drank voor álle Fransen en niet meer alleen voor een elite. Vooral tussen 1830 en 1870 beleefde de Franse wijnbouw een grote groei. In deze periode werden ook het klassement van Bordeaux
(1855) en de classificatie in de Bourgondische Côte d’Or (ook 1855) opgesteld. Zelfs de conjunc-
turele dip rond 1850 had nauwelijks invloed op de bloei van de Franse wijnbouw in het midden van de negentiende eeuw. Een grote stimulans voor de wijnbouw vormde ook de aanleg van spoorlijnen. Vooral de Languedoc profiteerde hiervan; Parijs werd voorzien van grote hoeveel-heden goedkope wijn uit de Languedoc.
Napoleons en wijn Napoleon Bonaparte, die zichzelf in 1804 kroonde tot keizer van Frankrijk, heeft met zijn
Code Napoléon een belangrijke invloed gehad op de verdeling van wijngaardbezittingen in
Frankrijk. Vóór de Franse Revolutie was alleen de oudste zoon wettig erfgenaam, maar in de Code Napoléon is vastgelegd dat alle kinderen recht hebben op een even groot erfdeel, in-
clusief onroerende goederen. Het gevolg hiervan ziet men, op soms dramatische wijze, terug in de versnippering van wijngaardpercelen in de Bourgogne. Napoleon was zelf overigens
een zeer groot wijnliefhebber; hij hield vooral van champagne en Chambertin (rode Bourgog-
ne). Van deze laatste wijn nam hij zelfs vaten mee op veldtochten! Ook zijn zoon, Napoleon II (1811-1832) liet zich niet onbetuigd op wijngebied. Onder zijn heerschappij werd de Limburgse wijncultuur, die in de zuidelijke Nederlanden indertijd floreerde, vrijwel geheel uitgeroeid.
De wijnbouw in de Nederlanden werd verboden om de concurrentie voor de Franse wijnbouw te elimineren en zodoende de Franse wijnbouw te beschermen. Keizer Napoleon III (18081873) ten slotte gaf in 1855 wijnhandelaren in Bordeaux opdracht tot een classificatie van wijngaarden in het kader van de Wereldtentoonstelling in Parijs.
Neergang en herstel; herstructurering en regulering De ‘gouden eeuw’ van de Franse wijnbouw duurde tot ongeveer 1870. Daarna volgde een lange
periode van neergang, die werd gevolgd door een langzaam maar glorieus herstel. Dit gold niet alleen voor de binnenlandse wijnmarkt, maar ook voor de groeiende Europese exportmarkt.
De neergang begon in de tweede helft van de negentiende eeuw met drie grote problemen in de wijngaarden: de komst van de schimmelziekte oïdium (echte meeldauw), het arriveren van de
vraatzuchtige druifluis phylloxera vastatrix en tot slot het oprukken van de schimmelziekte mildiou
(valse meeldauw). Oïdium was al voor het eerst in Frankrijk waargenomen in 1847, maar na 1855
werden de problemen serieus. De phylloxera kwam in het begin van de jaren zestig van de negen-
tiende eeuw in Zuid-Frankrijk aan land, vermoedelijk meegereisd op geïmporteerde druivenstokken uit Amerika. Vanaf 1870 nam hij steeds sneller bezit van het Franse wijngaardareaal en uiteindelijk
van bijna alle Europese wijngaarden. Mildiou stak rond 1880 de kop op in de Bordeaux. Niet alleen hebben de genoemde ziekten vrijwel alle wijngaarden verwoest, ook hebben ze de teeltcultuur van wijnstokken wezenlijk – en blijvend – veranderd.
Hoofdstuk 7 - Frankrijk algemeen (2022-2023)
TERUG NAAR INHOUD
17