? c. Geef argumenten waarom de KNHB deze samenwerking belangrijk vindt.
Opdracht 6 De bondspuzzel (groepsopdracht) Bron - Sportbonden en sportkoepels
Deze opdracht kun je in een groepje doen. Knipvel Bondspuzzel
a. Op het knipvel staan tien stroken met de tien grootste sportbonden en tien stroken met ledenaantallen. Koppel het aantal leden aan de bijbehorende sportbond. b. Geef voor elke bond aan of het aantal leden de afgelopen jaren gegroeid, gelijk gebleven of gedaald is. c. Zoek de juiste combinatie op in dit thema.
Opdracht 7 NOC*NSF (theorieopdracht) Bron - Sportbonden en sportkoepels Website - NOC*NSF
C
a. NOC*NSF heeft de Academie voor Sportkader (ASK). Waarom heeft NOC*NSF deze afdeling en wat heeft ASK te bieden aan bonden? b. NOC*NSF houdt zich ook bezig met gehandicaptensport. Een van de aspecten is de classificatie. Wat houdt dit in en wat is de rol van NOC*NSF hierin? c. Op de website zie je een grote knop met ‘sportparticipatie’. In welke zes onderdelen is de sportparticipatie opgedeeld? Licht ieder onderdeel toe. d. Klik op de knop ‘A t/m Z’ en kies drie onderwerpen uit die je kort toelicht.
444
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
Opdracht 8 NSA (theorieopdracht)
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Sportbonden en sportkoepels Website - NSA
a. Wat is de visie en missie van de NSA? b. Wat is de werkwijze van de NSA? c. Wat zijn de producten en diensten van de NSA?
10.4 Anders georganiseerde sport en ongeorganiseerde sport
Anders georganiseerde sport Anders georganiseerde sport is alle sportaanbod dat georganiseerd aangeboden wordt buiten de sportverenigingen om. Je kunt hier denken aan: • sportaanbod via abonnementen of entreegelden bij commerciële sportaanbieders, zoals fitnesscentra, zwembaden en maneges • sportaanbod bestaande uit (eenmalige) evenementen, zoals wandeltochten, fietstochten en hardloopwedstrijden, waarvoor geen lidmaatschap nodig is • instanties die niet uitsluitend gericht zijn op aanbieden van sport, maar sport ter aanvulling van de reguliere activiteiten aanbieden (onder andere scholen, wijken, buurten, werkgevers).
Hier wordt vooral ingegaan op het aanbod van de commerciële sportaanbieders. De laatstgenoemde sportaanbieders komen in het volgende thema aan de orde. Commerciële organisaties noemen we ook wel profitorganisaties. Dit zijn alle organisaties die een commercieel doel hebben, die gericht zijn op het maken van winst. Organisaties die geen winstdoel hebben, maar een maatschappelijk doel, noemen we non-profitorganisaties. De belangrijkste commerciële sportorganisaties in Nederland zijn: • maneges • sportscholen • zeil- en surfscholen • buitensportaanbieders • fitnesscentra
445
• sportaccommodaties.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Maneges Nederland telt ongeveer 1000 maneges met een kleine 200.000 klanten. Daarnaast telt Nederland ongeveer 1500 paardensportverenigingen (rijverenigingen). Niet iedereen rijdt in een manege of bij een vereniging, een groot gedeelte rijdt in de vrije natuur. Volgens de laatste gegevens zijn er ongeveer 400.000 mensen die paardrijden. Ongeveer 70% van de paardensporters rijdt recreatief, zo’n 10% rijdt alleen in wedstrijdverband en de rest doet beide. Jarenlang is het aantal paardensporters gestegen, maar de afgelopen jaren is er sprake van een daling. Opvallend is de leeftijd van de mensen die een manege bezoeken: 64% van de bezoekers is jonger dan 30 jaar en de meesten zijn meisjes (82%).
https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/riding-girl-training-her-horse-equestrian-1755676148
C
Paardrijden is een populair tijdverdrijf.
Het verhaal van de KNHS
Jij en je paard verdienen een eigen bond.
446
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
De KNHS is er voor iedere paardensporter. Of je regelmatig bij de manege rijdt, geniet van alle prachtige ruiterpaden door het Nederlandse landschap, af en toe met een aanspanning rondrijdt, fanatiek wedstrijden rijdt of bezig bent met de voorbereidingen voor de Olympische Spelen in 2028: de KNHS is er voor jou. Omdat er zo veel verschillende paardensporten zijn met nog meer verschillende paardenvragen, werken we vanuit de gedachte dat iedere paardensporter uniek is en recht heeft op zijn of haar eigen KNHS. Bij jouw KNHS vind je de informatie die jou en je paard helpen om op een mooie, veilige en gezonde manier van je sport te genieten. Samen? Samen delen we onze liefde voor paarden. En dat gunnen we iedereen. Bron: www.knhs.nl.
Sportscholen Het aantal sportscholen is niet heel gemakkelijk te bepalen. Het hangt ervan af wat je allemaal meetelt als sportschool. Als je de fitnesscentra en dansscholen meerekent, kom je tot een veel groter aantal. Dan heb je het over tussen de 4500 en 5000 sportscholen. In elk geval behoren tot de sportscholen organisaties voor krachtsport, vechtsport, duiksport, zwemmen, tennis en skiën. Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) kwam in 2020 tot een totaal van 1315 sportscholen (géén fitnesscentra) met in totaal 350.000 klanten.
C
Zeil- en surfscholen Het aantal zeil- en surfscholen is de afgelopen 15 jaar fors toegenomen. In 2007 telde Nederland 170 zeil- en surfscholen en in 2022 waren dat er al 365. Het aantal klanten is moeilijk te bepalen. Sommige komen voor een cursus, maar veel klanten komen ook voor bijvoorbeeld een bedrijfsuitje. Vooral het kitesurfen doet het de laatste jaren heel goed. Er is een aparte vereniging voor, de NKV (Nederlandse Kitesurf Vereniging).
447
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. Moeten hiervoor rechten worden aangevraagd? Anders bron vermelden: https://www.firmfocus.biz/NL/BI/branche/zeil-en-surfscholen
Toename aantal zeil- en surfscholen.
C
De Nederlandse Kitesurf Vereniging (NKV) is de vereniging die zich al tien jaar bezighoudt met de belangenbehartiging van de kitesurfers in Nederland. Waar het kitesurfen zo’n zes jaar geleden als zeer riskant en extreem te boek stond, is door de enorme technische ontwikkelingen, goede scholing en mede het werk van de NKV, de sport voor een breed publiek toegankelijk geworden. De vereniging zag het aantal leden de laatste jaren sterk stijgen. Als vereniging is de NKV uniek. Veel andere watersportverenigingen werken lokaal, het werkgebied van de NKV is heel Nederland!
448
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/professional-kiter-makes-difficult-trick-on-1320889664
Buitensportondernemingen Onder de buitensportondernemingen vallen verschillende bedrijven. Sommige bedrijven zijn gespecialiseerd in bijvoorbeeld klimmen of kanovaren. Zo kent Nederland ongeveer 120 klimhallen. Ongeveer de helft is sportgericht en de andere helft recreatief. Andere buitensportbedrijven kennen een breed aanbod van activiteiten. De meeste bedrijven richten zich op drie marktsegmenten: bedrijven, scholen en particulieren. Voor bedrijven verzorgen zij teambuilding, vergaderbreaks of bedrijfsuitjes, voor scholen buitensportactiviteiten of kampen en voor particulieren dagarrangementen of een survivalweekend in de Ardennen. Naast deze drie marktsegmenten onderscheiden buitensportbedrijven zich nog op een ander vlak van elkaar. Binnen de buitensport kan het accent liggen op: • recreatieve buitensport (bedrijfsuitjes, steppen, gps-tochten) • instructie en training (klimmen, kanovaren, duiken) • avontuur (hike-survival, canyoning, speleo)
449
• buitensport als middel (teambuilding, groepswerk).
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Strandheem De mooiste outdoor locatie met heel veel leuke buitenactiviteiten. Een uitje in de buitenlucht begint logischerwijs bij Strandheem, het kloppend hart van de uitjesbranche. Met het aanbod hier beleef je heel wat humor, sensatie en plezier. Van actieve spellen tot rondritten en van sport tot festival, Partycentrum Strandheem biedt uitmuntend vermaak. Bron: www.hetstrandheem.nl/outdoor/.
De brancheorganisatie voor de buitensport is de VeBON (Vereniging van Buitensport Ondernemingen Nederland). Volgens de VeBON zijn er ongeveer 750.00 mensen die met regelmaat buitensport beoefenen. In de branche zijn zo’n 150 bedrijven actief, waarvan er 60 aangesloten zijn bij de VeBON. De buitensport had een omzet van ongeveer 90 miljoen euro in 2019. Er zijn ongeveer 3.000 personen werkzaam bij de organisaties die buitensport faciliteren zoals door de VeBON aangegeven. Hierna wordt nog uitgebreider ingegaan op de VeBON.
C
Fitnesscentra Fitness is de meest beoefende sport van ons land. Ongeveer 20% van de bevolking van 12 jaar en ouder doet aan fitness. In 2020 telde Nederland ongeveer 2250 fitnesscentra (CBS). Basic-Fit is met 220 vestigingen de grootste keten in Nederland. In totaal doen ruim 3 miljoen Nederlanders (23% van de Nederlanders van 12 jaar en ouder) aan fitness, waarvan ongeveer 2.4 miljoen lid is van een fitnesscentrum. Bij vrouwen is fitness nog populairder dan bij mannen. Fitness is vooral populair bij jongvolwassenen. Bijna een derde van de klanten is tussen de 19 en 25 jaar en ongeveer een kwart is tussen de 25 en 35 jaar. Slechts 10% van het aantal leden is jonger dan 18 jaar.
450
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Ongeveer 20% doet aan fitness!
Aanvankelijk boden de fitnesscentra alleen de mogelijkheid voor krachttraining en training van het uithoudingsvermogen. Er werd gewerkt met allerlei halters en aan allerlei fitnessapparaten. De fitnesscentra hebben zich echter enorm ontwikkeld. Een deel van de ondernemingen is uitgegroeid tot een multifunctioneel bewegingscentrum waar ook andere sporten beoefend kunnen worden en aandacht is voor wellnessactiviteiten. Het aanbod bestaat onder meer uit vrije sporturen voor cardio- en krachtfitness, groepslessen in bijvoorbeeld spinning, bodypump, pilates, poweryoga en bootcamp. Ook is er een wellnessaanbod in de vorm van saunaruimtes, ruimtes met zonnebanken en infraroodcabines. Tot slot neemt de populariteit van mindfulness toe. Yoga is een van de snelst groeiende sporten in Nederland. Voortdurend komen er nieuwe trends bij, zoals piloxing, hathayoga, soulcycle, CXworx, virtuagym en gamification. Fitnesscentra proberen zich in deze concurrerende markt van anderen te onderscheiden:
451
Urban Gym Group
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Keuze als kracht Oprichtster en mede-eigenaar Marjolijn Meijer: “Onze gyms en activiteiten richten zich vooral op de jongere doelgroep. Daar ligt onze kracht: we durven te kiezen voor jongvolwassenen en vormen zo een niche. We zitten op unieke locaties in de grote steden, hebben onze clubs heel vet ingericht en werken met jonge enthousiaste medewerkers die zorgen voor een goede sfeer. De komende tijd willen we vanuit deze kracht verder doorgroeien.”
Fitnesstrends 2022
C
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
452
bewegen als medicijn onlinetraining draagbare technologie mindfulness high-intensity intervaltraining personal training trainen met eigen lichaamsgewicht buiten trainen hormonaal evenwicht schone, nette sportscholen.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/highintensity-interval-training-workout-hiit-group-535360561
High-intensity interval training.
Op heel veel plaatsen wordt fitness aangeboden, niet alleen in fitnesscentra. Veel recreatiebedrijven, gezondheidsinstellingen, scholen en bedrijven hebben een fitnesscentrum. De branchevereniging voor de fitnessbedrijven is NL Actief. Het is de branchevereniging van de erkende en ondernemende sport- en beweegbedrijven in Nederland. Bij NL Actief zijn zo’n 1000 locaties met in totaal 4,3 miljoen fitnessconsumenten aangesloten.
