Gaillac
De négrette dankt zijn naam aan zijn donkere schil. Hij is perfect aangepast aan de warmte en de arme, onvruchtbare grond van Fronton. De druif is wel veeleisend: hij heeft een dunne schil, kan
slecht tegen vocht, is gevoelig voor oxidatie en heeft een lage zuurgraad. Hij levert doorgaans zeer fruitige, slanke, soepele wijnen op, die wat structuur missen en nauwelijks rijpingspotentieel heb-
ben. Het karakter van de rode wijnen uit Fronton varieert overigens sterk door hun druivensamen-
stelling (variërend van 40 tot 100 procent négrette bijvoorbeeld) en de bodems waarop de stokken
aangeplant staan. Met name de arme en sterk kiezelhoudende bodems in het dal van de Tarn vormen een interessant terroir.
De regio is behoorlijk dynamisch; het beplante oppervlak stijgt gestaag en er wordt volop geëxperi-
menteerd door nieuwkomers in de regio. Niettemin wordt wijn uit Fronton hoofdzakelijk in de omgeving van Toulouse geconsumeerd. De ‘slobberwijnen’ uit Fronton worden ook wel de ‘Beaujolais van Toulouse’ genoemd. n Gaillac
Gaillac ligt langs de rivier de Tarn, ten noordoosten van Toulouse, en is vernoemd naar het plaatsje Gaillac. De grootste plaats in het gebied is Albi. Gaillac wordt wel genoemd als een van de oudste wijnstreken van Frankrijk. De Romeinen maakten er in elk geval al wijn in de eerste eeuw na Chr., maar sommige bronnen lijken aan te tonen dat er hier al voor de komst van de Romeinen wijncul-
tuur was. Ook in de middeleeuwen genoten de wijnen van Gaillac een reputatie die tot ver over de
Hoofdstuk 18 - Zuidwest-Frankrijk (2022-2023)
TERUG NAAR INHOUD
163