les
20
Beeldspraak 1
Je onderscheidt objectieve en subjectieve foto’s en teksten
2
3
Je kent het onderscheid tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik en je kunt voorbeelden benoemen
Beelden vind je overal
5
Je denkt na over de betekenis en het effect van beelden in poëzie
Je staat kritisch tegenover beelden die je in het dagelijks leven tegenkomt
IN
1
4
Je kent de belangrijkste vormen van beeldspraak en figuurlijk taalgebruik: metafoor, vergelijking, synesthesie en personificatie
Je komt elke dag in contact met honderden foto’s. Posters in de klas, kaartjes tussen je schoolagenda, foto’s in de krant en affiches onderweg naar huis brengen je allemaal beelden. In dit deel gaan we na waarom foto’s voor ons zo belangrijk zijn.
VA N
Sommige foto’s hebben een belangrijke functie en proberen ons iets bij te leren of willen iets verduidelijken. Andere foto’s dienen dan weer ter illustratie en proberen bijvoorbeeld een krantenartikel aantrekkelijker te maken.
Foto’s kunnen ook een vorm van kunst zijn, net zoals schilderijen, beeldhouwwerken, muziek en literatuur. Als een kunstenaar een foto neemt en bewerkt, dan doet hij meer dan alleen maar de wereld weergeven. Hij wil een boodschap overbrengen of een gevoel uitdrukken. 1 Bekijk aandachtig de volgende foto’s. a b
Gaat het om een foto uit de krant, om een kunstfoto of nog iets anders? Wat is het doel van de foto: de werkelijkheid weergeven of persoonlijke gevoelens overbrengen? 1
2
6
7
8
9
10
4
©
5
3
LES 20 Beeldspraak
195