Evenals de buitensportsector richt de fitnessbranche zich op verschillende leeftijdscategorieën en zowel op particulieren als bedrijven. Steeds meer bedrijven in Nederland kiezen voor bedrijfsfitness. Dit gebeurt vooral vanuit economisch oogpunt. Men gaat ervan uit dat een fitte medewerker beter presteert en minder vaak ziek en absent is. Zieke werknemers kosten werkgevers en de overheid jaarlijks miljarden euro’s. Investeren in een gezonde en actieve levensstijl loont, zo blijkt uit onderzoek.
453
Gezonde en fitte werknemers
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Fit!Ned bedrijfsfitness is hét netwerk voor gezonde en fitte werknemers. Ontdek het unieke en enige landelijk dekkende netwerk van rijkserkende sport- en bewegingscentra met de beste fitnessprogramma’s. Fit!Ned is een onafhankelijk opererend netwerk van ruim 400 rijkserkende sport- en bewegingscentra in heel Nederland. Deze centra bevinden zich dus altijd in de nabijheid van uw werknemers. Hierdoor zijn zij vrij in hun keuze te sporten en te bewegen in de directe nabijheid van hun werkplek of juist dicht bij in hun woonplaats.
Verdiepingsstof - Fitnessbranche
Sportaccommodaties Ook sportaccommodaties hebben een breed aanbod aan sport- en bewegingsactiviteiten. Bij sportaccommodaties moet je onder andere denken aan zwembaden, ijsbanen, jachthavens, skihallen en kegel- en bowlingbanen. De sportaccommodaties zijn de laatste jaren flink veranderd. De openluchtbaden zijn vrijwel verdwenen en hebben plaatsgemaakt voor zwemparadijzen. In de zwembaden kun je diverse zwemsporten beoefenen, zoals wedstrijdzwemmen en waterpolo. Naast zwemlessen bieden de meeste zwembaden allerlei fitnessachtige activiteiten aan, zoals aquarobics en aquajoggen. Bovendien kennen zwembaden een uitgebreid programma voor specifieke doelgroepen, zoals baby’s/peuters, senioren, mensen met een beperking en mensen met een migratieachtergrond.
C
De huidige zwembaden zijn geschikt voor recreatief gebruik. Tegenwoordig betekent het zwembad voor veel mensen een dagje uit naar het zwemparadijs, inclusief waterglijbanen, whirlpools, jetstreams, zonnebanken en een sauna. Nederland kent ongeveer 1900 zwembaden, waarvan er 625 openbaar zijn. Het aantal mensen dat maandelijks zwemt is de afgelopen jaren redelijk stabiel gebleven. In 2008 zwommen 1,5 miljoen mensen maandelijks. In 2018 was dat 1.55 miljoen. Vooral ouderen zwemmen maandelijks.
454
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Brancheorganisaties Zoals bonden belangrijk zijn voor sportverenigingen, zo zijn brancheorganisatiesbelangrijk voor een bepaald commercieel sportaanbod. Als voorbeeld worden twee belangrijke brancheorganisatie besproken: NL Actief (voorheen Fit!vak) en VeBON. NL Actief is de brancheorganisatie voor erkende sport- en bewegingscentra, waarbij je vooral aan fitnessorganisaties moet denken. VeBON is de brancheorganisatie voor buitensportondernemingen.
NL Actief NL Actief is de brancheorganisatie voor erkende sport- en bewegingscentra. NL Actief behartigt de belangen van een groot aantal aangesloten fitnesscentra. NL Actief biedt onder andere de volgende diensten aan haar leden aan: • helpdesk financiële, juridische en personeelszaken • landelijke fit- en gezondheidscampagnes • landelijk bedrijfsfitness • rijkserkende opleidingen • belangenbehartiging op politiek en maatschappelijk niveau • marktinformatie fit- en gezondheidsbranche • Fit!magazine.
NL Actief
NL Actief is de branchevereniging van de erkende en ondernemende sporten beweegbedrijven in Nederland. Bij NL Actief zijn zo’n 1000 locaties met in totaal 2.5 miljoen fitnessconsumenten aangesloten. Daarmee is NL Actief de grootste sportorganisatie van Nederland. NL Actief ontwikkelt en borgt de kwaliteit in de fitnessbranche en draagt eraan bij dat meer mensen aan fitness gaan doen. Doel is om de ontwikkeling, de kwaliteit, de maatschappelijke positie en het succes van de fitnesscentra verder te bevorderen. Om dit te kunnen realiseren, beheert NL Actief de kwaliteitsregisters FITNED.NL (fitnessprofessionals) en VindFitness.NL (sport- en beweegbedrijven). Bron: nlactief.nl.
De fitnessbranche heeft zich ontwikkeld tot een professionele en dynamische bedrijfstak. Het vak van fitnesstrainer is meegegroeid met de branche. Er worden steeds hogere eisen gesteld aan de fitnesstrainer. Daarom ziet NL
455
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Actief het als een van haar belangrijkste taken om professionele fitnesstrainers op te leiden. Om de kwaliteit van de fitnesscentra te bewaken, werkt men nauw samen met Stichting LERF. LERF staat voor Landelijke ErkenningsRegeling Fitness. Stichting LERF is een onafhankelijke, door de branche en het Ministerie van VWS opgerichte stichting. Een van deze stichting onafhankelijk keuringsbureau stelt vast of een fitnesscentrum voldoet aan de eisen die aan professionele bedrijven in deze branche gesteld mogen worden. Afhankelijk van het resultaat geeft de stichting twee keurmerken af: keurmerk fitness basis (voldaan aan de minimale eisen) en keurmerk fitness totaal.
VeBON De VeBON (Vereniging van Buitensport Ondernemingen Nederland) is de brancheorganisatie voor buitensportondernemers. Aangesloten zijn onder meer bedrijven met activiteiten in Nederland en de Ardennen, sportieve evenementenbureaus, klimcentra en organisaties met actieve reizen. VeBON adviseert en ondersteunt haar leden bij het organiseren van activiteiten of bij het uitvoeren van hun bedrijf. Ook is de VeBON belangenvertegenwoordiger en gesprekspartner voor diverse overheden, veiligheidsinstituten, sportbonden en onderwijsinstellingen.
C
Daarnaast heeft de VeBON het doel om de kwaliteit en veiligheid van de buitensport te verhogen. Aangesloten bedrijven zijn verplicht om te werken volgens vastgestelde afspraken en richtlijnen, die regelmatig worden gecheckt. VeBON-bedrijven hebben klantvriendelijkheid en service hoog in hun vaandel staan. Deelnemers aan buitensportactiviteiten krijgen uitgebreide instructie over het programma, materiaal en de technieken. Veiligheid is hierbij van zeer groot belang. Elk lid is verplicht om met een speciaal veiligheidssysteem te werken dat jaarlijks getoetst wordt door TÜV (onafhankelijke, erkende veiligheidsinstantie). In het belang van de veiligheid zijn alle leden verplicht te beschikken over een deugdelijke ongevallen- en aansprakelijkheidsverzekering. Tot slot werken VeBON-bedrijven zo veel
456
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
mogelijk met professionele en deskundige begeleiders. VeBON heeft meegewerkt aan het opstellen van competentieprofielen voor buitensportinstructeurs. Momenteel spant de VeBON zich in om tot internationaal erkende diploma’s te komen. Ongeorganiseerde sport
Meeste mensen sporten ongeorganiseerd Ongeorganiseerd sporten is de meest beoefenende manier van sporten voor wekelijkse sporters in Nederland. Bijna de helft (46,9%) van de wekelijkse sporters in Nederland sport een of meer keer per maand via ongeorganiseerd aanbod in de openbare ruimte.
Dalende ledenaantallen sportvereniging
Mensen die graag sporten doen dat minder vaak via de sportvereniging. Deze ‘anders georganiseerde’ sporters zoeken hun heil bij fitnesscentra, andere commerciële sportaanbieders, wijkcentra, het bedrijf waar ze werken, organiseren het zelf met vrienden en familie en sporten zo alleen op momenten dat het hen goed uitkomt. Vooral volwassenen sporten steeds vaker op deze manier. 14% van de volwassenen sport bij een fitnessaanbieder, 65% sport ongeorganiseerd, alleen of met familie en vrienden. Zo’n 15% sport nog bij de sportvereniging, zo blijkt uit cijfers van het Mulier Instituut. Nog steeds gaan veel kinderen vanaf jonge leeftijd naar een sportvereniging, maar het aantal leden van sportverenigingen daalt.
Bron: https://www.alesoversport.nl/thema/beleid/het-veranderende-sportlandschap-en-wat-gemeenten-daarmee-kunnen/
Ongeorganiseerde sport is sportaanbod in de openbare ruimte, waarbij geen sprake is van georganiseerde accommodatie, begeleiding en/of competitie: • aanbod van sportspecifieke faciliteiten in de openbare ruimte, zoals openbare sportvelden van gemeenten of instanties zoals de Johan NL Actief en Krajicek Foundation • aanbod van generieke faciliteiten in de openbare ruimte, zoals parken, recreatiegebieden, wandelpaden en fietspaden
457
• ongeorganiseerde sport kan zowel individuele sportactiviteiten betreffen als sportactiviteiten in groepen zonder formele organisatiestructuur.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Het ongeorganiseerd sporten is de meest laagdrempelige manier van sporten. De overheid wil dan ook graag deze vorm van sporten stimuleren. In het Nationaal Sportakkoord valt het onder de ambitie van een duurzame sportinfrastructuur. Het gaat hierbij niet alleen om zwembaden, sporthallen en clubhuizen, maar ook om het stadspark en het trapveldje in de wijk. Overal waar mensen sporten en bewegen, moeten de voorzieningen op orde zijn.
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B,
Ongeorganiseerd sporten groeit.
C
Beweegvriendelijke omgeving Een beweegvriendelijke omgeving (BVO) is een leefomgeving die mensen faciliteert, stimuleert en uitdaagt om te bewegen, spelen en te sporten. Het is een belangrijke taak van gemeenten om de omgeving op deze manier in te richten. Dat kan door wandelpaden, fietspaden, trapveldjes, skatebanen, Cruyff Courts, speeltuinen, beweegtuinen voor ouderen, parken en dergelijke. Er zijn al gemeenten met een buitenfitnesspark.
458
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=88740306&page=1&pos=11&title=
Beweegpark in Kesteren.
Hierbij is het belangrijk dat deze voorzieningen zowel in fysiek als in sociaal opzicht veilig zijn. Dat betekent onder andere dat ze goed verlicht zijn, waardoor mensen er ook ’s avonds gebruik van maken. Onlangs is een dergelijke beweegvriendelijk inrichting van de omgeving in wetgeving vastgelegd.
Omgevingswet
In 2022 wordt de Omgevingswet van kracht. Centraal daarin staat het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Het instrumentarium van de Omgevingswet biedt ons veel kansen om de ambities op gezondheidsbevordering te vertalen naar een beweegvriendelijke omgeving. Een belangrijke vraag die een lokale overheid aan zichzelf moet stellen is dan ook: hoe kunnen we onze leefomgeving zo inrichten, dat onze inwoners verleid worden om meer te lopen, fietsen, spelen en sporten?
Bron: www.kenniscentrumsportenbewegen.nl/producten/e-book-bouwstenen-van-de-beweegvriendelijke-omgeving/.
459
Er zijn allerlei hulpmiddelen ontwikkeld om tot een beweegvriendelijke omgeving te komen. Zo is er een stappenplan ontwikkeld, een e-boek en een BVO-scan:
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Krijg met de BVO-scan op een snelle en simpele manier inzicht in de beweegvriendelijkheid van een buurt, wijk, stadsdeel of schoolplein. Onder de BVO-scan vallen meerdere scans, zoals de Wijkscan en Schoolpleinscan, die antwoord geven op de vraag of inwoners in hun directe leefomgeving voldoende worden gefaciliteerd en uitgedaagd om te lopen, fietsen, spelen en sporten.
Voor de sport- en bewegingsleider is het belangrijk om bij de organisatie van een evenement ook te denken aan het gebruik van de omgeving, zoals schoolpleinen, parken en uiteenlopende gemeentelijke sportveldjes. Op die manier worden deze accommodaties onder de aandacht van de inwoners gebracht.
Opdracht 9 Presentatie commerciële sportorganisatie (groepsopdracht) Bron - Anders georganiseerde sport en ongeorganiseerde sport Deze opdracht kun je het beste in een groepje doen.
