daar zijn vlak onder het bodemoppervlak bontzandsteen en Muschelkalk (schelprijk kalksteen van 240 miljoen jaar geleden) te vinden. Afzettingen uit het jura en het krijt komen in de Ach-
terhoek weinig voor aan de oppervlakte. In het kwartair is vooral zand afgezet, vaak vermengd met grind en soms met klei. Het grootste deel van de bodems in de Achterhoek heeft zand als moedermateriaal. De bovenlaag bestaat op veel plaatsen uit dekzand. Zand heeft weinig voe-
dingsstoffen, dus de bodems zijn vaak arm. Langs de rivieren Oude IJssel, IJssel en Berkel zijn als gevolg van overstromingen kleidelen bezonken. In deze kleiachtige afzettingen hebben zich zogenaamde vaaggronden gevormd. Dit zijn minerale, niet uit organisch materiaal bestaande
gronden, die over het algemeen jong zijn en weinig veranderd zijn door bodemvorming. Vaag-
gronden zijn vaak lichtgekleurd en hebben een humusarme bovengrond. Klimaat
Nederland heeft een gematigd zeeklimaat met neerslag in alle jaargetijden. Voor wijnbouw is het
wisselvallige Nederlandse klimaat een behoorlijke uitdaging. Westenwinden voeren vaak depressies aan vanaf de Atlantische Oceaan en de zonintensiteit is laag. Niet alleen is het vrij koud
(met kans op voorjaarsvorst), maar het is ook vochtig, wat vaak tot schimmelgroei leidt. Vooral meeldauw en valse meeldauw komen in Nederlandse wijngaarden veel voor.
De klimaatverschillen binnen ons land zijn niet erg groot. De gemiddelde temperaturen in het
groeiseizoen (april-oktober) verschillen niet veel. Maastricht heeft een gemiddelde jaartemperatuur van 10,2 °C en in het groeiseizoen een gemiddelde temperatuur van 14,3 °C; in de Achterhoek is de gemiddelde jaartemperatuur 9,8 °C en de gemiddelde temperatuur in het groeisei-
zoen 13,9 °C. Het warmtegetal (de optelsom van alle temperaturen boven 18 °C) is in Zuid-Lim-
burg hoger dan in de Achterhoek, wat Limburg voor druiven in het groeiseizoen gunstiger maakt,
vooral tijdens de rijping. Zeeland heeft met zo’n 10,8 °C de hoogste gemiddelde jaartemperatuur. Beduidend koeler is het in Friesland, waar druiven enkele weken later rijp worden en minder suikers opbouwen dan in Limburg. Ook op Texel is het koel, waardoor de wijnstok langzaam groeit en de oogst wat later plaatsvindt dan in bijvoorbeeld de Achterhoek of Limburg. Door de vaak harde wind op Texel hebben de druivenstokken daar wel weer minder last van schimmels.
De hoeveelheid zonuren verschilt per gebied wel aanzienlijk. Langs de kust is het aantal zonuren het hoogst en is er doorgaans minder bewolking. De wijngaarden in Zeeland profiteren
hiervan. De Achterhoek en Zuid-Limburg kennen slechts zo’n 1.550 zonuren per jaar. Ook wat de gemiddelde neerslag betreft zijn de verschillen binnen Nederland redelijk groot. Veel neer-
slag is overigens niet overal een probleem. Dat in Zuid-Limburg vaak meer neerslag valt, is voor
de wijnstokken niet erg, want het grondwater zit op kalksteenplateaus erg diep en op hellingen is de afwatering goed.
Een factor die mede het klimaat in de wijngaard bepaalt, is het reliëf en de ligging op de zon. Op
hellingen, vooral zuidhellingen, hebben de druiven een betere zonexpositie, wat de rijping bevor-
dert. Bovendien kan op hellingen de wind goed bij de stokken en worden druiven droog geblazen.
TERUG NAAR INHOUD
244
Hoofdstuk 30 - Benelux en Groot-Brittannië (2022-2023)