Barbaresco
Net als in Barolo was het tot de jaren tachtig van de vorige eeuw de algemene praktijk dat druiven erg laat werden geplukt, de extractie en maceratie lang duurde en de wijnen jarenlang rijpten in
grote houten foeders. Dit leverde tannineuze, vaak erg drogende wijnen op. Bij moderne vinificatiemethoden (gisting in rvs, kortere maceratie, kortere rijpingsperiode op Franse barriques) komt
het fruit meer op de voorgrond. Een combinatie van de ‘oude’ en de ‘nieuwe’ school zien we ook.
Langzaam beweegt de trend zich weer naar een lange schilinweking (tot ruim een maand) en het gebruik van oude foeders.
Voor specifieke wijngaarden (cru’s) worden in Piemonte soms de woorden sorì of bricco
gebruikt. Deze woorden komen uit het Piemontese dialect. Sorì is de naam voor een ideale, zuidelijk geöriënteerde helling (waar de sneeuw het eerst smelt) en met bricco of bric wordt het beste perceel op de meest geschikte heuvel aangeduid. Barbera d’Asti DOCG
Met een omvang van zo’n 3.950 ha is deze DOCG, als zodanig erkend in 2008, goed voor ruim
225.000 hl wijn per jaar. De productie is uitsluitend rood. Er zijn twee subzones: Astiano (of Colli
Astiani) en Tinella. Deze twee namen zijn alleen voorbehouden aan de Superiore-versie van Barbera d’Asti. De subzone Nizza kreeg in 2014 een eigen DOCG-erkenning.
Voorgeschreven is minimaal 90 procent barbera, eventueel aangevuld met 10 procent niet-
aromatische druivenrassen uit de regio, waaronder freisa, grignolino en dolcetto. Als minimaal
Hoofdstuk 21 - Italië (2022-2023) TERUG NAAR INHOUD
73