C
a. Bedenk een aantal commerciële sportorganisaties. Verdeel deze organisaties over de groepjes in de klas. b. Elk groepje bereidt een presentatie voor over een commerciële sportaanbieder. Besteed onder andere aandacht aan: • de grootte van de sportaanbieder (bijvoorbeeld aantal maneges, aantal klanten, aantal mensen dat paardrijdt) • het aanbod van de sportaanbieder (bijvoorbeeld recreatie, dressuur of springen) • doelgroepen of kenmerken van doelgroepen waarop de sportorganisatie zich richt (bijvoorbeeld: ruim 80% van de bezoekers van de manege is vrouw/meisje) • trends en ontwikkelingen (nieuwe ontwikkelingen binnen de paardensport, hoe ziet de paardensport er over tien jaar uit, gaat het aantal ruiters in de toekomst stijgen of dalen?).
460
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
Opdracht 10 Trainer/coach fitness (theorieopdracht)
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Anders georganiseerde sport en ongeorganiseerde sport Filmpje - Sportcoördinator
a. Met welke doelgroepen kun je als trainer/coach (vooral gericht op fitness) werken? b. Wat zijn de belangrijkste werkzaamheden van de trainer/coach? c. Wat spreekt jou aan in deze richting en wat niet?
Opdracht 11 NL Actief (theorieopdracht)
Bron - Anders georganiseerde sport en ongeorganiseerde sport Website - NL Actief
a. Op de website vind je ‘ondernemersinfo’, ‘consumenteninfo’ en ‘opleidingeninfo’. Geef van een van deze drie onderwerpen kort de belangrijkste informatie. Filmpje - NL Actief
b. Waar maakt het filmpje promotie voor?
Opdracht 12 Leerdoelen (reflectieopdracht)
a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Als je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt doen. b. Vul de beoordeling in.
1.
Je kunt de belangrijkste kenmerken van een sportvereniging omschrijven.
2.
Je kunt het takenpakket van een sportbond beschrijven.
3.
Je kent de grootste sportbonden van Nederland.
461
Je kunt de twee afdelingen van NOC*NSF beschrijven.
5.
Je kunt de belangrijkste sportorganisaties van de anders georganiseerde sport beschrijven.
6.
Je kunt het belang aangeven van de ongeorganiseerde sport.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
4.
10.5 Verdiepingsstof - Ontwikkelingen fitnessbranche
De vraag naar fitness en sport is groot Opvallend is dat vooral mensen boven de 65 jaar en hogeropgeleiden vaker sporten (bron: Mulier Instituut). Tegelijkertijd neemt het aanbod ook toe, wat zorgt voor verzadiging van de markt en dus druk op de marges. Nu steeds meer buitenlandse fitnessketens onze kant op komen, verwachten we dat deze druk alleen maar toeneemt. Om gezonde marges en dus genoeg winst te behouden, helpt het om te denken in schaalgrootte. Bijvoorbeeld door meerdere vestigingen te openen en daarmee de kosten kunt drukken, door deals te sluiten met leveranciers. We zien dan ook dat het aantal ketens (met meerdere vestigingen) toeneemt.
Veel fitnesscentra concurreren voornamelijk op prijs. Slechts enkele bedrijven zijn in staat om op service onderscheidend te zijn. Wel zijn er mogelijkheden voor kleinere boetiekconcepten, waarbij persoonlijke aandacht de onderscheidende factor is. Toekomstbestendige fitnessbedrijven bieden een totaalconcept aan van sporten, voedingsadvies en fysio. Bij voorkeur werken ze dan samen met partners uit de gezondheidszorg, om zo toegevoegde waarde te leveren. Al met al is het belangrijk voor fitnesscentra dat ze een duidelijke positionering hebben.
C
“De vraag naar sport blijft altijd. Daardoor zal de sector zich in 2021 weer volledig herstellen.”
Duurzaam fitnessen: hoe doe je dat? Fitness is al jaren de meest beoefende sport waarbij de apparatuur natuurlijk het belangrijkste is. Fabrikanten van fitnessapparatuur zijn steeds beter in het
462
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
hergebruiken van oude apparaten en materialen voor nieuwe. Ook is er tegenwoordig fitnessapparatuur die alle opgewekte energie van sportende mensen samen direct gebruikt voor bijvoorbeeld de verlichting en airco van het pand. Een win-win: duurzamere energie en lagere energiekosten. Ook is het verduurzamen van vastgoed in de fitnessbranche steeds belangrijker. Duurzame gebouwen zorgen natuurlijk voor minder CO₂-uitstoot en efficiënter gebruik van gas, water, stroom en onderhoud. Veel van de panden zijn echter gehuurd. Een oplossing is dan om met de verhuurder te kijken hoe het pand duurzamer kan. Consumenten zijn tegenwoordig minder trouw aan een fitnesscentrum, waardoor het des te belangrijker is om de juiste afwegingen te maken. Zodra er een goedkoper alternatief is dat makkelijker bereikbaar is, betere apparatuur heeft of meer bij de laatste trends past, stappen mensen over. Voldoe aan de wensen van je leden: optimale service & snel resultaat
Aandacht voor gezond leven en meer bewegen is een maatschappelijke trend Een trend waar sportscholen van profiteren. Om aan te sluiten bij de wensen van je leden, is het belangrijk dat je als sportschool inspeelt op sporttrends. Zo zijn outdoor bootcamps en crossfit tegenwoordig helemaal hip. Zorg dat je deze sporten ook aanbiedt om te voorkomen dat je leden overstappen. Ook verwachten consumenten sneller resultaat van het sporten. Vernieuwde apparatuur of individuele trainingsschema’s kunnen hierbij helpen. Verder zien we dat mensen graag willen sporten wanneer het hen uitkomt. Daarom worden ruime openingstijden en flexibele lidmaatschappen of strippenkaarten gewaardeerd. Gemak dient de mens: een app om je sportles te boeken is iets wat je leden verwachten. Net als een overzichtelijke website met informatie over de groepslessen. Gemakkelijke boekingssoftware is essentieel voor sportscholen: het moet simpel en snel zijn. Goed om te weten: automatisch verlengen mag niet meer
De afgelopen jaren was er veel ophef over het automatisch verlengen van een abonnement. Met de komst van de Wet Van Dam in 2011 mogen fitnesscentra abonnementen niet meer automatisch en stilzwijgend met dezelfde periode verlengen. Na de eerste contractduur van maximaal een jaar is het abonnement maandelijks opzegbaar.
463
De Rabobank zit bovenop de cijfers en trends in de fitnessbranche en helpt graag ondernemers bij hun volgende stap. Benieuwd naar die van jou? Neem gerust contact op.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron: www.rabobank.nl/kennis/s011078817-fitnesscentra-staan-onder-druk-door-corona.
10.6 Verdiepingsstof - Sport en gemeenten WIE ZIJN WIJ
Vereniging Sport en Gemeenten ondersteunt gemeenten bij de integrale vormgeving, ontwikkeling en uitvoering van sportbeleid en accommodatievraagstukken.
ALS LANDELIJK PLATFORM DOET VSG DIT DOOR: • gemeentelijke belangen te behartigen en in te brengen bij de rijksoverheid, de georganiseerde sport en andere landelijke partners; • een laagdrempelig, rijk geschakeerd en actief netwerk aan te bieden. Gemeenten kunnen elkaar en andere deskundigen op het gebied van sport en bewegen ontmoeten en informatie en kennis uitwisselen; • algemene en innovatieve kennis en informatie over sport en bewegen te bevorderen, ontwikkelen en ontsluiten; • ondersteuning bij de integrale vormgeving, ontwikkeling en uitvoering van sport en beweegbeleid en accommodatievraagstukken te bieden. Vereniging Sport en Gemeenten is een landelijke organisatie, gevestigd in Den Haag.
MISSIE Vereniging Sport en Gemeenten is hét platform van gemeenten voor doorontwikkeling en positionering van sport en bewegen als bindend element in de samenleving.
C
Het beleidsterrein ‘Sport en bewegen’ is van groot belang voor het algemeen welzijn van burgers. Sport- en beweegactiviteiten bieden mogelijkheden tot talentontwikkeling, een zinvolle vrijetijdsbesteding, actieve deelname aan de maatschappij en het bevorderen van de gezondheid.
464
Thema 10 Het sportaanbod in Nederland 1
Gemeenten vervullen een belangrijke rol als het om sport en bewegen in Nederland gaat. Als regisseur met voorwaardenscheppend beleid en als financier van de vele sportaccommodaties die ons land rijk is.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Zorgen dat sport- en beweegactiviteiten voor alle burgers toegankelijk, in de buurt aanwezig en veilig zijn, vormen samen met het stimuleren van een gezonde levensstijl, speerpunten. Ook is ‘Sport en bewegen’ een waardevolle partner om doelstellingen op andere beleidsvelden te realiseren, zoals onderwijs, zorg, stedelijke ontwikkeling en citymarketing.
Het brede belang van sport en bewegen vergt blijvende en specifieke aandacht van onze gemeenten. Of het nu gaat om breedtesport of topsport, om georganiseerde of ongeorganiseerde activiteiten, om sport als doel of om sport- en beweegactiviteiten als middel. Filmpje - Wie of wat is de Vereniging Sport en Gemeenten? Bron: www.sportengemeenten.nl.
10.7 Begrippen
C
<<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>>
465
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
C
THEMA 11 HET SPORTAANBOD IN NEDERLAND 2 Inhoud thema • buurt • sportieve recreatie • onderwijs • zorg en welzijn • verdiepingsstof • begrippen.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Nederland kent een veelheid aan organisaties die met elkaar voor een heel divers aanbod aan sport- en bewegingsactiviteiten zorgen. In het vorige thema is het sportaanbod vanuit de vereniging en vanuit een aantal commerciële sportaanbieders aan de orde gekomen. In dit thema worden vier verschillende sportaanbieders besproken die onder de anders georganiseerde sport vallen. Op de eerste plaats komt het lokale sportaanbod aan de orde, dat vanuit de gemeente aangeboden wordt. Dit kun je ook het buurtsportaanbod of het wijkgerichte sportaanbod noemen. De buurtsportcoach speelt hierbij een belangrijke rol. Het werkveld van de recreatie kent eveneens een breed sporten beweegaanbod. Tot slot wordt ingegaan op het aanbod vanuit het onderwijs en vanuit zorg en welzijn. Relatie met werkproces Het thema ‘het sportaanbod in Nederland 2’ heeft vooral een relatie met werkproces B1-K2-W1: Bereidt het toernooi of evenement voor.
Leerdoelen • • • • •
Je kunt het sportaanbod vanuit de buurt beschrijven. Je kunt het belang van buurtsport beschrijven. Je kunt de indeling van sport beschrijven. Je kunt de aanbieders van sportief-recreatieve activiteiten beschrijven. Je kunt de kerndoelen en leerlijnen van het bewegingsonderwijs beschrijven. • Je kunt het sportaanbod vanuit zorg en welzijn besschrijven.
11.1 Casus
Opdracht 1 Casus Sport in de wijk
Breng sport naar de mensen. Dat is het idee achter beweegaanbod in de wijk. “We denken bij sportaanbod snel aan het traditionele verenigingsmodel of commerciële aanbieders als fitnesscentra”, zegt Rita van Driel, voorzitter van de alliantie ‘Sporten en bewegen voor iedereen’. “Maar voor wie sporten en
467
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
bewegen niet vanzelfsprekend is, zijn dat vaak te grote stappen. Het helpt enorm als activiteiten dichterbij komen. Letterlijk: met structureel aanbod in de wijk.” Max, student van de opleiding Sport & Bewegen wordt gevraagd het initiatief te nemen voor het organiseren van een evenement voor de wijk Opperdam in de gemeente Sallingerberg. Hij krijgt het voorgaande stukje tekst over sport in de wijk te lezen. Uiteindelijk moet het evenement hiertoe leiden: een sportaanbod in de wijk. Een groot gedeelte van de wijk Opperdam sport niet of nauwelijks en voelt zich blijkbaar niet aangetrokken tot het huidige sportaanbod en komt ook niet tot zelf georganiseerd sporten. Max mag zelf weten op welke doelgroep hij zich bij dit evenement richt. Filmpje - Sportplezier
Suggesties voor het gebruik van de casus Een casus kan op verschillende manieren vormgegeven worden en je kunt er op verschillende manieren gebruik van maken. In dit voorbeeld zijn de vormgeving en aanpak min of meer afgeleid van wat gangbaar is binnen het probleemgestuurd onderwijs. Je kunt gebruikmaken van een binnen dit concept passende aanpak, zoals de achtbaan of de zevensprong. Globale aanpak van de casus 1. Bespreek en bepaal de kern (centrale probleemstelling) van de casus. 2. Verhelder onduidelijke begrippen (door opzoeken, discussiëren). 3. Wat wil jij leren van deze casus? Bepaal een aantal voor jou belangrijke leerdoelen. 4. Werk de leerdoelen uit. 5. Rapporteer de gevonden resultaten.
C
Voorbeelden van sturende vragen bij deze casus Eventueel kun je kiezen voor een meer gestructureerde aanpak en kun je gericht kennisdoelen (reproductief, toepassen) of vaardigheidsdoelen aan de casus koppelen. Kennis
468
Thema 11 Het sportaanbod in Nederland 2
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. Wat is het doel van het wijkgerichte aanbod uit het filmpje? b. Welke takken van sport worden in het filmpje aangeboden? Geef bovendien je mening over dit aanbod. c. In het stukje tekst aan het begin wordt gesteld dat voor veel mensen het een te grote stap is om te gaan sporten of bewegen. Wat zijn denk jij de grootste belemmeringen om deze stap te nemen? d. Wat wordt er bedoeld met ongeorganiseerd sporten? e. Welke groepen sporten het meest ongeorganiseerd? f. Max mag zelf weten op welke doelgroep hij zich richt. Voor welke doelgroep(en) zou jij kiezen? Motiveer je antwoord. g. Met welk aanbod zou jij komen tijdens dit evenement?
11.2 Buurt
Sport en bewegen in de buurt In het hele sportbeleid van de afgelopen jaren speelt de buurt een steeds belangrijkere rol. Zo is er het programma Sport en Bewegen in de Buurt en ook uit het Nationaal Sportakkoord blijkt dat de buurt een centrale rol speelt. In dit akkoord gaat het vooral om de inzet van de buurtsportcoach. Het programma Sport en Bewegen in de Buurt stimuleert een actieve leefstijl voor iedereen. De centrale doelstelling van het programma is dat voor iedere Nederlander passend sport- en beweegaanbod in de buurt aanwezig is dat veilig en toegankelijk is. Het stimuleren van mensen tot sport en bewegen moet vooral in de buurt, in de wijk vorm krijgen. Net als gezondheid (Nationaal Preventieakkoord) moet sport en bewegen dichtbij en dus in de buurt te vinden zijn.
Doelgroepen Het buurtsportwerk richt zich op alle burgers, maar legt de nadruk op mensen in een achterstandssituatie. Dit kunnen achterstanden zijn op het gebied van gezondheid, onderwijs, opvoeding, sportdeelname en op sociaal-economisch vlak. De activiteiten van de buurtsportcoach zijn dan ook zeker gericht op groepen die van nature minder gericht zijn op sport en bewegen. Zo komen mensen met een chronische aandoening en gezondheidsrisico’s meestal niet uit zichzelf tot bewegen. Ze hebben een duwtje in de rug nodig. Dat kan door hen enthousiast te maken voor een passend sport- en beweegaanbod op de hoek van de straat. Er worden nog wel doelgroepen onderscheiden. Zo richt de buurtsportcoach zich bijvoorbeeld op ouderen, mensen met een beperking en/of chronische
469
aandoening en kinderen/jeugdigen uit achterstandswijken. In grote gemeenten is er vaak een bepaalde buurtsportcoach die op komt voor de belangen van een bepaalde doelgroep.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Het aanbod in de buurt Het aanbod in de buurt is heel divers. Je kunt denken aan schoolpleinen waar vanuit de gemeente na schooltijd sportactiviteiten aangeboden worden. Dit kunnen recreatieve spelen zijn, maar ook sportspelen. In sommige gevallen kunnen de kinderen min of meer elke keer zelf kiezen wat ze willen doen, maar soms is er ook een gestructureerd aanbod. Een aantal weken achterelkaar staat er een bepaalde sport centraal waar de kinderen kennis mee kunnen maken. De bedoeling hiervan is doorstroom naar reguliere sportverenigingen te stimuleren. Vandaar dat dit meestal samen met die verenigingen georganiseerd wordt.
https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=324372048&page=1&pos=29&title=Christelijke-Jongerenwerk
C
Buurtsport.
Sommige gemeenten nemen het initiatief tot het oprichten van een buurtsportvereniging, al dan niet in samenwerking met andere sportaanbieders. Het aanbod is heel divers, van voetbal tot freerunning en yoga. Een belangrijk kenmerk is dat de bewoners zelf meeorganiseren.
470
Thema 11 Het sportaanbod in Nederland 2
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Buurtsportvereniging Mensen met een laag inkomen sporten en bewegen veel minder dan mensen met een hoger inkomen. Ook ligt het percentage mensen dat nog nooit aan sport heeft gedaan in die eerste groep een stuk hoger. Dit terwijl sporten en bewegen juist mensen met een laag inkomen veel voordelen kan opleveren. Omdat zij het liefst in de buurt sporten of bewegen, is het zaak om te komen tot duurzaam aanbod in de wijk, bijvoorbeeld met de BuurtSportVereniging. Bron: Alles over sport (2022).
Tot slot richten veel gemeenten zich op ouderen en op mensen met een beperking en/of chronische aandoening. Hier hebben ze dan een gericht aanbod voor. Deze activiteiten kunnen vormgegeven worden vanuit het wijkgebouw, de plaatselijke sporthal, een zorginstelling of op de locatie van een sportaanbieder. In dit geval gaat het meestal om het aanbieden van erkende interventies, zoals Sociaal Vitaal of Elke stap telt. Vrijwel altijd worden deze programma’s samen met andere partners uitgevoerd. De gemeente (buurtsportcoach) kan hierbij de regie hebben.
C
Samenwerking Om het doel te bereiken dat er voor iedereen een passend sportaanbod in de buurt is, moet er goed samengewerkt worden. Bij de bespreking van het aanbod is dit al naar voren gekomen. Het gaat om een goede samenwerking tussen gemeente, de sport, het onderwijs, zorg en welzijn, commerciële sportaanbieders en het bedrijfsleven. Samen met het bedrijfsleven kan de gemeente zich bijvoorbeeld inzetten om werknemers op de fiets naar het werk te krijgen. Het programma Fietsen Scoort is hier een voorbeeld van. Bij de pleintjesactiviteiten is het belangrijk dat deze samen georganiseerd worden met lokale sportverenigingen. Bij activiteiten voor ouderen is het belangrijk om dit samen te doen met bijvoorbeeld een zorginstelling, fysiotherapiepraktijk en fitnesscentrum.
De gezonde sportvereniging
471
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bij sportvereniging HSV Bravo in Nootdorp komt jong en oud samen om te bewegen. De vereniging heeft bewust gekozen om het nuttige met het aangename te verenigen onder de noemer ‘gezond sporten’. Koen is als sportbuurtcoach in dienst van de HSV Bravo en gemeente Nootdorp. Hij heeft met steun van het bestuur afspraken gemaakt met de lokale woonzorggroep, het gezondheidscentrum, de cateraar van de kantine, de gemeente en scholen in de buurt. Ook met de ouders van jonge leden zijn afspraken gemaakt over gezond en sportief gedrag op de vereniging.
De vereniging heeft drie sportvelden en een gymnastieklokaal waar slim gebruik van wordt gemaakt. Het is Koen gelukt met partijen een gevarieerd sport- en beweegaanbod te verzorgen zodat de velden en de gymzaal eigenlijk nooit leeg zijn. In de ochtend komt de activiteitenclub van woonzorggroep oefeningen doen, in de middag komt de buitenschoolse opvang met kinderen beweegspelletjes doen en ’s avonds trainen de oudere kinderen en hun ouders. En in de weekenden vinden de reguliere activiteiten plaats.
Samen met de fysiotherapeut en diëtist van het gezondheidscentrum organiseert Koen vier keer per jaar een programma gezond sporten om mensen met overgewicht te begeleiden naar een regulier patroon van gezond eten en bewegen. In samenwerking met de scholen en het Centrum voor Jeugd en Gezin organiseert Koen ook regelmatig voorlichtingsbijeenkomsten over sportief en voorbeeldgedrag, pubertijd en weerbaarheid voor jongeren of blessurepreventie. Dit is voor ouders van kinderen, de leden, de partners van HSV Bravo en de verenigingstrainers. Bij HSV Bravo gaan gezelligheid en gezondheid goed samen. Daarom is er ook aandacht voor het serveren van gezonde snacks in de kantine, is water gratis en wordt er langs de lijn en in de kantine niet gerookt.
C
Bron: Aanbiedingsbrief Programma sport en bewegen in de buurt.
Opdracht 2 Woordspin buurtsport (groepsopdracht) Bron - Buurt
Deze opdracht kun je in een groepje doen.
472
Thema 11 Het sportaanbod in Nederland 2
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. Maak een woordspin met in het midden het woord ‘buurtsport’. Om de beurt bedenken jullie woorden die met buurtsport te maken hebben. Zet deze woorden rondom het woord buurtsport en trek lijnen tussen buurtsport en de andere woorden. Als je niets meer weet, mag je passen en gaat je beurt over naar de volgende. b. Bespreek de termen in de woordspin en kom tot een lijstje met onderwerpen die met buurtsport te maken hebben. c. Vergelijk dit lijstje met de lijstjes van je medestudenten.
Opdracht 3 Belang buurtsport (theorieopdracht) Bron - Buurt
a. Waarom vindt de overheid buurtsport zo belangrijk? Geef zo veel mogelijk argumenten. b. Een van de doelen van buurtsport is het vergroten van de leefbaarheid in een wijk of in een buurt. Op welke manier kan sport en bewegen een bijdrage leveren aan de leefbaarheid? Filmpje - Sportdorp
c. Op welke manier probeert Oostkapelle de leefbaarheid te vergroten volgens het filmpje?
Opdracht 4 Buurtsport en doelgroepen (theorieopdracht) Bron - Buurt
a. Buurtsport richt zich vooral op groepen die te weinig deelnemen aan sporten bewegingsactiviteiten. Welke (doel)groepen zijn dat? b. Kies een doelgroep uit en zoek op internet naar een programma dat gericht is op deze groep. Beschrijf kort het programma.
Opdracht 5 Buurtsport meiden (theorieopdracht) Bron - Buurt
473
Filmpje - Buurtsport meiden
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. Voor wie is Buurtsport meiden bedoeld en welke activiteiten worden aangeboden? b. Geef je mening over Buurtsport meiden.
11.3 Sportieve recreatie
Het aanbod aan recreatieve vormen van bewegen is groot in Nederland en wordt door uiteenlopende organisaties aangeboden. Je kunt onderscheid maken tussen sportief-recreatieve bewegingsvormen en vormen van sportieve recreatie. Sportief-recreatieve bewegingsvormen Sportief-recreatieve bewegingsvormen kun je als volgt omschrijven: alle sporten bewegingsactiviteiten die tot de recreatiesport en de bewegingsrecreatie behoren, waarbij mensen uit vrije wil en in hun vrije tijd matig tot intensief bewegen vanuit verschillende motieven (plezier, ontspanning, sociale contacten, compensatie, gezondheid).
Dominante betekenis sportieve recreatie • • • •
ontspanning ongedwongen sfeer zonder (prestatie)druk.
Bron: A. Buisman, Sportieve recreatie.
C
Sport- en bewegingsactiviteiten kun je op verschillende manieren indelen. Heel gangbaar is de indeling in topsport, wedstrijdsport en recreatiesport. Soms onderscheidt men ook nog bewegingsrecreatie en spel. De recreatiesport en bewegingsrecreatie vat men ook wel samen in het begrip sportieve recreatie. Deze vormen van sportieve recreatie kun je op een lijn plaatsen met aan de ene kant topsport en aan de andere kant spel. In het volgende schema is dit duidelijk gemaakt.
474
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Thema 11 Het sportaanbod in Nederland 2
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B.
Indeling van de sport.
Al deze sport- en bewegingsactiviteiten uit het schema verschillen van elkaar in bijvoorbeeld: • het hanteren van (spel)regels en reglementen • het belang van winnen (wedijvermoment, prestatie-element) • de mate van intensiteit • de samenstelling van de groep (heterogeen, homogeen) • de manier van begeleiden en leidinggeven (ongeleid, met scheidsrechter) • de motieven van sportdeelname • de organisatiegraad (georganiseerd, ongeorganiseerd).
Recreatiesporters In Nederland is er een grote groep mensen die sport voor het plezier, de ontspanning, om anderen te ontmoeten, om gezond te blijven of gezonder te worden. Deze groep sporters noemen we de recreatiesporters. Het sporten voor de prestatie en competitie is minder of in het geheel niet belangrijk. Deze sporters hebben niet zozeer de behoefte om beter te worden in een bepaalde sport of hun prestaties te meten met anderen. In veel gevallen staat de beleving centraal. Voor sommigen is dit de beleving van ontspanning, voor anderen kan dat ook juist spanning of inspanning betekenen. Het aanbod van activiteiten loopt enorm uiteen van bewegingsvormen geschikt voor baby’s (zwemmen) tot kwetsbare ouderen. De motieven, wensen en behoeften van de recreanten kunnen behoorlijk uiteenlopen. Het ene groepje wil tijdens het mountainbiken heel rustig aan doen en vooral genieten van de natuur. Het andere groepje zoekt de ontspanning in lekker moe worden op een helling. Voor een passend aanbod is het belangrijk dat de sport- en bewegingsleider inspeelt op de wensen en behoeften van de SB-deelnemers.
475
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) https://www.shutterstock.com/nl/image-photo/women-on-nature-riding-bike-581231557
Moutainbiken voor het plezier.
Een belangrijk kenmerk van recreatiesport is dat er geen verplichting is om de officiële spel- en wedstrijdregels te volgen, maar dit kan natuurlijk wel. Bij een recreatief volleybaltoernooi kan volgens de officiële regels gespeeld worden, maar het doel van het toernooi is meer het meedoen dan het winnen.
Steeds meer sportverenigingen hebben een recreatieafdeling. Je kunt daarbij denken aan het recreatieteam bij de basketbalvereniging of de recreatielopers bij de atletiekvereniging. Het kan zijn dat recreatiesporters op een door hen gekozen moment willen sporten, al of niet onder begeleiding van een sportleider. Hierbij kun je denken aan fitness, zwemmen maar ook aan pleintjesvoetbal en schaatsinstuiven. Er zijn recreatiesporters bij wie het plezier van het spel en het bewegen centraal staat. Het goed aanleren van een techniek van een bepaalde sport is dan vrijwel niet aan de orde. Ook zijn er geen verplichtingen in de zin van trainingen en competities.
Instuif
C
Elke eerste woensdagmiddag van de maand worden in de sporthal door het welzijnswerk in samenwerking met de gemeente skate-instuiven georganiseerd voor kinderen van groep 7 en 8 van de basisschool. Tijdens de skate-instuif kunnen de kinderen op muziek vrij rondskaten. In het midden van de zaal is rollerhockey. En er is een vaardigheidscircuit.
476
Thema 11 Het sportaanbod in Nederland 2
Verdiepingsstof - Belevingswerelden van de recreant
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Aanbieders van sportief-recreatieve activiteiten Het werkveld van de sportieve recreatie is heel breed. Vrijwel elke sportaanbieder heeft ook een recreatief aanbod. Je vindt hier een opsomming van deze aanbieders en welke activiteiten ze aanbieden op recreatief gebied. Daarna wordt ingegaan op twee belangrijke, nog niet besproken aanbieders: de dag- en verblijfsrecreatie en evenementenorganisaties.
C
Recreatieaanbieders: • sportverenigingen (meestal een uitgebreid aanbod voor vooral de jongste en de oudste leeftijdsgroepen, denk aan het grote aantal loopgroepen bij atletiekverenigingen) • gemeenten, buurt (spelinstuiven, pleintjesactiviteiten, recreatievoorzieningen als playgrounds, trapveldjes en beweegtuinen) • zwembaden (vrijzwemmen, subtropische zwembaden, aqua leisure-activiteiten) • buitensportbedrijven (mountainbiken, boogschieten, high rope-parcours, hikesurvival) • maneges (recreatief paardrijden in of buiten de manage) • wintersportorganisaties (ijshallen en skibanen met een recreatief aanbod variërend van vrij schaatsen en skiën tot gericht recreatief aanbod) • watersportbedrijven (recreatief zeilen, surfen, kitesurfen, kanovaren).
477
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=408294269&page=2&pos=36&title=
Dag- en verblijfsrecreatie Soms wordt er onderscheid gemaakt tussen dag- en verblijfsrecreatie. Het verschil zit in de tijdsduur. Bij verblijfsrecreatie is sprake van minimaal één overnachting. Een veelgebruikte omschrijving van verblijfsrecreatie is: verblijfsrecreatie of verblijfstoerisme is een vorm van recreatie waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar minstens een nacht, in het recreatiegebied of de toeristische plaats verblijft. Dagrecreatie is een vorm van recreatie die niet langer duurt dan een dag. Personen die deze vorm van recreatie doen, noemen we dagjesmensen.
C
Aanbieders van dagrecreatie: • attractieparken • dierentuinen • zwembaden • buitensportbedrijven • wintersportorganisaties • watersportbedrijven • gemeenten (recreatiegebieden, wandelpaden, fietsroutes)
478
Thema 11 Het sportaanbod in Nederland 2
• musea.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Aanbieders van verblijfsrecreatie: • campings • bungalowparken, vakantieparken • attractieparken • hotels, pensions.
Nederland kent een aantal grote organisaties die een groot aantal recreatieparken in beheer hebben. Roompot, Center Parcs en Landal GreenParks zijn de grootste aanbieders. De afgelopen jaren hebben deze bedrijven nog fors geïnvesteerd in uitbreiding. Er is een groeiende vraag naar groepshuizen, bijzondere accommodaties (bijvoorbeeld woonboten en boomhutten) en luxe (zwembad, sauna en kinderanimatie).
Overname? Ruim een jaar geleden (2021) kondigde Roompot aan dat het Landal GreenParks wilde overnemen. Roompot heeft 214 parken en beheert 17.000 vakantieaccommodaties en Landal heeft 120 parken en beheert 15.000 vakantieaccommodaties. Roompot realiseert circa 13 miljoen overnachtingen en Landal ongeveer 11 miljoen. Qua omzet gaat het bij beide partijen om ongeveer 400 miljoen euro.
Het merendeel van deze parken kent een uitgebreid aanbod van recreatieactiviteiten voor jong en oud. Je kunt hierbij denken aan zwembadactiviteiten, buitensportactiviteiten, fitness en wellness.
Roompot Beach Resort
Op Roompot Beach Resort zijn talloze Leisure & Entertainment activiteiten te ondernemen, zowel binnen als buiten. Zo kun je met het hele gezin een potje minigolf spelen of samen bowlen op de bowlingbaan. Er is een trampoline en diverse speeltuinen. Binnen is er een indoor speeltuin en een recreatieruimte voor kinderen van alle leeftijden. Hier vinden ze onder andere een Chill-ruimte,
479
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
pooltafel en dartborden. Natuurlijk is Koos ook aanwezig op ons park voor de kleine gasten en er worden diverse sport- en spelactiviteiten georganiseerd waaraan je gratis kunt deelnemen. Bovendien bevindt zich op het strand Movement Sports; een wind- en kitesurfschool die een breed aanbod aan watersport- en strandactiviteiten biedt, zoals natuurlijk windsurfen en kitesurfen maar ook activiteiten zoals Bumperball, SUPPEN of wakeboarden.
Bron: www.roompotbeachresort.nl/het-park/faciliteiten/leisure-entertainment.
Rechten voor aanvragen. Bron: https://www.roompotbeachresort.nl/het-park/faciliteiten/leisure-entertainment
C
Evenementenorganisaties Nederland kent tal van evenementenorganisaties. Op sommige terreinen, zoals de organisatie van dancefestivals, is Nederland in de wereld toonaangevend. Hier gaat het alleen om de bureaus die zich met sportieve evenementen bezighouden. Het merendeel van deze evenementenorganisaties richt zich op drie doelgroepen: • bedrijven • onderwijs • particulieren.
480
Thema 11 Het sportaanbod in Nederland 2
Voor deze drie groepen is er een gericht aanbod. Bij bedrijven kun je denken aan sportieve bedrijfsuitjes (beachvolleybaltoernooi, stadswandeling, quadrijden, kitebuggyen).
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Voor het onderwijs kan het gaan om een kennismaking met nieuwe recreatiesporten als bossaball, stepcrossen en BMX. Daarnaast zijn voor het onderwijs recreatieve watersport- en buitensportactiviteiten nog steeds interessant.
Tot slot is er een aanbod voor particulieren. Hier gaat het om feestjes en verjaardagen. Zo hebben veel recreatieve sportaanbieders een speciaal programma voor kinderfeestjes. Bij verschillende wintersportaanbieders kun je bijvoorbeeld een arrangement boeken bestaande uit skiën, sleetjerijden en iets eten. Nog een activiteit van de meeste sportevenementenbureaus is de verhuur van sport- en spelmaterialen, zoals luchtkussens, spelpakketten en zeskampmateriaal.
Event Team
Event Team is een sportief evenementenbureau dat sportieve evenementen organiseert voor bedrijven en particulieren. Event Team verzorgt het evenement van a tot z. Neem meteen contact met ons op en vraag naar de mogelijkheden. Wat doen wij als sportief evenementenbureau zoal?
Event Team is een sportief evenementenbureau dat zich gespecialiseerd heeft in het organiseren van sportieve activiteiten die voornamelijk aan de Nederlandse kust plaatsvinden. Bovendien kunnen wij ook sportieve evenementen organiseren in de Belgische Ardennen. Als sportief evenementbureau staan wij voor leuke, spannende en spectaculaire evenementen die naadloos aansluiten bij uw wensen. Wij organiseren sportieve evenementen voor groepen vanaf 5 personen.
481
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Event Team is jong, flexibel, enthousiast en bovenal klantgericht is. Bij ons is het belangrijk dat wij organiseren wat u zoekt en wij als sportief evenementenbureau proberen altijd het ‘wauweffect’ te vinden of te creëren. Bron: www.event-team.nl.
De recreant als eigen ondernemer Een steeds groter wordende groep mensen geeft de voorkeur aan ongeorganiseerd sporten. Ze hebben hier geen sportaanbieder voor nodig. Een groot aantal sporten wordt in toenemende mate ongeorganiseerd beoefend: wandelen, fietsen, hardlopen, zwemmen, skaten, skiën, surfen, zeilen en paardrijden.
Brancheorganisatie recreatie Tot voor kort was de brancheorganisatie voor de recreatie de RECRON. De RECRON en de HISWA (watersport) zijn een aantal jaren geleden samengegaan en vormen nu HISWA-RECRON. Het is een brancheorganisatie voor bedrijven in de watersport- en recreatiesector. Deze organisatie is er dus voor bedrijven, ondernemers en niet voor consumenten.
HISWA-RECRON is de ondernemersorganisatie van bedrijven in de watersport en recreatie.
HISWA-RECRON ondersteunt, verbindt en promoot haar leden: watersportbedrijven en recreatiebedrijven in Nederland. Als ondernemersorganisatie behartigen we de belangen van deze bedrijven op regionaal, nationaal en internationaal niveau.
C
HISWA-RECRON: Is een resultaat- en klantgerichte netwerkorganisatie met persoonlijke aandacht voor leden Is de woordvoerder en belangenbehartiger voor leisure, recreatie, jachtbouw en watersport Is een kenniscentrum voor ondernemers maar ook voor overheid en onderwijs
482
Thema 11 Het sportaanbod in Nederland 2
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Is een kwaliteitsmerk voor overheid, ondernemers, consumenten en werknemers Werkt aan professionalisering van de arbeidsmarkt Onze speerpunten Wat zijn onze beleidsthema’s? Die hebben we gevat in vijf speerpunten: leefomgeving, duurzaamheid, wet- en regelgeving, kwaliteit en positionering.
Opdracht 6 Uitingsvormen sport en bewegen (groepsopdracht) Bron - Sportieve recreatie
C
Knipvel - Sporten en Bewegen
483
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) Graag aanpassen in stijl van flexibele pipeline S&B en elk woord met een hoofdletter plaatsen. En toevoegen als pdf.
C
Op het knipvel staan vijf kaartjes met daarop: wedstrijdsport, bewegingsrecreatie, topsport, spel en recreatiesport.
a. Leg deze vijf kaartjes in een logische volgorde. b. Bedenk met elkaar argumenten waarom dit een logische volgorde is. c. Deze vijf vormen van sport en bewegen verschillen op een groot aantal punten van elkaar. Wat zijn de verschillen? d. Wat zijn de kenmerken van sportieve recreatie?
484
Thema 11 Het sportaanbod in Nederland 2
Opdracht 7 Recreatieaanbieders (theorieopdracht)
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Sportieve recreatie a. Maak een lijstje met recreatieaanbieders. b. Vergelijk dit lijstje met het lijstje van een of meerdere medestudenten en vul eventueel je eigen lijstje aan. c. Maak een keuze voor een van de recreatieaanbieders en beschrijf van deze aanbieder zo compleet mogelijk het recreatieaanbod. d. Vergelijk de recreatieaanbieder die je hebt uitgewerkt met een of meer medestudenten die een andere aanbieder uitgewerkt hebben. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen in het aanbod?
Opdracht 8 Verblijfsrecreatie (theorieopdracht) Bron - Sportieve recreatie
a. De verblijfsrecreatiebranche in Nederland kent een groot aantal ketens. Noteer drie bekende parkketens in Nederland. b. Beschrijf van een van de parkketens uitgebreid het recreatieaanbod. c. Binnen elke branche zie je bepaalde trends en ontwikkelingen. Stel dat je door een van de ketens benaderd wordt met de vraag met welke trends en ontwikkelingen de parken te maken krijgen. Wat is dan je antwoord?
Opdracht 9 Sportieve recreatie in jouw gemeente (theorieopdracht) Bron - Sportieve recreatie
Gemeente Assen en sportieve recreatie
De gemeente Assen wil meer sportieve recreatieactiviteiten, ook voor mensen die nog weinig of niet sporten. Sportactiviteiten voor allerlei doelgroepen (jongeren, ouderen, mensen met een migratieachtergrond, mensen met een beperking) en in de wijken (sportbuurtwerk) zijn heel belangrijk.
485
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. Wat vind jij van het aanbod en de mogelijkheden van sportieve recreatieactiviteiten in jouw gemeente? b. Wat is het aanbod in jouw gemeente? c. Voor welke doelgroepen is er wel of niet voldoende aanbod? d. Hoe zou je de sportieve recreatieactiviteiten binnen jouw gemeente kunnen stimuleren? Waar liggen binnen jouw gemeente mogelijkheden?
11.4 Onderwijs
Het sport- en beweegaanbod binnen het onderwijs Binnen het onderwijs wordt op de eerste plaats bewegingsonderwijs aangeboden. Maar dat is niet het enige sportieve aanbod wat de meeste scholen bieden. Veel scholen kennen ook een sportaanbod. Dit kan tijdens de reguliere lesssen aangeboden worden, maar ook naschools. Er bestaan tal van initiatieven, zowel in het primair onderwijs (basisonderwijs) als binnen het voortgezet onderwijs. Binnen het voortgezet onderwijs kennen veel scholen zogenaamde sportklassen. Dit wordt ook wel door scholen gebruikt om sportieve kinderen aan te trekken. Er bestaan geen duidelijke kaders voor de inrichting van deze sportklassen. Het gebeurt dan ook op verschillende manieren. In veel gevallen maken de jongeren kennis met een veelheid van sporten waarbij samengewerkt wordt met lokale sportaanbieders, zoals sportverenigingen. Ook doen veel scholen mee aan programma’s als de Sportiefste School of de Gezonde School. Ieder jaar organiseert de KVLO samen met NOC*NSF en Kenniscentrum Sport & Bewegen de verkiezing ‘Sportiefste School van Nederland’. Dit initiatief moet scholen aanzetten om extra aandacht aan sport en bewegen te bieden.
Sporten op eigen beweegniveau
C
Elk kind zich laten ontwikkelen, past goed in de montessorivisie. Zoals schoolleider Stephan Haukes de jury vertelt: “We willen gezonde burgers afleveren aan de maatschappij en sport en bewegen is daar een heel onderdeel in. We willen dat onze leerlingen hun hele leven lang graag bewegen. En daarom kijken we goed samen naar wat goed bij elk kind past. Zodat ze blijven sporten en niet allemaal op hun 14e en 15e de sport inwisselen voor een bijbaantje.”
486
Thema 11 Het sportaanbod in Nederland 2
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Sporten op het eigen beweegniveau helpt daarbij, legt Wilbert uit. “Ook sluiten we daarmee beter aan op de sportwereld, die overal naar niveau is georganiseerd. Het bewegingsonderwijs op school was georganiseerd naar cognitieniveau. Wij vroegen ons af: kan dat ook anders? En dat kon.” Wat niet wil zeggen dat het geen uitdaging is. Wilbert: “Wij gaan hiermee dwars door alle roosters heen. Het bleek te ingewikkeld om leerlingen alléén maar gymles op hun eigen niveau te geven.”
Binnen het programma van de Gezonde School is er naast aandacht voor gezonde voeding ook aandacht voor bewegen. In totaal kent het programma vijf thema’s.
Het basisonderwijs kent allerlei programma’s gericht op een extra aanbod aan sport en bewegen, zoals de Gezonde School, de Gezonde Basisschool van de Toekomst, Fit & Vaardig op school. Daarnaast zijn er allerlei initiatieven om kinderen meer te laten sporten en bewegen. Gelukkig gebeurt dit steeds meer, zowel tijdens als na schooltijd. Na schooltijd kan dit ook ingevuld worden met een sportieve buitenschoolse opvang. Dit gebeurt onder andere door de Sport bso. Binnen de zogenaamde Brede scholen en de Integrale Kindcentra (IKC) wordt er samengewerkt met andere sectoren, waaronder de sport en is hier extra aandacht voor.
Sport en bewegen naast het bewegingsonderwijs
Scholen kunnen sport en bewegen voor de leerlingen aanbieden tijdens schooltijd en buiten schooltijd. De meeste schoolleiders zijn van mening dat alle scholen naast de lessen bewegingsonderwijs andere beweegvormen moeten stimuleren (90%). 6% vindt dat geen verantwoordelijkheid voor scholen en 4% heeft geen mening.
Tijdens schooltijd organiseren nagenoeg alle scholen (96%) beweegmomenten/energizers tussen of tijdens de lessen, hoewel de frequentie nogal uiteenloopt (figuur 6.1). Ruim een derde past vrijwel dagelijks beweegmomenten in het lesrooster in (36%). Het aandeel scholen dat wekelijks of dagelijks beweegmomenten inpast (73%) is duidelijk gestegen ten opzichte
487
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
van 2017 (58%, niet in figuur). De meeste scholen nemen deel aan de Koningsspelen (94%) en organiseren minimaal jaarlijks sportkennismakingslessen of sportclinics (93%). Beweeginterventies op school, zoals The Daily Mile of Beweegwijs, worden relatief weinig gebruikt en weinig frequent uitgevoerd. Drie op de tien scholen maken gebruik van beweeginterventies (30%), een op de tien minimaal wekelijks (10%).
Graag namaken in de stijl van de flexibele pipeline S&B. Rechten aanvragen. Anders bron vermelden: Bron: https://www.kennisbanksportenbewegen.nl/
Bewegingsonderwijs
C
Kerndoelen Als leraar of docent bewegingsonderwijs kun je in het onderwijs niet doen waar je zin in hebt of alleen doceren wat jou belangrijk lijkt. Er zijn voor het primair en het voortgezet onderwijs doelen beschreven waaraan gericht gewerkt moet worden. Dit zijn de zogenaamde kerndoelen. Met kerndoelen worden in het onderwijs de hoofdlijnen aangegeven van een bepaald onderdeel van bijvoorbeeld rekenen of bewegingsonderwijs. Een kerndoel geeft aan waar het onderdeel over gaat en wat het belangrijkste daarbij is. Vervolgens
488
Thema 11 Het sportaanbod in Nederland 2
worden de kerndoelen uitgewerkt in leerlijnen. Een leerlijn is een uitwerking van de algemene kerndoelen naar concrete doelen die omschrijven wat leerlingen moeten kennen en kunnen.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Voor de volgende leergebieden zijn er kerndoelen aangegeven: • Nederlands • Engels • rekenen en wiskunde • oriëntatie op jezelf en de wereld • kunstzinnige oriëntatie • bewegingsonderwijs • Fries (geldt alleen voor scholen in Friesland).
Bewegingsonderwijs Voor het bewegingsonderwijs op de basisschool zijn de volgende kerndoelen beschreven: 1. De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur en leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen ervaren en uitvoeren. 2. De leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deelnemen, afspraken maken over het reguleren daarvan, de eigen bewegingsmogelijkheden inschatten en daarmee bij activiteiten rekening houden.
Om deze doelen te bereiken doen leerlingen in het bewegingsonderwijs diverse bewegingsactiviteiten, zodat ze een ruim bewegingsrepertoire opbouwen. Om dit brede scala te garanderen, werken de meeste basisscholen volgens twaalf leerlijnen: • balanceren • klimmen • zwaaien • over de kop gaan • springen • hardlopen • mikken • jongleren • doelspelen • tikspelen • stoeispelen • bewegen op muziek.
489
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) https://www.anpfoto.nl/search.pp?pictureid=442524228&page=1&pos=9&title=
Bewegingsonderwijs op de basisschool.
Karakteristiek van het bewegingsonderwijs op de basisschool
C
Kinderen bewegen veel en graag. Dat zien we bijvoorbeeld op het schoolplein tijdens het buitenspelen van de kleuters. Het behouden van die actieve leefstijl is een belangrijke doelstelling van dit leergebied. Om dat doel te bereiken leren kinderen in het bewegingsonderwijs deelnemen aan een breed scala van bewegingsactiviteiten, zodat ze een ruim ‘bewegingsrepertoire’ opbouwen. Dat repertoire bevat motorische aspecten, maar ook sociale vaardigheden. Leerlingen ervaren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen in aansprekende bewegingssituaties. Het gaat daarbij om bewegingsvormen als balanceren, springen, klimmen, schommelen, duikelen, hardlopen en bewegen op muziek. En om spelvormen als tikspelen, doelspelen, spelactiviteiten waarbij het gaat om mikken, jongleren en stoeispelen. Vanuit dit aanbod zullen kinderen zich ook kunnen oriënteren op de buitenschoolse bewegings- en sportcultuur en de meer seizoengebonden bewegingsactiviteiten. De meeste bewegings- en sportactiviteiten worden gezamenlijk ondernomen en dus is het nodig om te leren afspreken wat de
490
Thema 11 Het sportaanbod in Nederland 2
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
regels zijn, hoe die na te leven en wie welke rol speelt. Verder hoort daarbij elkaar helpen, op veiligheid letten, elkaars mogelijkheden respecteren en eigen mogelijkheden verkennen. Het is eigen aan ‘bewegen’ dat er plezier aan te beleven valt. Dat plezier is van groot belang voor een blijvende deelname aan bewegingsactiviteiten. Bron: De Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (KVLO).
Voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs zijn zes kerndoelen geformuleerd voor bewegen en sport. Hierbij gaat het om een brede oriëntatie op verschillende soorten bewegingsactiviteiten: 1. De leerling leert zich, mede met het oog op buitenschoolse beoefening, op praktische wijze te oriënteren op veel verschillende bewegingsactiviteiten uit gevarieerde gebieden als spel, turnen, atletiek, bewegen op muziek, zelfverdediging en actuele ontwikkelingen in de bewegingscultuur, en daarin de eigen mogelijkheden te verkennen. 2. De leerling leert met uitdagende bewegingssituaties zijn bewegingsrepertoire uit te breiden. 3. De leerling leert de hoofdbeginselen van de bewegingsactiviteiten op eigen niveau toe te passen. 4. De leerling leert tijdens bewegingsactiviteiten sportief te zijn, rekening te houden met de mogelijkheden en voorkeuren van anderen, en respect en zorg te hebben voor elkaar. 5. De leerling leert eenvoudige regelende taken te vervullen die het mogelijk maken zelfstandig en samen met andere leerlingen bewegingsactiviteiten te beoefenen. 6. De leerling leert door deel te nemen aan praktische bewegingsactiviteiten de waarde van het bewegen voor de gezondheid en het welzijn kennen en ervaren. Waarschijnlijk komt er in 2023 een herziening van deze kerndoelen.
Consequentie sportaanbod De leerdoelen geven aan dat leerlingen binnen het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs kennis moeten maken met een veelheid aan sport- en bewegingsvormen. De bewegingscultuur in Nederland is heel divers. Er worden de meest uiteenlopende sport- en bewegingsvormen
491
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
beoefend. Hier moeten kinderen op voorbereid worden. Ook bij de kerndoelen van het voortgezet onderwijs gaat het om een brede oriëntatie. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die kennis hebben gemaakt met een veelheid aan sporten bewegingsvormen in hun latere leven meer blijven sporten dan kinderen die dat niet hebben. Verdiepingsstof - Sport in de brede school
Opdracht 10 Kerndoelen (groepsopdracht) Bron - Onderwijs
Deze opdracht kun je in een groepje doen.
Het onderwijs heeft drie belangrijke functies: het draagt bij aan de persoonlijke ontwikkeling van kinderen, het zorgt voor overdracht van maatschappelijke en culturele verworvenheden en het rust kinderen toe voor participatie in de samenleving. De belangrijkste dingen die kinderen moeten leren om actief deel te nemen aan de samenleving, staan vastgelegd in de zogenaamde kerndoelen.
De kerndoelen zijn streefdoelen die aangeven waarop basisscholen zich moeten richten bij de ontwikkeling van hun leerlingen. Scholen mogen zelf bepalen hoe de kerndoelen binnen bereik komen. Kerndoelen zorgen ervoor dat kinderen zich in hun schoolperiode blijven ontwikkelen en ze garanderen bovendien een breed en gevarieerd onderwijsaanbod. Daarnaast dienen de kerndoelen als referentiekader voor (publieke) verantwoording.
C
a. Wat zijn de drie functies van onderwijs? b. Op welke manier kan het bewegingsonderwijs een bijdrage leveren aan alle drie deze functies? c. Wat zijn kerndoelen? d. Wat zijn de voor- en nadelen van het werken met kerndoelen?
492
Thema 11 Het sportaanbod in Nederland 2
Opdracht 11 Leerlijnen (theorieopdracht)
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Bron - Onderwijs a. Binnen het bewegingsonderwijs wordt gewerkt met leerlijnen. Wat is een leerlijn? b. Welke leerlijnen zijn er? c. Wat is het voordeel van het werken met leerlijnen? Filmpje - Gymles
Filmpje - Touwzwaaien en mikken
d. Aan welke leerlijnen wordt in dit filmpje gewerkt?
Opdracht 12 Kerndoelen bewegingsonderwijs (groepsopdracht) Bron - Onderwijs
Deze opdracht kun je in een groepje doen.
De kerndoelen van het bewegingsonderwijs zijn: 1. De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur en leren de hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen ervaren en uitvoeren. 2. De leerlingen leren samen met anderen op een respectvolle manier aan bewegingsactiviteiten deelnemen, afspraken maken over het reguleren daarvan, de eigen bewegingsmogelijkheden inschatten en daarmee bij activiteiten rekening houden.
Leg aan elkaar uit wat deze twee kerndoelen betekenen in de praktijk. a. Wat betekent ‘op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur’? b. Wat zijn de ‘hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen’?
493
c. Hoe bereik je dat leerlingen op een respectvolle manier deelnemen aan bewegingsactiviteiten? d. Wat wordt bedoeld met ‘reguleren’?
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Opdracht 13 Kerndoelen in de praktijk (theorieopdracht) Bron - Onderwijs
Website - Leraar 24
Op de website van Leraar 24 kun je lezen dat in het bewegingsonderwijs vier elementen belangrijk zijn: 1. bewegen verbeteren 2. bewegen regelen 3. gezond bewegen 4. bewegen beleven.
Op de website kun je van elk element een filmpje vinden. Kies een element uit dat jij belangrijk vindt. Bekijk het filmpje en geef een korte omschrijving van dit element.
11.5 Zorg en welzijn
C
Veel sportaanbieders binnen zorg en welzijn Sport en bewegen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de gezondheid en het welzijn van mensen. Daarom wordt aan vrijwel iedereen, dus ook ouderen of mensen met een beperking, de mogelijkheid geboden om deel te nemen aan sport- en bewegingsactiviteiten. Vanuit verschillende zorg- en welzijnsorganisaties wordt sport en bewegen aangeboden. Dat varieert van een zorginstelling voor mensen met een verstandelijke beperking tot bijvoorbeeld een stichting maatschappelijke werk en welzijn. De zorg- en welzijnsorganisaties worden apart besproken, maar in feite is dat onderscheid niet meer zo scherp.
494
Thema 11 Het sportaanbod in Nederland 2
Bij het organiseren van een evenement is de kans groot dat je samenwerkt met een of meerdere zorg- en welzijnsorganisaties. Daarom is het handig om te weten wat voor sportaanbod deze organisaties kennen.
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Het werkveld van de zorg Zorg voor mensen met een verstandelijke beperking Mensen met een verstandelijke beperking maken gebruik van verschillende werk- en/of dagbestedingsvormen en van verschillende woonvormen (van zorginstelling tot begeleid zelfstandig wonen). Meestal wordt er onderscheid gemaakt tussen het aanbod wat de bewegingsagogie biedt en wat er aan meer recreatieve sport- en bewegingsactiviteiten wordt gedaan. Veel instellingen beschikken over zowel een gymzaal of sporthal als een zwembad.
Sporten
Het is zaterdagmiddag. Je doet je sportkleren aan, want je gaat sporten. Elke week doe je een andere sport. Vandaag is het basketbal. Lekker rennen. Je scoort 2 keer. Je hebt lol met de andere spelers. Moe en tevreden ga je weer naar huis. Welke sport jij wil doen in je vrije tijd spreken we af met jou en jouw ouders. Woon je bij ons dan staan die afspraken in jouw persoonlijk plan. Via telefoon of e-mail houden we contact met je ouders. Natuurlijk kunnen ze bij het sporten komen kijken. Minimaal één keer per jaar praten we samen over jouw persoonlijk plan. Als jij dat goedvindt, kunnen jouw ouders jouw dossier bekijken. Zo weten ze altijd hoe het met je gaat. Bron: www.sheerenloo.nl/vrije-tijd/sporten.
Zorg voor mensen met een lichamelijke beperking Voor mensen met een lichamelijke beperking geldt ongeveer hetzelfde. Je hebt zowel dagopvang (activiteitencentra) als 24-uurs zorg. Revalidatiecentra bieden meestal beide mogelijkheden. Het aanbod is breed en afhankelijk van de problematiek van de revalidant. Er zijn speciale sportprogramma’s om mensen die revalideren door te laten stromen naar het reguliere sportaanbod. Een voorbeeld hiervan is het programma Revalidatie, Sport en Bewegen. Dit is een beweeg- en sportstimuleringsprogramma voor mensen met een lichamelijke beperking en/of chronische ziekte. Het programma richt zich op het structureel aanbieden van beweeg- en sportactiviteiten aan revalidanten
495
tijdens en na het revalidatieproces. Hiermee wordt de revalidant vanaf het revalidatieproces gestimuleerd om bewegen en sporten tot een vast en blijvend onderdeel van zijn/haar dagelijkse leven te maken.
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Filmpje - Revalidatie, Sport en Bewegen
Revalidatie, Sport en Bewegen.
Zorg voor mensen met een psychiatrische aandoening Binnen de sector Geestelijke Gezondheidszorg heb je te maken met mensen met psychiatrische aandoeningen. Deze mensen kunnen depressief, angstig of verward zijn en kunnen hun problemen zelf niet oplossen. Vrijwel elke psychiatrische instelling heeft bewegingsagogen en/of sportleiders in dienst die een uiteenlopend aanbod van sport- en bewegingsactiviteiten bieden. Je kunt hierbij denken aan spelsporten, racketspelen en fitness. Een deel van de instellingen beschikt over een zwembad.
C
Ouderenzorg Verpleeg- en verzorgingshuizen kun je indelen in instellingen die gericht zijn op ouderen met een lichamelijke (somatische) aandoening en op instellingen die gericht zijn op ouderen met dementie. Door de vergrijzing is dit is een sterk groeiende groep. Je ziet steeds meer de combinatie van wonen en zorg. Zo heb je onder andere serviceflats, zorgappartementen, verpleeghuizen, zorghotels, aanleunwoningen en kangoeroewoningen. Ook deze instellingen kennen een breed aanbod aan sport- en bewegingsactiviteiten. Steeds meer instellingen beschikken bovendien over een beweegtuin voor ouderen.
496
Thema 11 Het sportaanbod in Nederland 2
60+ fitness
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Dat bewegen gezond is, weten we allemaal. Maar hoe doe je dat op een goede en prettige manier? Als je ouder wordt of je lichamelijke gezondheid wat achteruitgaat, is het soms moeilijk om een passende beweegactiviteit te vinden. Bij ons kunt u deelnemen aan fitnessgroepen in een veilige omgeving en onder begeleiding van een gediplomeerd therapeut.
C
Bewegen is gezond Wanneer u regelmatig beweegt, voelt u zich fitter en energieker. Het draagt bij aan uw gezondheid en u verbetert uw balans. Daarnaast kunt u gemakkelijker ontspannen en bent u beter bestand tegen stress. 60+ fitness is er voor iedereen die graag in beweging wil zijn. Onder begeleiding van een fysiotherapeut of oefentherapeut, beweegt u met leeftijdsgenoten op uw eigen niveau en werkt u aan uw persoonlijke doelen.
Graag rechten aanvragen. Bron: https://magentazorg.nl/revalidatie-behandeling/behandeling-therapie/60+fitness
497
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Jeugdzorg In Nederland wordt het stelsel van de jeugdzorg geregeld in de Jeugdwet. Die wet bepaalt dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor alle vormen van jeugdzorg en jeugdhulp. De jeugdzorg moet zich richten op: • het versterken van het probleemoplossend vermogen van kinderen en jongeren, hun ouders en sociale omgeving • het bevorderen van de opvoedcapaciteiten van ouders en de sociale omgeving • preventie en vroegsignalering • het tijdig bieden van de juiste hulp op maat • effectieve en efficiënte samenwerking rond gezinnen. Tot de jeugdzorg behoren: • Jeugd & Opvoedhulp • Jeugdbescherming • Jeugdreclassering • Geestelijke gezondheidszorg voor jeugd (jeugd-ggz) • Zorg voor jeugd met een licht verstandelijke beperking (jeugd-lvb).
Dergelijke organisatie kennen meestal geen specifiek sport- en beweegaanbod. Dat behoort ook niet direct tot de taken. In een jeugd-ggz-instelling is er meestal wel een dergelijk aanbod.
Overige zorginstellingen Tot de zorginstellingen horen ook fysiotherapiepraktijken (paramedische zorg) en ziekenhuizen. Ook deze organisaties kennen een breed aanbod aan sporten bewegingsactiviteiten. Ze richten zich met name op mensen met bepaalde (chronische) aandoeningen. Zo kennen veel fysiotherapiepraktijken programma’s voor mensen met obesitas.
C
Het werkveld van welzijn Ook op dit terrein zijn veel organisatie werkzaam. Welzijnsorganisaties zijn (gemeentelijke/gesubsidieerde) organisaties die diensten leveren aan ouderen en andere doelgroepen in wijken en buurten, bijvoorbeeld via opbouwwerk, ouderenwerk, jeugdwerk, mantelzorgondersteuning of algemeen maatschappelijk werk. Welzijnszorg richt zich op personen of groepen die omwille van een of ander probleem onvoldoende mee kunnen doen (participeren) in de samenleving. Bij welzijn gaat het niet om zorg, maar om ondersteuning.
498
Thema 11 Het sportaanbod in Nederland 2
Sport en bewegen bij SMWO
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
SMWO levert verschillende diensten op het gebied van sport en bewegen. In samenwerking met de gemeente Goes, het CIOS, sportverenigingen, het onderwijs en verzorgingscentra organiseert SMWO allerlei activiteiten voor jong en oud. Het doel is mensen (weer) in beweging te krijgen, te verbinden en te inspireren, zodat ze in hun eigen sportieve kracht komen te staan! Naast bewegen is vooral het plezier om samen bezig te zijn belangrijk. Breedtesport is zeer divers en laagdrempelig: het is iedere vorm van sport en spel die niet onder topsport valt. Bijvoorbeeld: • naschoolse activiteiten • organiseren van evenementen voor jong en oud • advies op maat en begeleiding bij sportkeuze • sport kennismakingsactiviteiten • valpreventie voor ouderen.
C
Jeugd en jongeren Met de sport- en beweegactiviteiten van ‘Plezier in de buurt’ ben je in beweging, maak je kennis met verschillende sporten, leg je contact met anderen en ontwikkel je jouw talenten. De activiteiten vinden na schooltijd of in de avond plaats op vrije inloop. Deelname is geheel gratis en op eigen risico.
499
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie ) Graag rechten aanvragen. Bron: https://www.smwo.nl/dienstverlening/sport-en-bewegen
Opdracht 14 Zorgorganisatie (groepsopdracht)
Bron - Zorg en welzijn
Verdeel de verschillende zorgorganisaties over een aantal groepjes in de klas. Bestudeer één zorgorganisatie en ga daarbij vooral in op het aanbod aan sporten bewegingsactiviteiten.
Opdracht 15 Welzijnsorganisatie (theorieopdracht)
C
Bron - Zorg en welzijn
a. Ga op zoek naar een welzijnsorganisatie uit jouw woonplaats, gemeente die ook een sportaanbod verzorgt. Noteer het belang van sport en bewegen die de organisatie heeft. b. Beschrijf het aanbod aan sport- en bewegingsactiviteiten van deze welzijnsorganisatie.
500
Thema 11 Het sportaanbod in Nederland 2
Opdracht 16 Leerdoelen (reflectieopdracht)
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
a. Kijk naar de leerdoelen van dit thema. Beschrijf kort of je de leerdoelen bereikt hebt. Als je niet alle leerdoelen volledig bereikt hebt, geef dan aan op welke manier je dit alsnog kunt doen. b. Vul de beoordeling in.
1.
Je kunt het sportaanbod vanuit de buurt beschrijven.
2.
Je kunt het belang van buurtsport beschrijven.
3.
Je kunt de indeling van sport beschrijven.
4.
Je kunt de aanbieders van sportief-recreatieve activiteiten beschrijven.
5.
Je kunt de kerndoelen en leerlijnen van het bewegingsonderwijs beschrijven.
6.
Je kunt het sportaanbod vanuit zorg en welzijn beschrijven.
11.6 Verdiepingsstof - Belevingswerelden van de recreant
Recreanten laten zich niet simpel meer indelen op grond van bijvoorbeeld leeftijd of achtergrond. Een aantal jaren geleden heeft de brancheorganisatie voor de recreatie, RECRON, de zogenaamde leefstijlsegmentatie bedacht. Uit onderzoek blijkt dat deelnemers aan recreatieve activiteiten in te delen zijn in vier categorieën of vier belevingswerelden. Deze vier belevingswerelden hebben een eigen kleur: rood, blauw, groen en geel. De vier werelden zijn ontstaan door alle recreanten in te delen op basis van twee assen (horizontaal en verticaal). 1. De sociologische dimensie (horizontale as) geeft aan in welke mate men op zichzelf (individu of ego) of op zijn/haar omgeving (groep) is gericht. Mensen aan de egokant zijn meer individualistisch: de eigen doelen en ambities worden als het belangrijkste gezien, en zijn de leidraad voor hun
501
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
2.
gedrag. Ze hebben behoefte aan waardering, erkenning of goedkeuring door anderen. Mensen aan de groepkant passen zich makkelijker aan en richten zich op de sociale omgeving. Erbij horen geeft voldoening. Met de psychologische dimensie (de verticale as) wordt onderscheid gemaakt tussen een meer extraverte of open houding naar de samenleving en een meer introverte of afsluitende houding.
Graag rechten aanvragen. Bron: https://beroepsonderwijs.hiswarecron.nl/
De vier belevingswerelden van de recreant.
C
De vier belevingswerelden • rode wereld: zoekt avontuur, cultuur en sportiviteit. Men wil eropuit trekken, actie en avontuur beleven en de eigen horizon verbreden. • blauwe wereld: zoekt rust en ontspanning, wil nieuwe dingen zien en bijkomen. Genieten in een luxe omgeving is noodzakelijk voor een doelgroep die graag pronkt en showt. • groene wereld: zoekt rust en ontspanning en wil door een dagje weg de dagelijkse sleur doorbreken en zich terugtrekken uit de dagelijkse beslommeringen. • gele wereld: stelt dagjes weg gelijk aan lekker eten en genieten. Tijdens de vrijetijdsbesteding wil men gezellig samen zijn met vrienden. Bron: www.recron.nl.
502
Thema 11 Het sportaanbod in Nederland 2
11.7 Verdiepingsstof - Sport in de brede school
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Brede school en sportverenigingen kunnen elkaar versterken, denkt het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB). Dayenne L’abée en Dorien Dijk, medewerkers van het NISB, leggen uit waarom en hoe. Gemeenten hebben zowel goede argumenten als sturende mogelijkheden om sportverenigingen te betrekken bij bredeschoolactiviteiten. We noemen er drie:
1. Groot, nieuw publiek Het belangrijkste argument voor sportverenigingen om bij te dragen aan bredeschoolactiviteiten is dat zij daardoor in korte tijd een groot aantal potentiële belangstellenden bereiken. Bovendien komen sportverenigingen dankzij de brede school in contact met andere bevolkingsgroepen, voor wie bijvoorbeeld atletiek of honkbal nog onbekende fenomenen zijn. In het kader van de sportpromotie zijn zulke contacten nuttig. Sport vanuit de bredeschoolgedachte bereikt bovendien jongeren die anders verstoken zouden blijven van sport. Vooral islamitische meisjes krijgen over het algemeen niet snel toestemming bij een club te sporten. Tegen activiteiten op school hebben hun ouders vaak geen bezwaar. Sport binnen de schoolcontext lijkt de enige weg om die meisjes aan het sporten te krijgen. Wel moet benadrukt worden dat sportactiviteiten op scholen niet zozeer op korte termijn veel nieuwe leden opleveren, maar meer op lange termijn dat effect hebben. 2. Imago De actieve deelname aan bredeschoolactiviteiten draagt bij aan de naamsbekendheid van een vereniging. Voor een aantal sportverenigingen voert dat belang zelfs verder. Die vinden het hun maatschappelijke plicht om iets terug te doen voor de gemeenschap, die via gemeentelijke subsidies de sportvereniging steunde. Voor sportverenigingen is het nuttig direct of indirect bij gemeentelijke activiteiten betrokken te zijn. In de praktijk blijken contacten tussen brede scholen en sportverenigingen via bijvoorbeeld gemeentelijke sportconsulenten te verlopen. 3. Ondersteuning van de gemeente Het belangrijkste knelpunt voor deelname van sportverenigingen aan bredeschoolactiviteiten blijkt de beschikbaarheid van sporttechnisch kader. Sportverenigingen draaien voor het overgrote deel op vrijwilligers, die vaak pas na 18.00 uur beschikbaar zijn. Brede scholen zoeken juist naar activiteiten
503
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
meteen na schooltijd of zelfs tijdens de gewone schooluren. Gemeenten beschikken over middelen om de beschikbaarheid van het benodigde sporttechnische kader te vergroten, bijvoorbeeld door bij te dragen aan de opleidingskosten van sporttechnisch kader in ruil voor regelmatig terugkerende activiteiten voor brede scholen. In Groningen en Enschede worden id-baners, die in dienst van sportverenigingen zijn, bijgeschoold tot recreatiesportleiders. Gemeenten kunnen ook de bijdragen van sporttechnisch kader van sportverenigingen ‘kopen’, door in ruil lagere huurprijzen voor accommodaties te berekenen of meer subsidie toe te kennen voor de aanschaf van nieuw materiaal. Verenigingen kunnen zelf ook creatief zijn met het beschikbaar stellen van sporttechnisch kader aan scholen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van ALO- of SB-stagiairs die namens een sportclub activiteiten voor scholen ontwikkelen. Binnen een aantal sportbonden kunnen verenigingen met te weinig eigen kader gebruikmaken van zogenaamde STK-medewerkers. Dit SportTechnisch Kader wordt door bonden uitgezonden en helpt als vliegende keeper her en der in het land namens sportverenigingen bij onder meer schoolactiviteiten.
11.8 Begrippen
C
<<Begrippen uit de theorie, inclusief definities>>
504
INDEX Communicatie ............................ 221 Competitiesysteem ...................... 36 Complementair .......................... 346 Consensus ................................... 302
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
A Acceptabel .................................. 336 Actief luisteren ............................ 245 Afvalsysteem ................................. 27 Agenda ........................................ 282 AIDA-formule .............................. 138 Allergie ........................................ 345 Appellerend aspect. ................... 240 Arbeidsomstandighedenwet ..... 366 Arbeidsovereenkomst ................ 364 Arbowet ....................................... 366 Argumenten ................................ 287 Autoriteit ..................................... 287
B Begroting .................................... 387 Betoog ......................................... 287 Betrekkingsniveau ...................... 234 Beweegrichtlijnen ...................... 202 Brancheorganisatie .................... 455 Brede school ............................... 487 Briefing ........................................ 370 Budget ......................................... 390 Buurtsport ........................................ Buurtsportcoach ........................ 469 Buurtsportvereniging ................. 470
C Cao .............................................. 365 Causaal ....................................... 289 Cliché .......................................... 289 Clusteren ..................................... 152 Coderen ...................................... 223 Collectieve arbeidsovereenkomst ............ 364 Commercieel ......................... 56, 421
D Dagdraaiboek ............................. 114 DAU-formule ............................... 336 Decoderen .................................. 224 Delegatie ..................................... 302 Delegeren .................................... 372 Democratisering ......................... 185 Demografische ontwikkelingen .. 175 Doelgroepsegmentatie .............. 137 Donateur ..................................... 429 Doorvragen ................................. 255 Dubbele vraag ............................ 254 E Economische impact .................. 120 Educatief ..................................... 192 Enquête ....................................... 117 Evenement .................................... 52 Expressie ..................................... 231 Expressieve aspect ..................... 240 F Factuur ........................................ 395 Feedback .................................... 221
G Generaliseren ............................. 289 Gesloten vragen .......................... 253 Groepscohesie ............................ 352
505
O Offerte ......................................... 393 Ontgroening ................................ 177 Ontvanger ................................... 221 Open instuif .................................. 22 Open vragen ............................... 253 Overdrachtsrapportage ............. 378
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
H Halve competitie .......................... 36 Hele competitie ............................ 36 Huishoudelijk reglement ........... 425 I Ik-boodschap .............................. 264 IKC ............................................... 487 Imago .......................................... 134 Immigratie .................................. 178 Inclusief ....................................... 197 Individualisering ......................... 183 Inhoudsniveau ............................ 234 Integraal Kindcentrum ............... 487 Integratie .................................... 183 Interview ..................................... 116
K Kerndoelen ................................. 488 Kernkwaliteit .............................. 344 Klantgerichtheid ......................... 399 Klantvriendelijkheid ................... 398 KVLO ............................................ 486
L Leerlijn ........................................ 489 Lichaamstaal .............................. 231
M Marktsegment ............................ 449 Migratieachtergrond .................. 172 Missie ........................................... 438 Multiculturele samenleving ....... 172
C
N Netwerken .................................. 315 Niet-wedstrijdgerichte vormen .... 15 Non-verbale communicatie ....... 229 Notuleren .................................... 282
506
P Papegaaien ................................. 258 Parafraseren ............................... 258 Persbericht ................................. 137 Poulesysteem ............................... 31 Pr ................................................. 134 Pr-doelen .................................... 136 Pr-middelen ................................ 137 Primair onderwijs ....................... 486 Prioriteiten .................................. 193 Profitorganisatie ........................ 445 Promotie ....................................... 54 Public relations ........................... 134 Publieksgroepen ........................ 137
R Raamagenda .............................. 283 Reflecterende vraag ................... 254 Relationele aspect ...................... 240 Ridiculiseren ............................... 289 Rondvraag .................................. 284 Roulatiesysteem ........................... 34 RSO-norm ................................... 204 Ruis .............................................. 225
S Seksuele intimidatie .................. 439 Selectief luisteren ....................... 226 Social media ............................... 146 Sociale kaart ............................... 310 Spin-off ....................................... 120 Sportbond ................................... 434
C
(m OP et YR co IG nc H ep T B tb O ee O ld M en B en ER zo OE nd PS er O ta ND al E re R da W ct IJS ie )
Sportcultuur. .............................. 198 Sportieve recreatie ..................... 474 Sportinfrastructuur .................... 197 Sportkoepel ................................ 423 Sportraad .................................... 153 Statuten ...................................... 425 Suggestieve vraag ...................... 254 T Teamrol ....................................... 345 Tevredenheidsonderzoek .......... 113 Traditie .......................................... 54
U Uitdaagsysteem ............................ 24 Unanimiteit ................................. 302 Urgent ......................................... 371
V Valkuil ......................................... 344 Verbale communicatie ............... 228 Verblijfsrecreatie ........................ 478 Vergrijzing ................................... 176 Verkleuring .................................. 178 Visualiseren ................................. 335
W W.v.t.t.k. ...................................... 284 Wat verder ter tafel komt ........... 284 Websurvey .................................. 115 Wedstrijdformaliteiten ............... 374 Wedstrijdgerichte vormen ........... 15 Werkbespreking .......................... 369
Z Zakelijke aspect .......................... 239 Zapgedrag ................................... 186 Zender ......................................... 221 Zondebok .................................... 350
507